52
Drie generaties Glitsky's zaten in de bioscoop te kijken naar James and the Giant Peach, toen de pieper aan Abe's riem begon te trillen. Hij trok achter zijn jongste zoon langs aan de mouw van zijn vader, terwijl hij het zwarte apparaatje omhoog hield. 'Ben om vijf uur terug,' zei hij. Nat, die helemaal opging in de film, knikte nauwelijks.
In de hal moest Abe even wennen aan het licht. Het was iets waar hij altijd last van had als hij overdag naar de bioscoop ging. Hij keek naar het nummer in het venstertje, liep naar de munttelefoon en toetste het nummer in.
'Inspecteur, met Sam Duncan. De vriendin van Wes Farrell.'
'Natuurlijk. Is Wes daar?'
'Nee. Daarom bel ik juist. Ik weet niet wat ik anders kan doen. Mark Dooher belde Wes eerder vandaag en wilde hem spreken.' Glitsky merkte dat een spier in zijn kaak begon te trekken. 'Hij zei tegen Wes dat hij zich wilde aangeven.' 'Dat weet ik.'
'Wat?'
'Ik wist ervan. Hij liet me oppiepen en ik heb hem gebeld in een bar. Hij heeft me alles verteld. Is hij nog niet terug?'
'U liet hem gaan? Hoe kon u hem laten gaan? Mark Dooher is een moordenaar en nu...'
'Wes is waarschijnlijk nog steeds bij Dooher thuis. Hebt u geprobeerd hem daar te bellen?'
'Zonet. Er werd niet opgenomen. Wes zei dat hij in twee uur thuis zou zijn. Daarna belde hij om te zeggen dat het later werd. Hij is nu bijna vier uur weg. Daarom bel ik u. Er is iets gebeurd. Hij zou me hebben teruggebeld. Hij wist dat ik me zorgen maakte. Hij zou hebben gebeld.'
Glitsky zweeg een hele poos. 'Inspecteur?'
'Ik ben er nog. Ik denk na. Hebt u zijn kantoor geprobeerd?'
Een geërgerde zucht. 'Ik heb het overal geprobeerd, inspecteur. Dooher
belde hem en hij ging en...'
Glitsky kauwde nog een paar tellen op zijn wang en nam toen zijn besluit. Deze keer was hij al op weg voordat hij er zeker van was dat er een misdrijf was gepleegd. Als het tenminste al niet te laat was.
Irene Carrera stond in dubio. De geboorte van een kind was een ervaring die een echtpaar heel sterk aan elkaar kon binden. Ze wist niet wat ze moest doen.
Mark had haar opnieuw gebeld, radeloos. Of Irene alsjeblieft, zodra ze ook maar iets hoorde, wilde bellen. Hij was wanhopig. Hij had haar nodig. En hoewel Christina het misschien zelf niet besefte, zei hij tegen Irene, had haar dochter hem ook nodig.
Het had Irene innerlijk verscheurd dat ze tegen Mark moest liegen, dat ze hem zelfs niet kon vertellen dat Christina haar had gebeld. Maar wat kon ze anders doen?
Irene worstelde ermee en kwam er niet uit. Ze wilde dat Bill er was. Samen zouden ze de juiste beslissing kunnen nemen. Ze wist dat hij zou bellen zodra hij in San Francisco was, maar eerst moest hij de pendeltrein van Santa Barbara naar LAX nemen en daar wachten op zijn vlucht die pas 's avonds vertrok - hij zou pas heel laat in de avond aankomen. Irene wist intussen ook dat als Christina haar man uitsloot van de geboorte, er een veel grotere kans bestond dat ze een eventuele breuk nooit meer zouden kunnen goedmaken.
Als Mark er daarentegen bij was, bij haar - als ze het samen beleefden, man en vrouw, dan zou dat wel eens de laatste kans voor Christina's geluk kunnen zijn. Ook al zou ze daarmee tegen de uitgesproken wens van haar dochter ingaan.
Op het moment dat de hemel roze kleurde liep Irene te ijsberen over het terras en keek uit over de vallei, terwijl ze zich het hoofd brak over wat het beste was.
Glitsky liet Orel samen met zijn grootvader in de bioscoop achter en rende naar de dienstauto die anderhalf blok verder geparkeerd stond. Tegen zevenen was hij bij Doohers huis. Paul Thieu had allang van zich moeten laten horen. Hij probeerde hem op te piepen, maar er kwam geen reactie. Wat was er aan de hand? Waar was het fout gegaan? Glitsky brak zich niet langer het hoofd over een reden om Mark Dooher op te pakken. Hij zou de man onder een of ander voorwendsel arresteren en naar het centrum overbrengen, hem van de straat halen voor hij weer toesloeg.
Het huis in Ravenwood was donker. Dooher was er niet.
Maar Glitsky stapte uit om zekerheid te krijgen. Hij stak de patio over naar
de veranda, belde aan, wachtte.
Niets.
Als hij werd betrapt, zou hij zijn daden nooit kunnen goedpraten. Hij zou een berisping krijgen, misschien worden ontslagen.
Met zijn eigen handschoenen aan stond hij in de woning van een verdachte. Het was gewoon een feit dat hij zich zonder huiszoekingsbevel toegang had verschaft. Wat hij deed was onrechtmatig.
De zijdeur aan de oprit was open geweest. Dooher had tijdens het proces dus niet over alles gelogen. Hij had getuigd - en staande in het koude en donkere portiek herinnerde Glitsky het zich - dat hij de zijdeur meestal niet afsloot en het alarm niet inschakelde als hij wegging. Nu stond hij in de keuken waar hij zo lang geleden had gezeten en met Sheila Dooher thee had gedronken. Bij zijn binnenkomst had hij het licht in de waskeuken aangedaan dat de eetbar zwak verlichtte. Onderweg hierheen had hij overwogen om Sam Duncan nogmaals te bellen, om haar over Farrell op de hoogte te houden. Maar hij wist verder niets over Farrell. Misschien ging hij sterven, misschien was hij al dood. Wat kon hij haar vertellen dat niet nog een uur kon wachten? Tot ze iets meer wisten?
Maar hier, in de keuken, knaagde dat opnieuw aan hem. Hij herinnerde zich de laatste momenten met Flo, toen hij niets anders had kunnen doen dan naast het bed zitten, haar hand vasthouden - misschien had ze iets gevoeld, een kneepje van hem, wat liefde, in die laatste seconden. Misschien had het iets uitgemaakt.
Hij zocht in zijn borstzak naar het stukje papier waarop hij Sams nummer had genoteerd. Hij kon haar in ieder geval vertellen wat hij wist. Hij beende in een paar passen door de keuken, stond bij de telefoon, aarzelde even, nam toen de hoorn op.
Maar in plaats van Sams nummer in te toetsen, zag hij de toets van de nummerherhaling en zonder erbij na te denken drukte hij daarop.
Er volgden elf snelle piepjes. Interlokaal.
'Hallo.' Een prettige, beschaafd klinkende vrouwenstem.
'Hallo. U spreekt met inspecteur Abraham Glitsky van de politie in San Francisco, afdeling Moordzaken. Met wie spreek ik?'
'O, mijn god, Moordzaken?'
'Ja, mevrouw. In San Francisco. Met wie...'
'Is alles in orde met Christina? Zeg me dat ze ongedeerd is.'
'Christina?'
'Christina Carrera, mijn dochter. Is alles goed met haar?'
'Ik weet het niet, mevrouw. Ik hoop van wel. Op dit moment probeer ik haar man op te sporen, Mark Dooher. Weet u misschien waar hij is?'
'Hij zei dat hij meteen naar het ziekenhuis zou gaan.'
'Het ziekenhuis? Welk ziekenhuis? Waarom ging hij naar het ziekenhuis?'
'Om bij Christina te zijn. Ze ligt in het St. Mary, moet bevallen. Ze krijgt
haar kind.'
'En Dooher weet dat ze daar is?'
'Ja, ik heb hem verteld...' De stem klonk nu toonloos.
'Wanneer was dat?'
'Ik weet het niet precies. Misschien een half uur geleden, misschien nog niet. Hij belde me weer en ik dacht...' Meer hoefde Glitsky niet te horen.