14
John Strout, de lijkschouwer van San Francisco, was een heer van de oude stempel. Hij had een uitstekende adamsappel, altijd roos in zijn krullende grijze haar, geen smaak voor kleding en een uitgesproken zuidelijk accent. Hij was ook, zuiderling of niet, een van de meest gerespecteerde experts op het gebied van de gerechtelijke geneeskunde en maakte nu met Glitsky een ochtendwandeling door de puinhopen en overblijfselen ten zuiden van de Market in San Francisco.
Het was een zonnige en winderige, koude maandagochtend. Strout was uiteraard doctor in de geneeskunde maar na een leven lang de dag te zijn begonnen met slechte koffie en oudbakken donuts had hij zich pas kort geleden bekeerd tot de theorie dat een gezond ontbijt de sleutel was tot een lang leven en misschien zelfs een wat weelderigere haardos. Zoals alle bekeerlingen die de waarheid hadden gevonden, was hij van plan het woord te verspreiden. Goedschiks of kwaadschiks. Gelegen of ongelegen. Daarom had hij zo vaak mogelijk politiemensen en officieren van justitie een korte uiteenzetting gegeven van zijn forensische rapporten tijdens een ontbijt in een van de vele eethuisjes die de stad telde. Het kwam nooit bij hem op dat een gedetailleerde bespreking van een vaak bloederige, gewelddadige dood, gelardeerd met kleurenfoto's, zo vroeg op de ochtend misschien niet bijdroeg tot een gezonde eetlust. Glitsky begreep dat wel.
Strout had op vrijdagmiddag de sectie op Victor Trang afgerond toen Glitsky - ongebruikelijk voor hem, zoals Strout uit ervaring wist, maar vermoedelijk vanwege zijn huiselijke problemen - had gezegd dat hij de resultaten maandagochtend vroeg meteen wilde bespreken. 'Ik bekijk de foto's onder het lopen wel even, als je het niet bezwaarlijk vindt, John.' Strout gaf hem met tegenzin de map en stak vanwege de kou zijn handen in de zakken van zijn zware overjas. 'Wat hebben we? Verrassingen?'
'Nou kijk, eigenlijk...'
Glitsky sloot de map die hij net had geopend. 'Wat? Dan luister ik eerst.' 'Verrassing is misschien een te groot woord, maar de overledene werd ontleed met een fikse hartsvanger.' 'Hartsvanger?' 'Mes.'
'Een hartsvanger is een bepaald soort mes?'
Strouts gelaat verried een zekere onverdraagzaamheid. 'Verdomde Yankees... hartsvanger betekent mes. Elk mes. Victor Trang werd met een knoert van een mes overhoopgestoken, zo duidelijker? Niet met zomaar een groot mes, maar zoiets als een bowie of, wat ik eigenlijk denk, een bajonet. Je weet wat een "bajonet" is?'
Glitsky speelde het spelletje mee. 'Ik heb ervan gehoord. Gemaakt in Zwitserland, hè? Een stuk gereedschap om hout te snijden.' 'Juist en daar de grote uitvoering van.' Strout legde een hand op Glitsky's arm en hield hem onder het lopen staande. 'Open het dossier,' zei hij. Af en toe stak een windvlaag op en ze gingen in de portiek van een kantoorgebouw staan. 'De foto's.'
Glitsky volgde zijn aanwijzingen, bladerde door glansfoto's van de plaats van het misdrijf, het lijk zoals het was aangetroffen en daarna op de ontleedtafel vanuit verschillende hoeken. Ten slotte legde Strout zijn vinger op een foto. 'Dat is hem.'
Het was een close-up in kleur die Glitsky al gauw herkende. De wond zelf, nadat het omringende gebied was schoongemaakt - dieper en breder dan de meeste meswonden die hij had gezien. 'Zie je dat daar?' zei Strout. 'Helemaal bovenaan?'
Glitsky kneep zijn ogen samen. Het was niet duidelijk wat hij geacht werd te zien. Strout kwam dichter bij hem staan en legde zijn vinger op het gebied boven de gapende wond. 'Daar. Zie je die halve maan? Dat cirkeltje daaronder? Weet je wat dat is?'
Glitsky dacht even na en deed toen een gok. 'Een afdruk van het heft van het mes.'
De patholoog-anatoom was in zijn nopjes. 'Ik moet zeggen dat het een genoegen is om met een beroeps samen te werken. Dat is het inderdaad. De dader heeft zo hard en diep toegestoken dat het heft deze kleine afdruk achterliet en die is verdomd opvallend als je het mij vraagt. De huid boven de plek waar het lemmet binnendrong werd er feitelijk door beschadigd. Ik zou er geen eed op willen doen' - dit laatste omdat hij het nooit onomstotelijk zou kunnen bewijzen en een geslepen advocaat heel zijn getuigenverklaring in twijfel zou trekken als hij er niet tot in detail voor de volle honderd procent van overtuigd was en er achter stond - 'maar tussen ons, dit kan niets anders zijn geweest dan een bajonet.' Strout voelde in de binnenzak van zijn overjas en haalde een bruine papieren zak te voorschijn. 'Toevallig...' '... heb jij er een bij je.'
Dat was niet zo ongewoon als het misschien leek. Strouts kantoor bevatte een indrukwekkende verzameling moordwapens van alle tijden - strijd-knotsen, kruisbogen, wurgijzers, sabels, handvuurwapens en uzi's. En, blijkbaar, ook bajonetten.
Hij haalde het wapen liefkozend uit de zak en gaf het aan Glitsky. 'Ik had gedacht er mijn ontbijtbiefstuk mee te snijden. Om indruk te maken op de kelner. Maar kijk.'
Abe keek al. Het was, zoals Strout had opgemerkt, een fikse hartsvanger.
Op de plaats waar het lemmet overging in het heft zat een dikke stalen houder met een rond gat van anderhalve centimeter.
Strout wees. 'Daar wordt de bajonet op het geweer gezet.' Hij wees weer op de foto. 'Daardoor is ook die dubbele cirkel ontstaan - de bovenkant van het heft, dan het gat... het kan niets anders zijn.'
'Zijn er veel van deze dingen, denk je?'
Strout haalde zijn schouders op. 'Niet zoveel als theelepeltjes, maar iedereen die het wil, kan er een bemachtigen. Dumpshops, schietverenigingen, postorderbedrijven, paramilitaire groepen die ons land willen redden... je zegt het maar. Hier in de buurt komen ze vermoedelijk niet in zulke grote aantallen voor als in Idaho of Oregon, maar je zou er genoeg vinden.' 'Legeruitrusting dus,' zei Glitsky. Ineens zag hij het verband. Mark Dooher. Vietnam en zijn gesneuvelde manschappen. Hij sloot zijn ogen en probeerde zich de foto uit het kantoor van de advocaat voor de geest te halen. Was er op een van de talloze wapens een bajonet te zien geweest? Hij kon het zich niet herinneren.
Maar Strout ging al verder. 'Dat zou wel eens te moeilijk kunnen zijn, Abe. Als mijn geheugen me niet in de steek laat, moet je je wapens inleveren als je afzwaait. Natuurlijk zou je ze achterover kunnen drukken... vermoedelijk zijn daar gevallen van bekend.'
Glitsky ging met zijn duim langs het koude staal van de bajonet. 'Ik denk het niet,' zei hij. 'Dat zou onrechtmatig zijn.'
Na zijn ontbijt op maandagochtend met Strout, was Glitsky van plan geweest meteen met het onderzoek in de zaak Trang te beginnen - moorden die niet binnen enkele dagen werden opgelost, bleven vaak onopgelost. Maar toen hij op het bureau kwam, wachtte daar een nieuwe moord. Omdat Glitsky de vorige week wachtdienst had gedaan, zou normaal iemand anders hiermee zijn belast, maar de rechercheur die deze week dienst deed had zich ziek gemeld en was op zalm gaan vissen. Glitsky verscheen net toen zijn chef, inspecteur Frank Batiste, al had gedacht geen rechercheur meer te zullen vinden aan wie hij de zaak kon toewijzen. Een frituurbediende die bij een Tastee Burger in het Lower Mission District was ontslagen, was blijkbaar teruggekeerd naar de plaats waar hij zo was vernederd om daar eruit te stappen - een nieuwe uitdrukking die Glitsky prachtig vond. Vanzelfsprekend had de voormalige medewerker geen van zijn kwelgeesten vermoord. Maar voordat hij zelfmoord pleegde, maakte hij per ongeluk een eind aan het leven van een zeventienjarige middelbare scholier. Deze nieuwe moord meegerekend, had Glitsky zeven moordzaken onder handen en deze zaak hield hem de rest van de dag druk bezig in en rondom de Tastee Burger.
Het was nu dinsdag, laat in de ochtend, en eindelijk zat hij met Paul Thieu, zijn enthousiaste tolk, in het schone maar propvolle appartement van mevrouw Trang.
Victors moeder was Glitsky's eerste keuze geweest om het onderzoek te beginnen, maar net als zoveel van zijn plannen de laatste tijd was ook dit geen succes geworden. Hij had gerespecteerd dat ze te verdrietig was geweest om meteen na de dood van haar zoon te worden verhoord. Daarna volgden de dodenwake en de begrafenis. Deze ochtend was de eerste gelegenheid om elkaar te spreken.
Het appartement was een studie in kantwerk. Elk glad oppervlak was wel met iets gehaakts bedekt - een antimakassar, doekje of kleedje. De rugleuning van de bank, waarop Glitsky en Thieu konden gaan zitten, was afgezet met kant en er lagen kanten kleedjes op de salontafel, onder lampen en foto's op bijzettafeltjes, op de televisie, onder de telefoon op het haltafeltje. Het zwakke zonlicht probeerde een sluier van kant te doorboren dat als gordijn voor het raam hing.
Trangs moeder was een tengere, keurige vrouw met een verweerd gezicht, dof grijs haar en een vormeloos klein lichaam dat in een overmaats zwart herenkostuum stak. Verder droeg ze een witte, gehaakte schouderdoek. Ze bood hun een smaakloos koekje aan en koffie die te lang had gekookt, waar veel chicorei aan was toegevoegd en die een aanslag deed op Glitsky's smaakpapillen, maar Thieu dronk het eerste kopje meteen leeg en wilde nog wel een tweede. Ze zat roerloos aan de salontafel en reageerde zonder interesse en geduldig en meegaand op zijn deelneming. Haar leven was blijkbaar met dat van haar zoon geëindigd.
Maar nu drong hij eindelijk tot de kern door. 'En de laatste keer dat u uw zoon zag was?'
Hij wachtte tot Thieu dat had vertaald, luisterde naar de eentonige klank van haar antwoord, probeerde al wat op te maken uit de afzonderlijke klanken, maar het klonk te monotoon. Thieu knikte naar mevrouw Trang, draaide zich daarna naar hem: 'Ze heeft hem de dag voordat hij werd vermoord gezien, heeft die avond nog met hem gepraat, ergens na het eten. Ze weet niet precies hoe laat.'
Glitsky deed of hij aantekeningen maakte en hield zijn gezicht uitdrukkingsloos. Op gedempte gesprekstoon zei hij: 'Paul, wil je me alsjeblieft de woorden vertellen die ze zegt, woordelijk? Vertel me niet wat ze zegt. Zeg wat ze zegt.'
De jongere man knikte en slikte de berisping. 'Neem me niet kwalijk.' 'Goed.' Glitsky boog zich naar voren en sprak de moeder rechtstreeks aan. 'Mevrouw Trang, hoe kwam Victor op u over toen u hem voor het laatst zag?'
Thieu vertaalde. Het wachten. 'Hij was hoopvol. We hadden gezellig gegeten. Hij probeert minstens één keer per week te komen, op zondag, soms vaker. Hij...' Ze zweeg en Thieu wachtte. 'Het spaart hem geld uit als hij hier komt eten, denk ik. Het heeft even geduurd voordat hij als advocaat geld ging verdienen en hij had het gevoel dat hij op het punt stond veel te gaan verdienen.' 'En hoe wilde hij dat doen?'
'Hij had een cliënte die het aartsbisdom voor de rechter had gedaagd en Victor zei dat ze - het aartsbisdom - hadden aangeboden om...' Thieu luisterde, wendde zich tot Glitsky. 'Ze verontschuldigt zich tegenover mij,' zei hij. 'Ze kent het jargon niet.'
Glitsky sloeg geen acht op Thieu. 'Dat geeft niet, mevrouw Trang, probeer het maar zo goed mogelijk.'
Ze begon weer te praten. Thieu volgde.'... om het te regelen... voordat het een rechtszaak werd. Ze wilden het niet op een rechtszaak laten aankomen en hij dacht daar veel aan te verdienen.'
'Hij was daar tamelijk zeker van?'
'Ja. Hij leek erg zeker, erg hoopvol. Maar ook bezorgd.'
'Waarover?'
'Dat het niet door zou gaan. Dat er iets mis zou gaan.' Stilte. 'Zoals nu.' 'Zei hij wat er mis zou kunnen gaan? Waarover hij zich zorgen maakte?' 'Dat het om een heleboel geld ging en de kerk misschien gebruik zou maken van... connecties... bij de rechtbank. Dat ze hem misschien tegen konden houden, ook al stond Victor in zijn recht en had hij de wet aan zijn kant.' 'Dacht u dat hij geweld bedoelde?' 'Nee. Maar nu weet ik het niet meer. Misschien wel.' 'Over hoeveel geld had hij het?'
'Dat zei hij niet precies. Genoeg om zijn leningen af te betalen. Hij dacht erover zijn kantoor te verplaatsen, een secretaresse te nemen. Hij wilde mij een ander huis geven.' Ze gebaarde naar haar krappe behuizing. 'Nieuwe kleren voor mij kopen.'
'Goed. Nu de avond daarna, toen hij belde. Belde hij u of belde u hem?' 'Hij belde mij. De advocaat van het aartsbisdom...' 'Mark Dooher?'
'Ja, ik geloof dat hij zo heette. Hij had Victor gebeld en hem gevraagd op zijn kantoor te blijven in afwachting van een telefoontje omdat ze die avond meer wilden bieden.'
'Vertelde hij wanneer hij dat eerste telefoontje van Dooher had gekregen?' 'Ik dacht... vlak voordat hij mij belde.'
Glitsky maakte een aantekening. Via de telefooncentrale zou het juiste moment te achterhalen zijn.
Mevrouw Trang zei nog een paar woorden die Thieu vertaalde. 'Dat is de reden waarom hij tot zo laat bleef.'
'Kan hij iemand anders hebben gebeld om te vertellen over de mogelijke schikking?'
'Nee. Ik wilde mijn zus bellen en het haar vertellen maar hij zei dat ik moest wachten, dat hij ook moest wachten. Dat ik er met niemand over mocht praten voordat het achter de rug was. Hij wilde er geen...' Thieu fronste zijn voorhoofd, probeerde het juiste woord te vinden '... onheil over afroepen, het lot tarten. Dat vertelde hij me.'
'Maar dat betekent niet dat de vriendin of iemand anders niet toevallig langskwam.' Thieu wilde erover blijven praten.
Glitsky reed in de onopvallende Plymouth terug naar Trangs kantoor, probeerde geen voorbarige conclusies te trekken en was blij dat hij meestal op eigen houtje werkte. Hij was tot de overtuiging gekomen dat te veel geloof werd gehecht aan overlegstructuren. Soms - hij wist natuurlijk dat het een aanmatigend idee was in deze zelfgenoegzame tijd - maar soms leverde eenzame overpeinzing wel degelijk resultaat op. 'Het moet iemand zijn geweest die hij kende, hè? Het was geen roofoverval - er wordt niets vermist.'
'Dat weten we niet. We weten niet wat er was en weg kan zijn.' 'Ik bedoel zijn portefeuille, persoonlijke eigendommen...' 'Misschien was het prutswerk.' Als Thieu behoefte had aan zulke spelletjes, dan kon Glitsky ze minstens leerzaam maken. 'Er is een kerel daarbinnen, Trang komt terug van het eten...'
'Hij ging niet weg om te eten.' Paul had zijn huiswerk gemaakt. 'Bij de autopsie werd niets in zijn maag aangetroffen.'
'Dus kwam hij terug voor zijn sleutels of iets anders. Of hij ging een brief posten, kwam terug en betrapte de dader die in zijn kantoor inbrak. De dader vermoordde hem en besloot dat hij hem maar beter kon smeren...'
'Zo is het niet gegaan.'
'Nee, dat geloof ik ook niet. Maar het zou zo gegaan kunnen zijn. Ik denk hetzelfde als jij - een sterke vent die hem kende, vermoordde hem.' 'Dooher?'
'Misschien, of een van zijn cliënten. Misschien een van de mensen die hij lastigviel om werk te krijgen.' Een zijdelingse blik. 'Daarvoor betalen ze ons, om daar achter te komen.'
Trangs kantoor zag er bij daglicht niet veel beter uit en Thieu vond het nog erger. De tape waarmee de plaats van het misdrijf was verzegeld, zat nog op de deur. Binnen riep de manier waarop de technische recherche en de afdeling Moordzaken op vrijdagavond alles hadden achtergelaten een gevoel van verlatenheid op dat een verpletterende uitwerking had op Thieu. Het viel hem op dat zelfs niet het geringste sprankje zonlicht van buitenaf in deze spelonk doordrong. Nooit.
Glitsky had zijn vliegersjack dichtgeritst. Zijn adem vormde wolkjes in de kou. Hij liep naar het enige venster - het zwarte gat van vrijdagavond - en toen hij dat opende, bleek de ruimte tussen het venster en de muur van het gebouw ernaast nog geen tien centimeter te zijn. Hij stak zijn hoofd naar buiten en keek omhoog, omlaag, opzij. 'Als de dader hierdoor naar binnen kwam,' zei hij, 'is hij een levend skelet.'
Het was de eerste keer dat Thieu de brigadier iets luchthartigs hoorde zeggen. Daardoor aangemoedigd durfde hij een vraag te stellen. 'Waar zoeken we naar?'
Glitsky was teruggelopen naar het bureau en in de bibliotheekstoel gaan zitten. Hij wees naar vier kartonnen dozen die verloren in een hoek stonden en waarin bruine dossiermappen zaten. 'Iets. Waarom begin je niet met die dozen door te nemen?' Thieu haalde zijn schouders op - de bron van Glitsky's humor bleek betrekkelijk ondiep - en hij ging aan de slag. De dossiers lagen niet op alfabet en hij had de eerste drie doorgespit - aantekeningen van de juridische faculteit! - toen hij een klik en gezoem achter zich hoorde. Hij draaide zich om en zag Glitsky met gestrekte benen en gevouwen armen achter de computer zitten terwijl zijn blik fronsend op de monitor was gericht. Na een poos bewoog de brigadier zich naar voren en klikte iets met de muis aan.
Thieu liet de dozen voor wat die waren, kwam overeind en ging achter Glitsky staan. Hij besloot niets te vragen, hoewel het niet zijn stijl was. Hij hield van mensen en geloofde dat een openhartige, ongedwongen uitwisseling van ideeën en theorieën de waarheid aan het licht bracht. Ook had hij op de universiteit ontdekt dat hoogleraren vragen wat ze graag wilden, de manier was om erachter te komen wat je ze moest geven. Dat was geen mysterie maar gewoon communicatie. En op de politieacademie was hen ingeprent dat je vragen moest stellen en dat superieuren je altijd met plezier zouden helpen.
Volgens hem had iemand dat tegen de rechercheur verteld. Op de monitor verscheen de ene na de andere pagina van een document dat blijkbaar een soort agenda was. Glitsky kwam bij de dag van Trangs dood, gisteren een week geleden, en boog naar voren. 'Kijk eens,' zei hij. Thieu stond al naast hem. Vier notities:
10.22 - | MD gebeld, hem verteld moet antwoord einde werktijd, anders morgen aanklacht. $300 miljoen. |
13.40 - | bericht MD. Ik heb teruggebeld. Hij was lunchen. WCB. |
16.50 - | teruggebeld door MD. F. stad uit tot 18.00. Verlenging tot vanavond 24.00 oké. |
19.25 - | MD van bij F. Schikking mogelijk. Aanbod $$ nog steeds niet opgelost. Middernacht uiterlijk. |
Thieu kon zijn opwinding niet langer bedwingen. 'Die laatste, daarna belde hij zijn moeder. Wie is "F"?'
Glitsky bladerde terug met zijn ogen op het scherm. 'De aartsbisschop,' zei hij. 'Flaherty.'
Zoals verwacht bleek Victor Trang niet veel onder handen te hebben. De verschillende schermen vertoonden weinig namen, afspraken of telefoonnummers. Glitsky ging een paar weken verder terug en stopte bij een ander scherm: 'MD, $600K!!! Afgewezen.' 'Dat is iets,' zei Thieu. Glitsky knikte. 'Reken maar.' 'Hij wilde het niet?'
'Daar lijkt het wel op. Hij dacht waarschijnlijk dat hij meer kon krijgen.'
Er was een antwoordapparaat met berichten van Trangs vriendin Lily Martin, mevrouw Trang, Mark Dooher en Felicia Diep, die allemaal vroegen of Victor daar was, waarom hij niet had teruggebeld en of hij alsjeblieft wilde bellen zodra hij de boodschap kreeg.
Ze vonden ook de map met processtukken, waaronder de geamendeerde aanklacht, gedateerd op dinsdag, de dag na Trangs moord. Verder een notitieblok vol aantekeningen die voor Glitsky onbegrijpelijk waren, maar Thieu had genoeg van de eerste bladzijde kunnen ontcijferen om er uit op te maken dat Trang zich 'bedreigd' had gevoeld bij zijn eerste bezoek aan McCabe & Roth.
'Dooher?' vroeg Thieu. Ze reden terug naar het centrum waar Glitsky een gesprek zou hebben met Lily Martin die had aangeboden naar het Paleis van Justitie te komen. 'Ik zou hem gewoon oppakken en stevig aan de tand voelen.' 'Waarover?'
'Waarover? Over dit alles!'
'Dit stelt niets voor, Paul. Tot dusverre hebben we nog helemaal niks.' Glitsky had Thieu niet echt af willen bekken. Wat de man zei kon tenslotte waar zijn. Maar tot dusver hadden ze geen enkel bewijs tegen Dooher, zelfs onvoldoende bewijs om hem indringende vragen te stellen. En Glitsky leed nog steeds onder het fiasco met Levon Copes die zonder enige twijfel schuldig was, terwijl hij gewoon had geweten wat er was gebeurd. Hij wilde hierbij niet dezelfde fout maken. Maar hij deed nu nodeloos vervelend. Hij wilde de knaap niet afschrikken voordat hij goed en wel was begonnen.
Hoewel hij wist dat hij bij Lily Martin geen tolk nodig zou hebben, besloot Glitsky in een opwelling Thieu te vragen erbij te blijven. Bovendien wist Glitsky dat hij hem misschien opnieuw nodig zou hebben. 'Laten we eerst met zijn vriendin praten, Paul. Eens kijken wat zij te vertellen heeft.'
'Eén miljoen zeshonderdduizend dollar was het bedrag van de schikking. Wat... dat zou... Victor zou daarvan vijfhonderddrieëndertigduizend hebben gekregen.'
Lily Martin wist dat absoluut zeker.
Ze was conservatief en volgens Glitsky op een betaalbare manier goed gekleed. Ze sprak volmaakt Engels en woonde al sinds haar vierde in dit land. Haar vader, Ed Martin, had in Vietnam gevochten en was daar met haar moeder getrouwd. Nu was ze vijfentwintig. Omdat ze voor accountant studeerde en stage liep bij een grote international, had het geldaspect voor haar geen geheimen.
'Volgens Victors moeder was hij niet van plan iemand iets te vertellen. Hij wilde de schikking niet in gevaar brengen.'
'Hij belde mij niet, ik belde hem. Een minuut of zo nadat hij dat telefoontje had gekregen.' Ze liet een trieste glimlach zien die bijna meteen verdween. 'Dit zou het begin worden van ons leven, van alles. Natuurlijk belde ik Victor.'
'Die avond? Vorige week maandag?' 'Ja.'
'En wat zei hij?'
'Victor zei dat meneer Dooher hem net had gebeld vanuit het kantoor van de aartsbisschop en dat Dooher... voordat hij de aartsbisschop een definitief bedrag voorstelde... met Victor wilde overleggen om te zien of ze het op hoofdpunten eens waren.' 'En dat bedrag was...'
'Wat ik u zojuist vertelde, brigadier, één komma zes miljoen.'
'Ik wil alles op een rijtje hebben, mevrouw. Dooher vertelde Victor dat ze over een bedrag in die orde gingen praten?'
'Dat klopt.'
'En als zij - Dooher en Flaherty - geen overeenstemming zouden bereiken...?'
'Dan zou Victor de aanklacht indienen, maar hij dacht niet... nee.' Ze sloeg haar armen over elkaar, te snel. Glitsky herkende de klassieke lichaamstaal - ze had besloten ergens verder haar mond over te houden. 'Nee, wat?'
'Niets. Het spijt me. Gaat u verder.'
De kleine verhoorkamer had geen ramen. Er hing niets aan de muren. Het meubilair bestond uit drie klapstoelen rond een houten tafel met een pokdalig blad. Zo'n omgeving kon zelfs de behulpzaamste getuige op de zenuwen werken. De lucht werd bedompt. Mensen verstarden, verbeeldden zich dingen, gingen vreemd doen.
Plotseling leunde Glitsky achterover, rekte zich uit en schudde zijn schouders los. Hij trok zijn mondhoeken op en krabde aan zijn gezicht. Als laatste was er de truc met zijn ogen, die hij in het niets liet blikken. Hij hoopte dat mensen dan vonden dat er iets zachts in zijn blik lag. Hij draaide zijn hoofd naar Paul Thieu. 'Als we eens even pauzeren en een kop thee of zo gaan drinken?'
'Dus toen, nadat jullie die avond hadden gepraat...?' 'Hij zou naar mij komen. Hij vroeg me niet meer te bellen - Dooher zou er misschien zijn. Hij zou bellen zodra hij het wist of als het niet doorging.' 'En toen hij niet belde...?'
"... dacht ik dat het misschien laat was geworden en hij gewoon naar huis was gegaan. Heel de volgende dag heb ik op mijn werk tevergeefs op een telefoontje gewacht. Ik probeerde hem op kantoor te bereiken, thuis... zelfs op Doohers kantoor.' 'En wat zei die?'
'Ik kreeg hem niet zelf te spreken.' Glitsky en Thieu wisselden een blik. Lou de Griek leek ongewoon hol en leeg, omdat er halverwege de middag bijna niemand was. Het bleek een betere omgeving om te praten dan de kleine verhoorkamer in het Paleis van Justitie. 'Daarom ging ik ten slotte naar Victors kantoor, maar er werd niet opengedaan. Natuurlijk niet.' Inmiddels snotterde ze af en toe in een zakdoek. 'Daarna heb ik de politie gebeld.'
Glitsky vroeg terloops: 'Waarom wilde Dooher niet met jou praten?' Ze schudde haar hoofd. 'Ik weet niet of hij dat niet wilde. Hij deed het gewoon niet. Zijn secretaresse nam mijn boodschap aan, dat ik een vriendin van Victor was en of hij misschien wist waar Victor was. Daarna belde ze terug en zei dat Dooher zich ook zorgen maakte. Misschien moesten we los van elkaar de politie bellen. Daar liet ik het dus bij.' Glitsky scheurde zijn servet in stukjes die hij netjes op de tafel stapelde. 'Mevrouw Martin. In het Paleis van Justitie was er iets waarover u niet wilde praten, betrof dat de schikking met Dooher...?' Ze richtte haar ogen naar het plafond en zuchtte diep. 'Goed,' zei ze.
De avond in huize Glitsky verliep haast als vanouds. Isaac, Jacob en O.J. keken televisie en maakten misschien wel wat huiswerk in de slaapkamer die de twee jongste jongens deelden.
Flo voelde zich die dag wat beter. Ze droeg een strakke spijkerbroek, goudkleurige sandalen zonder kousen, een kastanjebruine blouse. Diamanten oorknopjes en een beetje make-up, een vleugje lipstick. Een kastanjebruine shawl die kunstig om haar hoofd was gewikkeld om het uitvallende haar te verbergen.
De verpleegkundige had 's avonds vrij en Flo had ook Glitsky's vader naar huis gestuurd met de mededeling dat hij wat tijd voor zichzelf moest nemen. Hij moest eens een bioscoopje pikken, een van de mysteries van de talmoed ontraadselen. Nat moest er tabak van hebben om hier voor alles te zorgen en Flo kon het die dag wel aan. Niemand wist hoelang het zo bleef, maar voor het moment - misschien een paar dagen, misschien wat langer - verlangde ze naar een normale huishouding. En op een of andere, geniale manier had ze het klaargespeeld om dat gevoel op te roepen. Het avondeten bestond uit gevuld ribstuk (ieders lievelingskostje), een zelfgemaakte braadschotel met uien en paprika's, broccoli met een kaassaus en kersentaart met vanille-ijs. 'Over het cholesterolgehalte maak ik me maar geen zorgen meer.' Toch nog grapjes.
Nu spoelde ze de borden af - ongeveer een bestelwagen vol - stapelde die voorzichtig in de vaatwasser. Glitsky zat op het aanrecht naast haar, vertelde haar, net als vroeger, hoe zijn dag was geweest, wat Lily Martin hem opeens heel ongedwongen had verteld, namelijk dat haar vriend nooit echt had gedacht te zullen winnen als hij het op een rechtszaak liet aankomen. 'Je bedoelt dat hij de Kerk eigenlijk geld wilde afpersen?' 'Lilly wilde het niet zo botweg zeggen, maar daar kwam het in feite wel op neer, ja.' 'Dat is gemeen.'
Glitsky haalde zijn schouders op. 'Hij is advocaat. Was advocaat.' 'Je denkt dat hij om die reden werd vermoord?'
'Omdat hij advocaat was? Ik weet het niet, Flo, dat is een wankele theorie. Er zijn een heleboel advocaten en de meesten leven nog. Je kunt het nagaan.'
Ze keek hem aan. 'Vanwege de transactie, Abraham.'
Hij hield een slag om de arm. 'Ik denk dat het niet uitgesloten is.'
Weer die blik. 'De brigadier gaat er alleen op af. De nachtfilm.'
Hij glimlachte, zijn echte glimlach. 'Mijn probleem is: waarom? Die
Dooher kan van alles en nog wat tegen Victor Trang hebben gehad, maar je vermoordt niet de man die jouw cliënt een proces aandoet. En deze moord was iets persoonlijks.'
'En als je bang was je cliënt kwijt te raken als je het proces zou verliezen?'
'Ze waren nog lang niet zo ver. Niemand zou er zoveel bij verliezen. Ze waren bezig over een schikking.'
'Misschien was de cliënt niet tevreden over de schikking. Ze gingen erin mee omdat ze in dit stadium wel moesten - maar achteraf ontslaan ze de advocaat. Of hij denkt dat ze dat misschien zullen doen.' 'Daarom vermoordt hij de knaap?' Glitsky schudde zijn hoofd. 'Het is zinloos. Bovendien is deze advocaat, Dooher, eerste vennoot van een groot advocatenkantoor in het centrum. Hij heeft heel zijn leven met dit bijltje gehakt. Hij vermoordt geen tegenspeler in een zaak. En als ze een zaak verliezen of een cliënt kwijtraken, betekent dat nog niet het einde van de wereld. Zijn firma heeft waarschijnlijk wel honderd cliënten.' 'Waarschijnlijk? Je hebt het niet gecontroleerd?'
Glitsky moest glimlachen. 'Jawel, Flo, in mijn vrije tijd heb ik wat onderzoek gedaan. Firma's bestaan gewoonlijk niet van één cliënt.' Flo haalde haar schouders op. 'Goed, wie dan, als het niet om het geld gaat...?'
'Ik weet het. Ik laat het motief geld niet graag los.'
Flo zette het laatste bord in de vaatwasser, sloot die en ging voor haar man staan. Ze sloeg haar armen om hem heen en ze gaven elkaar een kus. 'Dat doet me aan iets denken,' zei Glitsky.
Flo knikte in de richting van haar slaapkamer. 'Wie er het eerst is?'
Een half uur lang had hij de werkelijkheid vergeten. Toen ademde ze regelmatig en was hij weer terug. De klok wees kwart voor tien. De volgende dag was een schooldag - hij moest zorgen dat de jongens in bed kwamen. Hij moest van alles doen, maar als hij dat niet deed, zou alles hier misschien stoppen, waar hij was, waar ze allemaal waren.
Ze bewoog wat. 'Abe?' Dus sliep ze toch niet. 'Zoek iemand anders. Beloof me dat.'
Een trilling, een tic boven zijn oog. Zijn kaakspieren spanden zich. Het litteken over zijn lippen verbleekte door een woedeaanval die hem de adem benam.
'Ik wil daar niet over praten.' Hij stond op. 'Het wordt tijd dat ik de jongens in bed krijg.'