9

 

Wes Farrell stapte uit de overvolle lift en kwam terecht in de vertrouwde drukte in de hal - politie, officieren van justitie, verslaggevers, getuigen, toekomstige juryleden, klaplopers.

Het was even na achten 's ochtends en het zou nog minstens een half uur duren voordat in de verschillende rechtszalen de aanwezigen tot de orde zouden worden geroepen. Farrell wist dat een heleboel zaken tijdens die laatste dertig minuten hier werden geregeld - pleidooien die werden goedgekeurd, getuigen die instructies kregen, advocaten die in de arm werden genomen en ontslagen.

Dit was ook het moment waarop spijkers met koppen werden geslagen bij onderhandelingen over strafvermindering in ruil voor een schuldbekentenis. Was je zoals Wes verdediger en stond jouw zaak op verlies, dan liet je het niet graag op een proces aankomen. Maar meestal was je cliënt het niet eens met de gevangenisstraf die de openbare aanklager aanbood - hooguit tien jaar klonk niet als een koopje, behalve wanneer je het vergeleek met de vijfentwintig jaar die je na een veroordeling moest opknappen. Maar soms veranderde iemand van gedachten en kwam je cliënt er met een geldboete af. Soms lag de wereldvrede net om de hoek. Dus speelde je het spel mee, hield je je groot omwille van je cliënt en blufte je dat je het kantoor van de openbare aanklager echt al die tijd en kosten aan een juryrechtszaak zou laten besteden. Maar op een bepaald moment - zoals nu, wanneer je in de hal wachtte tot je zaak diende - legde je je kaarten op tafel en probeerde je tot een schikking te komen. Alleen was Farrell dat vanochtend niet van plan. Hij was hier niet om te bluffen. Hij was hier met de ongehoorde bedoeling de officier van justitie over te halen de aanklacht tegen Levon Copes wegens moord meteen te laten vallen of hem anders mee te delen dat Levon bereid was terecht te staan. Natuurlijk had Levon tijdens de voorbehandeling al schuld ontkend, maar dat was min of meer voor de vorm geweest. Dit lag anders.

Gekleed in een zwartzijden blouse en een van de minirokjes die haar handelsmerk waren - donkergroen vandaag - leunde Amanda Jenkins tegen de muur en genoot van het speciale vermaak van deze ochtend. Uitgedost met fez en boernoes protesteerde een tiental vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap tegen de arrestatie van een van hun leden in verband met een bankoverval en voerden ze een hucca op - een rituele dans, afgeleid van de oude wervelende derwisjen. Ze huppelden op en neer en zongen 'gewoon wij, gewoon wij'. Er waren verschillende geüniformeerde agenten aanwezig die deden alsof ze de openbare orde handhaafden, maar zo te zien zou het protest niet uit de hand lopen. Zulke dingen zag je elke week in het Paleis van Justitie. Farrell vond het haast nog verbazingwekkender dat niemand het vreemd leek te vinden. Hij liep naar Jenkins toe. 'Met een paar instrumenten erbij konden ze een straatvoorstelling geven. Met muziek zou het absoluut beter klinken, denk je ook niet?'

Ze dacht er serieus over na. 'Accordeon en tuba. Bas op de tweede tel. Hoem-pa, hoem-pa. Goed idee.'

Ze bespraken verschillende variaties op dit thema tot ze een lege bank vonden die ver genoeg uit de buurt stond om zichzelf te kunnen horen en Farrell stak van wal.

'Dat meen je niet,' zei ze toen hij was uitgesproken. 'Je wilt zeggen dat jij van ons verwacht dat we dit gewoon laten vallen?'

'Als de spreekwoordelijke hete aardappel, die het is. Ik verwacht het niet echt, maar je hebt geen been om op te staan en je chef schijnt dat te beseffen.'

'Het spijt me als hij bij jou die indruk heeft gewekt en ik weet zeker dat het ook hem zou spijten. Ik heb Art vanmorgen nog gesproken voordat ik hierheen kwam en hij staat volledig achter deze strafvervolging.' Dat was een leugen maar Amanda zei het met een stalen gezicht. 'Moord met voorbedachten rade?'

Ze knikte. 'Verzwaard.' Hiermee bedoelde ze 'verzwarende omstandigheden' - in dit geval moord, voorafgegaan door verkrachting. Het OM ging LLZVI eisen - levenslang zonder voorwaardelijke invrijheidsstelling. 'Wat is dan de zin van ons gesprek?'

Zonder erbij na te denken streek Amanda haar rok recht en trok die omlaag tot tien centimeter boven de knie. Farrell ontging het niet. Ook niet dat ze haar keel schraapte. Die vrouw was een nerveus wrak. 'Je hebt Art gebeld.'

'Inderdaad. Maar daarna heeft hij me teruggebeld en gezegd dat we misschien toch iets hadden om over te praten. Als je beste aanbod levenslang is, dan ben ik het mijn cliënt helaas verschuldigd om er wat meer uit te slepen.' Hij zweeg even. 'Met name omdat jullie hem nooit veroordeeld krijgen, niet op basis van de stukken die ik heb ingezien. Hij gaat vrijuit, Amanda, en dat weet je. Drysdale weet dat ook. Jullie hebben het verknald.'

'We laten de verzwarende omstandigheden vallen. Je laat hem gewoon moord bekennen, maximaal vijfentwintig jaar.'

Farrell wierp een blik door de hal omhoog naar het plafond. 'Hoe kan ik dat verkopen? Vergeet het maar.'

Amanda probeerde hier enige voldoening uit te putten. Drysdale had haar verteld dat ze de aanklachten zou moeten laten vallen, heel uitzonderlijk in een moordzaak met verkrachting. Zoiets gebeurde niet, nooit. Behalve dat het nu wél gebeurde en Amanda er middenin zat.

De enige kaart die de officier van justitie wilde uitspelen, was zijn laatste restje invloed aanwenden om een persschandaal te vermijden. Jenkins, die zich deze kwestie persoonlijk aantrok, hoopte nog wat meer te redden.

'Wes, jouw cliënt heeft deze vrouw vermoord.'

'Mijn cliënt is onschuldig tot jij zijn schuld bewijst.'

'Alsjeblieft, bespaar me dat. Wat vind jij ervan? Echt?'

'Ik heb net gezegd wat ik ervan vind.'

Jenkins haalde diep adem. 'Moord,' zei ze ten slotte. 'Vijftien jaar hechtenis. Na twaalf jaar staat hij weer op straat.'

Farrell vouwde zijn armen voor zijn borst en keek haar uit de hoogte aan.

'Toe nou, Amanda.'

'Wat?'

'Wanneer ben je voor het laatst bij een zitting van de reclasseringscommissie geweest? Vijf lui die het politierapport hebben gelezen, de pest hebben aan jouw cliënt en denken dat hij zoiets al eerder heeft geflikt. Minstens een van die lui zit bij slachtofferhulp. Jouw cliënt komt binnen, zegt dat het hem spijt - verdraaid, het spijt hem echt - en zij zeggen: "Bedankt voor je tijd, over vijf jaar zien we je wel terug.'" Amanda probeerde het nog eens. 'Bij moord komt hij toch na twaalf jaar vrij.'

'Als we de rechtszaal ingaan, komt hij over twaalf weken vrij.' 'Dan moeten we de jury maar laten beslissen. We zijn niet van plan de aanklachten zomaar te laten vallen, Wes. En komt het tot een proces, dan wordt het voorbedachten rade met verzwarende omstandigheden. Dat is een enorm risico voor jouw cliënt.'

Farrell knikte, stond op en pakte zijn aktetas. 'Ik zal het met hem bespreken. Tot zo.' Hij stak zijn hand uit. 'Je hoort nog van me.' Hij had ongeveer tien stappen gedaan toen ze hem riep. 'Wes?' Hij bleef staan en draaide zich om. Hij was bijna geneigd terug te lopen, een arm om haar schouder te slaan en haar te vertellen dat alles goed zou komen. Dit was gewoon werk, een onderhandeling, niet iets om zo zwaar aan te tillen.

Een visioen van Sam op St. Patrick's Day - toen het voor haar ook persoonlijk was geweest. Wat hadden deze vrouwen toch? Hij las bezorgdheid, zelfs paniek in de ogen van Amanda Jenkins. Ze stond zwaar in dubio maar slaagde erin flauw te glimlachen. 'Niets,' zei ze, 'vergeet het.'

 

'Ik moest het proberen, Art.' 'Niet waar, Amanda.'

'Farrell gaat nu met Levon praten, vanochtend nog. Levon wéét dat hij het heeft gedaan. Er hangt hem LLZVI boven het hoofd als hij niet bekent. Daarmee hebben we iets.'

'We hebben geen bewijs. Farrell schijnt dat heel goed te begrijpen.' 'Hij moet ons aanbod aan Levon overbrengen. Als die het aanneemt, winnen we. Het was de moeite van het proberen waard.' Drysdale pakte de telefoon op zijn bureau. 'Goed, je hebt het geprobeerd. Heb jij Farrells nummer?'

Ze probeerde het nog vijf minuten, maar het haalde niets uit, dus belde ze Farrell en vertelde hem dat het OM de aanklachten tegen Levon Copes zou laten vallen 'om tijd te krijgen voor verder onderzoek.'

 

Dooher moest een half uur rijden naar Balboa Street omdat Victor Trang hem wilde ontmoeten in een obscure tent die Minh's heette en die voornamelijk was versierd met gelige stroken vliegenpapier die aan het plafond hingen.

Dooher vond dat het er stonk. Hij zag Trang niet meteen en moest langs een bar lopen en de wantrouwende blikken verduren van de eigenaar en vier andere klanten die over hun kommen gebogen zaten.

Trang zat in een nis achter in de zaak met paperassen en zijn zakjapanner op tafel. Zo te zien had hij het druk. Er stond een kop thee voor hem en een paar vuile borden waren aan de kant geschoven. Hij droeg hetzelfde kostuum en dezelfde sjofele das die hij bij hun vorige ontmoeting had gedragen. Dooher schoof tegenover hem op een stoel. Trang toetste iets in op de calculator en stak bezwerend een vinger op. Mark moest nog even wachten. Nadat er een lang getal was verschenen, keek hij eindelijk op. Een glimlach, maar niet echt gemeend.

Trang begon kwiek. 'Aanstaande maandag dien ik de geamendeerde aanklacht in, wat ons een week geeft om tot een acceptabele schikking te komen, als u daar nog in geïnteresseerd bent. Zo niet, dan wacht ik niet zo lang.'

Dooher probeerde weer te bluffen. 'Ik heb gezegd dat ons aanbod gold tot de dag na onze ontmoeting. Toen ik niets hoorde...' 'En toch bent u hier.'

'De aartsbisschop vond het nog een poging waard.' Trang staarde naar het plafond achter Dooher. Ten slotte legde hij zijn potlood neer en keek naar de tafel. 'Laten we de zaak eens bekijken, meneer Dooher. Om te beginnen zou ik het erg waarderen als u me niet langer beledigt met die praatjes over de bezorgdheid van de aartsbisschop voor mijn welzijn. Ik ga een aanklacht indienen die zijn bisdom ongetwijfeld een heleboel schade zal berokkenen en misschien wel een smet op hemzelf kan werpen. Hij weet dat, ik weet dat en u weet dat.' 'Goed.' Dooher toonde zijn pokerface. 'Ik heb me vergist. Ik wilde je niet beledigen, maar sommige lui laten zich overbluffen.' Trang leek dat te accepteren. Hij schoof wat met zijn paperassen en leek naar iets te zoeken. Toen hij het had gevonden, trok hij het naar zich toe en las. 'Ik heb, laat eens kijken, twaalf namen.'

'Twaalf personen? Wil je zeggen dat Slocum zich met twaalf vrouwen heeft ingelaten?'

Trang bleef zelfvoldaan glimlachen. Het begon Dooher te dagen. 'Ik heb twaalf personen - tot dusver - die bereid zijn een relatie met een pastoor uit het aartsbisdom toe te geven. Ze komen uit drie verschillende parochies. Het is een wijdverbreid probleem, zoals mijn geamendeerde aanklacht betoogt. Kennelijk bestaat er een politiek van tolerantie die helemaal aan de top begint...'

Dooher pakte het papier aan en wierp een vluchtige blik op de lijst. 'Zo te zien zijn al deze namen Aziatisch.'

'Inderdaad. De meeste zijn Vietnamees.'

'Een interessante samenloop van omstandigheden.'

Trang haalde zijn schouders op. 'Deze vluchtelingen kwamen ontheemd naar dit land. Ze gingen te rade bij hun geestelijke adviseurs om hen te helpen zich aan te passen en veel van die adviseurs - deze priesters - bedrogen hen, profiteerden van hun zwakheid en kwetsbaarheid.' Hij schudde zijn hoofd om de tragische realiteit.

Dooher had een andere uitleg. 'Wij zouden van al die vrouwen geen spaan heel laten. Dat begrijp je toch wel?' Om Trang duidelijk te maken wat hij vermoedde - dat de aanklachten verzonnen waren. Trang had een dozijn leugenaarsters opgetrommeld die hij zou betalen voor hun beschuldiging - een fractie van het schikkingsbedrag dat hij in de wacht hoopte te slepen.

Maar Trang had nog een troef achter de hand. 'Het zijn niet alleen vrouwen.' Weer een vage glimlach. 'Tenslotte is dit San Francisco.' Dus Trang had ook jongemannen die waren verleid door priesters, terwijl Flaherty steevast de andere kant opkeek. 'En natuurlijk zouden er getuigenverklaringen worden afgelegd. Mijn cliënten zouden de volle waarheid aan het licht willen brengen, al was het maar om anderen te waarschuwen.' Hij grinnikte zacht. 'Dit is een verhaal dat breed in de kranten zal worden uitgemeten, hoewel wij natuurlijk zullen proberen dat te beperken.' Dooher wist dat het uiteindelijk daarom ging. Trang belazerde de boel. Hij dreigde met een schandaal. En omdat het niet van a tot z was verzonnen, zou het hem lukken. Ongetwijfeld waren mevrouw Diep, en misschien ook haar dochter, door pastoor Slocum misbruikt. Misschien dat er nog een slachtoffer was, misschien wel twee.

Maar twaalf? En die waren de laatste weken zomaar uit de hoge hoed gekomen?

Dooher geloofde er niets van, maar wat hij geloofde deed er niet veel meer toe. Hij moest deze idioot tegenhouden. Dat was wat Flaherty van hem verwachtte. Daarvoor werd hij betaald. 'Laten we het even over mevrouw Diep hebben - het geding dat al loopt. Zij wil...'

Maar Trang viel hem hoofdschuddend in de rede. 'Nee, nee, meneer Dooher. Dat is verleden tijd. Ik heb een wijdverbreid probleem aan het licht gebracht dat gebaat zou zijn bij een openbare behandeling. Uw aartsbisschop had misschien het beste voor, maar veel mensen hebben schade ondervonden. En als we gaan procederen, denk ik dat zich nog veel meer slachtoffers zullen melden. Acht u dat niet waarschijnlijk? Zo gaat het vaak bij deze zaken.' Weer die glimlach.

Dooher wist dat hij gelijk had. Het plan van Trang was fantastisch - hij zou de zaak aanzwengelen met gefingeerde slachtoffers. En wanneer het dagelijks nieuws was, zou iedereen die ooit door een priester was gekust zich melden en vragen om mee te mogen doen met het feest. 'Daarom geven we er de voorkeur aan als je er niet mee doorgaat.' Een knikje waarvan Trang misschien dacht dat het waardig en edelmoedig was. Hij wilde een goede winnaar zijn.

Dooher was echter niet van plan te verliezen. Niet van deze kleine spleetoog. Dat niet. Nu niet. Nooit. 'Het aartsbisdom wil een schadeloosstelling geven voor het onrecht dat het onbedoeld door de vingers heeft gezien, meneer Trang. Daarom praten we. Deze mensen' - hij wees op de lijst -'voelen zich misschien verraden, maar ik denk dat niet of nauwelijks is aan te tonen dat hun aanzienlijke schade is berokkend. Mevrouw Diep, ja. Haar dochter, goed. We zijn bereid mevrouw Diep vijftigduizend dollar te geven met daar bovenop nog eens vijftigduizend' - hij zweeg even met een blik vol afkeer - 'om onder de andere cliënten te verdelen.' Trang floot door zijn voortanden. 'Trek daar mijn honorarium van af en niemand is echt blij. Dertig mille te verdelen onder twaalf personen is een aanfluiting voor wat ze hebben doorstaan. Dat moet u weten. En mevrouw Diep zal er nog altijd zo'n twintigduizend bij inschieten, plus de rente...'

Dooher stak een hand op. 'We zullen jouw honorarium betalen.' Dat verhoogde zijn aanbod tot zo'n honderdvijfendertigduizend. Hij voelde zijn maag draaien van woede en onmacht. Bijna het driedubbele van wat Trang vorige week had gevraagd en...

En hij schudde nog steeds van nee. 'Ik geloof niet dat zo'n bedrag in overeenstemming is met de ernst van deze aanklachten, meneer Dooher. Mijn cliënten hebben het gevoel dat er sprake moet zijn van een soort straf zodat de aartsbisschop zich in het vervolg wel twee keer zal bedenken om zoiets door de vingers te zien. Een ton is voor hem niet meer dan een vermaning. Hij zou dat nooit voelen.'

Terwijl hij zijn gal wegslikte, vouwde Dooher zijn handen voor zich. 'Wat wil je dan, Trang?'

Het was een eenvoudige vraag. Met zijn handpalmen in een gebaar van onschuld naar boven gericht zei Trang eerlijk: 'In de geamendeerde aanklacht wordt drie miljoen geëist.'

Dooher hield zijn gezicht ondoorgrondelijk. Het was nu iets persoonlijks geworden, Trang die hem liet spartelen als een vis. Maar hij zou niet voor hem buigen. Hij wachtte.

'Misschien kan ik mijn cliënten ervan overtuigen dat de helft van dat bedrag een redelijke compensatie zou zijn voor wat hun is aangedaan.' Anderhalf miljoen! Dooher wist dat het bij lange na niet in de buurt kwam van wat hij mocht bieden, maar als hij niet tot een schikking kwam, zou heel de zaak openbaar worden. Zelfs al waren de meeste cliënten van Trang verzonnen, de negatieve publiciteit zou Flaherty zwaar beschadigen. En Dooher zou in elk opzicht hebben gefaald. Zover mocht hij het niet laten komen.

'Dat is te veel,' snauwde hij. Hij greep het vel papier weer en zijn ogen vlogen over de lijst. 'Ik zal jou zeggen wat we gaan doen, meneer Trang. Een laatste bod, een vertrouwelijke overeenkomst, geen persconferenties...' Hij liet blijken dat hij kwaad was en zweeg even om zijn beheersing terug te krijgen. Dit was zijn laatste troef en hij kon die maar beter uitspelen. 'Zeshonderdduizend dollar.'

Trang reageerde niet. Het was alsof Dooher geen woord had gezegd. Hij bracht zijn kopje net naar zijn lippen en onderbrak het gebaar niet eens. Hij nam een slok en zette zijn kopje neer. 'Echt heerlijke thee,' zei hij.

Daarna, alsof het nu pas doordrong: 'Zeshonderdduizend dollar.'

Dooher liet het bedrag even bezinken. Toen zei hij: 'Een heleboel geld.' Hij voegde er niet aan toe, en twee ton voor jou, ondermaatse spleetoog, maar dacht het wel.

'Het is een heleboel geld,' erkende Trang, 'maar het is ook lang geen drie miljoen, of zelfs maar anderhalf. Als u het goedvindt neem ik het aanbod in beraad om het aan mijn cliënten voor te leggen.' 'Natuurlijk,' zei Dooher, die natuurlijk wist dat Trang niemand iets voor hoefde te leggen. Hij besloot de inzet te verhogen. 'Maar dit aanbod geldt tot einde kantoortijd vandaag. Vijf uur.'

Trang verwerkte dat, begon toen zijn paperassen bij elkaar te pakken en stopte die in zijn aktetas. 'In dat geval kan ik maar beter haast maken. Het wordt een drukke dag.'

 

Het leek wel alsof de zon dat jaar voor het eerst echt was doorgebroken en het lenteachtige gevoel van hoop in de lucht bracht Christina ertoe naar Sams kantoor te lopen.

Haar cheffin balanceerde op de achterpoten van de harde stoel. Haar ogen waren dicht, haar armen over haar borst gevouwen en haar voeten lagen met gekruiste enkels op haar bureau. Sam voelde dat er iemand in de deuropening stond en sloeg haar ogen op.

'Ik heb de pest aan alle mannen,' zei Sam. 'Nou ja, ik heb natuurlijk geen hekel aan mijn broers of mijn vader, maar wel aan alle andere mannen.' Christina leunde tegen de deurstijl en glimlachte. 'Hoe sta je tegenover vrijwilligsters die verkrachtingsslachtoffers proberen bij te staan?' 'Volgens mij moeten dat geen mannen zijn.' Sam schudde haar hoofd. 'Het spijt me van gisteren. Brigadier Glitsky kwam langs en vertelde me dat jij buiten werktijd naar zijn kantoor in het centrum was gekomen.' Ze zweeg even. 'Als mens ben ik een idioot en als chef stel ik niets voor, hè?'

Sam probeerde zich te verontschuldigen, dus vond Christina dit niet het moment voor sarcasme. 'Daar meen je niets van,' zei ze. 'Je bent geen idioot en evenmin een waardeloze cheffin. Je trekt je alleen alles te veel aan, Sam. Dat is positief.' 'Je bent te goed.'

Christina haalde haar schouders op. 'Beter dan andersom, nietwaar? Ik ga een kop koffie drinken. Denk je dat het kantoor het een kwartier zonder ons af kan? Of moet ik wat voor je meebrengen?'

Sam dacht even na, zwaaide toen haar voeten van het bureau en stond op. 'Ik hang wel een briefje op de deur.'

In een espressobar verderop in de straat gingen ze in de rij staan. Sam had haar algemene opvatting over mannen afgezwakt tot één bepaalde persoon.

'Wes Farrell?' zei Christina. 'Waar ken ik die naam van?' 'Hij is de advocaat van Levon Copes.'

'Nee, dat bedoel ik niet. Daar wist ik niets van tot jij het me net vertelde. Ik ken die naam ergens anders van.'

Sam had de bijzonderheden van haar ontmoeting met Wes Farrell achterwege gelaten en alleen gezegd dat ze hem flink zijn vet had gegeven. 'Misschien heb je de naam gelezen in een van Glitsky's rapporten of zo.' 'Misschien.' Christine bestelde een cappuccino en fronste haar voorhoofd in een poging het zich te herinneren. Toen ze hun bestelling hadden, gingen ze aan een tweepersoonstafeltje in de zon zitten. Ze deelden de vensterbank met twee poezen, waarvan een er spinnend langs Christina's arm streek. 'Hoe dan ook,' zei Christina, 'je moet me geloven als ik zeg dat ik me het lot van de mensen die ik probeer te helpen echt aantrek.' 'Daar ben ik intussen van overtuigd.'

'Goed, maar... daarom is het een beetje pijnlijk dat ik je moet vertellen dat ik binnenkort niet meer naar het Center kan komen, dat ik moet stoppen met dit werk.'

Een lange, pijnlijke stilte. 'Vanwege de zaak Tania Willows?' 'Nee, omdat ik over ongeveer een maand mijn laatste tentamens doe. Dan ga ik fulltime stage lopen bij een advocatenkantoor in het centrum en ik heb begrepen dat ik dan honderd uur per week moet aanpoten. Daarna hoop ik als advocaat te worden toegelaten. Ik zal geen moment meer voor mezelf hebben.'

Sam roerde in haar koffie. Stopte. Haar ogen dwaalden rusteloos over straat. 'Verdorie,' zei ze ten slotte, 'dat overkomt me nu altijd.' 'Ik weet het. Het spijt me.'

'Maakt niet uit. Ik begin het alleen nogal beu te worden. Als het er eindelijk op begint te lijken dat je een band met iemand krijgt...' '... gaat ze weer weg. Ik weet het.' Christina hield de koffiemok in haar beide handen om ze te warmen. 'Dus je kon Wes Farrell niet overhalen de verdediging te staken?'

Sam trok een grimas. 'Ik ben stom geweest. Ik ben nijdig geworden. En het zou toch niets hebben uitgemaakt, wat ik ook zou hebben gedaan. Copes zou gewoon een andere advocaat hebben genomen. Vervloekte advocaten... o, neem me niet kwalijk.'

Christina wuifde het weg. 'Maakt niet uit. Ik ben nog geen advocaat en zo wil ik in ieder geval niet worden.'

'Het is stom, omdat hij voor de rest wel een aardige vent leek. Een geweldige vent, eigenlijk.' 'Wie?'

'Over wie hebben we het? Wes Farrell.'

Christina keek naar haar koffiemok. 'Je vond hem echt aardig, hè?' 'Ik weet het niet. Misschien. Misschien was het er wel van gekomen. Ik weet het niet.'

'Bel hem. Hij moet in het telefoonboek staan. Zeg hem dat hij met Levon Copes een fout maakt, maar dat jij te hard voor hem bent geweest. Dat je hem wel een drankje wilt aanbieden.'

Sam schudde haar hoofd. 'Ik weet niet of ik hem wel een drankje wil aanbieden.' En met een zucht: 'Zo eenvoudig ligt het niet.'

'Maar zou het niet leuk zijn?'

 

De conferentiezaal van McCabe & Roth was bedoeld om indruk te maken. De donkere, kersenhouten tafel was zevenenhalve meter lang en het glanzend tafelblad moedigde ontspanning noch werken aan. Het was een tafel om aan te zitten. En te luisteren. En onder de indruk te raken. De onbewuste boodschap van een dergelijk toonbeeld van volmaaktheid was dat zelfs zoiets als een vingerafdruk neerkwam op vernielen van een kunstwerk. Vandaar dat aktetassen op de vloer bleven staan en aantekeningen op schoot werden gemaakt.

Koffiekopjes? Paperclips? Drankjes? Eten? Vergeet het maar. Aan het ene uiteinde van het vertrek oefenden de van vloer tot plafond reikende ramen de betovering van een schitterend uitzicht uit, terwijl de wanden waren bekleed met een zwaargeweven, lichtgroene stof. Originele olieverfschilderijen in zware lijsten keken dreigend omlaag. Indirect licht viel naar binnen wanneer de verduisteringsgordijnen waren dichtgetrokken. Na zijn debacle met Trang eerder op de dag, wilde Dooher minstens één keer winnen. Feitelijk had hij in alle opzichten een beroerde dag achter de rug, want ook de aartsbisschop had zijn frustratie geuit omdat zelfs zijn maximumbod van zes ton niet meteen was geaccepteerd. Dooher merkte dat het zorgvuldig geformuleerde verwijt hem nog steeds dwarszat. 'Dat is helemaal niets voor jou, Mark, dat je je bij onderhandelingen laat aftroeven door een beginneling.'

Daar had hij niets op kunnen zeggen. En nu was het eind van de werkdag aangebroken en hij had nog niets van Trang gehoord. Het laatste aanbod van de aartsbisschop was dus ook van tafel en Dooher wist dat het allemaal nog veel erger zou worden.

Maar nu ging hij zich amuseren. Hij zat aan het hoofd van de vergadertafel en keek op zijn horloge - tien voor half zes. De overige acht vennoten konden ieder moment binnenkomen.

Hij merkte dat hij glimlachte bij de gedachte aan David en Batseba en aan Batseba's arme eerste echtgenoot die David de oorlog had ingestuurd met een promotie waardoor hij aan het hoofd van de troepen de aanval tegen de Filistijnen moest inzetten. Een held. Helaas zou hij nooit terugkeren.

'Joe, misschien heb je geruchten gehoord dat de firma overwoog haar activiteiten naar nieuwe markten en terreinen uit te breiden. Goed, we zijn hier allemaal bijeen om aan die geruchten een eind te maken. Die zijn absoluut... waar.'

Een beschaafd, ingehouden mannelijk gegrinnik.

Aan de andere kant van de vergadertafel glimlachte Joe Avery nerveus. Verschillende van de andere mannen keken glimlachend zijn kant op.

Dooher vervolgde: 'We zijn tot het besluit gekomen dat het eerste bijkantoor in Los Angeles moet worden gevestigd. Zoals je weet doen we daar een heleboel zaken - aan veel van de zaken heb jij trouwens gewerkt. We zijn allemaal diep onder de indruk van de tijd en moeite die jij je in de loop der jaren hebt getroost en we zouden je daar nu graag voor belonen door je te vragen er nog wat meer tijd in te steken.' Opnieuw beschaafd gelach.

'Maar in alle ernst. Voordat we ons verdiepen in wat onze verwachtingen zijn daarginds in Los Angeles, willen we jou eerst allemaal feliciteren. En hoewel ik er misschien al op heb gezinspeeld, wil ik eraan toevoegen' - nu betrok Dooher de meesten van de vennoten rond de tafel erbij met een samenzweerderige knipoog - 'dat we jouw benoeming tot vennoot min of meer door de commissie hebben gejaagd en wat eerder dan je misschien had verwacht. Goed, we zouden graag zien dat jij in Los Angeles het roer in handen neemt, Joe. Je zet ons kantoor daar op en laat iedereen weten dat we er zijn.' Opnieuw een groots gebaar door de hele zaal. 'Heren, ik zie een schitterende toekomst weggelegd voor Joe Avery bij McCabe & Roth. Gefeliciteerd, Joe.'

Welgemeend applaus. Joe Avery ging staan, straalde en koesterde zich in de bijval van zijn collega's. En Dooher wist dat de dwaas deze baan niet zou laten glippen, zelfs als hij daardoor Christina zou kwijtraken.