11

Harry schudde me twee uur later wakker. Ze was klaar met het baden en het föhnen en wat er verder nog aan bijplamuren te pas kwam. We pakten ons dik in en liepen naar buiten, waar we ons moeizaam een weg zochten naar de rue St. Cathérine. Het sneeuwde niet meer, maar alles was bedekt met een dik pak dat ervoor zorgde dat het gewone stadsrumoer gedempt klonk. Straatnaambordjes, brievenbussen en geparkeerde auto’s hadden allemaal een witte bontmuts op.

Het was niet druk in het restaurant en er was meteen een tafeltje beschikbaar. Toen we het eten hadden besteld, vroeg ik wat haar cursus inhield.

‘Het is echt indrukwekkend. Ik heb totaal nieuwe manieren van denken en zijn geleerd. Ik bedoel niet een of ander oosters gezeik over mystiek. En ik heb het ook niet over drankjes of kristallen of dat gelul over astrale projectie. Ik bedoel dat ik leer hoe ik mijn eigen leven volledig zelf in de hand kan krijgen.’

‘Hoe?’

‘Hoe?’

‘Hoe.’

‘Ik leer mijn eigen identiteit kennen en ik put nieuwe krachten uit een spirituele herleving. Mijn innerlijke vrede neemt toe dankzij holistische leef- en gezondheidsregels.’

‘Spirituele herleving?’

‘Je moet me niet verkeerd begrijpen, Tempe. Dit is niet zoiets als de wedergeboorte waar die verdomde dominees thuis altijd over preken. Hier komt helemaal geen boetedoening aan te pas, of tegenover Onze-Lieve-Heer van je blijdschap getuigen en dat gedoe over de rechtvaardigen die door het vuur gaan en zo.’

‘In welk opzicht is het anders?’

‘Dat gaat allemaal over verdoemenis en schuld en het aanvaarden dat je een zondaar bent en dat je je moet overgeven aan de Heer zodat Hij voor je zal zorgen. Die gang van zaken hebben de nonnen me niet eens aan kunnen praten en achtendertig jaar in het volle leven hebben me niet van gedachten doen veranderen.’

Harry en ik hadden in onze jeugd op katholieke scholen gezeten.

‘Dit gaat over hoe ik voor mezelf kan zorgen.’ Ze priemde met een gemanicuurde vinger naar haar borst.

‘Hoe?’

‘Tempe, zit je me soms uit te lachen?’

‘Nee. Ik zou graag willen weten hoe je dat doet.’

‘Het is een kwestie van doordringen tot je eigen geest en lichaam en vervolgens jezelf te reinigen.’

‘Harry, dat is allemaal puur jargon waar je nu mee aankomt. Hoe doe je dat dan?’

‘Nou, je moet de juiste dingen eten en op de juiste manier ademhalen en… is het je opgevallen dat ik geen bier wilde hebben? Dat hoort bij de reiniging.’

‘Heb je veel geld moeten betalen voor deze cursus?’

‘Dat heb ik je toch verteld. Ik hoef helemaal geen inschrijfgeld te betalen en ze hebben me het vliegticket gewoon gegeven.’

‘En in Houston dan?’

‘Nou ja, ik moest natuurlijk wel wat betalen. Ze moeten er wel iets voor vragen. Dit zijn heel belangrijke mensen.’

Op dat moment arriveerde ons eten. Ik had lamskhorma besteld. Harry had een vegetarische rijst met kerrie-schotel genomen.

‘Zie je wel?’ Ze wees op haar bord. ‘Voor mijn geen dode beesten meer. Ik wil zuiver worden.’

‘Waar heb je die cursus ontdekt?’

‘Aan de volksuniversiteit van North Harris County.’

Dat klonk betrouwbaar.

‘Wanneer moet je hier beginnen?’

‘Morgen. Het seminar duurt vijf dagen. Ik zal je er alles van vertellen, echt waar. Ik zal je iedere avond als ik thuiskom precies vertellen wat we hebben gedaan. Ik kan toch wel bij jou blijven logeren, hè?’

‘Natuurlijk. Ik ben echt blij om je te zien, Harry. En ik ben ontzettend benieuwd naar wat je gaat doen. Maar ik moet maandag alweer naar Charlotte.’ Ik rommelde in het achterste vak van mijn handtas op zoek naar de reservesleutels die ik daar altijd in heb zitten en gaf ze aan haar. ‘Je bent van harte welkom en je mag de flat net zo lang gebruiken als je hem nodig hebt.’

‘Geen wilde feestjes,’ zei ze, terwijl ze zich vooroverboog en met een strenge vinger naar me wees. ‘Ik heb ervoor gezorgd dat iemand het huis in de gaten houdt.’

‘Ja, ma,’ antwoordde ik. Dat verzinsel over iemand die op het huis lette, was waarschijnlijk ons oudste familiegrapje.

Ze trakteerde me op een stralende Harry-glimlach en stopte de sleutel in de zak van haar spijkerbroek.

‘Bedankt. Maar genoeg over mij, ik zal je eens vertellen wat Kit nu weer van plan is.’

Het volgende halfuur zaten we te praten over de allernieuwste onderneming van mijn neef. Christopher ‘Kit’ Howard was het product van haar tweede huwelijk. Hij was net achttien geworden en had van zijn vader een forse som geld gekregen. Kit had een vijftien meter lange zeilboot gekocht die hij nu aan het opknappen was. Waarom wist Harry eigenlijk niet.

‘Vertel me nog eens hoe Howie aan zijn naam is gekomen.’ Ik kende het verhaal, maar ik vond het prachtig om het haar te horen vertellen.

‘Howies mama ging er meteen na de geboorte vandoor en zijn papa was ’m toen allang gesmeerd. Ze liet Howie achter op de stoep van het weeshuis in Basic, Texas, met een briefje aan z’n deken gespeld. Daarop stond dat ze nog wel terug zou komen en dat de baby Howard heette. De mensen van dat weeshuis wisten niet zeker of mama zijn voor- of zijn achternaam had bedoeld, dus namen ze geen enkel risico. Ze doopten hem Howard Howard.’

‘Wat doet Howie tegenwoordig?’

‘Hij verzamelt nog steeds oliebronnen en hij zit achter elk grietje aan dat zich in West-Texas vertoont. Maar Kit en ik kunnen van hem krijgen wat we willen.’

Toen we klaar waren, haalde de kelner de borden weg en ik bestelde koffie. Harry bedankte, omdat stimulantia slecht waren voor het proces van haar reinwording.

We waren even stil, toen: ‘En waar had die cowboy nu met je afgesproken?’

Ik hield op met roeren en zat even te piekeren wat ze bedoelde. Cowboy?

‘Die smeris met die lekkere kont.’

‘Ryan. Die zit in een tent die Hurley’s heet. Vandaag is het Sint Pat…’

‘Verrek, ja.’ Haar gezicht werd ernstig. ‘Ik vind dat we het aan onze afkomst verschuldigd zijn een ronduit fantastische beschermheilige te eren, ook al is het maar op een bescheiden manier.’

‘Harry, ik heb een lange…’

‘Tempe, als St. Pat er niet was geweest zouden onze voorouders opgegeten zijn door slangen en zouden wij niet eens hebben bestaan.’

‘Ik wil niet zeggen…’

‘En helemaal nu, in een tijd dat Ieren het zo moeilijk hebben…’

‘Daar gaat het helemaal niet om en dat weet je best.’

‘Hoever is Hurley’s hiervandaan?’

‘Een paar straten.’

‘Nou dan.’ Ze hief haar handen op. ‘We gaan er gewoon naartoe, we luisteren naar een paar liedjes en we gaan weer weg. Het is geen operavoorstelling, we zijn niet verplicht om de hele avond te blijven.’

‘Dat heb ik al eens eerder gehoord.’

‘Nee, heus. Ik beloof het. Zo gauw jij weg wilt, smeren we ‘m. Hoor eens, ik moet morgen ook vroeg op.’

Dat maakte niet de minste indruk op me. Harry is zo’n type dat dagenlang door kan gaan zonder te slapen.

‘Tempe. Je moet je toch niet voor alles afsluiten.’

Dat raakte me wel.

‘Nou, goed. Maar…’

‘Hie-hoo. In de hoop dat de heiligen over je zullen waken, deugniet,’ zei ze met een aangedikt Iers accent.

Toen ze haar hand opstak en om de rekening vroeg, had ik al het gevoel dat er een steen op mijn maag lag. Er was een tijd dat ik dol was op Ierse kroegen. Op allerlei soorten kroegen. Ik had geen zin om dat boek weer open te slaan en ik was al helemaal niet van plan om er een nieuwe bladzijde aan toe te voegen.

Niet zo somber, Brennan. Waar ben je bang voor? Je bent al eerder naar Hurley’s geweest en ie hebt geen vaten bier verzwolgen. Klopt. Waarom dan zo zenuwachtig?

Harry liep gezellig te kletsen terwijl we via Ste. Cathérine naar Crescent liepen. Om halftien was het al behoorlijk druk op de trottoirs, waar de stelletjes en de stappers zich vermengden met het winkelende publiek en de toeristen. Iedereen droeg dikke jassen, mutsen en sjaals. De mensen zagen er fors en lijvig uit, als heesters die voor de winter afgedekt en ingepakt waren.

Het gedeelte van Crescent boven Ste. Cathérine is de straat waar de Engelstalige bevolking in de vrijgezellenbars en de trendy restaurants aan weerszijden op zoek gaat naar dromen. Het Hard Rock Cafe. Thursdays. Sir Winston Churchill’s. In de zomer zitten de balkons vol toeschouwers die aan een drankje nippen en de romantische rondedans beneden aanschouwen. In de winter verhuist het hele spektakel naar binnen.

Met uitzondering van de stamgasten van Hurley’s gaat vrijwel niemand ooit naar het stuk van Crescent onder Ste. Cathérine. Behalve op Sint Patricks-dag. Toen we bij de kroeg aankwamen, stond er een rij wachtenden vanaf de ingang via de trappen naar boven tot halverwege de hoek.

‘O, verdorie, Harry, ik wil hier niet gaan staan blauwbekken.’ Ik had geen zin om iets over het aanbod van Ryan te zeggen.

‘Ken je niemand die hier werkt?’

‘Ik kom hier bijna nooit.’

We sloten ons aan bij de rij en bleven zwijgend staan, schuifelend met onze voeten om warm te blijven. Die beweging herinnerde me aan de nonnen in Memphrémagog en daardoor moest ik weer denken aan het onafgemaakte Nicolet-rapport. En aan de dagboeken op mijn nachtkastje. En aan het rapport over de dode baby’s. En aan de colleges die ik de week erop in Charlotte zou moeten geven. En aan een lezing die ik van plan was te houden bij de bijeenkomsten van de Vereniging voor Fysische Antropologie. Ik voelde m’n gezicht verstijven in de kou. Waarom liet ik me toch altijd door Harry ompraten?

Om tien uur ’s avonds is de uittocht van kroeggasten vrijwel te verwaarlozen. Na een kwartier waren we ongeveer een halve meter opgeschoten.

‘Ik heb het gevoel dat ik zo’n opgetutte diepvriestaart ben,’ zei Harry. ‘Weet je zeker dat je niemand kent die binnen zit?’

‘Ryan zei dat ik zijn naam kon noemen als ik lang moest wachten.’ Mijn beginselen van gelijkheid hadden het zwaar te verduren onder de opdringende onderkoeling.

‘Grote zus, waar zitten je hersens?’ Harry zag er totaal geen been in om misbruik te maken van een mogelijk voordeeltje.

Ze rende als een pijl uit de boog het trottoir over en verdween in het begin van de rij. Een paar tellen later zag ik haar bij een zijdeur, geflankeerd door een bijzonder uit de kluiten gewassen vertegenwoordiger van de Irish National Football Club. Ze stonden me allebei te wenken. Terwijl ik de blikken van de mensen die nog steeds in de rij stonden vermeed, schoot ik de trap af en glipte naar binnen.

Ik liep achter Harry en haar gids aan door het doolhof van ruimtes dat Hurley’s Irish Pub vormt. Elke stoel, richel, tafel en barkruk, elke vierkante centimeter vloeroppervlak werd in beslag genomen door in het groen gehulde bezoekers. Posters en spiegels maakten reclame voor Bass, Guinness en Kilkenny Cream Ale. De hele tent rook naar bier en er hing zo’n dikke walm sigarettenrook dat je er tegenaan kon leunen.

We wurmden ons langs stenen muren, tussen tafels, leren armstoelen en biervaten door en uiteindelijk om een eikenhouten, met koper beslagen bar. Het geluidsniveau was ver boven het wettelijk maximum op start- en landingsbanen.

Toen we om de hoofdbar heen gelopen waren, zag ik Ryan zitten op een houten kruk voor een van de achterkamers. Hij zat met zijn rug tegen een bakstenen muur, met een van zijn voeten om de voetring van de kruk gekruld. Zijn andere been lag languit over de zittingen van twee lege krukken rechts van hem. Zijn hoofd werd omlijst door een vierkante opening in het baksteen, afgezet met bewerkt groen hout.

Door het gat kon ik een trio zien, dat op een fluit, een viool en een mandoline speelde. Binnen waren de tafeltjes in een kring opgesteld en in het midden stonden vijf dansers te hopsen in een onmogelijk kleine ruimte. Drie vrouwen dansten redelijke jigs, maar de jonge mannen stonden gewoon van het ene been op het andere te springen en bier te morsen over alles wat zich in een straal van vijf meter bevond. Niemand scheen zich er druk over te maken.

Harry omhelsde de voetballer en hij loste weer op in de menigte. Ik vroeg me af hoe Ryan het had klaargespeeld om twee krukken vrij te houden. En waarom. Ik kon niet beslissen of zijn zelfvertrouwen me irriteerde of dat ik het eigenlijk wel leuk vond.

‘Dat ik dit nog mag beleven,’ zei Ryan toen hij ons in de gaten kreeg. Ook zijn tongval was aangedikt Iers. ‘Wat leuk dat jullie toch nog langskomen, meiden. Ga zitten en neem het ervan.’ Hij moest schreeuwen om zich verstaanbaar te maken.

Ryan haakte zijn ene voet om een van de lege krukken, trok hem naar voren en klopte op de zitting. Zonder ook maar een moment te aarzelen trok Harry haar jack uit, hing het over de kruk en ging zitten.

‘Op één voorwaarde,’ schreeuwde ik terug.

Hij trok zijn wenkbrauwen op en gaf me de volle lading blauw. ‘Hou op met dat boerse gedoe.’

‘Dat noem ik nou nog eens zoete broodjes bakken.’ Ryan moest zo hard praten dat de aderen in zijn nek opzwollen.

‘Ik meen het, Ryan.’ Dit volume hield ik nooit vol.

‘Oké, oké. Ga nou maar zitten.’

Ik liep naar de verste kruk.

‘En dan zal ik een lekker glaasje limonade voor je bestellen.’

Harry brulde.

Ik voelde mijn mond openvallen, maar toen stond Ryan op en ritste mijn jack open. Hij legde het over de kruk en ik ging zitten.

Ryan wapperde naar een serveerster en bestelde een Guinness voor zichzelf en een cola light voor mij. Opnieuw voelde ik me gepikeerd. Was ik écht zo voorspelbaar?

Hij keek Harry aan.

‘Ik neem hetzelfde.’

‘Cola light?’

‘Nee. Dat andere.’

De serveerster verdween.

‘En hoe zit het dan met dat reinigingsproces?’ brulde ik in Harry’s oor.

‘Wat?’

‘Het reinigingsproces?’

‘Van één biertje zal ik geen vergiftiging oplopen, Tempe. Zo fanatiek ben ik nou ook weer niet.’

Aangezien je moest schreeuwen om een gesprek gaande te houden, vestigde ik mijn aandacht maar op de band. Ik ben opgegroeid met Ierse muziek en die oude liedjes doen me altijd denken aan mijn jeugd. Aan het huis van mijn grootmoeder. Oude dames, een vet Iers accent en canasta. Het opklapbed. Danny Kaye op de zwartwit-tv. In slaap vallen bij de lp’s van John Gary. Ik had het gevoel dat deze muzikanten naar oma’s idee een tikje te luid waren. Een beetje te veel versterkt.

De solozanger begon met een liedje over een wilde zwerver. Dat liedje kende ik ook en ik zette me schrap. Bij het refrein begonnen de handen mee te klappen in een vijfkwartsmaat. Bam! Bam! Bam! Bam! Bam! De serveerster arriveerde bij het laatste gedreun.

Harry en Ryan zaten te kletsen, maar hun woorden gingen verloren in de herrie. Ik nam een slok van mijn drankje en keek om me heen. Hoog op de muur zag ik een rij bewerkte houten schilden, totems van aloude families. Of waren het clans? Ik keek of ik er een bij zag met de naam Brennan, maar het was te donker en te rokerig om het merendeel te kunnen lezen. Crone? Nee.

De groep begon aan een liedje dat oma ook leuk zou hebben gevonden. Het ging over een jonge dame die haar had vastgebonden met een zwartfluwelen lint.

Ik bekeek een rij foto’s in ovalen lijsten, portretten van mannen en vrouwen op hun zondags uitgedost. Wanneer waren die genomen? 1890? 1910? De gezichten stonden even grimmig als die in de Birks Hall. Misschien zaten die hoge kragen niet zo lekker.

Twee schoolklokken gaven de tijd aan in Dublin en in Montreal. Halfelf. Ik keek op mijn horloge. Yep.

Een paar liedjes later wist Harry mijn aandacht te trekken door met beide armen te zwaaien. Ze zag eruit als een scheidsrechter die protesten wegwuift. Ryan hield zijn lege bierpul omhoog.

Ik schudde mijn hoofd. Hij zei iets tegen Harry en stak toen twee vingers op.

Daar begint het gesodemieter, dacht ik.

Terwijl de band aan een reel begon, zag ik Ryan de kant op wijzen waar we binnen waren gekomen. Harry gleed van haar kruk af en verdween in de mensenmenigte. Dat had je met die nauwe spijkerbroeken. Ik wilde er niet eens aan denken hoe lang ze zou moeten wachten. Alweer zo’n punt waarop wij vrouwen in het nadeel zijn.

Ryan pakte Harry’s jack op, gleed op haar plaats en legde de jas over de kruk waarop hij had gezeten. Hij boog zich voorover en toeterde in mijn oor.

‘Weet je zeker dat jullie dezelfde moeder hebben?’

‘En dezelfde vader.’ Ryan rook naar iets dat op rum met talkpoeder leek.

‘Hoe lang woont ze al in Texas?’

‘Sinds Mozes de uittocht uit Egypte leidde.’

‘Moses Malone?’

‘Negentien jaar.’ Ik zat een beetje te wiebelen en keek naar de ijsklontjes in mijn cola. Ryan had het volste recht om met Harry te praten. Je kon toch geen fatsoenlijk gesprek voeren, dus waarom voelde ik me dan afgezeken?

‘Wie is die Anna Goyette?’

‘Wat?’

‘Wie is Anna Goyette?’

De band stopte midden in zijn zin en de naam denderde door de relatieve stilte.

‘Jezus, Ryan, je kunt net zo goed een advertentie plaatsen.’

‘We zijn een beetje lichtgeraakt vanavond. Te veel cafeïne?’ Hij grinnikte.

Ik keek hem nijdig aan.

‘Dat is niet goed op jouw leeftijd.’

‘Het is op geen enkele leeftijd goed. Hoe kom jij aan de naam van Anna Goyette?’

De serveerster bracht de drankjes en lachte evenveel tanden tegen Ryan bloot als mijn zuster op haar allervriendelijkst. Hij betaalde en gaf haar een knipoogje. Hè, ja.

‘Je bent niet bepaald lollig gezelschap,’ zei hij nadat hij een van de biertjes op de richel boven Harry’s jas had gezet.

‘Daar moet ik dan iets aan doen. Hoe kom jij aan de naam van Anna Goyette?’

‘Ik liep Claudel tegen het lijf bij dat gedonder met die motorbende en toen kregen we het erover.’

‘Waarom in vredesnaam?’

‘Hij vroeg me ernaar.’

Ik kon nooit hoogte krijgen van Claudel. Hij stuurt mij met een kluitje het riet in en praat dan met Ryan over mijn telefoontje.

‘Maar wie is ze nu eigenlijk?’

‘Anna is een studente van McGill. Haar tante vroeg me of ik erachter kon komen waar ze uithing. Het is niet bepaald een zaak à la Hoffa.’

‘Claudel zegt dat ze een bijzonder interessante jongedame is.’

‘Wat heeft dat voor de donder te betekenen?’

Harry koos precies dat moment uit om zich weer bij ons te voegen.

‘Poeh, kinders. Als jullie moeten piesen, kun je dat maar beter ruim van tevoren inplannen.’

Ze keek naar de veranderde opstelling en ging op de kruk links naast Ryan zitten. Alsof ze een seintje hadden gekregen begon de band net op dat moment te zingen over ‘whiskey in a jug’. Harry deinde en klapte mee tot een kerel met een geruite pet en groene bretels op haar af kwam hopsen en haar hand pakte. Ze sprong op en liep met hem mee naar de achterkamer waar twee jongemannen opnieuw bezig waren met het imiteren van een reiger. Harry’s partner had een behoorlijke buik en een zacht, rond gezicht. Ik hoopte dat ze hem niet het leven zou kosten.

Ik keek op mijn horloge. Kwart voor twaalf. Mijn ogen brandden van de rook en mijn keel was schor van het schreeuwen.

En ik amuseerde mezelf.

En ik had trek in een borrel.

Serieuze trek.

‘Hoor eens, ik barst van de hoofdpijn. Zodra Ginger Rogers van de dansvloer afkomt, ga ik ervandoor.’

‘Doe wat je niet laten kunt, meid. Je hebt het voor een eerste keer keurig gedaan.’

‘Jezus, Ryan. Ik ben hier wel vaker geweest.’

‘Voor de verhalenverteller?’

‘Nee!’ Dat had ik wel overwogen. Ik ben dol op Ierse volksverhalen.

Ik keek toe hoe Harry huppelde en draaide, terwijl haar lange blonde haren rondzwierden. Iedereen keek naar haar. Na een poosje schreeuwde ik in Ryans oor.

‘Weet Claudel waar Anna is?’

Hij schudde zijn hoofd.

Harry en die vent bleven dansen. Zijn gezicht was rood en nat van het zweet en zijn das hing op halfelf. Toen Harry tijdens het dansen met haar gezicht naar mij gekeerd stond, maakte ik zwijgend een gebaar met mijn vinger langs mijn keel. Afkappen.

Ze woof vrolijk terug.

Ik wees met mijn duim naar de uitgang, maar ze had zich alweer omgedraaid.

O, god.

Ryan zat naar me te kijken met een geamuseerd lachje op zijn gezicht.

Ik schonk hem een blik die El Niño had kunnen bevriezen, waarop hij onderuitzakte en beide handen afwerend omhoogstak.

De volgende keer dat Harry zich naar mij toedraaide, maakte ik opnieuw een gebaar, maar ze keek naar iets achter mij met een vreemde blik op haar gezicht.

Om kwart over twaalf werden mijn gebeden verhoord toen de band ging pauzeren. Harry kwam terug, rood aangelopen maar stralend. Haar partner zag eruit alsof hij aan de beademingsapparatuur moest worden gelegd.

‘Poeh! Ik voel me als een knol die een harde rit achter de rug heeft en zonder drooggewreven te zijn op stal is gezet.’

Ze haalde een vinger langs de binnenkant van haar kraag, wipte op haar kruk en sloeg het bier dat Ryan voor haar had besteld achterover. Toen de kerel aanstalten maakte om naast haar te gaan zitten, gaf ze hem een klopje op zijn pet.

‘Dank je wel, kanjer. Ik zie je straks nog wel.’

Hij hield zijn hoofd schuin en keek haar aan met de blik van een jong hondje.

‘Dag-dag.’

Harry wiebelde met haar vingers en de knaap verdween schouderophalend weer in de menigte.

Harry boog zich voor Ryan langs. ‘Tempe, wie is dat daarginds?’ Ze maakte met haar hoofd een gebaar in de richting van de bar achter ons.

Ik wilde me omdraaien.

‘Niet meteen kijken!’

‘Wat?’

‘Die lange magere vent met die bril.’

Ik sloeg mijn ogen ten hemel, wat mijn hoofdpijn geen goed deed. Harry had datzelfde trucje al op schoolfeestjes uitgehaald, als ik weg wilde en zij nog geen zin had om mee te gaan.

‘Ik weet het. Een lekker stuk en hij is echt in mij geïnteresseerd. Hij is alleen verlegen. Dat hebben we allemaal al eens gehad, Harry.’

De band begon aan de volgende reel. Ik stond op en deed mijn jas aan.

‘Bedtijd.’

‘Nee. Echt waar. Die knaap hield je constant in de gaten terwijl ik aan het dansen was. Ik kon hem door het raam zien.’

Ik keek in de richting die ze had aangewezen. Niemand te zien die op haar beschrijving leek.

‘Waar dan?’

Ze tuurde naar de gezichten aan de bar en keek vervolgens over haar schouder naar de andere kant.

‘Echt waar, Temp.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Ik kan hem nu niet meer vinden.’

‘Waarschijnlijk is het een van mijn studenten. Die zijn altijd verbaasd om te zien dat ik me nog zonder stok kan voortbewegen.’

‘Ja, dat zal wel. Die knaap leek ook veel te jong voor jou.’

‘Bedankt.’

Ryan zat naar ons te kijken als opa die het jonge grut in de gaten houdt.

‘Ben je zover?’ Ik ritste mijn jack dicht. En trok mijn wanten aan.

Harry keek op haar Rolex en reageerde vervolgens precies zoals ik had verwacht.

‘Het is nog maar net twaalf uur geweest. Kunnen we niet…’

‘Ik ga ervandoor, Harry. De flat is hier vier straten vandaan en je hebt de sleutel. Als je wilt, kun je best blijven.’

Heel even leek ze te aarzelen, daarna keek ze Ryan aan.

‘Blijf jij hier nog een tijdje?’

‘Geen probleem, beste meid.’

Ze keek mij aan met dezelfde jonge-hondenblik als die vent had gehad.

‘Weet je zeker dat je het niet erg vindt?’

‘Natuurlijk niet.’ Om de donder wel.

Ik legde uit welke sleutels ze moest gebruiken en ze omhelsde me.

‘Ik zal je wel even naar huis brengen,’ zei Ryan terwijl hij zijn hand uitstak naar zijn jas. Mijn beschermer.

‘Nee, dank je wel. Ik ben al een grote meid.’

‘Laat me dan een taxi voor je bellen.’

‘Ryan, ik mag echt allang alleen op straat.’

‘Dan moet je het zelf maar weten.’ Hij ging weer zitten en schudde zijn hoofd.

De koude lucht voelde lekker aan na de hitte en de rook in de pub. Ongeveer een duizendste van een seconde. De temperatuur was gedaald en de wind was aangewakkerd, waardoor de gevoelstemperatuur ongeveer een miljard graden onder nul leek.

Na een paar passen begonnen mijn ogen al te tranen en kon ik voelen dat zich ijs vormde langs mijn neusvleugels. Ik trok mijn sjaal over mijn mond en neus en maakte hem met een dikke knoop vast op mijn achterhoofd. Ik zag eruit als een gek, maar in ieder geval zouden mijn neusgaten niet bevriezen.

Ik stopte mijn handen diep in mijn zakken, hield mijn hoofd omlaag en sjokte verder. Warmer, maar nauwelijks in staat om iets te zien stak ik Crescent over en liep omhoog naar Ste. Cathérine. Er was geen hond op straat.

Ik had net MacKay overgestoken toen ik een ruk aan mijn sjaal voelde en mijn voeten onder me weggleden. Eerst dacht ik dat ik was gestruikeld over een stuk ijs, maar toen besefte ik dat iemand me achteruit trok. Ik was net het oude York Theater voorbij en werd achterwaarts meegesleurd naar de zijkant van het gebouw. Handen draaiden me om en duwden me met het gezicht tegen de muur. Die van mij zaten nog steeds in mijn zakken. Toen mijn gezicht tegen de stenen sloeg, gleed ik onderuit. Op het moment dat mijn knieën de grond raakten, werd ik met mijn gezicht in de sneeuw gedrukt. Ik voelde een zware klap tegen mijn rug, alsof een stevig gebouwd iemand zich op zijn knieën op het smalst van mijn rug liet vallen. De pijn schoot door mijn rug en mijn adem kwam door mijn sjaal met een plof naar buiten. Ik werd languit tegen de grond gedrukt. Ik kon niet zien, ik kon me niet bewegen en ik kon geen lucht krijgen! Ik voelde paniek opkomen en snakte naar adem. Het bloed bonsde in mijn oren.

Ik sloot mijn ogen en het enige waar ik aan dacht, was om mijn mond opzij te krijgen. Ik kreeg een beetje lucht. Nog een beetje. En weer een beetje. Het brandende gevoel verdween en ik kon weer in- en uitademen.

Mijn kaak en mijn hele gezicht deden pijn. Mijn hoofd lag muurvast in een vreemde hoek, met mijn rechteroog vast tegen de bevroren sneeuw gedrukt. Onder me voelde ik iets massiefs en wist dat het mijn tas was. Die had er mede voor gezorgd dat ik geen lucht meer kon krijgen.

Geef hem die tas!

Ik worstelde om los te komen, maar mijn jack en mijn sjaal belemmerden me in mijn bewegingen alsof ik een dwangbuis aanhad. Ik voelde zijn lichaam bewegen. Kennelijk ging hij languit boven op me liggen. En vervolgens hoorde ik zijn ademhaling tegen mijn oor. Hoewel het geluid gedempt werd door de sjaal, klonk het zwaar en snel. Wanhopig, bijna dierlijk van intensiteit.

Niet flauwvallen! Flauwvallen in dit weer betekent doodgaan. Beweeg! Doe iets!

Onder mijn dikke kleren was ik nat van het zweet. Ik voelde voorzichtig met mijn hand door mijn zak, op zoek naar iets. Mijn vingers voelden klam aan in de wollen want.

Daar!

Ik greep mijn sleutels vast. Als hij me ook maar iets los liet, zou ik klaar zijn. Hulpeloos wachtte ik tot zich een kans voor zou doen.

‘Hou ermee op,’ siste een stem in mijn oor.

Hij had gemerkt wat ik deed!

Ik verstijfde.

‘Je weet niet waar je mee bezig bent. Kap ermee!’

Waar moest ik mee kappen? Wie dacht hij dat ik was?

‘Hou ermee op,’ herhaalde hij, terwijl zijn stem trilde van emotie.

Ik kon geen woord uitbrengen en kennelijk verwachtte hij ook geen antwoord. Was het een gek in plaats van een straatrover?

Naar mijn gevoel bleven we daar een eeuwigheid liggen. Auto’s zoefden langs ons heen. Mijn gezicht was totaal gevoelloos geworden en mijn nekwervels voelden aan alsof ze ieder moment konden breken. Ik ademde met mijn mond open, terwijl mijn speeksel op mijn sjaal bevroor.

Blijf kalm. Denk na!

Allerlei mogelijkheden schoten me door het hoofd. Was hij dronken? Stoned? Wist hij niet wat hij moest doen? Zou hij liggen te genieten van een of andere ziekelijke fantasie die hem zou aansporen om in actie te komen? Mijn hart bonsde zo luid dat ik bang was dat dat de aanleiding zou kunnen zijn.

Toen hoorde ik voetstappen. Hij moest ze ook hebben gehoord, want hij verstevigde zijn greep op mijn sjaal en legde een gehandschoende hand over mijn gezicht.

Schreeuw! Doe iets!

Ik kon hem niet zien en daar werd ik gek van.

‘Ga van me af, verdomde smeerlap!’ schreeuwde ik door mijn sjaal heen.

Maar mijn stem klonk alsof hij van kilometers afstand kwam, gesmoord door de dikke laag wol.

Ik hield de sleutels stijf vast, met een hand die in de want drijfnat was van het zweet en spande mijn spieren om ze in zijn oog te rammen als ik de kans kreeg. Plotseling voelde ik dat de sjaal werd aangetrokken en er kwam beweging in zijn lichaam. Hij ging weer op zijn knieën zitten, waardoor zijn volle gewicht op het midden van mijn rug terechtkwam. Door zijn gewicht en mijn tas werden mijn longen weer samengedrukt, waardoor ik opnieuw naar adem begon te snakken.

Met behulp van de sjaal trok hij mijn hoofd omhoog en ramde het toen met zijn hand weer omlaag. Mijn oor klapte tegen ijs en grind en veroorzaakte een vonkenregen achter mijn ogen. Hij deed het nog eens en de vonken begonnen samen te klonteren. Ik voelde bloed op mijn gezicht en proefde het in mijn mond. Ik dacht dat ik iets in mijn nek voelde knappen. Mijn hart hamerde tegen mijn geteisterde ribbenkast.

Ga van me af, ziekelijk brok vullis!

Ik werd licht in mijn hoofd. Mijn gemartelde hersens stelden zich het autopsierapport voor. Mijn autopsierapport. Niets onder haar nagels. Geen verdedigingswonden.

Niet flauwvallen!

Ik worstelde en probeerde te schreeuwen, maar mijn stem was opnieuw nauwelijks hoorbaar.

Plotseling hield het geram op en mijn aanvaller drukte zich weer tegen me aan. Hij zei iets, maar door het gedreun in mijn oren kon ik alleen verminkte geluiden opvangen.

Daarna voelde ik zijn handen tegen mijn rug drukken en zijn gewicht verdween. Laarzen kraakten over het grind en hij was weg.

Wezenloos trok ik mijn handen uit mijn zakken, drukte me omhoog tot ik op handen en knieën lag, draaide me om en ging zitten. Een golf van duizeligheid sloeg over me heen. Ik trok mijn knieën op en stopte mijn hoofd ertussen. Mijn neus liep en bloed of speeksel droop uit mijn mond. Mijn handen trilden toen ik mijn gezicht afveegde met mijn sjaal en ik wist dat ik ieder moment in tranen uit kon barsten.

De kapotte vensters van het verlaten theater rammelden in de wind. Hoe heette het ook alweer? Yale? York? Het leek verschrikkelijk belangrijk. Ik voelde me gedesoriënteerd en zonder dat ik er iets tegen kon doen, begon ik te beven, van de kou, van angst en misschien wel van opluchting.

Toen de duizeligheid voorbij was, stond ik op, schoof voorzichtig langs het gebouw en gluurde om de hoek. Er was niemand te zien.

Ik strompelde met knikkende knieën naar huis en keek bij iedere stap achterom. De paar voetgangers die ik tegenkwam, keken de andere kant op en liepen met een grote boog om me heen. Weer zo’n dronkelap.

Tien minuten later zat ik op de rand van mijn bed en ging na of ik verwondingen had opgelopen. Mijn pupillen waren even groot en helder. Ik voelde me niet verdoofd. Ik was niet misselijk.

De sjaal was zowel een voor- als een nadeel geweest. Hoewel hij mijn aanvaller houvast had gegeven, had hij ook de klappen gedeeltelijk opgevangen. Ik had een paar snij- en schaafwonden aan de rechterkant van mijn hoofd, maar ik dacht niet dat ik een hersenschudding had opgelopen.

Niet slecht voor een slachtoffer van een roofoverval, vond ik terwijl ik tussen de lakens gleed. Maar was het wel een overval geweest? De kerel had niets gestolen. Waarom was hij ervandoor gegaan? Was hij in paniek geraakt en had hij het gewoon opgegeven? Was hij alleen maar dronken geweest? Was hij erachter gekomen dat ik niet was wie hij voor zich dacht te hebben? Seksuele vergrijpen spelen zich zelden af bij temperaturen onder nul. Wat was zijn bedoeling geweest?

Ik probeerde te slapen, maar door de adrenaline werkten mijn hersens nog steeds op volle toeren. Of was het een posttraumatisch syndroom? Mijn handen beefden nog steeds en ik schrok van elk geluidje.

Moest ik de politie bellen? Waarom? Ik was niet echt gewond en er was niets gestolen. En ik had niet eens één blik op die knaap kunnen werpen. Zou ik het aan Ryan vertellen? Om de donder niet, zeker niet na mijn hautaine aftocht. Harry? Geen denken aan.

O, god. Stel je voor dat Harry alleen naar huis komt lopen? Zou hij daar nog steeds rondhangen?

Ik rolde om en keek naar de wekker. Zeven minuten over halfdrie. Waar hing Harry in vredesnaam uit?

Ik raakte mijn gespleten lip aan. Zou het haar opvallen? Waarschijnlijk wel. Harry had het instinct van een wilde kat. Niets ontging haar. Ik dacht na over smoesjes. Deuren doen het altijd goed, of met je smoel tegen het ijs klappen terwijl je handen diep in je zakken gepropt zitten.

Mijn ogen zakten dicht maar vlogen meteen weer open toen ik de knie in mijn rug voelde en die schurende ademhaling hoorde.

Ik keek opnieuw op de klok. Kwart over drie. Bleef Hurley’s zo laat open? Was Harry met Ryan mee naar huis gegaan?

‘Waar ben je, Harry?’ zei ik tegen de blinkende groene cijfers.

Ik lag te wensen dat ze thuis zou komen, omdat ik niet alleen wilde zijn.