39

 

Een van de voorgangers van aartsbisschop Flaherty had het bedrijfskerstfeest georganiseerd om aan het eind van het jaar bedrijven een bijdrage te laten leveren in de vorm van speelgoed, spelen, kleren en andere kerstcadeaus voor misdeelde kinderen in de stad San Francisco en omstreken. Dit jaar werd het evenement bij de St. Francis Yacht Club gehouden en voor de maatschappelijke bovenlaag vormde dit het officieuze startschot voor de hectisch feestperiode van het seizoen. Meer dan driehonderd gasten -de fine fleur van het stedelijke bedrijfsleven - waren bijeengekomen voor een diner-dansant met een groot orkest.

Mark Dooher in smoking was te midden van vrienden in zijn element. De zaal was net als de gasten elegant uitgedost. Dessert en koffie waren afgeruimd en het orkest had het startsein gegeven voor wat sommige mensen een dansbare versie van 'Joy to the World' vonden. Christina was verbaasd en blij geweest over de kennelijk oprechte uitingen van steun en sympathie voor Mark. Nu zaten ze alleen aan hun tafeltje. Onder tafel hield ze zijn hand vast.

'Kijk eens naar Wes,' zei ze tegen Mark. 'Zo te zien heeft hij eindelijk wat plezier.'

Het gelach van Wes Farrell klonk door de hele zaal, zelfs boven het orkest uit. Iedereen die Wes iets te drinken wilde aanbieden, was daarin geslaagd. Dooher keek minzaam naar hem. 'Hij verdient het. Hij doet zijn werk geweldig, maar hij maakt zichzelf kapot. Ik heb nooit geweten - ook al ken ik hem al mijn hele leven - dat hij zoveel strijdlust in zich had. Ik denk dat zijn carrière hierna gemaakt is.'

Christina drukte zijn hand, aarzelde even en zei toen: 'Ik weet niet of dat voor mij ook geldt.'

Verrast keek hij haar aan. 'Wat bedoel je?'

Ze haalde haar schouders op. 'Ik geloof niet dat ik me met dit soort recht wil bezighouden.'

'Waarom niet? Je pleit een onschuldig iemand vrij. Geeft je dat geen goed gevoel?'

'Natuurlijk geeft dat een heel goed gevoel. Maar de manier waarop dat moet.' Met haar andere hand pakte ze het zoutvaatje en strooide een hoopje zout op het tafellinnen. Toen trok ze kringen in het zout dat ze had uitgestrooid. 'Gisteravond kon ik die arme heer Balian niet uit mijn hoofd zetten, hoe hij eruitzag toen Wes met hem klaar was. En die geschiedenis met inspecteur Glitsky ter sprake brengen... Ik weet dat het gedaan moet worden. Ze hebben het mis, maar...'

'Ik kan je niet zeggen hoe fijn ik het vind om je dat te horen zeggen. Ik dacht dat je geen vertrouwen meer in mij had.'

Weer drukte zij zijn hand. 'Je had gelijk,' zei ze. 'Het is vertrouwen. Er zijn onbeantwoorde vragen op bijna alle onderdelen van het leven. Alleen hier maken ze zo'n sinistere indruk.'

'Dat weet ik. De laatste paar maanden hadden ze me bijna zover dat ik ging denken dat ik het toch had gedaan. Ik bedoel dat ik me herinnerde dat ik op de golfclub was. Ik wist nog dat ik thuiskwam en Sheila vond. Maar toen ik voor het eerst te horen kreeg van Balian en het bloed, vroeg ik me af waar die dingen vandaan konden komen. Misschien had ik lopen slaapwandelen of zo iets. Misschien had ik het toch gedaan.' Hij drukte haar hand. 'Maar ik heb het niet gedaan. Ik kan het je niet kwalijk nemen als je twijfels had.'

'Het is zo moeilijk om die andere mensen - Glitsky en Balian en Amanda Jenkins - te zien doen wat ze doen. Ik moet wel denken dat ze echt geloven in wat ze doen.'

Dooher bleef een ogenblik zwijgen. Hij worstelde ermee. 'Mensen raken bij iets betrokken. Glitsky geloofde er heilig in en hij droeg dat over op Jenkins. Daarom maken we dit mee, denk ik. Maar we kunnen ons leven er niet door laten ruïneren. We moeten terugvechten. Zo is de wereld, Christina. Misverstanden. Ik weet niet of mensen kwaadaardig zijn - ik denk dat niet graag. Maar soms hebben ze het gewoon mis en wat moeten wij dan doen?'

'Ik weet het,' zei ze. 'Maar om te zien hoe Wes ze sloopt, is moeilijk voor mij. En als we Diane Price krijgen als een van hun getuigen, dan zal ik daar staan, dan zal ik het persoonlijk voelen en ik weet niet of ik dat in me heb.'

'Je zult het uitstekend doen.'

Maar ze schudde haar hoofd. 'Nee, dat niet. Ik maak me geen zorgen of ik het kan of niet. Ik weet wat ik haar zal vragen - ik heb het wel honderd keer gerepeteerd. Maar ik moet je wel zeggen dat ik me er niet prettig bij voel. Ik ben hier niet voor geboren.'

Hij boog in haar richting. 'Waarvoor ben je dan geboren, Christina?'

'Ik weet het eigenlijk niet. Voor iets wat minder confronterend is, vermoed ik. Er moet iets zijn in het recht...'

'Nee,' onderbrak hij haar. 'Ik bedoel niet in het recht. Ik heb het niet over je beroepsmatige leven. Dat zal goed gaan, wat je ook beslist. Ik bedoel jou persoonlijk. Waarvoor ben je geboren?'

Haar vinger draaide weer in het zout. Het orkest beëindigde een nummer en begon aan een ander. 'Ik weet het niet meer, Mark. Daarover denk ik niet na.'

'Maar je hebt het wel geweten.'

Ze haalde haar schouders op. 'Ik heb dromen gehad. Nu...' Ze raakte het spoor bijster en beet op haar lip. 'Het is stom. Je groeit op en alle variabelen zijn veranderd en wat je dacht te willen, is eigenlijk geen keuzemogelijkheid meer.' Ze keek in zijn ogen.

Hij bracht haar hand omhoog, draaide de palm naar boven en kuste die voorzichtig. 'Jij denkt dat een oude man als ik van bijna vijftig... dat ik onmogelijk zou kunnen willen waarvoor jij dacht geboren te zijn...'

'Ik...'

Hij raakte haar lippen aan met zijn wijsvinger. 'Dus kinderen, een gezin, een normaal leven, net als jouw ouders, is dat het? Is dat waarvoor jij dacht geboren te zijn?'

Ze perste haar lippen op elkaar. Haar ogen waren vochtig van tranen en ze knikte.

'Want,' zei hij, 'we zouden dat kunnen doen. We kunnen alle kinderen krijgen die je wilt. Ik heb het de eerste keer niet zo goed gedaan. Misschien kunnen we allebei opnieuw beginnen. Samen.'

Ze steunde met haar hoofd tegen het zijne. Hij sloeg zijn armen om haar heen en voelde haar schouders meegeven. Hij hield haar tegen zich aan en fluisterde. 'Wat je ook wilt, het is mogelijk, Christina. We kunnen het. Wat je ook wilt. Alles.'

 

Nat Glitsky liet op Moordzaken een boodschap achter voor zijn zoon en trotseerde vervolgens de nieuwe storm die per luchtpost uit Alaska was gekomen. Hij ging naar het huis van Abe waar hij tegen Rita zei dat ze een avond vrij kon nemen. Hij reed met zijn drie kleinzonen naar het centrum waar ze hun vader zouden treffen in het Imperial Palace in de Chinese wijk. Daar zou Nat trakteren.

Het afgelopen jaar was moeilijk genoeg geweest voor het gezin en na Abe's getuigenis had Nats persoonlijke seismograaf - die gevoelig was voor zulke zaken - klachten van de jongens opgevangen die hij niet leuk vond. Nu zaten ze aan de eerste ronde prikkers. Hun vader was er nog niet en de klachten hielden aan. 'Ik snap het niet,' zei Jacob klagend. 'Op welk tijdstip we ook afspreken, pa is altijd laat, ook al is het maar vijf minuten van zijn werk.'

'Je vader heeft het druk, Jake. Hij zit midden in een proces naast zijn normale werk.' Maar Nat raakte ook geïrriteerd. Elke vijf minuten keek hij op zijn horloge en probeerde dat met weinig succes verborgen te houden. 'Hij komt echt.'

'Dat is nou Kerstmis.' Isaac zei de laatste tijd eigenlijk niet veel. De dood van zijn moeder had een diep gat geslagen in de persoonlijkheid van het kind en in plaats daarvan keek nu een chagrijnige, slungelige en kwetsbare tiener met een felle blik over de tafel naar zijn grootvader. Isaac was de oudste en had het heel moeilijk, maar in de ogen van Nat maakte geen van de jongens het erg goed.

Er kwam een serveerster langs met een nieuw assortiment etenswaren - alle soorten broodjes, schotels met kip, rundvlees en varkensvlees, zeedieren (Nat hield het niet altijd koosjer), groenten en mie, allemaal geserveerd op witte schaaltjes, waarvan er al vlug een hele stapel aan het uiteinde van de tafel stond. Aan het eind van de maaltijd konden de kelners de schaaltjes tellen voor het afrekenen - eenvoudig en efficiënt. 'Dus jullie hebben over je vader gelezen in de krant?' Nat was niet van plan het uit de weg te gaan. Hij wist waarover de onderstroom ging en ook dat er geen andere oplossing was dan erover praten. Maar geen van de jongens reageerde. Hij hield dus aan. 'Is er dan iets mis op school?' O.J. die naast Nat zat, was de jongste en keek over de tafel naar zijn oudere broers om aansluiting te krijgen, maar zij deden alsof ze het druk hadden met aluminiumfolie van een aantal kippenboutjes halen. Hij liet zich dus horen. 'Ik denk niet dat pa een leugenaar is. Ik denk niet dat hij liegt.' 'Mond houden, O.J.,' zei Jacob. 'Hij doet wat hij moet doen. Dat is alles. Hij is politieagent. Dat is niet hetzelfde.'

'Wat is niet hetzelfde, Jake?'

'De regels.'

Nat hoorde dat niet graag. 'Je vader overtreedt geen regels, Jake. Voor hem gelden dezelfde regels als anderen.'

Isaac snoof. 'Lees jij geen krant, opa? Kijk jij geen televisie?'

'Ja, ik heb het gezien.'

'Nou dan?'

'Wat nou dan?'

'Nou, wat denk jij ervan?'

'Ik denk dat die Dooher zijn vrouw heeft vermoord en dat hij een knappe advocaat heeft. Je vader heeft hem gearresteerd omdat hij dacht dat hij het had gedaan. Je weet dat hij geen bloed heeft meegenomen uit het ziekenhuis.'

Isaac keek niet overtuigd omlaag. Jacob zei: 'Dat doet er niet toe, opa. Iedereen denkt dat hij het wel heeft gedaan.'

'Niet iedereen,' zei Nat. 'Ik niet. En jullie moeten dat ook niet denken. Als iemand dat tegen jullie zegt, moeten jullie zeggen dat ze zitten te kletsen.'

'Maar waarom blijven ze dat dan zeggen?' wilde O.J. weten. 'Omdat ze jullie vader niet kennen. En mensen denken graag dat politieagenten slechte dingen doen en liegen en bedriegen en bewijzen fabriceren zodat ze rechtszaken winnen. Maar zo is jullie vader niet. Jullie moeten geloof hebben in jullie pa. Hij maakt een moeilijke tijd door, net als jullie allemaal. Jullie moeten hem helpen erdoor te komen.'

Maar Isaac schudde zijn hoofd. 'Waarom? Hij helpt ons nergens mee. Hij is 's ochtends weg, hij is 's avonds weg, hij is in het weekend weg. Werk, werk, werk en hij laat ons bij Rita achter. Hij wil gewoon niet bij ons zijn. Dat is duidelijk. We doen hem aan ma denken.'

'Als hij wilde,' voegde Jake toe, 'zou hij hier zijn.'

O.J. had moeite om zijn tranen te bedwingen. 'Ik zou willen dat mam terugkwam. Dan zouden we pa niet eens nodig hebben. Dan zou alles goed zijn.' Nat pakte de hand van zijn jongste kleinzoon. 'Jullie hebben je vader wel nodig, O.J. Jullie moeder komt echt niet terug.'

'Dat weet ik,' zei hij. 'Iedereen zegt dat altijd.' Zijn stem brak. 'Toch zou ik willen dat het wel zo was.'

'Ik denk niet dat we pa nodig hebben, opa,' zei Isaac. 'Kijk maar. Waar is pa nu? We zorgen wel voor elkaar. Hou op met huilen, O.J.' 'Ik huil niet.'

'Laat hem, Isaac.' Jacob stootte zijn oudste broer aan. 'Hij mag huilen als hij dat wil.'

'Ik huil niet!'

'Stil maar! Het is goed.' Nat glimlachte naar de andere gasten in de buurt die keken. 'Laten we niet vergeten dat we in een restaurant zijn. O, daar komt jullie vader.'

 

Elf uur, Glitsky's keuken. 'Abraham, ze hebben je nodig.'

'Iedereen heeft me nodig, pa. Ik ben doodziek van mensen die me nodig hebben. Ik heb ze niets te geven.'

'Alleen wat tijd. Dat is alles wat ze nodig hebben. Wat van je tijd.' 'Ik heb geen tijd. Begrijp je dat niet? Elke minuut van mijn dagen en nachten...'

'Maar het zijn je kinderen. Je hebt hiervoor getekend.'

'Niet zo!'

'Hoe dan ook, Abraham. Zij hebben hier ook niet om gevraagd.' Glitsky stopte met ijsberen en liet zich op de bank zakken die midden in het kleine vertrek stond. Zijn vader leunde tegen de koelkast. De stemmen van beide mannen klonken gedempt. Ze wilden Rita niet wakker maken, die lag te slapen in het schemerlicht van de kerstboom in de kamer ernaast.

'Weet je wat er vandaag in de rechtszaal is gebeurd, pa? Met mij? Heb je enig idee?'

'Natuurlijk.' Nat streek over zijn voorhoofd. 'Denk jij dat ik hierboven zaagsel heb? Maar weet je wel wat hier de komende maanden gaat gebeuren, Abraham, als je geen aandacht aan ze schenkt? Je raakt deze jongens kwijt. Wat is nu belangrijker?'

'Ik raak ze niet kwijt.'

Nat schudde zijn hoofd. 'Heb je vanavond geluisterd? Ze raken het zicht op jou kwijt, zoon. Ze lezen over je in de krant, ze horen slechte verhalen op de televisie. Hoe weten ze wat ze moeten denken?'

'Dat weten ze,' zei Glitsky. 'Ze zijn in staat tot een afgewogen oordeel. Ze kennen me.'

'Abraham, dat is onzin. Ze weten het niet meer, of ze zijn niet zeker meer. Jacob zei vanavond dat voor jou niet dezelfde regels gelden als voor anderen. Is dat jouw boodschap? Is dat wat jij ze wilt leren?'

'Dat denkt hij niet.'

'Hij zei het. Wil jij beweren dat hij het niet meent? Het klonk wel zo. Hij heeft een antwoord nodig voor zijn vrienden die zeggen dat je de regels overtreedt. Daar kwam hij mee. Jij mocht alles, omdat je politieman bent.' Glitsky boog zijn hoofd. Even later keek hij weer op. 'God, wat ben ik moe. Wanneer komt er een eind aan die belachelijke zaak met Dooher? Ik blijf piekeren of ik niet meer bewijsmateriaal kan vinden, iets wat niet dubbelzinnig is. Want anders komt hij er onderuit. We gaan verliezen.'

Nat pakte een keukenstoel en ging voor zijn zoon zitten. 'Nou dan gaat hij vrijuit, Abraham. Dat is toch niet het einde van de wereld. Wat is nou één slechterik?'

'Maar dat komt op mij neer. Begrijp je dat niet? Dan lijkt het alsof alle beschuldigingen tegen mij waar zijn.'

'Wat ze niet zijn. De mensen met wie je werkt, weten dat.' Glitsky liet een korte, humorloze lach horen. 'Dat is een mooie theorie, pa. Echt. Maar de waarheid is dat dit het einde van mijn geloofwaardigheid kan zijn.'

'Je zult je baan niet verliezen, Abraham. En zelfs dan vind jij altijd iets anders.'

'Maar ik ben een politieman. Het is mijn vak.'

Nat schudde zijn hoofd. 'Voordat je politieman bent, ben je vader. En ook als je geen politieman meer bent, ben je nog altijd vader. Jouw jongens hebben juist nu een vader nodig. Dat is je voornaamste taak. De rest' - hij haalde zijn schouders op - 'niemand weet iets van de rest.'

 

Winnen was opwindend, geen twijfel mogelijk.

Wes zat nog aan de bar bij de St. Francis Yacht Club om wat langer te genieten van de vrolijke sfeer van het kerstfeest. Mark had hem gepord om mee te gaan. In het openbaar verschijnen zou belangrijk zijn, had hij gezegd, speciaal voor na het proces.

Gisteren, nadat Wes was doorgegaan met het afslachten van het OM door geen spaan heel te laten van Emil Balian in de getuigenbank, had het televisiejournaal speciale aandacht aan hem geschonken en aan de 'briljante' verdediging die hij had gevoerd. In de Chronicle van vanochtend had als kop gestaan: BELANGRIJKSTE GETUIGE STRANDT IN DE ZAAK DOOHER. De rechtbankjournalisten vroegen unaniem om een snel 'niet schuldig' en Wes genoot van zijn faam.

Plotseling leek de wereld te begrijpen dat Wes Farrell in feite de kampioen was van de underdog en een geweldige verdediger. Na vijf maanden van saaie voorbereiding op het proces, met uren- en dagenlange bestudering van afschriften en analyse van bewijsmateriaal in zijn sjofele kantoor of in zijn slonzige appartement, en na de breuk met Sam en de twijfels over zijn vriend, kreeg hij nu eindelijk erkenning voor wie hij was en wat hij deed -de zoete, zoete nectar van het succes dat hem zo lang was ontgaan. Het was bijna één uur en het feest was eigenlijk voorbij. Het personeel klapte de tafeltjes achter hem dicht. Het orkest hield op met spelen. Wes zat aan de bar gewoon te genieten van zijn zesde of zevende glas. Hij dacht dat het misschien toch wel de moeite waard was geweest. Christina en Mark hadden de limousine naar huis genomen en hij zou later een taxi moeten nemen, maar dat was best. Hij was nog niet zover dat hij die wilde bellen om dan te vertrekken.

Mark - zijn oude kameraad - had gelijk gehad om naar dit kerstfeest te gaan. Mark en Christina hadden misschien voor een paar verbaasde blikken gezorgd toen ze binnenkwamen, maar hij, Wes Farrell, was de sensatie geweest. Iedereen had vandaag de krant gelezen en de afgelopen dagen het journaal gezien. Voorpagina, dank u. Ja, kennelijk ging hij winnen, winnen, winnen.

Jocko, achter de bar, was een goede persoonlijke vriend geworden. Stel je voor, Wes Farrell, de man uit de arbeidersklasse die hier goede maatjes werd met de barkeeper van de St. Francis Yacht Club. In zijn portefeuille had Farrell minstens vijf visitekaartjes van mensen die hij moest bellen en die misschien mensen kenden die zijn diensten konden gebruiken. Waar had hij zich verborgen gehouden, wilden ze allemaal weten. Hij voelde een hand op zijn schouder en de aartsbisschop van San Francisco vroeg Wes of ze samen een slaapmutsje konden drinken. Na een leven van middelmatigheid, kwam Wes eindelijk de kring van Dooher binnen. God, het was bedwelmendl

En nog één glas met Jim Flaherty zou zeker geen kwaad kunnen - nog een Oban malt. Ze klonken met hun glazen. 'Geweldig kerstfeest, excellentie. Ik hoop dat u een miljoen dollar hebt bijeengebracht.' 'Driehonderdtienduizend aan toezeggingen,' zei hij. 'Een nieuw record. Dit is een gulle stad.' Flaherty dronk met smaak. 'Het lijkt erop dat u zelf ook een tamelijk goede avond hebt gehad. Ik zag dat u het grootste deel van de avond hier hebt doorgebracht. U krijgt Mark vrij?'

'Daar lijkt het op. Ik wil het niet mooier voorstellen dan het is, maar het gaat de goede kant op.'

De aartsbisschop zuchtte. 'Hoe heeft het zover kunnen komen?' Farrell wierp een zijdelingse blik op hem. 'Het brengt geen geluk als je vijanden maakt bij de politie. Glitsky is een moeilijke smeris.'

'Die net is gepromoveerd.'

Weer een blik opzij. Waar wilde Flaherty heen? Hij zag het nog niet, dus haalde hij zijn schouders op. 'Hij is zwart. Het is zijn beurt.' Toen kreeg de nieuwe Farrell een inval en flapte eruit: 'U hebt twijfels?'

'Over Mark? Nooit. Het zijn alleen de beschuldigingen. Zonder het te willen beïnvloeden ze je eigen visie een beetje, vindt u niet?'

'Nee, niet echt. Ik heb er zelf wel een paar gehad - twijfels - om de waarheid te zeggen. Je vraagt je af bij hoeveel andere rechtszaken getuigen opduiken die zeggen dat ze iets hebben gezien of gehoord of geroken. Wat zou het zijn? De macht van de suggestie?'

'Dat moet wel.' De aartsbisschop nipte van zijn drankje. 'Excellentie,' zei Farrell rustig, 'u bent toch niet bang om voor ons te getuigen?'

'Nee, natuurlijk niet.'

'Dat is goed, want ik weet niet of we u nodig zullen hebben, maar als dat wel zo is, dan zou ik niet graag de deur opendoen om die vervolgens tegen mijn neus te krijgen.'

'Dat begrijp ik.'

Ze staarden naar buiten door een raam dat onder de regendruppels zat. Vaag hoorden ze de wind die de cipressen bijna tegen de grond duwde. 'Beroerde nacht buiten, vindt u niet?' zei Flaherty. Toen: 'Weet u, als dit voorbij is en Mark niet schuldig is bevonden, dan zouden we moeten proberen dit voor hem goed te maken. Eerst raakt hij zijn vrouw kwijt, wat al vreselijk genoeg is, en daarna dit proces. Het wordt hem heel moeilijk gemaakt. Ik begrijp niet hoe hij het overleeft.'

'Mark is niet gauw kapot te krijgen.'

'Bovendien is hij weer verliefd, denk ik.'

Farrell nam een slok en knikte. 'Dat is u opgevallen,' zei hij laconiek. 'Maar zij is dan ook echt iemand om verliefd op te worden.' 'De timing zou wel beter kunnen, nietwaar?'

Farrell was het daarmee eens. Samen aan de bar, elk in zijn eigen gedachten verzonken, nipten de twee mannen van hun drank. De scheepsbel achter de bar luidde een keer en Jocko zei dat ze gingen sluiten. 'Prima,' zei Farrell en hij vroeg de barkeeper om voor hem een taxi te bellen.

 

Bill Carrera kon niet slapen. Het bezoek van zijn dochter het afgelopen weekend had de angst verergerd waarmee hij had geleefd sinds hij had gehoord dat ze deel uitmaakte van de verdediging van Dooher. Dus keek hij uit over de paar lichten die op dit uur nog in Ojai aan waren. Hij zat in zijn diepe leunstoel, die hij zijn Denkstoel noemde. Ondanks het feit dat Bill zo'n man was die dingen een naam gaf - zijn Bronco was Trigger, zijn tennisracket Slam - bezat hij de nodige intelligentie en visie. En hij maakte zich ernstig zorgen over Christina.

Het licht in de gang ging aan en na een ogenblik voelde hij een hand op zijn schouder en hoorde hij Irene zeggen: 'Kom met me naar boven. Hoelang zit je hier al beneden?' Ze liep om de stoel heen en kwam op de leuning zitten.

'Drie kwartier. Een uur.'

Hij werd zich plotseling bewust van het getik van de staande klok en toen zei zijn vrouw: 'Ze zou niet bij hem zijn als ze dacht dat hij het had gedaan, Bill.'

'Ik maak me geen zorgen of ze denkt dat hij het heeft gedaan. Ik maak me zorgen of hij het heeft gedaan.'

'Ik denk dat we op haar oordeel moeten vertrouwen.'

'Zoals bij Brian? Bij Joe Avery?'

'Kom nou, Bill, zo moet je niet beginnen. Die waren anders.'

'Maar toch niet zo veel? Ik vraag me af of we iets verkeerd hebben gedaan bij haar, dat ze niet kan...' Hij zweeg.

'Het gaat niet om haar. Ze heeft nog niet de juiste man ontmoet.' 'En Mark Dooher is de juiste man? God beware ons.'

'Bill! We hebben hem nog niet eens ontmoet...'

'Maar hij staat terecht voor moord op zijn vrouw, schat. Het spijt me, maar meestal is het niet zo dat ze...'

'Meestal.'

Hij ademde in en uit. 'Mijn God. Wat moeten we doen?'

Irene legde haar hand op zijn hoofd. 'Haar steunen, denk ik, vind je niet? Hopen dat ze uiteindelijk gelukkig wordt. Hopen dat hij niet schuldig wordt bevonden.'

'Maar dat is alleen de wet. Hoe kun je dat nog geloven na dit alles?' 'Ik weet niet, maar als hij niet schuldig wordt bevonden, dan moeten we hem steunen. Denk je niet?'

'Ik weet het niet. Ik begrijp niet waarom haar leven zo is veranderd, waarom het zo ingewikkeld en triest is geworden. Het doet me verdriet.'

'Mij ook.' Ze zuchtte. 'Daarom moeten we haar blijven steunen, Bill. Als die Mark Dooher haar gelukkig kan maken.'

Maar hij schudde zijn hoofd. 'Mensen maken andere mensen niet gelukkig. Mensen maken zichzelf gelukkig. Daar maak ik me zorgen over.'

Ze trok zachtjes aan zijn haar. 'Jij maakt mij gelukkig.'

'Nee, jij was gelukkig toen ik je ontmoette en we hebben het goed. We hebben geluk. Christina moet tot de ontdekking komen dat ze het zelf moet doen. Ze denkt nog steeds dat alles op de een of andere manier om een man is opgebouwd. En dat is niet zo.'

'Voor mij wel,' zei Irene. 'Echt. Misschien ben ik geen hoog ontwikkelde levensvorm, maar ik vind dat de keuze van een partner nogal belangrijk is in het grote geheel. En daarom zal ik hen omhelzen als het allemaal goed uitpakt en zal ik alles doen om daar een bijdrage aan te leveren. En dat moet jij ook doen.'