DEEL 2
11
Brigadier Paul Thieu, rechercheur bij Vermiste Personen die van tijd tot tijd als tolk optrad, zat voorin naast Glitsky in de onopvallende groene Plymouth en babbelde aan één stuk door alsof hij op weg was naar een bruiloft in plaats van naar een moord. Naast hem hield Glitsky zijn ogen op de weg gericht - het schemerde en de mist hing als een deken om de wagen. Eigenlijk, dacht Glitsky, was het niet zo erg om een opgewekte stem te horen. Zijn leven had voor de rest niet veel opwekkends te bieden, zeker thuis niet waar nu iedere dag een verpleegkundige kwam. Flo zou haar laatste dagen niet in een ziekenhuis slijten - ze hadden dat besproken en ze zou haar gezin bij zich hebben. Niet dat haar laatste dagen al in zicht waren, maar het einde zou niet lang meer op zich laten wachten. Ook lag Nat - Glitsky's vader - nu veel nachten op de sofa in de voorkamer, om de jongens in toom te houden en te proberen nog iets van de toekomst te maken, alsof dat mogelijk was.
Maar Glitsky had zijn werk. Dat was tenminste nog iets. En geklets of niet, Thieu vertegenwoordigde het begin van een zaak die wel eens interessanter kon worden dan anders.
Handhavers van orde en gezag noemden de meeste moorden in de stad 'bestialiteiten' en de daders ervan beesten die onmogelijk 'als mensen konden worden aangeduid'. Zo kon het gebeuren dat iemand van het laagste intelligentieniveau een ander, of verschillende anderen, vermoordde om geen enkele voor de hand liggende reden.
Afgelopen week had Glitsky nog een drieëntwintigjarige vrouw gearresteerd die haar vriend had vermoord toen ze ruzie hadden gekregen over het tv-programma. Na hem te hebben neergeschoten, ging ze op haar gemak voor de tv zitten en keek de hele Roseanne af voordat ze dacht: Hé, misschien kan ik toch beter even kijken of ik Billy wakker kan krijgen. En met een kogel in zijn hart bleek dat een zinloze onderneming. Maar zo nu en dan werd iemand die een min of meer normaal leven leidde om een echte reden vermoord - doodzonden bleven hun meedogenloze beloning opeisen. En dat waren de zaken waar de agenten van Moordzaken voor leefden. Glitsky en Thieu waren nu onderweg naar zo'n zaak -een advocaat die Victor Trang heette was in de borst gestoken.
'Zoals ik het dus bekijk, is het uitgesloten dat ik bij Moordzaken kom door op te schuiven op de lijst.' Thieu bedoelde de anciënniteitslijst die bepalend was voor promoties bij de politie van San Francisco. 'De andere jongens draaien pakweg vijftien of twintig jaar hun diensten en tegen de tijd dat ze bij Moordzaken komen, zijn ze helemaal opgebrand. En dan komen ze ook nog tot de ontdekking dat ze de weekends en nachten moeten doorwerken om resultaten te boeken. Maar voor dat soort werktijden zijn ze niet te porren. Verdomme, Moordzaken is toch een beloning, of niet? Maar je kan ze niets maken vanwege hun anciënniteit. En omdat ze hun zinnen hebben gezet op Moordzaken, nemen ze de baan aan zonder daarna hun werk goed te doen.'
Glitsky wierp hem een blik toe. 'Ik doe mijn werk echt wel, Paul. En andere jongens ook.'
Glitsky's gebrek aan instemming scheen Thieu niet te deren en bracht hem zeker niet tot zwijgen. 'Dat zeg ik niet, Abe. Ik heb het niet over jou. Je weet wie ik bedoel.'
Een nietszeggend knikje. Glitsky wist wie hij bedoelde en Paul had haarfijn het probleem ontrafeld van degenen die er de kantjes van afliepen. Glitsky was echter niet de man om over iemand van zijn afdeling te roddelen. Zoiets deed al gauw de ronde.
'Waar het om gaat is dat ik het piepende wiel ben. Ik wil meedoen. Hier draait het om bij de politie.'
Iets in Thieu's enthousiasme deed Glitsky glimlachen. Na al die jaren dacht hij bij zijn werk niet meer aan de opwinding van de jacht. 'En kijk nou eens!' De stortvloed ging door. 'Ik krijg een telefoontje op Vermiste Personen en we wachten de gebruikelijke drie dagen voordat we in actie komen terwijl ik gewoon weet dat het moord is.' 'Een zeldzame gave, Paul.'
Thieu hoorde de intonatie en begreep dat hij te sterk aandrong. Maar wie kon het hem kwalijk nemen? Toen hij dat telefoontje kreeg van die Vietnamees sprekende moeder over haar vermiste zoon, had hij een voorgevoel gehad. In San Francisco moest een vermiste persoon minstens drie dagen verdwenen zijn voordat het officieel een politiezaak werd. Thieu was volgens het boekje te werk gegaan, had de volle drie dagen gewacht, maar zich nu in de zaak vastgebeten. 'Hoeveel telefoontjes heb je in totaal gekregen?'
Thieu hoefde zijn aantekeningen niet te raadplegen. Afgestudeerd aan de politieacademie, kortgeknipt kapsel en gladgeschoren, was hij een representant van de almaar groeiende groep agenten nieuwe-stijl in San Francisco. Het lichtgroene kostuum en de opzichtige rode en groene zijden das die hij droeg misten op een of andere manier hun uitwerking niet. 'Zijn moeder, zijn vriendin, een van zijn cliënten.' 'En hoelang werd hij vermist?'
'Dit was op de eerste dag, nog voordat wij erin werden gemengd.' 'Drie mensen op de eerste dag? Een populaire vent.' 'Dat is nog maar de vraag.'
Glitsky reed langzaam en wierp hem een zijdelingse blik toe. 'Ik heb me wat in de zaak verdiept, wat achtergrondonderzoek gedaan voordat hij officieel werd geboekt als VP.' Vermist Persoon. 'Het kwam door iets wat zijn moeder zei over een rechtszaak waaraan hij werkte.'
'En dat was?'
'Kennelijk was hij wel bekend maar niet erg populair - zijn moeder en vriendin buiten beschouwing gelaten.'
'Waarom niet?'
'Waarom niet wat?'
'Waarom was hij niet populair?'
'O, blijkbaar was de kerel een politicus in de Vietnamese gemeenschap. Stevige handdruk, brede glimlach, een gladjanus.' Thieu keek naar Glitsky om zijn reactie te peilen, maar die bleef uit. Hij hield zijn blik op de weg gericht. 'Over de doden natuurlijk niets dan goeds, maar dat heb ik opgevangen.'
Glitsky lette alleen op Mission Street. Ze naderden de kruising met Geneva. De verkeerslichten werkten niet. Het verkeer was een puinhoop, wat nog verergerd werd door de mist. Het begon nu snel donker te worden. Thieu bleef doorkletsen. 'Deze Trang scheen altijd op feesten, bijeenkomsten, trouwpartijen en begrafenissen op te duiken en iedereen zijn visitekaartje te geven... een echte lastpost.'
'Ik denk dat ik hem heb ontmoet,' zei Glitsky met een stalen gezicht.
'Echt? Je hebt Trang ontmoet?'
Weer een snelle zijdelingse blik. 'Grapje, Paul.'
Thieu was even van zijn stuk gebracht en zakte wat onderuit. Glitsky was zich er kennelijk niet van bewust en zei: 'Stom getreuzel.' Hij plakte zijn magnetische zwaailicht op het dak en zette de sirene aan. Binnen vijf seconden waren ze de kruising over en vervolgden slingerend hun weg. 'Goed, wat zei zijn moeder?'
De manier waarop Glitsky van de hak op de tak sprong, maakte Thieu onzeker en hij was de draad kwijt. 'Waarover?'
'Over een zaak waaraan hij werkte en waardoor jij moeilijkheden voorzag die er inderdaad kwamen, als je vermoord worden tenminste wilt rangschikken onder moeilijkheden, wat ik doe.'
'Trang had blijkbaar een rechtszaak aangespannen tegen het aartsbisdom San Francisco waar enkele miljoenen mee gemoeid waren...' 'Waarom?'
'Ik weet het niet. Nog niet. Zijn moeder zei dat hij zich eraan had vertild en dat hij dat wist, maar dat het een belangrijke zaak was. Hij was bang, zei ze.'
'Waarvoor?
'Ik weet het niet. Gewoon omdat hij hoog spel speelde, denk ik. Zijn moeder leek de Kerk en de maffia door elkaar te halen of dacht dat het twee handen op een buik waren...'
Glitsky knikte. 'Ik heb slechtere theorieën gehoord. Dus hij was bang. Was hij bedreigd voorzover zijn moeder wist?'
'Nee.'
'Nou, dat helpt ons lekker op weg.'
Zoals vaak, was Glitsky als eerste van het rechercheteam op de plaats van het misdrijf. Het lichaam was omstreeks kwart over twee 's middags ontdekt door iemand van het schoonmaakbedrijf dat één keer per week Trangs kantoor schoonhield. De waarschijnlijk illegale schoonmaker was teruggegaan naar het hoofdkantoor en had zijn vondst aan de directie gemeld. Het bedrijf had vervolgens de politie gebeld. De bemanningen van surveillancewagens van bureau Ingleside hadden de vondst van het lijk bevestigd. Omdat er twijfel bestond over de identiteit van het slachtoffer, had Glitsky een beleefdheidsbezoek gebracht aan Vermiste Personen en gevraagd of er een opsporingsverzoek gold voor een zekere Victor Trang. Dat had de aandacht getrokken van Paul Thieu, die had gevraagd of hij mee kon rijden. Voor een grauw en deprimerend gebouw in een zijstraat van Geneva stonden enkele surveillancewagens geparkeerd. Twee geüniformeerde agenten stonden huiverend in een kleine, halfdichte portiek waar het naar urine stonk en oude kranten en glasscherven lagen. Terwijl hij zichzelf en Thieu identificeerde vroeg Glitsky hun te blijven wachten tot de lijkschouwer en de technische recherche waren gearriveerd.
Binnen zorgden twee kale peertjes voor het licht in een lange gang, waarop drie deuren uitkwamen. Aan het eind stonden twee geüniformeerde agenten en een burger bij elkaar te fluisteren. Glitsky was zich bewust van hun hol weerklinkende voetstappen op de houten vloer.
Hoewel de andere deuren in de gang helemaal van hout waren met afbladderende verf, was de bovenhelft van deze deur voorzien van gematteerd glas waarin de naam 'Victor Trang' was geëtst met daaronder: Advocaat. 'Hij heeft die deur speciaal laten maken,' zei de burger. Hij heette Harry en nog wat, woonde boven en zei dat hij het gebouw beheerde. Niet best, dacht Glitsky.
Harry bezat lopers voor het hele gebouw - de agenten hadden hem opgespoord zodra ze waren gearriveerd. Dat was een klein wonder en Glitsky was er dankbaar voor. 'Die deur moet hem duizend ballen hebben gekost.' Harry probeerde behulpzaam te zijn.
Glitsky negeerde hem en draaide zich om naar Thieu. 'Heb je dit eerder bij de hand gehad?'
'Nee.'
'Misschien kun je dan beter even wachten.'
Terwijl hij zich schrap zette - zoiets werd nooit routine - opende Glitsky de deur en knipte het licht aan. Gelukkig, dacht hij, was het koel geweest in het kantoor. Zelfs nu was het fris in het vertrek, maar nog voor hij iets zag, rook hij de onmiskenbare geur al. Hier lag iets te rotten. De ervaring had Glitsky geleerd dat de plaats van een misdrijf doorgaans een ontnuchterende, alledaagse indruk maakte en zelden de levendigheid of het gevoel van kwaadheid en angst ademde dat zo gewild was in politieseries en B-films. Deze plaats, het kantoor van Victor Trang, kwam echter aardig in de richting.
Trang had blijkbaar al zijn geld aan zijn deur besteed. Eenmaal over de drempel verschilde het kantoor in niets van de rest van het gebouw en de buurt. Het lange bureau bestond uit een witgekalkte plaat multiplex van tweeënhalve meter - Glitsky zag dat het eigenlijk een deur was, misschien wel de originele deur. Haaks op het bureau stond een tafel met een computer, printer, de telefoon en een antwoordapparaat. De muren die vroeger misschien wit waren geweest, waren nu glimmend beige. Ze zaten onder de vliegenstrontjes en waren helemaal kaal - geen kalender, geen foto, helemaal niets. Achter het bureau vormde een donker raam zonder jaloezie of gordijn een zwart gat. Tegen een zijmuur stond een bank in een vloekende kleur groen en een houten bibliotheekstoel met een kussen. Voor het bureau stond een vouwstoel. Glitsky liep langzaam om de vouwstoel heen en nam het beeld in zich op -was de stoel daar neergezet voor een afspraak? Stond die altijd op die plaats? Hij bleef staan. De stoel achter het bureau was omgegooid - hij zag die nu tegen de muur liggen.
Het lijk lag naast het bureau in een rusthouding, bijna alsof - nee, besefte Glitsky, exact alsof - het daar voorzichtig was neergevlijd. Trang had een wit linnen pak gedragen dat niet bij de omgeving paste en waar nu rechte rode strepen over liepen. Midden op zijn borst zat een grote bloedvlek, min of meer rond van vorm - het bloed was niet over de voorkant van zijn hemd omlaag gelopen. Dus had de wond - vreemd genoeg - niet erg gebloed voordat Trang op de vloer lag. Glitsky bleef er even naar staan kijken, liet het allemaal tot zich doordringen. Hij zou wachten op de lijkschouwer en de rapporten van het forensisch laboratorium, maar zijn eerste indrukken gaven hem zekerheid. Hij wist wat de rode strepen betekenden. Het verkilde hem. De moordenaar had een mes gebruikt, Trang in een soort dodelijke omhelzing omhoog gehouden, misschien wel een minuut lang, het mes op zijn plaats laten zitten en had dat misschien rondgedraaid in de richting van het hart. En toen zijn slachtoffer dood was, had hij Trang voorzichtig op de vloer gelegd, ten slotte het mes uit de wond getrokken en daarna het lemmet aan Trangs kostuum afgeveegd - op het eerste gezicht twee of drie keer. Glitsky zat al tweeëntwintig jaar bij de politie, waarvan de laatste zeven jaar op Moordzaken. Maar wat hij hier zag, zou wel eens de koelbloedigste, schokkendste moord uit zijn carrière kunnen zijn.