2

 

Ruim een week later - de dag van het feest - leek het te gaan regenen. Dooher had de wolken gezien die zich boven de oceaan samenpakten toen hij naar zijn huis in St. Francis Wood reed.

Hij vond zijn buurt de beste van de hele wereld. Hij woonde in de stad en tegelijk in een buitenwijk, maar zonder de ellende van beide. Hij had beschaafde buren. Een elegante luifel van oude bomen overschaduwde overdag de straat en zorgde 's nachts voor het gevoel van een veilige beschutting. In de herfst lieten eucalyptusbosjes de lucht geuren en 's zomers waren dat magnolia's.

Het was een rustige straat met grote huizen die ver uiteen lagen. De meeste auto's stonden in een garage, hoewel bij een paar huizen met kleine kinderen een stationcar op de oprit stond.

De middagzon priemde een laatste, glorieuze straal door de wolken en dat deed hem even stoppen toen hij de oprit voor zijn huis indraaide. Net als andere huizen in de straat was zijn Oudcalifornische haciënda indrukwekkend. Achter een lage gestucte muur lag een betegelde voorhof, op het gazon stonden oude magnolia's en tegen de muren en dakranden groeiden blauweregens en bougainvilles.

Boven in het torentje waar Sheila haar kantoor had, brandde een lamp, hoewel het niet donker was. Toen hij zich voorstelde hoe ze daarboven zat, voelde Dooher een steek van wat hij meestal aanduidde als het verlangen tot zondigen - de huivering van opwinding. Eén keer diep ademhalen verdreef de gedachte - tenslotte had hij niets verkeerds gedaan. Hij stopte op zijn oprit.

Hij parkeerde in de garage en sloot de automatische deur achter hem. Vervolgens liep hij zoals gebruikelijk over de oprit naar de zijdeur van het huis.

'Hallo!' Vrolijk kondigde hij aan dat hij thuis was.

Hij wist dat ze boven in het torentje was en waarschijnlijk zat te praten met een van hun nakomelingen, wat ze altijd deed als hij niet thuis was. Hij had het licht boven gezien en wist dat ze hem niet zou kunnen horen, tenzij hij schreeuwde.

Dus kwam er geen antwoord, afgezien van de vage echo's van zijn eigen stem. 'Hallo.' Rustiger, maar met een boze ondertoon. Hij liep naar de koelkast vol provisie voor het feest en haalde er een biertje uit. Toen hij het flesje opende, moest hij denken aan vroeger toen ze hem aan de deur tegemoetkwam met zijn gemixte drankje in de hand. Dan gingen ze naar de zitkamer en nam zij ook een drankje om een half uur met elkaar te praten.

In die eerste jaren, en zelfs toen ze al kinderen hadden, was hij lange tijd op de eerste plaats gekomen. Wanneer was dat eigenlijk gestopt? Hij kon het zich niet herinneren, maar het was lang geleden. Hij nam nog een slok bier en keek door de openslaande deuren naar hun achtertuin. De wind was aangewakkerd. Een eerste grote regendruppel viel op het bovenlicht boven zijn hoofd. 'Ik dacht dat ik je binnen hoorde komen.' Hij draaide zich om. 'O? Ik dacht van niet. Je antwoordde niet.' Vroeger was ze erg knap geweest - klein met een smalle taille en hoge borsten. Ze deed er alles aan om er zo goed mogelijk uit te zien. Nog steeds kon ze er goed uitzien als ze eraan dacht, maar thuis - alleen voor hem -deed ze dat niet meer. Mark wist hoe ze er onder haar kleren uitzag - de slanke taille en hoge borsten waren verleden tijd. Ze was zevenenveertig en redelijk in vorm, maar ze zag er niet meer uit als op haar vijfentwintigste. Dat kon en mocht ook niemand van haar verwachten. Vandaag droeg ze een groene trui en groene espadrilles. Haar vroeger weelderige zwarte haar had nu grijze strepen, was niet al te lang en werd naar achteren gehouden met een groene haarband. Er was niets mis geweest met haar gezicht toen hij haar ontmoette: ver uiteenstaande bruine ogen, een rimpelloos voorhoofd en een expressieve, stralende glimlach. Ook nu was er niets mis met haar gezicht, behalve dat hij elke uitdrukking die ze ermee kon maken kende en geen ervan deed hem nog iets. Ze kwam naar hem toe, legde haar wang tegen de zijne en kuste de lucht: vrienden. 'Ik zat te bellen, Mark. De traiteur. Ze komen een half uur later.'

'Alweer? We zouden ze niet meer moeten nemen.' Ze klopte op zijn arm. 'Kom nou. Het zijn aardige lui en het eten is geweldig. Je bent gewoon zenuwachtig voor het feest.' Ze draaide zich om naar de kraan en vulde een glas. Hij nam langzaam een slok van zijn bier en hield zichzelf in bedwang. Zij dronk alleen water. 'Je hebt gelijk,' zei hij. 'Het zijn waarschijnlijk zenuwen. Drink je iets met me mee?'

Ze schudde haar hoofd. 'Laat je door mij niet tegenhouden. Ik kom bij je zitten.'

'Drink je vanavond op het feest?'

Uitdagend keek ze naar hem op. 'Als ik er zin in heb. Het maakt niet uit of ik drink, weet je.' 'Zo bedoelde ik het niet.' 'Jawel.'

Hij leegde zijn flesje bier en zette het toen zorgvuldig op het aanrecht. 'Het spijt me,' zei hij. 'Je hebt gelijk. Ik ben gespannen. Ik ga douchen.'

 

Sheila zat aan haar kaptafel in de kleedkamer achter de slaapkamer. Ze droeg alleen een slipje, had haar benen over elkaar geslagen en bracht de laatste make-up aan op haar gezicht. Buiten legde de nacht een sombere, drukkende hand tegen het raam. De lampen in de kamer flikkerden toen wind en regen tegen de ruiten kletterden. In de slaapkamer had Dooher drie keer zijn manchetknoop op de kast laten vallen. Nog meer gekletter. Sheila hield haar poederdons stil en wierp een blik over haar schouder. 'Alles goed, Mark?'

Hij kreeg de manchetknoop aan, klikte hem vast en keek op. 'Prima. Het is niets. Misschien het weer.'

Sheila keek weer in de spiegel. 'Het komt wel goed,' zei ze. 'Maak je geen zorgen. Het huis is groot genoeg. Misschien is het wel leuker.' Dooher trok een gezicht. 'Leuker,' zei hij alsof dat een begrip was dat hij niet kende.

Ze draaide zich om, nu langzamer. 'Kun je me vertellen wat er is?' Een bezorgde blik. 'Omdat Wes niet is uitgenodigd?'

Aangezien Wes Farrell ging scheiden van zijn vrouw Lydia, had Sheila bepaald dat ze geen partij mochten kiezen. Dus had ze geen van beiden uitgenodigd. Het was het eerste feest waarop hun beste vrienden niet zouden verschijnen.

Mark Dooher kon zijn vrouw niet vertellen dat hij genoeg had van de man die hij al zo lang voorwendde te zijn. Er moest iets veranderen, er ging iets veranderen. 'Dat is het niet, denk ik. Je weet dat ik me ook kan amuseren zonder Wes Farrell...' 'Meestal niet zo goed.' Ze plaagde hem.

'Bedankt, zeg,' zei hij. Toen ze zich begon te verontschuldigen, ging de bel. Dooher keek op zijn horloge. 'Dat moet het orkest zijn.' Hij draaide zich op zijn hakken om en verliet de kamer. Zijn vrouw keek hem triest na met een weemoedig gezicht. Ze zuchtte.

 

De gasten begonnen in de stromende regen aan te komen en Dooher en Sheila ontvingen de eersten in het ruime portaal. Ze hadden vijf bedienden ingehuurd om eten en drinken te serveren en dan was er natuurlijk het orkestje dat voor de eerste keer 'When the Saints Go Marching In' speelde, iets wat het waarschijnlijk nog wel twintig of dertig keer zou doen. Dooher had natte handen. Hij wist niet zeker of de vrouw in het restaurant Avery's vriendin was geweest. Ze kon van alles zijn - zus, nicht, financieel adviseur, architect. Maar hij wist dat Avery zou komen met een gast. Hij had geen plannen gemaakt voor later. Alles kwam eigenlijk neer op een eenvoudige behoefte haar weer te zien. Als ze vanavond niet met Avery meekwam, zou hij... Maar ze was er wel.

Dooher liep naar voren met Sheila naast zich, stak zijn hand uit en schudde die van Avery, toen de vrouw haar regenjas uittrok, die aan iemand van het personeel gaf en een vochtige vlecht uitschudde. Ze droeg een kastanjebruine fluwelen japon met dunne bandjes. Er zat een moedervlekje op de ronding van een van haar borsten. Haar lichaam begon al wat mee te deinen op het ritme van de muziek. Avery stelde haar voor, eerst aan Sheila en toen...

"... en dit is meneer Dooher, eh, Mark, onze gastheer. Mark, Christina Carrera.'

Hij pakte haar hand en toen - zonder bewuste opzet - bracht hij die even naar zijn lippen. Een amandelgeur. Hun ogen ontmoetten elkaar lang genoeg om haar te dwingen ze neer te slaan.

Niemand merkte iets. Andere gasten kwamen binnen. Hij besefte dat hij nog steeds haar hand vasthield. Hij liet hem los en betrok Avery nu in zijn welkom. 'Bedankt - allebei - dat jullie deze New Orleanse moesson hebben getrotseerd.' Hij ging op lijzige toon verder: 'Sheila en ik hadden wat vochtigheid besteld om... om in de stemming te komen, maar dit is eigenlijk wat te veel van het goede, vinden jullie ook niet?' Hij had de goede toon getroffen. Ze lachten, voelden zich thuis, welkom. Sheila stak haar arm door de zijne en was blij met de terugkeer van zijn goede humeur. Hij knikte weer tegen Avery. 'Ga naar binnen, zorg dat je wat te drinken krijgt en weer warm wordt. Amuseer je.' Nu ze hier was, kon hij hartelijk zijn. Na zijn eerdere bezorgdheid voelde hij nu een bijna narcotische kalmte. Er zou tijd zijn om met haar te praten, haar te leren kennen. Was het niet vanavond, dan...

Vijf jaar geleden hadden ze hun keuken verbouwd en nu was het een grote open ruimte met een kookeiland. Een diepe bak die in het marmer was geplaatst verschafte ijs en een doorlopende stroom champagneflessen. Aan de andere kant van het vertrek, tegenover het aanrecht, stond een drieënhalve meter lange tafel afgeladen met verse oesters, gerookte zalm, drie soorten kaviaar, rivierkreeft, krab en garnalen zo groot als de staart van een kreeft.

Het orkest - bugels, trompetten, trombones, banjo's en een bas - speelde lekkere New Orleans jazz. Op de hele benedenverdieping werd gedanst, maar hier in de keuken dempten de klapdeuren de muziek voldoende om een gesprek mogelijk te maken.

Christina stond alleen bij de bak en schonk champagne in twee hoge glazen die ze op het marmer had gezet. Dooher had gezien dat ze Avery had achtergelaten bij een paar andere jonge mensen van de firma en met zijn glas door de klapdeuren de keuken in was gelopen. Hij ging haar achterna. 'Als je toch aan het schenken bent.' Hij zette zijn glas naast de twee andere.

Ze draaide zich om en glimlachte. 'Natuurlijk.' Haar blik bleef een tel op hem rusten. 'Dit is een geweldig feest. Bedankt.' Ze hield zijn glas schuin, schonk er wat champagne in, wachtte tot de bellen waren verdwenen en schonk toen verder.

'Een vrouw die weet hoe je champagne inschenkt,' zei Dooher. 'Ik dacht dat die kunst verleerd was.'

Ze concentreerde zich op het schenken. 'Niet in mijn familie.'

'Komt je familie hier uit de buurt?'

'Nee. Uit het zuiden. Ojai, om precies te zijn.'

'Echt? Ik ben dol op Ojai. Ik heb er vaak over gedacht om daar te gaan wonen na mijn pensioen.' 'Dat duurt nog even...'

'Niet zo lang als je denkt...' Ze overhandigde hem zijn glas en hij klonk met haar. 'Als ik denk aan het roze moment.' Ze lachte. 'U kent Ojai echt.'

Het stadje lag verscholen in een dal achter Ventura en vaak brak de ondergaande zon door de mist die over de oceaan lag en leek dan de rode rotswanden van het dal felroze te kleuren. De plaatselijke bevolking hechtte er veel waarde aan. Dooher knikte. 'Ik ben echt dol op de stad.' 'Ik ook.'

'En toch ben je hier.'

'En toch...' Haar ogen schitterden en genietend nipte ze van haar champagne. 'Studie. Universiteit.' Ze aarzelde even. 'Rechten.' Dooher legde zijn hand op zijn hart. 'Dat niet...'

'Ik ben bang van wel.' Ze trok een gezicht. 'Ze zeggen dat je ervan leert genieten, maar hoewel ik in juni klaar ben, kan ik niet zeggen dat ik al helemaal door de bocht ben.' Ze glimlachte boven haar glas. 'O-o. Ik praat te veel. Dat komt door de champagne. Ik zou dat nooit toe moeten geven tegenover een firmant.'

Dooher boog naar haar toe en dempte zijn stem tot een gefluister. 'Ik zal je een geheim vertellen... er zijn in dit vak ook momenten die niet zo zalig zijn.' 'U laat me schrikken!' 'En toch...' zei hij. 'En toch...'

Een ogenblik dat bijna gênant was. 'De champagne van Joe wordt warm als die hier blijft staan... ik neem aan dat dit glas van Joe is?'

'De plichtsgetrouwe vrouw...' zei ze en verzachtte de woorden met een glimlachje, maar het leed geen twijfel dat er spanningen waren tussen haar en Avery. Toch pakte ze zijn glas op.

'Loop je deze zomer ergens stage? Heb je bij ons gesolliciteerd?' De meeste studenten liepen gedurende de zomer om een veelheid van redenen - ervaring, redelijk loon, de mogelijkheid van een vaste baan - stage bij gerenommeerde firma's.

Christina schudde haar hoofd. 'Joe zou me vermoorden.' 'Joe zou je vermoorden? Waarom?'

Ze haalde haar schouders op. 'Weet u... hij zit in de selectiecommissie... Hij vindt dat het naar nepotisme zou rieken.'

'Van het Latijnse nepos wat neef betekent. Ben jij toevallig een nicht van Joe? Misschien is hij jouw neef. Zijn jullie verwant in de derde graad van bloedverwantschap?' Hij trok geamuseerd een wenkbrauw op. 'Ik geniet van dat advocatenjargon,' zei hij.

Ze genoot van hem. 'Nee. Nee, dat is het helemaal niet. Hij denkt alleen dat het niet werkt.'

'Ik kan wel een woordje met meneer Avery wisselen...' 'Nee! Ik bedoel, alstublieft, het zou...'

Hij deed een stap dichterbij. 'Christina... mag ik je Christina noemen?' Ze knikte.

'Luister, ga je een goede advocaat worden?'

'Ja. Ik bedoel, ik denk van wel. Ik doe wetskennis.' Alleen de beste studenten deden dat.

Dooher greep dat aan. 'Je doet wetskennis...' Hij zette zijn glas neer en begon langzaam te praten. 'Christina, luister, je doet jezelf geen plezier en je zou onze firma geen plezier doen door niet te solliciteren als je denkt dat je bij ons goed zou passen. Een vrouw die wetskennis doet en...' Hij wilde een opmerking maken over haar schoonheid, maar hield zich in. Je kon op het punt van seksuele intimidatie tegenwoordig niet voorzichtig genoeg zijn. 'Je zult werk van belang doen en je zult cliënten aanbrengen en dat is ruim de helft van het werk, ook al hoor ik dat verachtelijke geheim eigenlijk niet te onthullen aan idealistische jonge studenten.' 'Niet zo jong, meneer Dooher...' 'Mark. Jij bent Christina, ik ben Mark, goed?'

Ze knikte. 'Maar ik ben echt niet zo jong. Ik ben zevenentwintig. Ik heb eerst twee jaar niets gedaan voordat ik rechten ging studeren.' '... dus je hebt al praktische ervaring? Luister, Christina, na alles wat ik heb gehoord, kom ik zelf naar de universiteit om jou in dienst te nemen als jij niet bij McCabe & Roth komt solliciteren, is dat duidelijk?' grijnsde hij. Haar champagne was half op. 'Ik moet echt oppassen met wat ik zeg als ik drink. Nu wordt Joe zeker kwaad.'

'Wedden van niet?' Hij raakte haar arm aan. 'En jij moet je niet druk maken. Dit is een feest. Het spijt me, ik wil niet aandringen als...' 'Nee, het is niets. Hij zei ook dat het geen zin had om te solliciteren als we gaan trouwen, omdat er een beleid is tegen getrouwde advocaten...' 'Zijn jullie verloofd? Ik zie geen ring.' 'Nog niet, of niet direct, maar...'

Dooher drong aan. 'Christina, Joe is een goede advocaat, maar dit heeft niets met hem te maken. Het heeft te maken met wat het beste is voor jouw carrière. Het is jouw beslissing. Kom solliciteren, dan gaat het daarna via de geëigende kanalen, capisce?' 'Goed.' 'Beloofd?' Ze knikte.

Hij klonk met zijn glas tegen het hare en ze dronken.