20
Het begon al te schemeren en Farrell had Sam nog steeds niet kunnen bereiken.
Het baarde hem genoeg zorgen om te besluiten naar haar huis te rijden en te kijken wat er aan de hand was.
Gisteren, op de dag van de aardbeving, waren veel levens ontwricht, dat van hemzelf nog meer dan dat van veel anderen. Terwijl hij zijn eigen troep probeerde op te ruimen, had hij Sam een paar keer gebeld, maar zonder resultaat.
Hij was er zeker van geweest dat hij haar vandaag te pakken zou krijgen. Meteen nadat hij wakker was geworden, was hij gaan bellen, misschien wel twintig keer. Hij had zelfs haar antwoordapparaat niet gekregen en ook de telefoon in het centrum werd niet opgenomen. Niemand had iets van haar gehoord. Haar broer Larry had een geheim nummer. Farrell dacht er zelfs over om Dooher terug te bellen na hun verrassende lunch om te vragen of hij toevallig het nummer van Christina Carrera had en of zij misschien iets van Sam had gehoord. Maar nee, Dooher zei dat Christina in Ojai zat bij haar ouders. Waarom en hoe wist Mark dat?
De eerste aanwijzing dat er misschien echt iets mis was, kreeg hij van de bouwmachines in Ashbury Street die het verkeer lamlegden dat Twin Peaks probeerde te bereiken. Farrell reed in zijn Datsun uit 1978, die zijn zoon zes jaar geleden in een kleur had gespoten die Lydia 'fraai kotsgeel' noemde. (Lydia reed de metallic-groene BMW '92 - wat had hij een hekel aan haar.) Bart genoot net zomin van het wachten in de mist en de rook als hij.
Toen door een goddelijke ingreep een parkeerplaats vrijkwam, stopte hij en besloot samen met Bart lopend verder te gaan. Het werd toch tijd dat Bart Quayle zou ontmoeten, dacht hij. Hij deed de hond zijn halsband om en ze stapten uit.
Maar toen ze dichter bij de plaats kwamen waar Sam woonde, werd hij getroffen door de sfeer van rampspoed en versnelde zijn pas. Er stonden te veel politiewagens en hulpvoertuigen. Een stel lanterfanters liep over straat en keek naar de vernielingen.
Vier naast elkaar gelegen bakstenen gebouwen aan de westzijde van de straat hadden een grote klap gekregen. Sam woonde in het derde. Alle huizen waren de schoorsteen kwijt en de meeste de ramen aan de straatkant. Hoewel er nog hulpploegen werkten die kennelijk al een hele tijd bezig waren geweest met het ruimen van puin, was de plek nog steeds bezaaid met steen en lei.
Rondom de eerste twee huizen waren al twee steigers opgetrokken om de zaak te stutten, maar het huis van Sam viel zo te zien niet meer te redden. De voorste hoek leek volledig te zijn ingestort en het hele gebouw helde naar voren alsof het op nog een schok wachtte om voorover te vallen.
Lieve hemel! dacht hij. Dat was de kamer van Sam. Ze was binnen! Farrell liep naar een van de geüniformeerde agenten die de menigte bij het wankele bouwsel vandaan hielden. 'Neem me niet kwalijk. Ik ken iemand die in dat huis woont. Hebt u nieuws over de huurders?' De agent draaide zich om en keek hem vriendelijk aan. 'Hebt u de ziekenhuizen geprobeerd? Misschien kunt u daar het beste beginnen.' Wes knikte stom en bleef toen nog even staan. Hij werd weer getroffen door de kracht van de aardschok. 'Neem me niet kwalijk,' herhaalde hij. 'Weet u of hier doden zijn gevallen?'
De agent schudde meelevend zijn hoofd. 'Ik zou bij de ziekenhuizen informeren,' zei hij nog eens.
Toen Sheila Dooher eenmaal had toegegeven dat haar man een bajonet had bezeten - hoewel die niet meer in de garage lag - dacht Glitsky dat een huiszoekingsbevel krijgen een peulenschil zou zijn. Hij vulde een nieuwe aanvraag in en ging ermee naar rechter Martin Arenson die deze week dienst had. Maar Arenson was net als iedereen de rommel van de aardbeving aan het opruimen. Hij had zijn taken overgedragen aan een andere rechter, Ann Connor, en zij was niet bijzonder ontvankelijk geweest voor de argumenten van Abe. Ze had geweigerd het huiszoekingsbevel te tekenen, waardoor hij in moeilijkheden zat. Want als een rechter van de arrondissementsrechtbank weigerde een huiszoekingsbevel te tekenen, zou niemand anders het meer doen. Glitsky had nog een mogelijkheid, een die hij in het verleden in noodgevallen had gebruikt. Hij kon naar de hogere rechtbank gaan en daar een verzegeld huiszoekingsbevel krijgen van een van de rechters. Hij was tamelijk goed bekend met de hogere rechtbank aangezien de meeste processen die hij bijwoonde te maken hadden met moord. En hij wilde graag snel handelen voordat Dooher de kans kreeg iets te verbergen of weg te gooien.
'Maar de vrouw kan niet tegen hem getuigen.' Rechter Oscar Thomasino had het huiszoekingsbevel voor hem op zijn schone bureau liggen, wachtend op zijn handtekening. Hij had Glitsky's verhaal aangehoord en liep er niet bepaald warm voor. 'En heb ik het verkeerd? Er is niets dat op deze man wijst, afgezien van jouw laakbare wettig onderzoek.' 'Ze liet me binnen, edelachtbare.'
Thomasino wuifde met een hand. Hij was in de zestig en had kortgeknipt grijs haar. Hij had een plat rechthoekig gelaat, een getaande gelaatskleur met levervlekken en de reputatie een strenge rechter te zijn. Het was vrijdagavond en hij had op het punt gestaan naar huis te gaan na een afmattende week vol vertragingen door de aardbeving, maar Glitsky had hem bij de achterdeur opgevangen. Hij was met hem meegegaan uit plichtsbesef, maar nu was hij niet geneigd mee te werken. Hij trakteerde Glitsky op zijn truc met zijn zware wenkbrauwen die boven zijn fonkelende ogen op en neer gingen. Hij zweeg.
'Ik heb haar getuigenverklaring niet nodig, edelachtbare,' herhaalde Glitsky. 'Ik heb alleen datgene nodig wat misschien in huis ligt.' De rechter wreef met zijn handen over zijn bureau. 'Abe, het gaat hier om een vooraanstaand persoon, niet zomaar een schooier uit een achterbuurt. Niet dat zoiets juridisch gezien iets uitmaakt natuurlijk. En je vertelt me dat je niets belastends in de telefoonrekeningen hebt gevonden?' Glitsky was het hier min of meer mee eens, maar hij probeerde het mooier voor te stellen dan het was door er wat omheen te improviseren. Thomasino stopte hem. 'Ik begrijp dit niet, Abe.' De rechter ging rechtop zitten, overdacht iets en besloot ermee voor de dag te komen. 'Weet je, Abe, naar het hogere gerechtshof komen terwijl de arrondissementsrechtbank je afwijst is een hachelijke zaak. Ik weet dat je een goede neus hebt; misschien heb je wel gelijk. Maar het is niet voldoende.' 'Rechter...'
Thomasino stak zijn hand weer op. 'Ik begrijp dat je nu niet meer terug kunt naar de arrondissementsrechtbank. Maar je moet met wat meer bewijsmateriaal bij me aankomen. Heb je meer, kom dan langs. Ik ben het hele weekend thuis. Ik zal tekenen. Maar ik moet iets hebben waarnaar ik kan verwijzen. Weet jij waar hij die bewuste avond was?' 'Hij heeft Victor Trang vermoord.'
Een grimas, de truc met de wenkbrauwen. 'Goed. Maar wat zegt hij?'
'Hij zegt dat hij op de golfclub was, daarna terugkeerde naar zijn kantoor en tot diep in de nacht heeft gewerkt.'
'Als dat zo is, heeft iemand hem misschien gezien. Of niet.'
'Misschien.'
'Veel geluk dan,' zei dc rechter. 'Een prettig weekend.'
Glitsky was wel gek als hij met een foto van Mark Dooher alle
golfclubs van de stad afging om die aan de medewerkers te laten
zien met de vraag of zij zich konden herinneren hem anderhalve week
eerder te hebben gezien. Als hij dacht dat zoiets enig resultaat
zou opleveren, had hij het misschien overwogen, maar hij geloofde
wat hij Thomasino had verteld. Dooher had Trang die avond vermoord
en was niet op de golfbaan geweest.
Het resultaat was echter dat hij geen huiszoekingsbevel had en niet kon gaan zoeken waar hij mogelijk iets zou vinden. Wat kon hij verdorie verder nog doen?
In gedachten verzonken stond hij met zijn handen in zijn zakken bij de liften in de hal op de begane grond van het Paleis van Justitie zonder iets te zien van de passerende mensenmenigte die aan het weekend begon.
'Van de koude kermis thuisgekomen, Abe?' Amanda Jenkins, de hulpofficier van justitie, die samen met hem de zaak Levon Copes had gedaan, was uit de menigte opgedoken en keek hem geamuseerd aan. 'Die uitdrukking past helemaal bij jou.'
'Toevallig ben ik echt van een koude kermis thuisgekomen.' Hij hield zijn niet getekende huiszoekingsbevel omhoog.
Jenkins griste het uit zijn handen en keek het vlug door. 'Voor mij ziet dat er goed uit. Huis, auto, kantoor, persoonlijke bezittingen. Wat is het probleem?'
'Je ziet dat de beste rechter het niet heeft ondertekend. De man die ik als eerste verdachte heb aangewezen blijkt een steunpilaar van de gemeenschap te zijn. Daarom is de drempel bij hem hoger dan bij gewone stervelingen.'
'Ach, democratie...'
'Is het niet geweldig? Ik heb geen bewijs en dus krijg ik geen toestemming om naar bewijsmateriaal te zoeken.'
'Het is een prachtig systeem,' stemde Jenkins in. 'Wat heb je wel? Je moet iets hebben.'
Glitsky vertelde Amanda wat hij wel had, zijn voorgevoelens, de schikking, de discrepantie tussen het verhaal van de dames Trang en dat van Mark Dooher, het vage alibi, de bajonet die kennelijk onlangs op mysterieuze wijze was verdwenen en ten slotte het ene huiszoekingsbevel dat Thomasino had ondertekend voor de telefoonrekeningen van Dooher.
'Hebben ze toevallig ook betrekking op een autotelefoon?'
'Ja. Waarom?'
De normaal strenge blik van Jenkins klaarde op. Haar ogen fonkelden door de opwinding van de jacht. 'Heb je vijf minuten tijd voor een kop koffie? Misschien is niet alles verloren.'
De spelonkachtige kantine op de begane grond was verlaten op de schoonmakers na. Glitsky en Jenkins pakten hun kartonnen bekertje met koffie van de lange, roestvrijstalen toonbank en gingen tegenover elkaar aan een van de klaptafeltjes zitten. Amanda begon meteen druk te praten over de doorbraak van het nieuwe technologische onderzoeksinstrument dat als bijproduct van het mobiele-telefoonnet was ontdekt. 'Je hebt er nog niet van gehoord,' zei ze enthousiast, 'omdat het volgens mij nog door niemand is gebruikt om na te gaan waar iemand zich bevond. Normaal gesproken gebruikten ze het om na te gaan waar iemand zich nu, op dit moment, bevindt.' 'Ja?'
Maar ze zag dat Glitsky nog steeds niet begreep waar het om ging. 'Abe, herinner jij je die grote ontvoeringszaak vorig jaar in Oakland nog? De ontvoerder belde om de vijf minuten de familie van het slachtoffer met eisen over het losgeld. Telkens veranderde hij de plek waar het losgeld moest worden achtergelaten, om er zeker van te zijn dat hij niet werd gevolgd. En raad eens wat hij deed? Hij gebruikt zijn autotelefoon en een van onze mensen herinnerde zich een artikel in een van die tijdschriften die we allemaal weggooien. Hij krijgt een ingeving. Hij belt de telefoonmaatschappij en vraagt of het mogelijk is - al is het maar bij benadering - om de plek te traceren vanwaar mobiel wordt gebeld. Weet je hoe het werkt?' 'Ik luister.'
'Zo'n groot stedelijk gebied als Oakland heeft misschien wel tien torens over de hele stad verspreid liggen. Slim hè? En die werken als een versterker/ontvanger-combinatie. Als je in je auto zit, ga je van de ene toren naar de andere en dat wordt vastgelegd.' 'Ja.'
'Maar, en dat is het mooie ervan, in elke toren zitten ook schotels die de signalen oppikken. Die man, de ontvoerder, belt, belt opnieuw, kwek, kwek, kwek. Ze dokteren precies uit om welk blok hij rondjes rijdt en grijpen hem in de kraag.'
Glitsky knikte. Amanda had gelijk. Dit was mooi als het waar was. 'Maar ik begrijp niet hoe mij dat hierbij kan helpen,' zei hij. 'Ik ook niet, Abe. Maar Thomasino zei toch dat hij nog iets meer nodig had? Misschien bevond jouw verdachte zich heel ergens anders toen hij zei dat hij op de golfclub was. Bewijs dat hij loog. Verdorie, je mag zijn telefoonrekeningen opvragen. Dan kun je evengoed alles gebruiken.'
Sheila vertelde hem wat ze had gedaan.
'Maak je een grapje? De klootzak! Hij is hier binnen gekomen, heeft tegen je gelogen en heeft inbreuk gemaakt op onze privacy? Ik moet Farrell bellen. Dit is pure pesterij. De rotzak kan zijn pet aan de wilgen hangen!' Hij smeet zijn kristallen whiskyglas tegen de onderkant van de tuindeuren waardoor de keuken bezaaid lag met glassplinters. 'Die klootzak!'
Sheila zat op een lage sofa in haar woonkamer te huilen. Ze was opgegroeid in een milieu dat ontzag had voor overheidsdienaren. Brigadier Glitsky was voor haar zo'n overheidsdienaar. En hij had haar bedrogen, haar om de tuin geleid en gebruikt om haar man te beledigen. Ze had haar man in gevaar gebracht. Ze kon niet stoppen met huilen. Mark kwam naar haar toe met een groot glas witte wijn dat ze met beide handen vasthield. Hij ging naast haar zitten. 'Trek het je niet aan, Sheila. Jij kon dat niet weten.'
Ze schudde haar hoofd en mompelde tussen haar tranen door: 'Ik had het moeten weten. Ik had je moeten bellen.'
Hij legde de palm van zijn hand onder haar glas en hielp haar het naar haar lippen te brengen. Ze moest toegeven dat het hielp. Ze nam nog een slok van de koele wijn.
Ze dronk de laatste tijd regelmatig een glas of twee en dat had geen negatieve effecten gehad. Artsen deden tegenwoordig altijd zo moeilijk over alcohol. Ze had hun waarschuwingen meteen met een korreltje zout moeten nemen. Dit deed haar helemaal geen kwaad. Het hielp. Ze kreeg haar ademhaling weer onder controle. 'Ik begreep niet veel van zijn verhaal, Mark, maar ik dacht...'
'Het is al goed,' herhaalde hij. 'Er is niets ernstigs gebeurd. Ik had niet eens een bajonet.'
'Dat weet ik. Maar ik herinnerde me niet...'
'Ik ben dat verrekte ding vijf of tien jaar geleden, misschien nog wel langer geleden, kwijtgeraakt tijdens een kampeertocht. Weet je nog?' 'Maar waarom zou hij denken, de brigadier...?'
Haar man schudde zijn hoofd. 'Ik heb geen idee. Ik kende Trang. Misschien ben ik de meest voor de hand liggende persoon. Zo werken die lui kennelijk.' Hij stak een hand uit en legde die op haar schouder. 'Wat gebeurt er nu?' vroeg ze angstig.
Mark leunde achterover. 'Ik denk dat hij nu met een huiszoekingsbevel terugkomt en ons huis op zijn kop zet, misschien mijn auto en het kantoor. Ik heb de M-16 nog en die heeft hij gezien en een rechter gelooft misschien dat het iets te betekenen heeft en zal hem een huiszoekingsbevel geven. Ik heb die ten slotte van het leger gestolen, wat aangeeft dat ik al heel lang een criminele inslag heb.'
'Je was toen drieëntwintig!' riep ze. 'Je hebt bijna vijfentwintig jaar geen wet overtreden.'
'Nou, ik heb ooit het etiket van een matras getrokken.'
'Geen grapjes maken. Alsjeblieft. Nu niet.' Ze schudde haar hoofd. 'Lieve hemel, dit is ongelooflijk. Dit kan ons niet gebeuren.'
Farrell kon zichzelf wel voor zijn hoofd slaan dat hij zo stom was geweest, maar op dat moment had hij geen andere mogelijkheid gezien. Hij moest toch naar huis in het Lower Sunset District om Bart achter te laten en hij besloot van daaruit ziekenhuizen te bellen. Tien minuten later zat hij weer in zijn auto en reed dezelfde vijf kilometer terug - op dit uur van de vrijdag een rit van bijna een uur - tot vijfhonderd meter van de plek waar hij was begonnen: St. Mary's Hospital.
Wes had een vreselijke hekel aan ziekenhuizen, de geur, het licht, de geluiden. Toen de liftdeur op de derde verdieping openging, slaakte hij een zucht van verlichting. Dit was niet de intensive care. Hij besefte dat hij het niet had durven vragen.
Hij bleef bij de deur van de kamer staan. Hij kon het bed niet zien - de gordijnen rond het bed waren voor de helft dichtgetrokken - maar Larry en Sally, de broer van Sam en zijn vrouw, zaten rustig te praten. 'Hallo, vrienden,' zei hij. 'Ze belt nooit en ze schrijft nooit. Is het feest hier?' Toen zag hij Sam met haar hoofd in verband gewikkeld, de ene arm op de deken en de andere tegen haar lichaam gebonden. Hij liep naar haar bed. 'Hallo.'
Hij voelde dat zijn hand werd vastgegrepen door haar vrije hand. Onder haar ogen zaten akelig zwarte en gele wallen en er zat een pleister op haar neus. Hij zag haar moeite doen om hem met een glimlach te begroeten, maar dat was te veel gevraagd. Haar ogen werden vochtig en hij boog voorover om zijn wang behoedzaam tegen de hare te leggen. 'God,' zei hij. 'Dank u, God.'
'Alles komt weer goed met haar,' hoorde hij Larry zeggen. 'Over een paar dagen mag ze weer naar huis.'
Hij richtte zich op zonder haar hand los te laten. Larry en Sally vertelden hem dat Sam veel geluk had gehad en er met een hersenschudding, een gebroken neus en veel blauwe plekken en schaafwonden van af was gekomen. Ze was bedolven onder steen en cement, maar de plafondbalken hadden voorkomen dat het huis op haar was ingestort. Ze hadden haar binnen drie uur onder het puin vandaan gehaald. 'En Quayle? Is alles goed met hem?'
Haar hand verkrampte. Ze schudde haar hoofd en een traan rolde over haar wang.
Glitsky had het idee dat er geen eind aan de dag kwam, maar hij rook een spoor en dan stopte je niet.
Nadat hij Amanda had verlaten, rende hij de buitentrap op naar de afdeling Moordzaken waar hij de telefoonmaatschappij belde. Vanwege de aardbeving had een inspecteur, Hal Frisque, late dienst. Hij maakte een massa overuren en wilde graag helpen.
Vijf minuten nadat hij een kopie van zijn huiszoekingsbevel naar Frisque had gefaxt, zat Glitsky weer aan de telefoon achter zijn bureau met een opengevouwen plattegrond van San Francisco voor zich.
'We hebben het over het gesprek van tien over half acht, klopt dat?' vroeg Frisque.
'Dat staat hier,' zei Glitsky.
'Goed.' Even stilte. 'Dat is zone SF-43. Heb je een kaart? Zo te zien zat hij op de 280 Freeway. Dat moet wel, omdat zijn gesprek een minuut later werd opgepikt in SF-42. Hij ging dus in westelijke richting.' Glitsky zag dat hij daarmee niet veel verder kwam. Natuurlijk was Trang in de buurt van de 280 Freeway vermoord, ten zuiden ervan, op Geneva Avenue, maar als hij naar de San Francisco Golf Club reed, of trouwens ook naar huis, had Dooher dezelfde weg kunnen nemen. Maar Frisque ging verder. 'Goed, nu gaat hij naar DC-3.' 'Verder naar het westen?'
Even later: 'Nee, hoofdzakelijk in zuidelijke richting. DC, Daly City pikte zijn signaal op. Kijk op je kaart. Volgens mij verliet hij de autosnelweg bij Geneva en ging in zuidelijke richting. Moeilijk te zeggen hoever, omdat het gesprek ophield. Brigadier Glitsky?'
'Ja.'
Dooher verliet de autosnelweg en reed rond tien over half acht over Geneva in zuidelijke richting terwijl hij wist dat Trang op dat moment alleen op zijn kantoor zat.
Hebbes!