27
Ik werd wakker tijdens het ochtendnieuws. De vijfde juli. Onafhankelijkheidsdag was onopgemerkt aan mij voorbijgegaan. Geen appeltaart. Geen Stars and Stripes Forever. Geen enkele vuurpijl. Om de een of andere reden maakte die gedachte me depressief. Iedere Amerikaan moet, waar ter wereld hij zich ook bevindt, op de vierde juli paraderen. Ik had het mezelf toegestaan een Canadese waarnemer van de Amerikaanse cultuur te worden. Ik maakte plannen om bij de eerstvolgende gelegenheid naar het sportpark te gaan en te juichen voor welk Amerikaans team er dan ook maar in de stad was.
Ik nam een douche, zette koffie en bekeek vluchtig de Gazette. Eindeloze verhalen over afscheiding. Wat zou er met de economie gebeuren? De Engelstaligen? De advertenties belichaamden de angst. Iedereen wilde verkopen, niemand kocht. Misschien moest ik naar huis gaan. Wat bereikte ik hier?
Brennan, hou op. Je bent knorrig omdat je de auto moet laten nakijken.
Dat was waar. Ik haat dergelijke klussen. Ik haat alles wat te maken heeft met het leven in een technocratische staat in de laatste jaren van het tweede millennium. Paspoort. Rijbewijs. Werkvergunning. Inkomstenbelasting. Inenting tegen hondsdolheid. Stomerij. Afspraak met de tandarts. Uitstrijkje. Mijn gewoonte: stel het uit tot het onvermijdelijk is. Vandaag zou mijn auto een beurt krijgen.
Ik ben een dochter van Amerika in mijn houding jegens het automobiel. Ik voel me onvolledig zonder zo’n ding, afgesneden en kwetsbaar. Hoe kan ik aan een invasie ontsnappen? Stel dat ik vroeg van een feest weg wil, of wil blijven wanneer de ondergrondse niet meer rijdt? Naar het platteland wil gaan? Een kast wil verhuizen? Je hebt een auto nodig, maar ik aanbid zo’n ding niet. Ik wil een auto die start wanneer ik het contactsleuteltje omdraai, die me brengt waar ik zijn wil, dat minstens tien jaar blijft doen en niet al te veel verwennerij nodig heeft.
Nog steeds geen geluiden uit Gabby’s kamer. Moest prettig zijn. Ik pakte mijn spullen en vertrok.
Om negen uur stond de auto in de garage en zat ik in de ondergrondse. De ochtendspits was voorbij en het rijtuig verhoudingsgewijs leeg. Verveeld keek ik de advertenties door. Ga een toneelstuk bekijken in Le Théâtre St. Denis. Vergroot je vakkennis op Le Collège O’Sullivan. Koop een spijkerbroek bij Guess, parfum van Chanel bij La Baie en iets kleurrijks bij Benetton.
Mijn blik gleed naar de metrokaart. Gekleurde lijnen als de bedrading op een moederboard van een computer, witte stippen voor de haltes.
Ik volgde mijn route oostwaarts langs de groene lijn van Guy-Concordia naar Papineau. De oranje lijn maakte een lus om de berg, noord-zuid over de oostelijke helling, oost-west onder de groene lijn door en dan weer noord-zuid aan de westkant van de stad. De gele lijn dook onder de rivier door, kwam weer boven op Ile Sainte Hélène en bij Longueuil op de zuidelijke oever. Bij Berri-uqam doorsneden de oranje en gele lijnen de groene. Grote stip. Belangrijk overstapstation.
De trein zoemde terwijl hij door de ondergrondse tunnel reed. Ik telde mijn haltes. Zeven stippen.
Dwangmatig gedrag, Brennan. Wil je je handen wassen?
Ik keek naar de oranje lijn, volgde die in noordelijke richting, stelde me het wisselende landschap van de stad voor. Berri-uqam. Sherbrooke. Mount Royal. Uiteindelijk Jean-Talon. Isabelle Gagnon had in die buurt gewoond.
O?
Ik zocht de buurt op waar Margaret Adkins had gewoond. Groene lijn. Welk station? Pie-ix. Ik telde vanaf Berri-uqam. Zes haltes verder naar het oosten.
Hoeveel haltes naar Gagnon? Terug naar de oranje lijn. Zes.
In mijn nek gingen haartjes overeind staan.
Morisette-Champoux. Metrostation Georges-Vanier. Oranje lijn. Zes haltes ten westen van Berri-uqam.
Jezus.
Trottier? Nee. De ondergrondse gaat niet naar Sainte Anne-de-Bellevue.
Damas? Parc Extension. Dicht bij de stations Laurier en Rosemont. Derde en vierde halte vanaf Berri-uqam.
Ik staarde naar de kaart. Drie slachtoffers hadden precies zes haltes vanaf het station Berri-uqam gewoond. Toeval?
‘Papineau,’ zei een mechanische stem.
Ik pakte mijn spullen en rende het perron op.
Tien minuten later hoorde ik de telefoon rinkelen toen ik de deur van mijn kantoor openmaakte.
‘Met doctor Brennan.’
‘Tempe, wat ben je verdomme aan het doen?’
‘Een goede morgen, Ryan. Waar kan ik je mee van dienst zijn?’
‘Claudel probeert me aan het kruis te nagelen vanwege jou. Hij zegt dat je familieleden van slachtoffers lastig bent gevallen.’
Hij wachtte tot ik iets zou zeggen, maar dat deed ik niet.
‘Tempe, ik heb je verdedigd omdat ik je respecteer, maar dit gaat de verkeerde kant op. Die nieuwsgierigheid van jou kan mij de das omdoen.’
‘Ik heb een paar vragen gesteld. Dat is niet bij de wet verboden.’ Ik deed niets om zijn woede te temperen.
‘Je hebt het tegen niemand gezegd en niks gecoördineerd. Je bent gewoon op deuren gaan kloppen.’ Ik hoorde adem naar binnen worden gezogen door neusgaten die dichtgeknepen leken te zitten.
‘Ik heb eerst opgebeld.’ Niet helemaal waar ten aanzien van Geneviève Trottier.
‘Jij bent geen rechercheur.’
‘Ze waren bereid me te ontvangen.’
‘Je bent jezelf aan het verwarren met Mickey Spillane. Zoiets is jouw taak niet.’
‘Een veelgelezen detective.’
‘Christus, je maakt me pissig.’
Geluiden uit zijn kamer.
‘Luister.’ Beheerst. ‘Begrijp me niet verkeerd. Volgens mij ben je oké. Maar dit is geen spel. Die mensen verdienen beter.’ Zijn woorden waren hard als graniet.
‘Inderdaad.’
‘Trottier is mijn zaak.’
‘En wat wordt er precies met die zaak van jóú gedaan?’
‘Tem…’
‘En met de andere? Komen jullie al een stap verder?’
Ik kon de rem niet meer op mezelf zetten.
‘Die onderzoeken nemen nu niet direct de eerste plaats in op een ieders prioriteitenlijstje, Ryan. Francine Morisette-Champoux is meer dan achttien maanden geleden vermoord. Na de moord op Trottier zijn er inmiddels acht maanden voorbijgegaan. Ik heb het bizarre idee dat degene die dat heeft gedaan, een halt moet worden toegeroepen en dat hij moet worden opgesloten. Dus heb ik er belangstelling voor. Ik stel een paar vragen en wat gebeurt er dan? Ik krijg te horen dat ik me er niet mee moet bemoeien. En omdat monsieur Claudel vindt dat ik hem van de wal in de sloot help, zullen die zaken steeds lager op de prioriteitenlijst komen te staan tot ze ervan zijn verdwenen en niemand er nog aan denkt. Nogmaals.’
‘Ik heb niet gezegd dat je je er niet mee moet bemoeien.’
‘Wat zeg je dan wel, Ryan?’
‘Ik heb begrepen dat Claudel jou wil opknopen. Jij wilt zijn ballen frituren. Dat zou ik misschien ook hebben gewild wanneer hij mij negeerde. Ik wil alleen niet dat je mijn zaak verpest.’
‘Wat bedoel je daarmee?’
Het duurde lang voordat hij antwoordde.
‘Ik zeg niet dat ik niet wil dat je er een bijdrage aan levert. Ik wil alleen dat de prioriteiten bij dit onderzoek volkomen duidelijk zijn.’
Lange tijd bleef het stil. Woede flitste in beide richtingen door de telefoondraden.
‘Ik denk dat ik iets heb gevonden.’
‘Wat?’ Dat had hij niet verwacht.
‘Ik heb misschien een verband ontdekt.’
‘Hoe bedoel je?’ Iets van de irritatie was uit zijn stem verdwenen.
Ik was er niet zeker van hoe ik het bedoelde. Misschien wilde ik hem alleen laten ontsporen.
‘Ga met me lunchen.’
‘Ik hoop dat het iets belangrijks is, Tempe.’ Pauze. ‘Ik zie je om twaalf uur bij Antoine.’
Gelukkig had ik geen nieuwe zaken, dus kon ik meteen aan het werk. Tot dusver had niks bij elkaar gepast. Misschien was de ondergrondse het gezochte verband.
Ik zette de computer aan om de adressen te controleren. Ja. Ik had de juiste haltes gelokaliseerd. Ik pakte een plattegrond en markeerde de desbetreffende stations, net zoals Ryan dat met de huizen van de slachtoffers had gedaan. De drie spelden vormden een rechthoek, met Berri-uqam in het midden. Morisette-Champoux, Gagnon en Adkins hadden ieder binnen een afstand van zes haltes vanaf dat station gewoond. Het appartement van St. Jacques lag op korte loopafstand.
Kon dat het zijn? Pak de ondergrondse naar Berri-uqam. Zoek een slachtoffer uit dat zes haltes verderop uitstapt. Had ik ooit niet gelezen over zo’n gedragspatroon? Fixeer je op een kleur. Een getal. Een reeks acties. Volg een patroon. Wijk daar nooit van af. Hou alles onder controle. Was zorgvuldige planning niet typerend voor seriemoordenaars? Zou onze man daar een stapje verder mee zijn gegaan? Kon hij een seriemoordenaar zijn met een soort dwangmatig gedragspatroon waarbinnen de moorden pasten?
Hoe zat het dan met Trottier en Damas? Zij pasten er niet in. Het kon niet zo eenvoudig zijn. Ik staarde naar de plattegrond, in de hoop een antwoord te forceren. Het gevoel dat iets maar net niet tot mijn bewuste wilde doordringen, was sterker dan ooit. Wat? Ik had de klop nauwelijks gehoord.
‘Doctor Brennan?’
Lucie Dumont stond in mijn deuropening. Meer was er niet voor nodig. De barrière was opeens geslecht.
‘Alsa!’
Ik was het aapje helemaal vergeten geweest.
Mijn uitroep maakte Lucie zo aan het schrikken dat ze haar uitdraai bijna liet vallen.
‘Zal ik een andere keer terugkomen?’
Ik was al op zoek naar de uitdraaien die Lucie me eerder had gegeven. Ja. Natuurlijk. Het grote busstation. Dat bevindt zich vrijwel recht naast de halte Berri-uqam. Ik zocht de plaats op waar Alsa was gevonden. Haar speld kon ik midden in de driehoek prikken.
Was dat het? De aap? Hield zij verband met dit alles? Een ander slachtoffer? Een experiment? Alsa was twee jaar eerder dan Grace Damas gedood. Had ik ook niet het een en ander over dat patroon gelezen? Stiekem loeren als tiener, fantasie die escaleert tot dieren worden gemarteld met als climax verkrachting van en moord op mensen? Was dat niet de Dahmers ijzingwekkende progressie geweest?
Ik zuchtte en leunde achterover in mijn stoel. Als dat de boodschap was die mijn onbewuste probeerde door te geven, zou Ryan er niet van onder de indruk raken.
Mijn kantoor uit en terug naar het algemene archief. Lucie was verdwenen. Ik zou haar later mijn excuses aanbieden. Dat deed ik de laatste tijd vaak. Terug naar mijn bureau.
In het dossier-Damas zat weinig anders dan mijn verslag. Ik sloeg het dossier van Adkins op en bladerde het door. De inhoud begon er beduimeld uit te zien, omdat ik er al zo vaak mee bezig was geweest. Er klikte niets. Verder met Gagnon. Morisette-Champoux. Trottier.
Ik was een uur druk met de dossiers in de weer. Weer de puzzelstukjes van grootmama. Losse brokjes informatie. Voer ze goed in, probeer je geest ze hun juiste plaats te laten geven. Dat laatste ging niet goed. Koffietijd.
Ik nam de koffie mee terug naar mijn kantoor, met de Journal van die morgen. Slokjes nemen en lezen. Hergroeperen. Het nieuws verschilde weinig van dat in de Engelstalige Gazette, de lange redactionele commentaren daarentegen verschilden hemelsbreed. Hoe noemde Hugh MacLennan dat? The Two Solitudes.
Ik leunde achterover in mijn stoel en had opnieuw de kriebels in optima forma. Ik had de stukjes in handen, maar kon er geen geheel van maken.
Oké, Brennan. Ga systematisch te werk. Het gevoel is vandaag begonnen. Wat heb je gedaan? Niet veel. De krant gelezen. De auto naar de garage gebracht. Een ritje met de ondergrondse gemaakt. Dossiers nog eens bekeken.
Alsa? Mijn geest was niet tevreden. Er is meer.
Auto?
Niets.
Krant?
Misschien.
Ik bladerde hem nog eens door. Dezelfde artikelen. Dezelfde redactionele commentaren. Dezelfde advertenties.
Ik hield op met bladeren.
Advertenties. Waar had ik die gezien? Stapels ervan gezien?
In de kamer van St. Jacques.
Ik liep ze langzaam door. Banen. Verloren en gevonden. Verkoop van persoonlijke goederen in garages. Huisdieren. Onroerend goed.
Onroerend goed? Onroerend goed!
Ik pakte het dossier-Adkins en haalde daar de foto’s uit. Ja. Daar was het. Het scheefstaande, roestende bord dat in de verwaarloosde tuin nauwelijks te zien was. A vendre. Iemand in Margaret Adkins’ flatgebouw was bezig geweest een flat te verkopen.
Nou en?
Denk na.
Champoux. Wat had hij gezegd? Ze vond het hier niet leuk. Daarom zouden we weggaan. Iets dergelijks.
Ik pakte de telefoon. Er werd niet opgenomen.
Hoe zat het met Gagnon? Had de broer het appartement niet gehuurd? Misschien wilde de huisbaas het gebouw verkopen.
Ik controleerde de foto’s. Geen bord. Verdorie.
Ik probeerde nogmaals Champoux te bellen. Nog steeds geen gehoor.
Ik draaide het nummer van Geneviève Trottier. Daar werd na twee keer rinkelen opgenomen.
‘Bonjour.’ Vrolijk.
‘Madame Trottier?’
‘Oui.’ Nieuwsgierig.
‘Met mevrouw Brennan. We hebben elkaar gisteren gesproken.’
‘Oui.’ Angstig.
‘Mag ik u nog een vraag stellen?’
‘Oui.’ Berustend.
‘Had u uw huis te koop staan op de dag dat Chantale is verdwenen?’
‘Pardonnez-moi?’
‘Hebt u vorig jaar oktober geprobeerd uw huis te verkopen?’
‘Wie heeft u dat verteld?’
‘Niemand. Ik was er gewoon nieuwsgierig naar.’
‘Nee. Nee. Ik heb hier met mijn man gewoond en toen ben ik van hem gescheiden. Ik ben niet van plan om weg te gaan. Chantale… ik… het was ons huis.’
‘Dank u, madame Trottier. Het spijt me dat ik u heb gestoord.’ Opnieuw had ik de vrede verbroken die zij met haar herinneringen had gesloten.
Dit leidt nergens toe. Misschien is het een stom idee.
Ik probeerde Champoux opnieuw te bereiken. Een mannenstem nam op toen ik net de hoorn op de haak wilde leggen.
‘Oui?’
‘Monsieur Champoux?’
‘Un instant.’
‘Oui.’ Een tweede mannenstem.
‘Monsieur Champoux?’
‘Oui.’
Ik zei wie ik was en stelde mijn vraag. Ja, ze hadden geprobeerd hun huis te verkopen. Via ReMax. Toen zijn vrouw was vermoord, had hij het huis weer uit de verkoop gehaald. Ja, hij meende dat er advertenties voor waren geplaatst, maar was er niet helemaal zeker van. Ik bedankte hem en hing op.
Twee van de vijf. Zou kunnen. Misschien gebruikte St. Jacques dat soort advertenties.
Ik belde de technische recherche. Het materiaal uit het appartement aan Berger Street was bewaard.
Ik keek op mijn horloge. Kwart voor twaalf. Tijd voor mijn afspraak met Ryan. Hij zou me niet bijten. Ik had meer gegevens nodig.
Weer spreidde ik de foto’s van Gagnon uit en bekeek ze een voor een. Nu zag ik het wel. Ik pakte een vergrootglas en bewoog dat op en neer tot ik het voorwerp in beeld had. Ik boog me er dichter naartoe, bleef het vergrootglas bewegen tot ik helemaal zeker van mijn zaak kon zijn.
‘Wel verdomme!’
Ik deed de foto’s terug in hun envelop, stopte die in mijn aktetas en rende vrijwel naar het restaurant.
Le Paradis Tropique bevindt zich recht tegenover het gebouw van de sq. Het eten is er belabberd en de bediening traag, maar rond twaalf uur ’s middags was het altijd stampvol in het kleine restaurant, wat voor een groot deel kwam door de bruisende eigenaar, Antoine Janvier. De begroeting van vandaag was typerend.
‘Ah, madame, bent u vandaag gelukkig? Ja! Ik ben zo blij u te zien. Het is heel lang geleden.’ Zijn zwarte gezicht drukte gespeelde afkeuring uit.
‘Antoine, ik heb het heel druk gehad.’ Dat was zo, maar Caribisch eten zou ik nooit dagelijks tot me gaan nemen.
‘U werkt zo hard. Te hard. Maar vandaag heb ik lekkere vis. Vers. Net aan dood. De oceaan druipt nog van zijn rug af. Als u hem hebt gegeten, zult u zich beter voelen. Ik heb een mooie tafel voor u. De beste van het huis. Uw vrienden zijn er al.’
Vrienden? Wie nog meer?
‘Komt u mee. Komt u mee.’
Er moesten zo’n honderd mensen zijn, die onder felgekleurde parasols zaten te zweten en te eten. Ik liep achter Antoine aan door een doolhof van tafeltjes naar een verhoogd gedeelte in de verste hoek. Ryan zat bij een nepraam waar gele en lichtpaarse gordijnen voor waren gehangen en waarop een zonsondergang was geschilderd. Boven zijn hoofd draaide aan het plafond langzaam een ventilator rond terwijl hij zat te praten met een man die een linnen sportjasje droeg. Hoewel zijn rug naar me toe was gekeerd, herkende ik de onberispelijke snit en de al even perfecte vouwen.
‘Tempe.’ Ryan kwam half uit zijn stoel overeind. Toen hij mijn gezichtsuitdrukking zag, veranderden zijn ogen in waarschuwende spleetjes. Heb geduld met me.
‘Ryan.’ Oké, maar ik hoop wel dat je hier een goede reden voor hebt.
Claudel bleef zitten en knikte.
Ik ging naast Ryan zitten. Antoines vrouw verscheen en na het uitwisselen van een paar vriendelijke opmerkingen bestelden de rechercheurs een biertje. Ik vroeg om een caloriearme coke.
‘Ziezo. Wat behelst die doorbraak dan wel?’ Niemand kon zo neerbuigend doen als Claudel.
‘Waarom bestellen we niet eerst?’ Ryan de vredestichter.
Ryan en ik wisselden gedachten uit over het weer. We waren het erover eens dat het warm was. Toen Janine terugkwam, vroeg ik om de specialiteit van die dag. De rechercheurs bestelden een Jamaicaans gerecht. Ik begon me de buitenstaander te voelen.
‘Wat heb je ontdekt?’ Ryan de bemiddelaar.
‘De ondergrondse.’
‘De ondergrondse?’
‘Dat beperkt het aantal tot vier miljoen. Twee wanneer we het bij de mannen houden.’
‘Luc, laat haar uitspreken.’
‘Wat is er met de ondergrondse?’
‘Francine Morisette-Champoux woonde zes haltes van het station Berri-uqam vandaan.’
‘Nu beginnen we ergens te komen.’
Ryan zond hem een vlijmscherpe blik toe.
‘Net als Isabelle Gagnon. En Margaret Adkins.’
‘Hmmm.’
Claudel zei niets.
‘Trottier woonde te ver weg.’
‘Inderdaad, en Damas te dichtbij.’
‘Het appartement van St. Jacques is er slechts een paar huizenblokken vandaan.’
We aten een tijdje zwijgend. De vis was droog, de frieten en de niet goed gewassen rijst waren vet. Moeilijke combinatie om precies goed te krijgen.
‘Het kan gecompliceerder zijn. Het kan om meer dan de metrostations gaan.’
‘O?’
‘Francine Morisette-Champoux en haar man hadden hun huis te koop gezet bij ReMax.’
Niemand zei iets.
‘Voor het flatgebouw van Margaret Adkins stond ook een bord. Van ReMax.’
Ze wachtten tot ik verder zou gaan. Dat deed ik niet. Ik haalde de foto’s van Gagnon uit mijn tas en legde ze op tafel neer. Claudel prikte een gebakken banaan aan zijn vork.
Ryan pakte een foto, bekeek hem aandachtig en keek me toen vragend aan. Ik gaf hem het vergrootglas en wees op een ding dat maar net in de linkerbovenhoek van de foto was te zien. Hij bekeek het lange tijd en schoof de foto en het vergrootglas toen zwijgend de tafel over.
Claudel veegde zijn handen af, verfrommelde het papieren servet en deponeerde het op zijn bord. Hij pakte de foto en herhaalde Ryans handelingen. Toen hij het ding zag, spanden zijn kaakspieren zich. Lange tijd staarde hij ernaar zonder iets te zeggen.
‘Buren?’ vroeg Ryan.
‘Daar ziet het wel naar uit.’
‘ReMax?’
‘Dat denk ik wel. Je kunt de r en een deel van de e zien. We kunnen er een uitvergroting van laten maken.’
‘Moet makkelijk na te gaan zijn. Vier maanden geleden op de markt gezet. Gezien de huidige economische situatie zal het nog wel niet verkocht zijn.’ Ryan was al aantekeningen aan het maken.
‘Hoe zit het met Damas?’
‘Dat weet ik niet.’ Ik zei niet dat ik de familie van een slachtoffer uit de aard der zaak niet lastig wilde vallen.
‘Trottier?’
‘Nee. Ik heb met Chantales moeder gesproken. Zij heeft haar huis nooit te koop gezet.’
‘Dat kan de vader wel hebben gedaan.’
We draaiden ons beiden naar Claudel toe. Hij keek me aan en nu klonk er geen neerbuigendheid door in zijn stem.
‘Hoezo?’ vroeg Ryan.
‘Ze was vaak bij haar vader. Het kan zijn dat hij zijn huis wilde verkopen.’ Goedkeuring?
‘Ik zal het nagaan.’ Nog meer aantekeningen.
‘Ze ging naar hem toe op de dag dat ze is vermoord,’ zei ik.
‘Ze was daar elke week een paar dagen.’ Bevoogdend, maar niet minachtend. Vooruitgang.
‘Waar woont hij?’
‘Westmount. Peperduur appartement aan Barat, vlak bij Sherbrooke.’
Ik probeerde dat adres te plaatsen. Net over de grens van Centre-ville. Niet ver van mijn appartement.
‘Even ten noorden van het Forum?’
‘Inderdaad.’
‘Welk metrostation?’
‘Moet Atwater zijn. Dat is er maar een paar huizenblokken vandaan.’
Ryan keek op zijn horloge, stak een hand op om Janines aandacht te trekken en zette een handtekening in de lucht. We betaalden en kregen een handjevol snoepjes van Antoine.
Zodra ik terug was in mijn kantoor, pakte ik de plattegrond, zocht het station Atwater op en telde de haltes tot Berri-uqam. Een. Twee. Drie. Vier. Vijf. Zes. De telefoon begon te rinkelen toen ik er een hand naar uitstak.