14
Ik was woensdagochtend nog maar net op de universiteit toen mijn telefoon overging. Ryans stem overviel me.
‘Ik wil geen weerbericht horen,’ zei hij bij wijze van begroeting.
‘Rond de twintig graden en ik heb een dikke laag zonnebrandcrème op.’
‘Je hebt echt een gemeen trekje, Brennan.’
Ik zei niets.
‘Ik wou het even over St. Jovite hebben.’
‘Steek maar van wal.’ Ik pakte een pen en begon driehoekjes te tekenen.
‘We kennen de namen van de vier uit het bijgebouw.’
Ik wachtte af.
‘Het was een gezin. Moeder, vader en twee zoontjes, een tweeling.’
‘Zover waren we toch zelf ook al?’
Ik hoorde het geritsel van papier.
‘Brian Gilbert, drieëntwintig jaar oud, Heidi Schneider, twintig, en Malachy en Mathias Gilbert, vier maanden.’
Ik verbond mijn onderste rij met een tweede stel driehoeken.
‘De meeste vrouwen zouden diep onder de indruk zijn van mijn speurderskwaliteiten.’
‘Ik hoor niet bij de meeste vrouwen.’
‘Ben je nijdig op me?’
‘Heb ik daar reden toe?’
Ik haalde mijn kiezen van elkaar en zoog mijn longen vol lucht. Het duurde behoorlijk lang voordat hij antwoord gaf.
‘De telefoonmaatschappij had zoals gewoonlijk alle tijd van de wereld, maar maandag kregen we eindelijk de telefoongegevens. Het enige interlokale nummer dat gedurende het afgelopen jaar is gebeld, viel onder het netnummer acht-nul-drie.’
Ik hield midden in een driehoek op.
‘Het schijnt dat jij niet de enige bent wiens hart naar Dixie verlangt.’
‘Leuk hoor.’
‘De tijd die ze daar hebben doorgebracht, hebben ze nooit vergeten.’
‘Waar?’
‘In Beaufort, South Carolina.’
‘Hou je me nou voor de gek?’
‘De oude dame belde zich suf, maar afgelopen winter kwam er een einde aan die telefoontjes.’
‘Waar belde ze naartoe?’
‘Het is waarschijnlijk een woonhuis. De plaatselijke sheriff gaat vandaag op onderzoek uit.’
‘Woonde dat jonge gezin daar?’
‘Niet precies. De link naar Beaufort zette me aan het denken. Er werd vrij regelmatig gebeld, maar op twaalf december kwam er een eind aan de telefoontjes. Waarom? Dat is ongeveer drie maanden voor de brand. Op de een of andere manier kon ik dat niet van me afzetten. Dat van die drie maanden. Toen herinnerde ik me het ineens. Zo lang had het stel met de baby’s volgens de buren in St. Jovite gezeten. Jij zei dat de baby’s vier maanden waren, dus ik kwam tot de conclusie dat die kinderen misschien wel in Beaufort geboren waren en dat de telefoontjes ophielden toen ze in St. Jovite arriveerden.’
Ik liet hem verder praten.
‘Ik belde het Beaufort Memorial-ziekenhuis, maar daar is het afgelopen jaar geen tweeling van twee jongetjes ter wereld gekomen. Vervolgens probeerde ik het bij de privé-klinieken en dat was meteen raak. Ze herinnerden zich de moeder in de…’ Opnieuw papiergeritsel. ‘… Beaufort-Jasper Comprehensive Health Clinic op St. Helena. Dat is een eiland.’
‘Dat weet ik, Ryan.’
‘Het is een plattelandsziekenhuis met voornamelijk zwarte doktoren en voornamelijk zwarte patiënten. Ik heb met een van de gynaecologen-verloskundigen gesproken en na het gebruikelijke gelul over haar beroepsgeheim gaf ze toe dat ze een zwangere vrouw had behandeld die op mijn beschrijving leek. De vrouw was vier maanden zwanger toen ze voor het eerst bij haar kwam en droeg een tweeling. Ze zou eind november moeten bevallen. Heidi Schneider. De dokter zei dat ze zich Heidi herinnerde omdat ze blank was en vanwege de tweeling.’
‘Dus die heeft ze daar gekregen?’
‘Nee. De andere reden waarom de dokter zich haar herinnerde, was omdat ze was verdwenen. De vrouw hield zich tot en met de zesde maand aan haar afspraken en is toen nooit meer teruggekomen.’
‘Is dat alles?’
‘Dat is alles wat ze wilde vertellen tot ik haar de autopsiefoto’s toefaxte. Ik vermoed dat ze daar nog wel een tijdje van zal dromen. Toen ze terugbelde, was ze wel bereid om mee te werken. Niet dat we erg veel aan haar administratieve gegevens hadden. Heidi was niet bepaald mededeelzaam toen ze de formulieren invulde. Bij de naam van de vader vulde ze Brian Gilbert in, ze gaf als woonplaats een adres in Sugar Land, Texas op en liet de vakjes voor haar adres ter plaatse en haar telefoonnummer blanco.’
‘Hoe zit dat met Texas?’
‘Dat wordt momenteel nagetrokken, m’vrouw.’
‘Hou op met die onzin, Ryan.’
‘Hoe kundig zijn de jongens in het blauw in Beaufort?’
‘Die ken ik niet echt. En trouwens, die hebben toch niets te vertellen in St. Helena. Dat is zelfstandig, dus het valt onder de sheriff.’
‘Nou, we gaan in ieder geval naar hem toe.’
We?
‘Ik stap zondag op het vliegtuig en ik kan wel een lokale gids gebruiken. Je weet wel, iemand die de taal spreekt en op de hoogte is van de plaatselijke gebruiken. Ik heb er geen flauw idee van hoe je grutten moet eten.’
‘Dat zal niet gaan. Katy komt volgende week thuis. En trouwens, Beaufort is zo’n beetje mijn lievelingsplekje op deze wereld. Als ik je daar ooit een rondleiding geef, en dat zit er niet in, dan in ieder geval niet als je daar voor zaken naartoe moet.’
‘Of waarom.’
‘Waarom wat?’
‘Waarom iemand grutten zou willen eten.’
‘Dat moet je aan Martha Stewart vragen.’
‘Denk er maar even over na.’
Dat was niet nodig. De kans dat ik Ryan in Beaufort zou treffen, zat er wat mij betreft even dik in als de kans dat ik mijzelf zou opgeven als beschikbare alleenstaande persoon in de rubriek contactadvertenties in mijn plaatselijke krant.
‘Hoe zit het met de twee verbrande lijken die boven lagen?’ Terug naar St. Jovite.
‘Daar zijn we nog steeds mee bezig.’
‘Is Anna Goyette alweer boven water?’
‘Geen flauw idee.’
‘Is er al iets bekend over die moordzaak van Claudel?’
‘Welke?’
‘Dat zwangere meisje dat kokend water over zich heen had gekregen.’
‘Niet dat ik weet.’
‘Je bent een ware bron van informatie. Laat me weten wat jullie in Texas ontdekken.’
Ik hing op en haalde een cola light. Op dat moment wist ik het nog niet, maar het zou een drukke telefoondag worden.
Ik zat de hele middag te werken aan een lezing die ik begin april wilde houden tijdens de bijeenkomst van de American Association of Physical Anthropology. Zoals gewoonlijk had ik weer het gevoel dat ik te veel dingen tot het laatste moment uitstelde.
Om halfvier was ik net foto’s van cat-scans aan het uitzoeken toen de telefoon ging.
‘Je zou er eens wat vaker uit moeten gaan.’
‘Sommige mensen werken, Ryan.’
‘Dat adres in Texas is het ouderlijk huis van Schneider. Volgens de ouders, die tussen twee haakjes het buskruit niet hebben uitgevonden, kwamen Heidi en Brian op een gegeven moment in augustus opdagen en bleven daar tot na de geboorte van de baby’s. Heidi wilde geen zwangerschapsbegeleiding en heeft de kinderen thuis gekregen, met behulp van een vroedvrouw. Het was een gemakkelijke bevalling. Geen problemen. Grootouders blij. Daarna kreeg het stel begin december bezoek van een of andere vent en een week later kwam een oude mevrouw in een busje opdagen en gingen ze ervandoor.’
‘Waar gingen ze naartoe?’
‘De ouders hebben geen flauw idee. Daarna is er geen contact meer geweest.’
‘Wie was die man?’
‘Geen idee, maar ze zeggen dat Heidi en Brian in hun broek scheten van angst voor die kerel. Toen hij weer weg was, verstopten ze de baby’s en weigerden een stap buiten de deur te zetten tot die oude dame was gearriveerd. Papa Schneider zag hem ook niet zitten.’
‘Waarom niet?’
‘Zijn uiterlijk beviel hem niet. Hij zei dat hij hem deed denken aan… wacht even, dan zal ik het letterlijk citeren.’ In mijn gedachten zag ik Ryan door zijn aantekenboekje bladeren. ‘… aan een “verdomde skunk”. Vrij poëtisch, vind je ook niet?’
‘Pa klinkt als een regelrechte Yeats. Verder nog iets?’
‘Praten met die lui geeft me het gevoel dat ik een gesprek met mijn parkiet voer, maar er was nog één ding.’
‘Heb jij een vogel?’
‘Mama zei dat Heidi en Brian lid waren geweest van een of andere groep. Dat ze allemaal bij elkaar hadden gewoond. Ben je voorbereid op een schok?’
‘Ik heb net vier valiums ingenomen. Kom maar op.’
‘In Beaufort, South Carolina.’
‘Dat sluit naadloos aan.’
‘Net als de Bruno Magli’s van OJ.’
‘Wat hadden ze verder nog te vertellen?’
‘Niets zinnigs.’
‘Hoe zit het met Brian Gilbert?’
‘Hij en Heidi hebben elkaar twee jaar geleden op college leren kennen en haakten allebei kort daarna af. Mama Schneider dacht dat hij uit Ohio kwam. Ze zei dat hij raar praatte.’
‘Heb je het hun verteld?’
‘Ja.’
Even hielden we allebei onze mond. Het doorgeven van het bericht dat er een moord is gepleegd, is de naarste taak van een rechercheur en ze zien er dan ook allemaal als een berg tegenop.
‘Ik zou je in Beaufort nog steeds goed kunnen gebruiken.’
‘Maar ik kom toch niet. Dat is werk voor de recherche, niet voor de forensische afdeling.’
‘Maar als je de buurt kent, gaat alles een stuk sneller.’
‘Ik weet niet eens of er in Beaufort wel buurten zijn.’
Tien minuten later ging de telefoon opnieuw.
‘Bonjour, Temperance. Comment ça va?’
LaManche. Ryan had er geen gras over laten groeien en had zijn woordje goed gedaan. Zou ik inspecteur Ryan van de recherche misschien kunnen assisteren bij die zaak in Beaufort? Dit was een bijzonder delicaat onderzoek en de media begonnen ongeduldig te worden. Ik kon mijn tijd in rekening brengen en al mijn onkosten declareren.
Het boodschappenlampje op de telefoon ging aan terwijl we met elkaar zaten te praten om aan te geven dat ik een gesprek had gemist. Ik beloofde LaManche dat ik zou kijken of ik iets kon regelen en legde de telefoon neer.
De boodschap was van Katy. Haar plannen voor de volgende week waren op de rails gezet. Ze zou nog steeds het weekend thuiskomen, maar daarna wilde ze naar haar vrienden toe op Hilton Head Island.
Terwijl ik onderuitzakte om alles op een rijtje te zetten, dwaalden mijn ogen naar het computerscherm met de onafgemaakte lezing. Katy en ik konden eigenlijk best in het weekend naar Beaufort gaan en daar zou ik er ook aan kunnen werken. Vervolgens zou zij naar Hilton Head gaan en kon ik blijven om Ryan te helpen. Dan was LaManche gelukkig. En Ryan idem dito. En god wist dat ik het extra geld best kon gebruiken.
Ik had ook redenen om niet te gaan.
Vanaf het moment dat Ryan had opgebeld, spookte het beeld van Malachy me door mijn hoofd. Ik zag zijn halfgeopende ogen en zijn verminkte borst, de kleine vingertjes gekromd in de dood. Ik moest aan zijn dode broertje denken, aan zijn dode ouders en aan zijn bedroefde grootouders. Iedere keer als ik aan die zaak dacht, werd ik er gedeprimeerd van en ik wilde hem eigenlijk een tijdje van me af zetten.
Ik keek na welke colleges ik de week erop zou moeten geven. Voor donderdag had ik voor het vak menselijke evolutie een film gepland. Dat kon ik wel omruilen. Don Johanson zou op dinsdag even interessant zijn.
Een bottenquiz voor osteologie, daarna open lab. Ik greep de telefoon op. Geen probleem. Alex wilde wel toezicht houden als ik van tevoren alles voor haar zou regelen.
Ik keek in mijn agenda. Voor de rest van de maand stonden geen commissievergaderingen meer gepland. Na morgen had ik geen afspraken meer met studenten tot achter in de volgende week. Hoe had ik het nu? Ik was ervan overtuigd dat ik gisteren elke student van de universiteit al had gesproken.
Het zou wel kunnen.
En om heel eerlijk te zijn was ik ook verplicht om te helpen als dat mogelijk was. Ook al kon ik nog zo weinig doen. Ik kon de kleur in Malachy’s wangen niet terugbrengen of de verschrikkelijke wond in zijn borst hechten. Ik kon ook het verdriet van de oudere Schneiders niet ongedaan maken en hun evenmin hun kind en hun kleinkinderen teruggeven. Maar ik was misschien wel in staat te helpen bij het inrekenen van de psychopatische mutant die hen had vermoord. En zo misschien in de toekomst een andere Malachy redden.
Als je dit soort werk wilt doen, Brennan, doe het dan ook.
Ik belde Ryan op en zei tegen hem dat hij maandag en dinsdag op me kon rekenen. Ik zou hem laten weten waar ik logeerde.
Ik had nog een idee, dus belde ik nog een nummer en toetste daarna dat van Katy in. Ik legde uit wat ik van plan was en ze was er helemaal voor. Ze zou vrijdags naar mijn huis komen en dan zouden we er in mijn auto naartoe rijden.
‘Ga meteen even naar de gezondheidsdienst en laat je controleren op tbc,’ zei ik tegen haar. ‘Door middel van een injectie, dus niet alleen krasjes. En zorg ervoor dat je vrijdag voordat je weggaat de uitslag hebt.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik een geweldig idee heb voor dat project van jou en daarvoor heb je dat nodig. En als je daar dan toch bent, vraag dan een kopie van al je inentingspapieren.’
‘Mijn wat?’
‘Je inentingspapieren. Die heb je moeten inleveren bij de inschrijving op de universiteit. En breng alles mee dat je docent heeft uitgedeeld met betrekking tot de opdracht voor een veldonderzoek.’
‘Waarom?
‘Dat zul je wel zien.’