39

Ik transpireerde hevig en voelde me ontzettend slap, maar het autorijden lukte me wel. Stomme zet, Brennan. Ditmaal winnen de microben. Minder vaart. Je wilt niet worden aangehouden. Zorg dat je thuis komt. Ga zoeken. Er moet iets zijn.

Ik vloog over Sherbrooke, reed om het blok heen en dook de garage in. Het alarm van de garagedeur stond weer aan. Verdomme. Waarom kan Winston daar niks aan doen? Ik parkeerde de auto en liep snel naar mijn appartement. Controleer de data.

Op de grond voor mijn deur stond een rugzak.

‘Shit. Wat heeft dat nu weer te betekenen?’

Ik keek naar het ding. Zwart leer. Gemaakt door Coach. Duur. Een cadeau van Max Ferranti. Een cadeau voor Katy. Hij lag voor mijn deur.

Mijn hart leek te bevriezen.

Katy!

Ik maakte de deur open en riep haar naam. Geen reactie. Ik zette het alarm af en probeerde het nogmaals. Stilte.

Ik racete van de ene naar de andere kamer, zoekend naar tekenen van de aanwezigheid van mijn dochter, wetend dat ik die niet zou vinden. Heeft ze een sleutel? Dat kon ik me niet herinneren. Idioot! Als ze een sleutel had, zou ze haar rugzak niet op de gang hebben laten liggen. Ze was hier geweest, had gemerkt dat ik niet thuis was, had haar rugzak achtergelaten en was ergens anders naartoe gegaan.

Ik stond trillend in de slaapkamer, het slachtoffer van angst en een virus. Denk na, Brennan. Dat probeerde ik. Het was niet makkelijk.

Ze was hier gearriveerd, kon niet naar binnen komen en had mijn auto niet in de garage zien staan. Ze was een kop koffie gaan drinken, of gaan winkelen, of op zoek gegaan naar een telefoon. Ze zou me over een paar minuten wel bellen.

Maar als ze geen sleutel had, hoe had ze dan door de buitendeur binnen kunnen komen? De garage. Ze moest de kleine deur van de garage hebben gebruikt. De deur die bij het dichtgaan niet automatisch werd vergrendeld.

De telefoon!

Ik rende naar de huiskamer. Geen boodschap. Kon Tanguay hier iets mee te maken hebben? Had hij haar in zijn macht?

Dat is onmogelijk. Hij zit achter de tralies.

De docent zit achter de tralies. Maar hij is de moordenaar niet. De docent is dat niet. Of toch wel? Had hij die kamer aan Berger Street gehuurd? Had hij de handschoen met Katy’s foto begraven?

Ik voelde hoe ik misselijk werd van angst. Ik slikte en mijn opgezette keel krijste uit protest.

Controleer de feiten, Brennan. Het kunnen feestdagen zijn geweest.

Met trillende handen zette ik de computer aan en mijn vingers waren nauwelijks in staat de toetsen in te drukken. Het spreadsheet verscheen op het scherm. Data. Tijden.

Francine Morisette-Champoux was in januari vermoord. Ze was gestorven tussen tien en twaalf uur ’s morgens. Op een donderdag.

Isabelle Gagnon was in april verdwenen toen ze onderweg was naar haar werk. Op een dinsdagmorgen.

Chantale Trottier was verdwenen op een oktobermiddag. Ze was voor het laatst gezien bij haar school in Centre-ville, kilometers van het westelijke deel van het eiland vandaan.

Ze waren door de week gestorven of verdwenen. Overdag. Een schooldag. Trottier kon na schooltijd zijn ontvoerd. De andere twee niet.

Ik pakte de telefoon.

Ryan was er niet.

Ik smeet de hoorn op de haak. Mijn hoofd voelde loodzwaar aan en mijn gedachten kwamen in slowmotion.

Ik probeerde een ander nummer.

‘Claudel.’

‘Monsieur Claudel, u spreekt met Tempe Brennan.’

Hij zei niets.

‘Waar staat St. Isador?’

Hij aarzelde en ik dacht niet dat hij antwoord zou geven.

‘Beaconsfield.’

‘Dat is een halfuurtje rijden van het centrum vandaan?’

‘Als er weinig verkeer op de weg is.’

‘Weet u wat de schooltijden zijn?’

‘Waar gaat dit over?’

‘Kunt u mijn vraag niet gewoon beantwoorden?’ Ik stond op het punt uit mijn slof te schieten en dat moest mijn stem hem duidelijk hebben gemaakt.

‘Dat kan ik navragen.’

‘Wilt u dan ook vragen of Tanguay wel eens een dag verstek heeft laten gaan? Of hij zich ziek heeft gemeld of verlofdagen heeft opgenomen, met name op de dagen dat Morisette-Champoux en Gagnon zijn vermoord? Dat moeten ze hebben genoteerd. In zo’n geval moeten ze op zoek zijn gegaan naar een vervanger, tenzij de school om de een of andere reden dicht was.’

‘Ik ga daar mor…’

‘Nu. Ik moet het nu weten!’ Ik balanceerde op het randje van de hysterie. Laat me de duik niet hoeven nemen.

Ik kon horen dat zijn gezichtsspieren zich spanden. Ga je gang, Claudel. Hang maar op. Daar zul je dan zwaar voor moeten boeten.

‘Ik bel u terug.’

Ik zat op de rand van het bed en staarde dof naar stofdeeltjes die in een zonnestraal dansten.

Kom in beweging.

Ik liep naar de badkamer en plensde koud water in mijn gezicht. Toen haalde ik een plastic vierkantje uit mijn aktetas en liep terug naar de computer. Op het doosje stond het adres aan Berger Street en de datum: 24-06-1994. Ik haalde de cd-rom-schijf eruit en stopte hem in de drive.

Ik opende een programma waarmee je foto’s kunt bekijken en kreeg een rij icoontjes te zien. Ik koos album, toen open. Ik zag een enkele naam op het scherm verschijnen: berger abm. Met twee klikken riep ik drie fotoreeksen op. Elke reeks bevatte zes foto’s van het appartement van St. Jacques. Een tekstregel onderaan meldde dat er alles bij elkaar honderdtwintig foto’s in het album waren opgenomen.

Ik klikte om de eerste foto op maximale grootte te zien. Rue Berger. Op de tweede en de derde foto zag ik de straat vanuit verschillende hoeken. Daarna foto’s van de voorkant en de achterzijde van het flatgebouw. Toen de gang die naar de kamer van St. Jacques leidde. Foto twaalf was de eerste van het interieur.

Ik bekeek alle foto’s uiterst aandachtig. Mijn hoofd bonsde. Mijn schouder- en rugspieren leken wel hoogspanningskabels. Ik was daar weer. De verstikkende hitte. De angst. De geuren van viezigheid en corruptie.

Ik bekeek de foto’s een voor een. Zoekend. Waarnaar? Dat wist ik niet precies. Alles was er. De centerfolds van de Hustler. De kranten. De stadsplattegrond. Het overloopje bij de trap. Het smerige toilet. Het vette aanrecht. De beker van Burger King. De kom met Spaghetti-O’s.

Ik staarde naar de foto van die laatste. Nummer 102. Een vieze plastic kom. Vettige witte ringen in rode smurrie. Een vlieg, de voorpoten gekruist alsof hij aan het bidden was. Een oranje bergje dat boven de saus en de pasta uit stak.

Ik kneep mijn ogen tot spleetjes samen en boog me dichter naar het scherm toe. Kon ik echt zien wat ik meende te zien? Daar. In het oranje bergje. Mijn hart bonsde. Het kon niet waar zijn. Zoveel geluk konden we niet hebben.

Ik klikte twee keer en er verscheen een stippellijn. Met de cursor maakte ik van die lijn een rechthoek met randen van ronddraaiende stippeltjes. Ik plaatste de rechthoek recht boven het oranje bergje en vergrootte zo het detail steeds verder uit tot het acht maal zo groot was als in werkelijkheid op de foto. Ik keek toe hoe de vage parabool die ik had gezien een gebogen spoor van punten en streepjes werd.

Ik zoomde uit en bekeek de hele boog.

‘O, mijn god.’

Ik veranderde het een en ander aan lichtsterkte en contrast, stelde de kleur bij. Ik toetste een commando in waardoor de randen scherper werden en het kleine spoor tegen de oranje achtergrond duidelijker te zien was.

Ik leunde achterover en staarde. Dat is het. Ik ademde diep in. Lieve god, ik heb me niet vergist.

Ik stak een trillende hand uit naar de telefoon.

Het antwoordapparaat deelde me mee dat Bergeron nog altijd op vakantie was. Ik zou het zelf moeten klaren.

Ik ziftte de mogelijkheden. Dat had ik hem diverse keren zien doen. Ik kon het proberen. Ik moest het weten.

Ik zocht een ander nummer op.

‘Centre de détention Parthenais.’

‘U spreekt met Tempe Brennan. Is Andrew Ryan bij u? In dat geval moet hij bij een gevangene zijn die Tanguay heet.’

‘Un instant. Restez à l’appareil.’ Een moment. Blijft u aan de lijn.

Stemmen op de achtergrond. Schiet op. Schiet op.

‘Il n’est pas ici.’

Verdomme. Ik keek op mijn horloge. ‘Is Jean Bertrand er wel?’

‘Oui. Un instant.’

Nog meer stemmen. Gekletter.

‘Bertrand.’

Ik zei met wie hij sprak en vertelde wat ik had ontdekt.

‘Werkelijk? Wat zei Bergeron daarvan?’

‘Die is tot aanstaande maandag met vakantie.’

‘Kaas. Wat mooi. Net zoiets als die valse starts, hè? Wat moet ik doen?’

‘Een stukje piepschuim opscharrelen en Tanguay daarin laten bijten. Steek het niet te ver in zijn mond. Ik heb alleen een afdruk van de voorste zes tanden nodig. Laat hem gelijkmatig bijten, zodat ik duidelijke afdrukken van het boven- en het ondergebit krijg. Daarna moet je ermee naar Marc Dallair van de afdeling Fotografie gaan. Hij zit achter de afdeling Ballistiek. Begrepen?’

‘Ja. Hoe krijg ik Tanguay zo gek om dit te doen?’

‘Dat is jouw probleem. Bedenk maar iets. Als-ie blijft brullen dat hij onschuldig is, zou hij hier heel blij mee moeten zijn.’

‘Waar kan ik om tien over halfvijf ’s middags piepschuim vinden?’

‘Ga maar zo’n verdomde Big Mac kopen of zo. Verzin maar wat. Zorg dat je dat in handen krijgt. Ik moet Dallair bereiken voordat hij is vertrokken. Aan de slag!’

Dallair stond op een lift te wachten toen ik belde. Hij nam op bij de receptie.

‘Ik heb een gunst nodig.’

‘Oui.’

‘Binnen een uur komt Jean Bertrand met een afdruk van een gebit naar uw kantoor. Ik zou graag willen dat u daar met de scanner een Tiff-document van maakt en me dat zo snel mogelijk elektronisch toestuurt. Kunt u dat doen?’

Er volgde een lange stilte. In gedachten kon ik hem naar de klok bij de lift zien kijken.

‘Heeft dit iets te maken met Tanguay?’

‘Ja.’

‘Dan zal ik erop wachten.’

‘U moet het licht zo parallel mogelijk over het piepschuim laten schijnen om de afdruk optimaal in beeld te krijgen. Doe er alstublieft ook een schaalverdeling of zoiets bij en zorg ervoor dat het beeld precies een op een is.’

‘Geen probleem. Ik geloof dat ik hier ergens wel zo’n schaalverdeling van het American Board of Forensic Odontology heb.’

‘Perfect.’ Ik gaf hem mijn e-mail-adres en vroeg me te bellen wanneer hij het document verstuurde.

Toen wachtte ik. De seconden kropen ijzig traag voorbij. Geen telefoontje. Geen Katy. De cijfers op de klok glansden groen. Ik hoorde ze veranderen. Klik, klik klik.

Toen de telefoon rinkelde, nam ik bliksemsnel op.

‘Dallair.’

‘Ja?’ Ik slikte en dat deed ontzettend zeer.

‘Ik heb het document ongeveer vijf minuten geleden verzonden onder de naam Tang.tif. Het is gecomprimeerd, dus zult u het moeten decoderen. Ik zal hier blijven tot u het document voor ogen hebt, om er zeker van te kunnen zijn dat zich geen problemen voordoen. Stuurt u me maar een bevestiging van ontvangst. Veel succes ermee.’

Ik bedankte hem en legde de hoorn op de haak. Met de computer logde ik in op mijn brievenbus op McGill. Bericht dat er post voor me binnen was gekomen. Ik negeerde de overige post en ging alleen aan de slag met het dossier van Dallair, dat ik decodeerde. Op het scherm zag ik de afdruk van een gebit, elke tand duidelijk zichtbaar afstekend tegen een witte achtergrond. Links en onder de afdruk stond een abfo-schaalverdeling. Ik stuurde Dallair een bericht van ontvangst en logde uit.

Toen riep ik Tang.tif weer op en opende het document met een dubbele klik. Tanguays afdruk vulde het scherm. Ik vroeg de afdruk in de kaas in de kom uit Berger Street ook op en plaatste de twee beelden naast elkaar.

Toen converteerde ik beide beelden naar een rgb (rood/groen/blauw)-schaal om er zo veel mogelijk informatie uit te kunnen halen. Ik stelde kleur, lichtsterkte, contrasten en verzadiging bij. Toen maakte ik de hoeken van de afdruk in het piepschuim scherper, zoals ik dat al eerder had gedaan met de afdrukken in de kaas.

Voor het soort vergelijking dat ik wilde proberen, moesten beide beelden even groot zijn. Met een passer met twee metalen punten controleerde ik de maat op de foto van Tanguay. De afstand tussen de afdrukken was exact een millimeter. Uitstekend. Het beeld was een op een.

De foto die in Berger Street was genomen, was niet van een schaalverdeling voorzien. Wat nu?

Gebruik iets anders. Roep de volledige foto weer op. Er moet iets opstaan aan de hand waarvan je de maat kunt bepalen.

Dat was zo. De beker van Burger King stond vlak naast de kaas tegen de kom aan. Het rode en gele logo was duidelijk herkenbaar. Perfect.

Ik rende naar de keuken. Laat dat ding er nog zijn! Ik trok kastdeuren open en zocht in de afvalbak onder het aanrecht.

Hebbes! Ik spoelde het koffiedrab weg en liep met de beker naar de computer. Mijn handen trilden toen ik de passer spreidde. De opstaande poot van de b was exact vier millimeter.

Ik zette de cursor op de onderste punt van de b op de beker van Berger Street en toen op de bovenste. Daarna gaf ik de computer opdracht ervoor te zorgen dat de grootte van het beeld zodanig werd veranderd dat de b exact vier millimeter was. De dimensie veranderde meteen.

Nu waren beide beelden even groot. Ik bekeek ze aandachtig. Op de afdruk van Tanguay waren acht tanden aan weerszijden van de mediaanlijn te zien. Een complete tandboog.

In de kaas zaten slechts vijf tandafdrukken. Bertrand had gelijk. Het was net zoiets als een valse start. De tanden hadden greep op de kaas gekregen, waren toen gaan glijden en hadden daarna een stuk afgebeten achter het punt dat ik nu zag.

Ik staarde naar de afdrukken en was er zeker van dat die van de boventandboog waren. Ik kon twee lange groeven aan beide zijden van de mediaanlijn zien, waarschijnlijk van de centrale incisieven (snijtanden). Lateraal zag ik twee iets kortere groeven. Verderop, links van de boog, was een klein, rond gat te zien, waarschijnlijk veroorzaakt door de hoektand. Geen afdruk van andere tanden.

Ik veegde mijn vochtige handpalmen af aan mijn shirt, kromde mijn rug en haalde diep adem.

Oké. Positie.

Ik koos voor de beeldbewerken-functie, klikte op draaien en manoeuvreerde langzaam met de afdruk van Tanguay, hopend die in dezelfde positie te kunnen krijgen als de afdruk in de kaas. Klik na klik liet ik de centrale incisieven met de klok mee draaien. Naar voren, naar achteren, toen weer naar voren, een paar graden per keer. Ik was zo gespannen en onhandig dat het erg lang duurde, maar uiteindelijk was ik tevreden. Tanguays centrale incisieven waren te zien in dezelfde hoek en op dezelfde plaats als hun tegenhangers in de kaas.

Terug naar het edit-menu. De overlap-functie. Ik besloot de kaas als het actieve beeld te gebruiken en de afdruk van Tanguay als het zwevende beeld. Ik zette het transparantieniveau op dertig procent en de afdruk van Tanguay werd wat waziger.

Ik klikte op een plaats midden tussen Tanguays voortanden en toen op dezelfde plaats in de kaas, waarmee ik op elk beeld een hechtingspunt had vastgelegd. Toen koos ik de plaatsing-functie en werd de afdruk van Tanguay over die in de kaas heen gezet.

Te vaag. Het spoor in de kaas was absoluut niet meer te zien.

Ik bracht het transparantieniveau omhoog tot vijfenzeventig procent en zag de stippeltjes en streepjes in het piepschuim heel doorschijnend worden. Nu kon ik de afdrukken in de kaas door de afdruk die Tanguay had gemaakt heen duidelijk zien.

Mijn god.

Ik wist meteen dat ze niet van een en dezelfde persoon waren. De mond die in het piepschuim had gebeten, had dat beslist niet in de kaas gedaan.

Tanguays tandboog was te smal, de curve aan de voorzijde veel strakker dan die in de kaas. Het was net zoiets als een hoefijzer dat over een gedeelte van een halve cirkel heen was gelegd.

Degene die in de kamer aan Berger Street kaas had gegeten, had verder een diasteem rechts van de normale mediaanlijn en de tand daarnaast maakte een hoek van dertig graden, waardoor de rij tanden eruitzag als een staketsel. De kaaseter had een behoorlijk gehavende centrale incisief en een scherp gedraaide laterale incisief.

Tanguays tanden stonden keurig in het gelid en waren onbeschadigd. Hij had niet in die kaas gebeten. Hij had in Berger Street een gast gehad, of de kamer in Berger Street had helemaal niets met Tanguay te maken.