24

 

De volgende dag was Glitsky in Marine World met Nat en de drie jongens. Hij had nog steeds geen oppas gevonden en besloten dat ze allemaal een poosje bij elkaar moesten zijn, dat ze ergens anders heen moesten, een dagje uit, weg van de stad. Dus had hij ze bij een vriend waar ze logeerden opgehaald en waren ze de baai overgestoken en in noordelijke richting naar Vallejo gereden.

In het pretpark scheen de zon en hoewel het woei was de bries niet zo kil als de oceaanwind in de Avenues waar ze woonden. Nu zat hij hoog op de tribune te kijken naar de kunsten van de orka. Isaac en Jacob hadden met hun grootvader een plaats vlak bij het water omdat ze allemaal, ook Nat, hadden besloten dat ze kletsnat wilden worden. Maar O.J. van tien wilde daar niets van weten en hij wilde ook niet bij zijn vader weg. Toen de jongens beneden waren gaan zitten, had O.J. zelfs aan Abe gevraagd of hij bij hem op schoot mocht. En daar zat hij nu. De enorme zoogdieren zwommen het bassin in, maar O.J. had er totaal geen aandacht voor. 'Pa,' zei hij, 'mag ik wat vragen?' Sinds Flo ziek was geworden, had O.J. bijna elke opmerking vooraf laten gaan door deze vraag. Glitsky dacht dat dit kwam omdat hij een gevoelig kind was, dat zich scherp bewust was van de last waaronder iedereen gebukt ging. Hij wilde het niet nog erger maken door een vraag te stellen die je wel moest beantwoorden. Hij wilde geen lastpost zijn. Soms kreeg Glitsky daardoor de indruk dat zijn jongste zoon niet wilde leven en dat maakte hem bijna gek. Maar hij gaf rustig het antwoord dat hij altijd gaf.

'Je kunt me altijd alles vragen, O.J. Je hoeft niet om toestemming te vragen.

Zoals altijd zei O.J. dan: 'Maar mag ik je iets vragen?'

Geduld zei Glitsky bij zichzelf. Geduld. 'Ja, je mag me iets vragen.'

'Goed. Stel dat plotseling... je kent Merlijn?'

'Merlijn?'

'Ja, Merlijn, de muzikant van koning Arthur...' 'De tovenaar. Ja, ik ken Merlijn.'

'Precies. Stel dat Merlijn weer levend werd en besloot om alle eenhoorns weer op aarde te laten rondlopen?'

De afgelopen maanden had O.J. gespeeld met varianten op het idee van mensen die weer tot leven kwamen. Stel dat Robin Hood weer tot leven kwam en zich vermomde als een van de Power Rangers? Stel dat George Washington niet echt dood was, maar wachtte of hij driehonderd jaar kon worden om dan weer president te zijn? Stel dat de moeder van Bambi...? 'Dingen komen niet weer tot leven,' zei Abe vriendelijk maar zo kordaat mogelijk. 'Dood wil zeggen dat je voorgoed weg bent. Dat is dood.' 'Dat weet ik, papa, maar Merlijn was muzikant en als hij dat wilde kon hij weer levend worden en dan de eenhoorns weer op aarde laten leven.' Hij wilde hem vertellen dat eenhoorns niet bestonden. De jongen was tien, liep tegen zijn puberteit en moest er nu maar eens mee ophouden troost te zoeken in deze fantasieën.

Maar op de een of andere manier had hij er de kracht niet voor. Hij zuchtte diep. 'In plaats van waar? Waar leven ze nu?'

O.J. kon niet begrijpen dat zijn vader dat niet wist. 'In de wolken, in het land van de eenhoorn.'

'O.'

'En dan kunnen ze naar beneden komen en hier op aarde rondlopen en dan kunnen we op ze rijden en er misschien een als huisdier nemen. Stel dat zoiets gebeurde?'

Glitsky pakte zijn zoon stevig vast en gaf het gebruikelijke antwoord. 'Als dat gebeurde, O.J., dan zou het echt prachtig zijn.'

 

Isaac was nog steeds erg nat. Hij was een paar jaar ouder dan de maximaal toegestane leeftijd van twaalf jaar om toegelaten te worden tot de speeltuin, maar hij droop zo dat het niet opviel. En ook al was hij politieman en had hij plechtig beloofd de wet te handhaven, Abe riep hem niet terug. Hij en Nat hadden hun eten - Franse frietjes en maïskoeken - achtergelaten op een van de picknicktafels achter hen waar de zeemeeuwen het gulzig naar binnen hadden geschrokt.

Nu stonden de twee mannen bij het hek dat de volwassenen buitensloot. Alle drie de jongens zaten boven in een klimrek van touw. Ze hingen aan elkaar.

De orka's hadden het lagergelegen deel van de tribune nat gespat. Nat had zijn haar weer gekamd, maar zijn kleren plakten aan zijn lijf. Hij bewoog zijn voeten en zijn tennisschoenen maakten zompige geluiden. 'Het is hier leuk, Abraham, maar ik wou dat iemand iets van dat spetteren had gezegd. Ik ben geen klein beetje nat, dat kan ik je wel zeggen.' 'Ik wist het niet.'

'Maar ik zag dat jij niet bij ons beneden kwam zitten.' 'O.J. wilde niet zo dicht bij het water zitten. Daarom ben ik niet naar beneden gegaan.'

'Ik wilde maar dat ik het kon geloven. Ik wil niet denken dat jij je oude vader voor de gek hield.'

'Dat zou ik nooit doen. Zo'n jongen heb jij niet grootgebracht.' Een vluchtige blik opzij. 'Dat is een goed antwoord.' Hij trok zijn hemd los van zijn lijf en voerde een dansje uit met zijn broek. 'En ik zag toevallig dat O.J. bij jou op schoot zat.'

Glitsky knikte. 'Hij heeft het moeilijk. Hij probeert alles te verwerken.' 'En jij bent weer aan het werk?'

'Ik moet werken, pa.' Maar hij besefte dat zijn vader een verklaring nodig had. 'Luister, de Hardy's zijn fantastische mensen en Fanny zorgt beter voor ze dan ik nu zou kunnen. En de jongens zijn toch bijna de hele dag naar school. Ik ben er voor ze. Ik zie ze. Ik ga er een paar avonden per week heen. In het weekend gaan we samen uit. Net zoals nu. Ik heb nog heel wat te regelen.'

'Dat begrijp ik.'

'Dus?'

'Dus niets.'

'Wat dan?'

Nat haalde zijn schouders op. 'Denk er gewoon over na, verder niets.'

Hij wist waar zijn vader op doelde, maar hij kon er niets aan doen. Hij had wat meer dagen vrij moeten nemen, nam hij aan, elke avond naar de kinderen moeten gaan, maar toen hij het telefoontje over Sheila Dooher kreeg, werden er vanzelf andere prioriteiten gesteld. Of misschien was het juist een gelegenheid om stil te blijven staan bij andere zaken dan de leegte. Zijn vader had dat tot op zekere hoogte geopperd. Hij vluchtte, ontkende wat hij onder ogen moest zien en legde de verantwoordelijkheid voor zijn kinderen bij iemand anders. Misschien zat er wel wat in. Hij had iets om handen, iets wat gedaan moest worden en het nam hem in beslag. Er gewoon mee bezig zijn - ongeacht het resultaat - kon hem redden, kon hem door deze periode heen slepen. Hij wist het niet zeker, maar moest het proberen.

Dat was ook de reden waarom zijn jongens op zondagavond weer in het huis van zijn vriend waren en hij achter zijn bureau op de derde verdieping zat en het autopsieverslag over Sheila Dooher las dat eindelijk was binnengekomen. De hele week lang was hij iedereen afgegaan, had hij buren en mensen van de golfclub ondervraagd, medewerkers van Dooher en iedereen die hem te binnen schoot. Hij nam de eerste rapporten van het lab door, bestudeerde de videoband van de slaapkamer en onderzocht het huis van Dooher (weer met een ander huiszoekingsbevel terwijl Dooher aan het werk was) op vezels, haren en vloeistoffen. Maar zonder de autopsie stond hij nergens en dat wist hij. En daar lag het knelpunt, bij de lijkschouwer. Normaal gesproken duurde het bijna zes weken voordat het autopsieverslag was uitgetikt, maar hij had gevraagd haast te maken.

Het rapport lag nu voor hem en hij keek het nog eens door. Hij probeerde er lijn in te ontdekken en vroeg zich af of het misschien het verkeerde was, van een ander lijk.

Omdat het autopsierapport dat hij bestudeerde als doodsoorzaak vergiftiging aangaf.

Wat was dat verdomme voor onzin?