4
De zeven jaar oude Toyota van Christina wilde eerst niet starten en toen deden de ruitenwissers het niet. Daarom liep ze de heuvel af waarop de universiteit lag. Ze was van plan langs het St. Mary's Hospital de smalle strook van het Golden Gate Park te volgen op deze regenachtige Aswoensdag, en door een stuk af te snijden zou ze nog op tijd op haar werk zijn.
Ze had echter geen rekening gehouden met het schijnbaar eindeloze vermogen van San Francisco om flink uit te pakken. Vanochtend was het een heksenbijeenkomst van schaars geklede druïden die een of andere plechtigheid met gezang en handengeklap hielden waarbij bomen werden aanbeden en ze zich opperbest vermaakten.
Christina liep naar rechts in een poging hen te ontwijken, maar een kleine, gedrongen vrouw van een onduidelijke maar niet al te oude jaargang kreeg haar in het oog en klampte zich aan haar vast. Een shawl bedekte de schouders van de vrouw, ze had bloemen in haar haren gestoken en droeg een lange, leren rok maar haar borsten waren bloot. Toen duidelijk werd dat Christina niet van plan was zich bij hen aan te sluiten en op weg was naar haar werk, veranderde ze moeiteloos van hogepriesteres in artieste. Tegen de tijd dat Christina Haight Street had bereikt waar het kantoor van het Rape Crisis Counseling Center lag, was ze doorweekt en twintig minuten te laat voor haar afspraak.
Haar baas was een ongetrouwde, aantrekkelijke meid van vijfendertig die niet op haar mondje was gevallen en Samantha Duncan heette. Haar niet aflatende overtuiging van de strijd tussen de seksen kwam haar heel goed van pas bij haar rol hier - verkrachte vrouwen van advies dienen. Haar oprechte medelijden met deze slachtoffers was helaas even groot als haar ongeduld wanneer het ging om het verwerkingsproces van de vrouwen, om de gerechtelijke stappen bij het identificeren en bestraffen van hun aanvallers en de administratieve realiteit dat ze afhankelijk was van parttime vrijwilligsters om het Centrum draaiend te houden. Tijdens Christina's eerste sollicitatiegesprek had Sam indruk op haar gemaakt door haar humor en bevlogenheid. Daarna had ze in niet mis te verstane bewoordingen de grondregels uiteengezet. 'Ik weet dat deze baan niets betaalt,' had ze gezegd, 'maar ik sta erop dat mijn vrijwilligsters erin geloven en doen alsof het een betaalde baan is. Als je zegt te komen, dan ben je er ook. En van smoesjes ben ik niet gediend.' Tot op heden was Christina stipt geweest. Sam had pit en Christina, die een diep respect voor haar had, wilde haar niet teleurstellen. Ook wilde ze bewijzen dat ze geen dilettante was - ze voelde zich er evenzeer bij betrokken. Veel hindernissen waren al uit de weg geruimd - Sam en Christina waren twee of drie keer na het werk samen koffie gaan drinken waarbij ze over praktijkgevallen en politiek hadden gepraat. Christina dacht dat ze misschien wel echte vriendinnen konden worden. Maar Sam was overgevoelig waar het haar vrijwilligsters betrof. Ze was altijd gespitst op gebrek aan betrokkenheid bij het werk en dus waakte ze ervoor zich persoonlijk met haar medewerksters in te laten. Toen Christina het water van zich afschudde, was het duidelijk dat hun aarzelende relatie deze ochtend een ernstige tegenslag te verduren had gekregen.
Sam begroette Christina niet bepaald hartelijk. 'Ha, daar is ze eindelijk. Christina, dit is brigadier Glitsky. Hij is van de politie en onderzoekt... nou ja,' Sam zuchtte, 'je weet er alles van. Hij mag het je vertellen. Brigadier, fijn u te hebben ontmoet.' Sam keurde Christina geen blik waardig toen ze weer in haar kantoor verdween.
Maar ze kon zich niet druk maken over Sam, niet nu, dus richtte ze haar aandacht op de man tegenover haar.
Deze man, Glitsky, had problemen, dacht Christina. Hij leek zelfs bij een terloopse eerste blik ongelooflijk gespannen, in de greep van een sterke emotie die hij met geweld onder de duim probeerde te houden. Ze zag hoe hij zijn vuisten balde en ontspande voordat hij haar zijn hand toestak. Tot haar verrassing was het een vriendelijke handdruk, minder krachtig dan ze had verwacht.
Het vage glimlachje dat hij haar schonk verzachtte zijn trekken echter niet. 'Ik onderzoek de moord op Tania Willows en Sam vertelde me dat u met haar had gepraat.' Christina knikte.
Tania Willows, hun laatste drama, was een schuchter, verward en onzeker meisje van negentien geweest. Ze was net uit Fargo in North Dakota naar San Francisco gekomen en had het Centrum drie keer bezocht. Ze was verkracht, dacht ze. Ze bedoelde dat ze dacht dat het wettelijk een verkrachting was. Ze had geen relatie met de jongen die ouder was. Ze was in de war omdat ze haar aanvaller kende - hij was niet plotseling van achter de bosjes opgedoken om haar aan te vallen. Dus wist ze niet zeker of het echt een verkrachting was.
Eerst was hij naar haar flat gekomen, werd daarna agressiever en had zich vervolgens aan haar opgedrongen - dat wist ze zeker - maar ze leek er ook bijna zeker van te zijn dat hij niet van plan was haar pijn te doen of zoiets. Hij sloeg haar nooit, hoewel bij haar de angst leefde dat als ze niet... misschien had ze iets verkeerd gedaan, hem aangemoedigd - begreep Christina wat ze bedoelde? Zou dat kunnen? Dat ze verkeerde signalen uitzond?
Maar ze voelde zich echt gedwongen, ze werd gedwongen - keer op keer had ze nee tegen hem gezegd en hij wilde niet ophouden - maar voor de rest dacht Tania niet dat die jongen een misdadiger of iets dergelijks was en ze wilde alleen maar dat hij haar voortaan met rust liet. Ze wilde niet dat hij in de problemen raakte, misschien had ze zelfs niet hierheen moeten komen...
En daarna, nu vier dagen geleden, was de moord op Tania volop in het nieuws geweest. Ze was in haar flat verkracht, geboeid, op bed vastgebonden, had een prop in haar mond gekregen en was gewurgd. Daarop had het Centrum de politie gebeld.
Christina merkte dat ze haar keel moest schrapen. Glitsky vroeg haar iets wat ze niet begreep. 'Het spijt me...'
Hij toonde geen ergernis dat hij zijn vraag moest herhalen. 'Ik vroeg me alleen af hoeveel ze u misschien over die man heeft verteld...' Christina zat op het puntje van de versleten bank, boog naar voren met haar ellebogen op haar knieën en haar handen voor haar gevouwen. Haar haren, nog steeds nat van de regen, hingen voor haar gezicht. 'Bijna niets,' zei ze. 'Ze kende hem. Hij woonde vlak bij haar, misschien in haar flatgebouw. Ze was ervan overtuigd dat ze van hem af kon komen door te verhuizen, maar dat kon ze zich niet veroorloven.' Glitsky knikte. 'En ze wilde geen aanklacht indienen.' 'Ik had gehoopt dat we haar zover zouden krijgen, maar nee... niet op tijd.' 'En geen namen, geen initialen, geen bijnaam...?'
Ze schudde haar hoofd. 'Nee, niets, denk ik. Ik zou willen... Het spijt me.' 'Hebt u misschien aantekeningen gemaakt die ik zou kunnen inzien. Misschien was er iets...'
'Ik weet dat ik een paar aantekeningen heb gemaakt. Het zal niet veel zijn, maar misschien...' Het gezicht van de brigadier stond somber - zonder iets te zien staarde hij door het beslagen raam naar het chaotische verkeer op Haight. 'Kan ik iets voor u halen?' vroeg ze. 'Een kop koffie of zo?' Ze raakte zijn arm aan. 'Brigadier?'
Hij keek haar weer aan. 'Natuurlijk. Het spijt me. Ik zat te denken.' 'Voelt u zich wel goed?'
Plotseling was dat gezicht helemaal niet angstaanjagend. Wat ze zag was verdriet. 'Ik ben een beetje verstrooid,' zei hij. 'Mijn vrouw is ziek.' Daarna: 'Een kopje thee zou heerlijk zijn.'
Het was nog geen middag.
Ze was gewoon moe, hield Christina zichzelf voor. Tenslotte was het de afgelopen nacht met het feest bijna twee uur geworden en toen haar nachtelijke discussie met Joe. Daarna had ze vanochtend een askruisje gehaald, gevolgd door het lange, vreemd emotionele ontbijt met Mark Dooher, dan haar auto die niet wilde starten, de neo-hippie in het park, Sams afkeurende houding.
Toen de zaak Tania Willows en Abe Glitsky met zijn verdriet - zijn zieke vrouw.
Christina zat alleen in haar kantoortje en had het licht uitgedaan. Toen plotseling de regen opnieuw een aanval deed op het smerige raam waar ze met haar rug naar toe zat, brak er iets in haar. Met de rug van haar hand wreef ze ruw langs haar ogen, zoals een kind zou doen, in een poging de tranen te verdringen, maar die bleven komen. Ze was gewoon doodop.
Dit - deze plotselinge instorting - was haar bijna twee jaar lang niet overkomen. Ze weigerde te geloven dat het iets had te maken met de baby die ze had verloren, met haar verleden. Dat niet weer. Dat had ze achter zich gelaten en daaraan wilde ze niet meer herinnerd worden. Het waren gewoon de gebeurtenissen van die ochtend. Ze moest zich vermannen. Dat was het, dat zou ze doen. Snotterend veegde ze weer over haar gezicht, kwam achter haar bureau vandaan, trok haar Gore-Tex jas aan en zette de kraag hoog op. De regen zou haar tranen verbergen. Niemand zou ze zien.