38
Op maandagochtend om vijf over half tien stond Wes Farrell voor de getuigenbank in rechtszaal 26 en wenste dokter Harris goedemorgen. De twee mannen hadden zondagmiddag een lange wandeling gemaakt om te bespreken wat ze deze ochtend zouden zeggen. Harris had Mark Dooher altijd gemogen - en Sheila ook. De politie had hem min of meer in de val gelokt om Mark te schaden en hij wilde graag proberen iets daarvan te herstellen.
'Dokter Harris,' begon Farrell. 'Vrijdag hebt u getuigd dat u op 31 maart uit uw praktijk een buisje met bloed bent kwijtgeraakt. Hebt u dat buisje met bloed ooit opgespoord?'
'Nee.'
'Met andere woorden: het is weg.'
'Dat is juist.'
'Hoe hebt u ontdekt dat het weg was?'
'Het kwam niet terug uit het lab.'
'O!' reageerde Farrell belangstellend. 'Dus dat bloed gaat vanuit uw praktijk naar een lab?'
'Ja. We sturen onze bloedmonsters voor onderzoek naar de Pacheo Clinic.'
'Is de Pacheo Clinic ver van uw praktijk?'
'Nee. Anderhalve kilometer misschien.'
'Mooi. Dokter Harris, hoe registreren ze het bloed waaraan ze in dat lab werken?'
'We hebben een aanvraagstrookje dat we met plakband vasthechten aan de buisjes. Vervolgens vullen zij de resultaten in op een rapportageformulier.'
'Laten we even teruggaan. U hecht uw aanvraagstrookje met plakband aan deze buisjes?'
'Ja.'
'Wat voor soort plakband?'
'Gewoon plakband.'
'Gewoon plakband op glazen buisjes. Hmmm. Is dat sterk genoeg, dokter? Laat het plakband wel eens los?'
'Soms, als het buisje nat wordt.'
'Goed. Hebt u ontdekt dat dit ontbrekende buisje - met het bloed van Leo Banderas - nooit in het lab van de Pacheo Clinic is aangekomen omdat het niet was ingeschreven?'
'Nee, niet precies. Ze worden eigenlijk nooit ingeschreven.'
'Dus u weet niet of dit buisje met bloed ooit is aangekomen in het lab van de Pacheo Clinic?'
'Nee, dat weet ik niet.'
'Het kan daar dus afgeleverd zijn en daar zijn zoekgeraakt?' Jenkins maakte bezwaar tegen de vraag vanwege het speculatieve karakter ervan en haar bezwaar werd aanvaard, maar Farrell dacht dat hij toch wel raak had geschoten. Hij besloot door te gaan en draaide zich met een ontspannen glimlach naar de jury.
'Dokter Harris, u getuigde dat u in uw praktijk wel eens vaker buisjes met bloed bent kwijtgeraakt. Is dat waar?'
'Ja.'
'Veel buisjes?'
Harris dacht een ogenblik na. 'In de loop der jaren misschien drie of vier.'
'Drie of vier? Is het bij uw weten ooit gebeurd dat iemand een buisje met bloed heeft laten vallen?'
'Ja.'
'Is dat - het laten vallen van een buisje met bloed - iets waarvoor iemand ontslagen kan worden als het vaak gebeurt?'
'Mogelijk.'
'Edelachtbare, bezwaar. Speculatie.'
Weer aanvaardde Thomasino het bezwaar van Jenkins en weer vond Farrell het niet erg. Hij scoorde.
'Dokter Harris, hebt u inzage gehad in het rapport dat door de heer Drumm is ondertekend?'
'Ja, dat heb ik gehad.'
'En het bloed in het tweede buisje, was dat het bloed van uw patiënt, Leo Banderas?'
'Dat weet ik niet. Dat kan met geen mogelijkheid worden gezegd.' 'Maar het bloed in het buisje was toch wel A-positief?'
'Ja. Maar er was niets om het mee te vergelijken. De heer Banderas is een aantal maanden geleden gestorven en werd gecremeerd. Er is geen spoor van zijn DNA over.'
'U wilt dus zeggen, dokter Harris, dat met geen mogelijkheid kan worden vastgesteld of het bloed in het tweede buisje wel of niet toebehoorde aan de heer Banderas. Is dat juist?'
'Ja, dat is juist.'
'Dan is er dus geen reden om te geloven dat het bloed in het tweede buisje, het bloed dat op de plaats van het misdrijf werd aangetroffen, ooit in uw praktijk is geweest?'
'Nee.'
Op de ogenblikken in het weekend dat hij niet met dokter Harris praatte en niet met een gewetensonderzoek bezig was betreffende Diane Price had Farrell geprobeerd zich op Abe Glitsky te concentreren. Hij wilde dat hij een beter plan had kunnen opstellen, omdat de inspecteur nu in de getuigenbank zat en Farrell op hem af stapte en niet wist wat hij zou gaan zeggen.
Glitsky's getuigenis, die gedurende twee uur gemakkelijk was afgelegd onder de strakke leiding van Amanda Jenkins, had enige schade toegebracht. Dit was grotendeels een gevolg van Glitsky's gezaghebbende houding in de getuigenbank - als hij Mark Dooher was gaan verdenken, dan moest er een reden voor zijn. Hij was een vakbekwaam politieagent zonder bepaalde bijbedoelingen. Hij was zelfs hoofd van de afdeling Moordzaken. In zijn ogen was de verdachte schuldig. Daarom had hij de zaak Dooher overgedragen aan de officier van justitie en daarom had de grand jury Dooher in staat van beschuldiging gesteld.
'Inspecteur, u hebt ons Mark Doohers versie van de gebeurtenissen van de zevende juni gegeven en vervolgens uw eigen interpretatie van die gebeurtenissen, die u ertoe hebben gebracht hem te arresteren wegens moord op zijn vrouw. Kunt u ons, ten behoeve van de jury, een duidelijke onwaarheid aangeven in de verklaring die de heer Dooher tegenover u heeft afgelegd betreffende de avond van de moord?'
'Die verklaring was voor een belangrijk deel onwaar. Daar hebben alle andere getuigen hier over gepraat.'
'Ja. Maar beschikt u over bewijsmateriaal waarmee u ons kunt aantonen dat de heer Dooher niet de waarheid heeft gesproken? Bijvoorbeeld een bankafrekening die bewijst dat hij kleren heeft gekocht terwijl hij zei dat hij naar Dellaroma's Deli was gegaan? Iets dergelijks?'
'Ik beschik over verklaringen van andere getuigen,' herhaalde Glitsky.
'En de leden van de jury zullen gaan beoordelen aan welke van die getuigen ze geloof zullen hechten, inspecteur. Maar om terug te komen op mijn vraag - nu voor de derde keer - beschikt u persoonlijk over iets waarmee u ons kunt aantonen, dat het iets bewijst over de handelingen van Mark Dooher op de avond van de moord?'
Glitsky bewaarde zijn kalmte maar wenste wel dat Jenkins ergens bezwaar tegen zou maken. De getuigenissen van de andere getuigen van het OM zouden samen het bewijs vormen, hoopte hij. Maar hij had geen concreet bewijsmateriaal en Farrell nagelde hem daarop vast. 'Ik beschik niet over zo'n bankafrekening. Nee.'
'Is het niet zo, inspecteur, dat u over geen enkel bewijs beschikt dat Mark Dooher ook maar de kleinste leugen heeft verteld?'
'Op zich niet, nee.'
'Op zich niet of helemaal niet? Hebt u wel of niet iets specifieks?' Farrell was van plan het uit hem te persen. Hij wierp een blik op Jenkins. Kon zij dit speculatie noemen of iets anders? Kennelijk niet. 'Nee.'
Maar Farrell was niet van plan zich te koesteren in deze kleine overwinning. Hij knikte slechts tevreden en legde aan voor zijn volgende schot. 'Goed, inspecteur Glitsky, hebt u als de rechercheur die met deze zaak is belast, de rapporten geanalyseerd van de rechercheur die de plaats van de misdaad heeft onderzocht, brigadier Crandall, en ook de rapporten over het bloed van de heer Drumm?' 'Ja, dat heb ik gedaan.'
'En hebt u beide heren niet horen getuigen dat ze geen enkel bewijsmateriaal hebben gevonden dat Mark Dooher in verband brengt met de misdaad?'
'Nee.'
Een blik van verrassing. Er was enig gefluister hoorbaar op de tribune. Een paar juryleden fronsten hun voorhoofd en bogen voorover. Farrell deed een stap in zijn richting. 'U hebt hen dat niet horen zeggen?'
'Nee, meneer. Dat was een conclusie die u hebt getrokken.'
Farrell stond aan de grond genageld. Glitsky had hem in een val gelokt. Crandalls getuigenis - het mes, de vingerafdrukken - het hield niét in dat Dooher niet op de plaats van de misdaad geweest kon zijn. En dat gold ook voor het bloed van Drumm.
Maar er waren er twee die dit spel konden spelen. Ze gingen een dansje doen. 'Edelachtbare,' zei Farrell, zou u de getuige alstublieft willen instrueren om alleen antwoord te geven op de vragen die ik stel?' De rechter deed dat - een reprimande ten behoeve van de juryleden. Zien jullie wel? Farrell vertelde hun dat inspecteur Glitsky zich niet aan de regels hield.
Farrell boog zijn hoofd een beetje. 'Inspecteur, hebt u gehoord dat dokter Strout het keukenmes heeft geïdentificeerd als het moordwapen?'
'Ja.'
'En hebt u ook brigadier Crandall horen getuigen dat de enige vingerafdrukken op het mes toebehoorden aan de heer en mevrouw Dooher en geheel in overeenstemming waren met normaal huishoudelijk gebruik?'
'Ja, dat heb ik.'
'Goed, inspecteur, dan moet ik de volgende vraag stellen. Waarom droeg de heer Dooher volgens u deze chirurgische handschoen als hij wist - hij moet dat geweten hebben - dat deze vingerafdrukken zich al op het moordwapen bevonden?'
'Om een inbreker te suggereren.'
'Om een inbreker te suggereren?'
Zodra hij Glitsky's antwoord had herhaald, besefte Farrell dat het een ernstige fout was. Glitsky sprong erop voordat hij hem kon stoppen. 'Zonder handschoen is er geen bewijs voor een inbreker.'
Farrell hield zijn gezicht onbewogen, maar plotseling lagen zijn kaarten erg slecht. Hij kon het er niet bij laten zitten. 'Maar heeft brigadier Crandall niet getuigd dat er geen vingerafdrukken op de handschoen zaten, inspecteur?'
'Ja.'
'Er was absoluut niets dat deze handschoen verbond met de heer Dooher?'
Glitsky moest het toegeven. 'Dat is juist.'
Farrell besloot dat het wijs zou zijn de nadruk te verleggen. Farrell wist dat het er nu gauw om ging spannen en hij haalde diep adem, deed een langzame stap en bleef midden in de rechtszaal staan. In de ogen van de juryleden stond hier een man die worstelde met een moreel dilemma.
Ten slotte draaide hij zich weer naar Glitsky, nadat hij tot zijn moeilijke beslissing was gekomen. 'Inspecteur, draagt u ooit chirurgische handschoenen wanneer u onderzoek verricht op een bloederige plaats van een misdrijf?'
Jenkins stond op en maakte bezwaar, maar Thomasino wuifde dat weg.
De inspecteur knikte. 'Ja.'
Farrell vond het niet nodig om meer te zeggen. Hij had een grotere prooi in zijn vizier. 'Hebt u begin dit jaar en speciaal in de tweede helft van april de gelegenheid gehad om een groot deel van uw tijd door te brengen in het St. Mary's Hospital?'
Jenkins sloeg met de palm van haar hand op de tafel en kwam overeind. 'Edelachtbare! Ik maak bezwaar. Wat heeft die vraag te maken met de dood van Sheila Dooher?'
Maar dit keer was Farrell niet van plan om gedwee op een beslissing te wachten. 'Ik ben bang dat die er alles mee te maken heeft, edelachtbare. De relevantie ervan zal in de loop van mijn betoog duidelijk worden. Of ik kom nu ter zake of ik zou graag toestemming krijgen om inspecteur Glitsky mettertijd opnieuw op te roepen.'
De ogen van de rechter waren onzichtbaar onder zijn wenkbrauwen. Hij kondigde een pauze aan om de advocaten te spreken in zijn werkkamer.
Glitsky bleef in de getuigenbank. Er was geen andere plaats waar hij naar toe wilde. Hij wilde met niemand praten.
Aan de andere kant van de rechtszaal hadden Dooher en Christina hun hoofden bij elkaar gestoken om fluisterend te overleggen. Hun lichaamstaal was zo intiem dat Glitsky erdoor in verlegenheid werd gebracht. Hij probeerde zich op dat moment een objectieve voorstelling van Dooher te maken - een blanke man van middelbare leeftijd, de beste jaren van zijn leven. Hij hield zichzelf fit. Hij zag er goed uit. En hij kon duidelijk aantrekkelijk zijn voor een mooie jonge vrouw.
Terwijl hij hem bestudeerde, probeerde Glitsky zich de momenten van razernij voor te stellen. Of was het kalme overweging geweest? Hoe was het mogelijk dat niets daarvan zichtbaar werd? Want bij Dooher bleek uit niets wat hij had gedaan. Hij had alleen onbedoeld wat achtergelaten.
En toch wist Glitsky het.
Dooher keek op. Misschien voelde hij de starende blik. Zijn ogen keken een fractie van een seconde naar Glitsky - leeg, ongeëmotioneerd, alsof Glitsky niet bestond - en toen was hij weer aan het praten met Christina Carrera.
Op de tribune zaten niet meer de enorme massa's van het gerechtelijk vooronderzoek, maar nog steeds was elke plaats bezet, hoewel op dit moment een kluitje journalisten achter het hek samendrong. Ze roken dat er een slachting ophanden was en Glitsky was bang dat hij het slachtoffer zou zijn.
'Goed, inspecteur. Herinnert u zich de vraag die ik u stelde, of u gelegenheid had gehad om veel tijd door te brengen in het St. Mary's Hospital in het afgelopen voorjaar, rond het tijdstip van de moord op Sheila Dooher?'
Een behoedzame blik. 'Ja.' 'Hoeveel dagen?'
'Dat weet ik niet precies. Dertig of veertig.'
Farrell maakte zich onmogelijk als hij ging vragen waarom en sympathie opriep voor wat Glitsky had doorgemaakt. Zijn vrouw was aan kanker gestorven. Dat hoefde de jury niet te weten. Voor Farrell was dit een moeilijk moment - persoonlijk voelde hij mee met Glitsky's verdriet. Maar hij moest hem zijn getuigenis laten afleggen.' 'Was u daar als patiënt of als bezoeker, inspecteur?'
'Als bezoeker.'
'En bent u gedurende die dertig of veertig dagen ooit getuige geweest van een bloedafname?'
Glitsky wist waarop deze vraag doelde en hij wierp een koele blik op Jenkins. Maar de advocaten moesten binnenskamers over deze vraag hebben gevochten. Er was geen ontkomen aan.
'Ja.'
'Herinnert u zich dat u ooit buisjes met bloed hebt gezien, op een dienblad of een tafel of ergens anders?'
'Ja.'
'En werden deze buisjes bewaakt? Of bevonden ze zich achter slot en grendel?'
'Nee.'
'Goed. Bedankt, inspecteur. Dat was alles.'
De lunch was somber.
Er had een felle en kille stormwind vanaf de Grote Oceaan gewaaid terwijl Glitsky in de getuigenbank had gezeten en Christina stond bij haar raam te kijken hoe de regen neerviel, terwijl haar beide metgezellen hun Chinese afhaalmaaltijd nors beëindigden.
Ze was zaterdagochtend naar Ojai gevlogen en gisteravond teruggekomen. Ze had het nodig gehad om enig zicht te krijgen, om buiten de verblindende invloed van dit alles te komen. Tot op zekere hoogte was dat gelukt. Maar nu was de verwarming aangegaan en hing er een muffe geur in het kleine vertrek. Ook waren Mark en Wes niet de mensen die ze waren geweest voordat ze Mark op zijn stoep een zoen had gegeven. Die zoen had Wes veranderd. Ondanks zijn deskundigheid in de rechtszaal was hij elke volgende dag minder geconcentreerd en deed hij geïrriteerder tegenover haar en vooral tegenover Mark.
Ze zou de twijfels van Wes uit hem willen schudden. Ze had op vrijdag haar deel ervan gehad toen het over het bloed ging. Glitsky's getuigenis had een heel nieuw universum van mogelijke verklaringen geopend. Twijfels moesten er deel van uitmaken - als de officier van justitie niet beschikte over een aantal harde feiten, dan kwam de zaak niet voorbij de grand jury. En had Wes haar niet duidelijk gemaakt dat de feiten minder belangrijk waren dan de manier waarop je ze interpreteerde? Waarom kon hij dat nu niet inzien?
Ze wist wat Wes dwarszat. Deze rechtszaak ging voor hem niet over de feiten. Het ging om zijn vertrouwen in Mark. En die zoen had dat ondermijnd.
Ze draaide weg van het raam en stond op het punt om iets opbeurends te zeggen, maar op dat moment klopte de politieagent van het Paleis van Justitie op de deur om te zeggen dat de zitting werd hervat.
Emil Balian was goed gekleed, in een klassiek donker kostuum met een wit overhemd en een bijpassende stropdas. Amanda Jenkins had hem betaald om naar de kapper te gaan om de dikke bossen wit haar te laten verwijderen die anders net als bij Einstein alle kanten uit staken. Wat belangrijker was, dacht Glitsky, hij was geschoren of iemand had hem geschoren. Abe vond dat hij er tamelijk goed uitzag - respectabel, ernstig en oud.
Abe had Balian op de dag na de moord gesproken. Met Paul Thieu was hij vroeg in de middag teruggegaan en daar had een oudere man in een gebloemd hemd en een korte ruitjesbroek op de oprit gestaan. 'Ik heb alles gezien op de televisie,' had hij zonder enige inleiding gezegd toen ze uit hun auto stapten. 'Jullie zijn van de politie?'
Balian stelde zichzelf voor. Hij zei dat hij een paar straten verder aan de Casitas Avenue woonde. Dit was dus de plaats, hmmm? Jammer voor de dame. Hij had haar een beetje gekend. Hij kende iedereen en wist wat er gebeurde omdat hij zoveel wandelde. Je leerde mensen kennen door even te blijven staan om wat te praten terwijl zij in hun tuin werkten of boodschappen uitlaadden of wat dan ook.
Emil had veertig jaar als postbode gewerkt en bovendien had hij een lichte vorm van aderontsteking, dus moest hij vijf of zes kilometer per dag lopen voor zijn bloedsomloop.
Balian was niet verlegen. Hij praatte onophoudelijk en vertelde Glitsky en Thieu alles over zijn leven in de buurt. Hij had lang geleden een huis in St. Francis Wood gekocht, toen een werkman zich nog een aardig huis kon veroorloven. Eleanor, zijn vrouw had ook een baan - en dat was in de tijd voordat vrouwen gingen werken. Ze hadden geen kinderen en ook in de buurt woonden weinig kinderen. Geld was in die tijd niet zo'n probleem, niet zoals nu met een vast inkomen.
Tijdens deze lange monoloog bleef Glitsky proberen om zich op het huis te concentreren. Hij wist dat ze de buurt mettertijd grondig zouden bewerken op zoek naar getuigen. Hij was er tamelijk zeker van dat deze oude man louter praatte omdat hij zichzelf graag hoorde praten. Maar dat bleek beter uit te vallen.
Jenkins stak de vloer over en bleef een paar stappen voor de getuigenbank staan. 'Meneer Balian,' begon ze, 'zou u ons willen vertellen wat u deed op de avond van de zevende juni van dit jaar?'
'Dat wil ik zeker. Ik had die avond gegeten met mijn vrouw, Eleanor, in ons huis aan de Casitas Avenue en na het avondeten ben ik zoals altijd naar buiten gegaan voor een wandeling.'
'En op welk tijdstip was dat?'
'Het begon net te schemeren, misschien iets eerder, zeg maar rond een uur of acht. We eten altijd precies om zeven uur. Dat was vroeger zes uur, maar ongeveer tien jaar geleden zijn we om zeven uur gaan eten. Waarom weet ik eigenlijk niet. Het leek wat beschaafder of zoiets. Het was dus om zeven uur.'
'Dus om de tijdstippen goed op een rijtje te zetten: u begon om zeven uur te eten, maar rond acht uur begon u te wandelen?'
'Dat is juist.'
'Was er een andere manier waarop u kon weten hoe laat het was? Hebt u op uw horloge gekeken?'
'Nee, gewoonlijk draag ik geen horloge. Ik draag eigenlijk nooit een horloge. Na mijn pensionering vroeg ik me af waarvoor ik nog langer een horloge nodig had en heb ik het ding in een la gegooid...' 'Goed, maar was er een andere...?'
'Het tijdstip. Zeker. Zoals ik zei, begon het te schemeren. Toen ik vertrok was het buiten nog licht en toen ik thuis terugkwam, misschien een uur later, was het donker. Terwijl ik buiten was, zijn de straatlantaarns aangegaan. Dat zou een nauwkeurige indicatie van de tijd moeten geven.'
'Ja, dat zou moeten. Bedankt.'
Jenkins draaide zich om naar Glitsky achter de tafel van het OM en hij knikte haar geruststellend toe. De manier waarop Balian vragen beantwoordde, dreef Amanda tot wanhoop, maar ze wilde haar geduld met hem niet verliezen. Tenslotte was hij haar getuige, de ruggengraat van haar zaak. Ze haalde adem, draaide zich om en keek hem weer aan. 'Goed, meneer Balian. Is u op deze wandeling iets ongewoons opgevallen?' 'Ja, inderdaad. Er stond een andere auto geparkeerd voor het huis van de Murrays.'
'Een andere auto. Wat bedoelt u?'
'Ik bedoel dat de Murrays die auto niet bezitten. Of ze hadden hem net gekocht moeten hebben. Ik heb me dus afgevraagd wie het kon zijn die bij hen op bezoek was en daarom is die auto me dus opgevallen.'
'Kunt u een beschrijving geven van de auto, meneer Balian?'
'Het was een nieuw model lichtbruine Lexus met een nummerplaat waarop ESKW stond.'
Jenkins voerde een foto van Doohers auto aan als bewijsmateriaal. Die nummerplaat was bedoeld als een grappige weergave van ESQ, wat stond voor 'Esquire' - Doohers reclame dat hij advocaat was.
'En in welke straat stond de auto geparkeerd?'
'Aan het eind van mijn eigen straat, de Casitas Avenue.'
'Hoe ver is dat van de Ravenwood Drive?'
'Twee straten.'
'En hebt u die auto daarna nog teruggezien?'
'Ja. De volgende dag. Daarom herinner ik het me zo duidelijk.' Balians verhaal sleepte hem weer mee en Glitsky wist dat hij daardoor de neiging had om zijn verhaal te verfraaien. Hij hoopte dat Jenkins in staat was om hem aan de leiband te houden. 'En waar hebt u deze auto gezien?'
'Hij stond geparkeerd op de oprit van Ravenwood Drive 4215. Daarom stond ik daar, toen de politie daar de volgende dag kwam. Ik wilde erlangs lopen om het huis te zien waar de moord was gepleegd - het was allemaal op de televisie - en daar stond de volgende dag diezelfde auto op de oprit. Daardoor ging ik me afvragen wat voor verband er was.'
Farrell voelde zich warm worden toen hij moest optreden. Jenkins droeg de getuige aan hem over en voorover buigend naar Dooher en Christina fluisterde hij. 'Het is bijna oneerlijk.'
Hij stond langzaam op en voerde een kleine show op door te doen alsof hij iets las uit een dossier voor hem. Van achter de tafel stak hij ten slotte zijn hand op en glimlachte naar de getuige. 'Meneer Balian. Op de avond waarover we het hier hebben, de zevende juni, hebt u voordat u ging wandelen, samen met uw vrouw thuis gegeten. Herinnert u zich wat u die avond hebt gegeten?'
Aan de tafel van de tegenpartij zag Christina dat Glitsky en Jenkins een blik wisselden. Ze moesten hebben geweten wat er ging komen, maar dat maakte het niet gemakkelijker.
In de getuigenbank sloeg Emil Balian zijn armen over elkaar en fronste. 'Dat weet ik niet,' zei hij.
Farrell keek weer in het dossier voor hem en fronste zijn wenkbrauwen. 'Dat weet u niet? En hebt u bij uw tweede verhoor door de politie niet gezegd dat u die avond cornedbeef en kool hebt gehad?'
'Dat kan ik wel gezegd hebben, maar...'
'Ik heb het afschrift van dat verhoor hier voor me, meneer Balian. Wilt u dat zien?'
'Nee, het is goed. Ik weet dat ik het heb gezegd.'
'Maar was u bij een later verhoor even zeker over wat u had gegeten?'
Balian knikte. 'Eigenlijk niet. Maar dat was ongeveer een week nadat ik de eerste keer met de politie had gepraat en Eleanor zei toen dat we volgens haar die avond, dinsdag dus, varkenskotelet en appelmoes hadden gehad. De avond ervoor was het cornedbeef. Het heeft niets te maken met de auto,' voegde hij er geërgerd aan toe.
'Herinnert u zich nu wat het menu was: cornedbeef of varkenskotelet?' 'Nee. Ik weet het niet zeker.'
Farrell legde zijn blocnote neer en liep om de tafel naar het midden van de rechtszaal. 'Meneer Balian, dronk u iets bij het eten? Laten we zeggen bij de cornedbeef?'
'Gewoonlijk drink ik bij cornedbeef bier.'
'Een glas bier? Een paar glazen bier?'
'Soms een paar glazen bier.'
'En bij varkenskotelet? Drinkt u iets bij varkenskotelet?'
'Soms. Witte wijn.'
'Een of twee glazen?'
'Ja.'
'Maar u herinnert zich niet precies wat u die avond hebt gegeten en of u iets hebt gedronken?'
'Niet precies, nee.'
'U geeft echter toe dat u misschien wel een paar glazen hebt gedronken -dat deed u vaker bij maaltijden - ongeacht of het om cornedbeef of om varkenskotelet ging.'
'Dat heb ik net toch al gezegd. Dat ik dat niet wist.'
'Ja, dat is zo, meneer Balian. Dat was wat u net hebt gezegd, dat u zich niet herinnerde wat u had gegeten. Maar laten we nu verder gaan met dat wat u zich wel herinnerde: de auto met de ESKW-nummerplaat. U zag dat deze auto in uw straat stond geparkeerd op dinsdagavond 7 juni?' Balian voelde weer vaste grond en ging gemakkelijk zitten. Hij maakte onder zijn stropdas het knoopje van zijn boord los. 'Ja, dat zag ik. Het was voor het huis van de Murrays.' 'En waar bevond u zich? Wandelde u er dicht langs?'
Een pauze. 'Ik bevond me aan de overkant van de straat.'
'Aan de overkant van de straat? Stak u de straat over om de auto nauwkeuriger te bekijken?'
'Nee. Ik kon hem goed zien. Ik heb hem niet bestudeerd of zoiets. Hij is me gewoon opgevallen, zoals dingen je kunnen opvallen. Het was geen auto uit onze straat.'
'Goed, dat is voldoende. Is de Casitas Avenue trouwens een brede straat?'
De ergernis kwam weer boven. 'Het is een normale straat. Ik weet niet hoe breed.'
Farrell liep naar zijn tafel en kwam terug met een document in zijn hand. Hij bewoog zich naar de getuigenbank. De vragen waren scherp geweest, maar zijn toon was neutraal, zelfs vriendelijk. 'Ik heb hier een notarieel bekrachtigd overzicht van de Casitas Avenue' - hij had het aangeduid als bewijsstuk E van de verdediging - 'en dat geeft aan dat de straat twintig meter breed is. Kan dat, meneer Balian?'
'Als u het zegt.'
'Maar u stond op meer dan twintig meter afstand toen u de nummerplaat met ESKW zag. Is dat juist?'
'Ik weet het niet. Waarom?'
'Omdat u de plaat niet rechtstreeks vanaf de overkant van de straat kon lezen.' Balian reageerde niet meteen en Farrell dacht dat de vraag misschien niet duidelijk was geweest. Dus hielp hij hem uit de moeilijkheid. 'Pal aan de overkant van de straat zou u alleen de zijkant van de auto kunnen zien, nietwaar? U zou diagonaal ten opzichte van de auto hebben moeten staan om de nummerplaat te lezen. Is dat zo?'
'O, ik begrijp wat u bedoelt. Dat neem ik aan. Ja.'
'Misschien nog eens drie, zes of negen meter erbij...?'
'Misschien. Dat weet ik niet. Ik zag de auto...' Balian zweeg.
'Hoe ver was u dan van de auto verwijderd, meneer Balian? Meer dan achttien meter? Correct?'
'Dat denk ik wel.'
'Meer dan vijfentwintig meter?'
'Misschien.'
'Meer dan dertig meter?'
'Misschien niet zoveel.'
'Dus misschien dertig meter?' Farrell glimlachte naar hem van man tot man. 'Goed, toen u die auto zag op een afstand van misschien dertig meter...'
'Bezwaar.' Jenkins moest het proberen, maar ze moest hebben geweten dat het bezwaar niet zozeer inhoudelijk was als wel een uiting van solidariteit. Haar getuige begon ineen te schrompelen.
Farrell formuleerde de vraag anders. 'Toen u die auto vanaf de andere kant van de straat zag, was dat aan het begin van uw wandeling of aan het einde ervan?'
'Aan het einde ervan. Ik kwam terug in mijn straat.'
'En de straatlantaarns waren dus aan? Of niet?'
Na weer een aarzeling antwoordde Balian op de vraag. 'Ze waren net aangegaan.'
'Ze waren net aangegaan. Dus het was nog steeds een beetje licht buiten?'
'Ja. Ik kon duidelijk zien.'
'Ik weet zeker dat u dat kon, maar het is me nog niet helemaal duidelijk. Hebt u net niet getuigd dat u een uur wandelde en dat het donker was toen u bij uw huis terugkwam? Hebt u dat niet verteld aan mevrouw Jenkins?'
'Jawel. Dat heb ik gezegd.'
'En die straat waarin u woont - de Casitas Avenue - is het ver van het huis van de Murrays, waar u die auto zag, naar uw eigen huis?' 'Nee. Zeven of acht huizen.'
'En hebt u uw wandeling naar huis vervolgd nadat u deze auto voor het huis van de Murrays had gezien? U bent niet ergens gestopt, hebt niet met iemand gepraat?'
'Nee.'
'En u hebt gezegd dat het donker was toen u thuiskwam?' 'Ja.'
'Dan is dit punt me nog niet helemaal helder. Misschien kunt u het ons uitleggen - hoe kon het licht zijn geweest of net donker, zoals u zegt, als u zeven of acht huizen verder woont?'
'Ik heb gezegd dat de lantaarns aan waren.'
'Ja, dat hebt u gezegd, meneer Balian. Maar u zei dat ze "net" aan waren, wat inhield dat het buiten nog licht was. Zo was het toch? Maar het was buiten helemaal niet licht? Het was in feite donker?'
'Ik zei toch dat de straatlantaarns aan waren?' herhaalde hij. Zijn stem klonk nu verongelijkt en trilde. 'Ik heb geen leugen verteld. Ik heb die auto gezien! Ik heb de nummerplaat gezien. Het was dezelfde auto die ik de volgende dag zag.'
Oorlog, dacht Farrell. Er was geen ander woord voor. Zonder mededogen kwam hij naar voren. 'En het was een bruine auto, zei u? U wist zeker dat de auto die u de vorige avond had gezien bruin was omdat die dezelfde nummerplaat had?'
'Ja.'
'Zou u kunnen vertellen of de auto, toen u hem die avond in het donker voor het eerst zag, bruin was?'
'Wat voor vraag is dat? Natuurlijk was hij bruin. Het was dezelfde auto.'
'Zou hij donkerblauw geweest kunnen zijn of zwart of een andere donkere kleur?'
'Nee. Hij was bruin!'
Farrell pauzeerde een ogenblik. Hij liep terug naar de tafel van de verdediging, raadpleegde enkele aantekeningen en draaide zich om. Toen: 'Draagt u een bril, meneer Balian?'
De getuige had zijn ellebogen op de leuningen van de stoel geplant en zat ineengedoken met zijn hoofd tussen zijn schouders. 'Ik draag een leesbril.'
'En normaal ziet u perfect?'
'Ja.'
'Honderd procent?'
Een pijnlijke pauze. 'Bijna. Ik heb geen bril nodig om auto te rijden. Ik heb prima ogen, jongeman.'
'Ongetwijfeld voor een man van uw leeftijd. Hoe oud bent u overigens, meneer Balian?'
Met zijn kin naar voren verklaarde Balian trots: 'Ik ben negenenzeventig en ik zie even goed als u.'
Farrell pauzeerde en haalde diep adem. Hij wilde niet dat Balian tegen hem uitviel en hij wilde het hem niet te moeilijk maken, maar hij moest doorgaan met de ondervraging. Nog een paar dreunen en het zou voorbij zijn. 'En toen zag u de dag erna, op de plaats waarvan u wist dat er een moord was gepleegd, een soortgelijke auto als u de nacht ervoor had gezien, in het donker, nadat u een paar glazen had gedronken, en inspecteur Glitsky verscheen en het plotseling misschien wel precies dezelfde auto kon zijn geweest?'
'Het was dezelfde auto!'
Met een subtiele beweging van zijn hoofd gaf Farrell de jury te kennen dat het niet zo was. En daarna liet hij zien waarom dat niet zo was. 'Wanneer was de eerste keer dat u met de politie praatte, meneer Balian?' 'Dat heb ik al gezegd: de volgende dag.'
'En inspecteur Glitsky vroeg of u iets ongewoons in de buurt had gezien?'
'Ja.'
'En u vertelde hem over de auto en inspecteur Glitsky wees naar de bruine Lexus die stond geparkeerd op de oprit van de heer Dooher en vroeg of dat de auto was?'
'Ja.'
'En het leek die auto te zijn?'
Moe van alles schoof Balian wat naar voren. 'Ik ben er behoorlijk zeker van dat het dezelfde auto was.'
Farrell knikte. 'U bent er behoorlijk zeker van. Dank u.'