33

 

Glitsky was vroeg vertrokken.

Het was donderdagmiddag, nog geen drie uur en niemand verwachtte hem boven, dus tekende hij voor een auto van het wagenpark en reed naar huis. Vlak voor zijn woning vond hij een parkeerplaats en stapte uit. Rita sliep op de bank, wat hij niet erg vond. Ze was met het hele gezin om half zeven opgestaan en hield het huis smetteloos, 's Nachts stond ze samen met Abe op als een van de jongens riep en wanneer ze overdag wat slaap moest inhalen, had Glitsky daar begrip voor.

In de keuken sudderde een ketel op het fornuis, waren de ramen beslagen en hing er een bedwelmende geur. Een paar geplukte kippen lagen op het aanrecht te ontdooien.

Hij zette het keukenraam op een kier en hoorde Isaac beneden in de bomen. Hij bofte met zijn achtertuin. Hoewel hij die deelde met zijn benedenburen was er toch voldoende ruimte. En erlangs liep het fietspad rond het Presidio.

Vroeger, toen er geld was geweest voor dergelijke voorzieningen, had de stad dertig meter verderop langs het fietspad een speeltuintje gebouwd met een paar schommels, een brug en een glijbaan.

Glitsky ging via de achterdeur naar buiten de trap af. Hij liep door de achtertuin over langgerekte schaduwen en volgde het fietspad. Hij was een groot voorstander geweest van het idee dat de jongens met elkaar speelden, bij elkaar bleven - het gezin - en dit was een van die dagen dat het werkte.

Ze keken wie het verst uit de zwaaiende schommel kon springen, een van de activiteiten waarover Glitsky liever hoorde vertellen dan ze met eigen ogen te aanschouwen. En vandaag hadden ze er een nieuw handigheidje aan toegevoegd, een stok die twee van hen vasthielden terwijl de derde zo hoog en zo ver mogelijk uit de schommel sprong. En gebroken benen, dacht hij. Gebroken tanden en kapotte knieën. Maar hij keek van een afstand toe. Het leven is een risico, zei hij bij zichzelf. Ze genieten van het ogenblik. Laat ze maar.

En toen landde Jacob met gespreide armen en benen in de berg gemalen boomschors, rolde door en zag zijn vader. Luidkeels schreeuwde hij 'papa!' en liep naar hem toe. 'Wat doe jij thuis?'

'Ja, het is nog licht buiten.' Isaac die op zijn gemak kwam aanlopen, maakte de hatelijke opmerking. Glitsky wist dat hij lange dagen maakte, maar zag geen kans daar verandering in te brengen. En nu was hij toch thuis?

'Ik dacht erover om een kerstboom te gaan kopen.'

O.J. stak een vuist de lucht in en schreeuwde 'ja!' en rende al terug naar huis terwijl de andere twee hem achterna schoten. Zelfs Abe zette een looppas in.

 

's Avonds klapte Rita het vouwbed open en sliep achter een scherm in de woonkamer. Daar dacht Glitsky niet aan toen hij de grootste boom kocht die hij kon vinden, waardoor de toch al krappe woonkamer nu nagenoeg onbegaanbaar was.

Zijn eigen gemakkelijke stoel en de bank waren naar de keuken gedegradeerd om ruimte te maken voor de boom, waardoor de keuken even ontoegankelijk werd. Rita was meer dan de helft van haar kostbare ruimte aan het aanrecht kwijt.

De geur van de verse kerstboom drong door het huis en Rita had warme, gekruide appelsap gemaakt. De kerstliederen van Lou Rawls galmden uit de luidsprekers, de lampjes werden in de boom gehangen en nu hingen de jongens er engelenhaar in.

Glitsky zat gebogen op zijn voetenbankje in de deuropening tussen de keuken en de woonkamer, dronk zijn cider en nam alles in zich op alsof hij er vanuit de verte naar keek. Rita zat op de bank en wees de jongens op de kale plekken in de boom.

Hij was vroeg thuisgekomen, had de jongens meegenomen voor de boom en zat nu te midden van zijn gezin te wensen dat hij ergens anders was, ook al wilde hij dat niet laten blijken. Flo was er niet. Iedereen en alles was er, behalve zijn vrouw. Toen de telefoon rinkelde wist Glitsky dat het zijn werk was - dat was altijd zo - en Isaac schreeuwde dat hij niet op moest nemen en het apparaat maar moest laten rinkelen. Maar hij stond al bij het wandtoestel in de keuken. Het was Amanda Jenkins. 'Ik ben bezig met het motief,' zei ze, 'en morgen hebben we beet of niet.'

Geen 'heb je een momentje, Abe?' Zelfs geen 'hallo'. Maar daar viel je niet over. Leuk of niet, hij was betrokken bij een rechtszaak en eenvoudige beleefdheid verdween dan vanzelf.

Hij nam een slok van zijn appelsap met de scherpe smaak van kaneel. Ze ging meteen verder. 'Ik wil weten wat jij van die Carrera vindt. Ik weet dat we hebben geprobeerd een beslissing te nemen en te kiezen voor de verzekering of het gegeven dat zijn vrouw te veel dronk en hij zich daarvoor schaamde, maar ik zit net naar de televisie te kijken, naar die foto waarop ze elkaar kussen.'

'Ik heb de foto ook gezien, Amanda. We hebben erover gepraat, weet je nog? Het was niet bepaald een foto voor iemand boven de achttien. Het is een afscheidszoen.'

'In zijn huis. Ze zijn alleen in het donker,' wierp ze tegen.

'Wat dan nog?'

'Ondanks alle speculaties in de roddelbladen is dit het eerste echte bewijs dat er iets tussen hen is en als dat zo is, dan is het veel solider dan al het andere wat we hebben.'

'De foto bewijst niets. Ze zijn niet boven in de slaapkamer, half ontkleed of zoiets. Dit is zo'n zoen die je aan je moeder geeft. Trouwens, ook al had je een foto waarop ze elkaar betasten, hoe wil je bewijzen dat ze zeven, acht maanden geleden iets hadden?'

'Dat hoef ik niet te bewijzen,' zei ze. 'We kunnen het beweren, deze foto laten zien en de jury de conclusies laten trekken.'

Glitsky schoof een paar vuile borden opzij en ging op het aanrecht zitten. Uiteraard had hij zelf met de kwestie geworsteld en dus besloot hij Jenkins het argument te geven dat hem ervan had weerhouden. 'Dat veronderstelt ook dat zij meedeed.'

'Misschien heeft ze meegeholpen het te beramen, Abe. Nu verdedigt ze hem. Zo onwaarschijnlijk is dat nu ook weer niet.'

'Dan zul je moeten uitleggen waarom we haar niet in staat van beschuldiging hebben gesteld.'

'Omdat er geen bewijs van samenzwering was. We konden haar niet arresteren zonder...'

Glitsky nipte van zijn sap en gaf haar de tijd zichzelf te horen en af te remmen. Dit was een paniekreactie om een zaak te ondersteunen, iets wat hij tientallen keren had meegemaakt.

'Het klinkt niet goed, hè?' vroeg ze.

'De verzekering,' zei hij. 'Jury's hebben begrip voor geld.'

'Denk je?'

'Het is jouw besluit.'

Jenkins zuchtte. 'Iets in mijn binnenste zegt dat zij het is, Abe.'

'Je hebt geen motief nodig, Amanda. Misschien moet je het gewoon op

zijn beloop laten, de feiten bewijzen.'

Een lange stilte en daarna: 'Goed'. Toen een klik en de kiestoon. Geen hallo, geen tot ziens. Er was een proces bezig.

 

Wes Farrell zat aan de andere kant van de stad aan zijn formica keukentafel die bezaaid lag met notitieblokken, dossiermappen, kranten van de afgelopen drie dagen, een typemachine, vier koffiemokken en een dikke drieringsmap waarin tabbladen zaten met de opschriften 'bewijs', 'argument', 'getuigen' enzovoorts.

Elk tabblad had een onderverdeling en elke onderverdeling bevatte met kleur gecodeerde tabbladen in een speciale volgorde. Farrell had de afgelopen zes maanden met deze map geleefd en inmiddels had hij het gevoel te kunnen ontwaken en in het pikdonker zijn vinger op alles kon leggen wat hij wilde.

Bart lag onder de tafel en op de klokradio die hem gezelschap was blijven houden met oude rocknummers brak plotseling 'Jingle Bells' door. Meteen stak hij zijn hand uit, draaide aan de zenderknop en dacht een ander soft-rock-station gevonden te hebben toen hij besefte dat het Mary-Chapin Carpenter was die haar minnaar vertelde dat alles op de moeilijke manier ging.

Hij leek niet de wilskracht te kunnen opbrengen om de radio uit te zetten. Sinds Sam en hij uit elkaar waren had hij de countrymuziek bewust vermeden, maar dit liedje dat op intelligente wijze hartstocht, ontlading en inspiratie opriep, was hartverscheurend. Hij ging weer zitten, wreef met zijn handen door zijn dunne haar en tastte naar een van de mokken met lauwe koffie. Snel slikte hij een slok koffie door.

Zijn ogen dwaalden door een leeg appartement, dezelfde witte muren, meubilair uit de tweedehands winkel, dezelfde ruimte. Hij had Sam tweemaal gebeld na de eerste grote ruzie, waarna ze nog een paar grotere hadden gehad. En nu had Thomasino bepaald dat Diane Price toch mocht getuigen en Christina zou geen spaan heel laten van haar en Sam zou waarschijnlijk in de rechtszaal zitten en haar adviseren. Terwijl hij zijn hoofd schudde om deze gedachte kwijt te raken - het leidde tot niks - zette hij de radio uit. Hij en Sam waren uit elkaar. Hij trok zijn typemachine door de rommel naar zich toe en bedacht dat hij deze negatieve energie beter voor iets goeds kon aanwenden door aan zijn openingsverklaring te werken. Maar toen hij naar zijn notitieblok reikte, moest hij de ochtendeditie van de Chronicle verschuiven en zag de foto weer. Allemachtig, dacht hij, zou het waar kunnen zijn?

Afgezien van de strategische ramp die de foto betekende, had hij moeite om zijn eigen gevoel te onderdrukken dat hij was misleid. Hoewel Mark en Christina allebei hadden ontkend dat er tussen hen iets had plaatsgevonden, was het feit dat ze elkaar 's avonds in Marks huis hadden ontmoet zonder hem hiervan in kennis te stellen, meer dan verwarrend. Dit had hem weer bij zijn eigen demonen gebracht. Dat was de werkelijke reden dat hij vanochtend tegen hen was uitgevallen. Dit was niet zomaar een rechtszaak voor hem waarbij hij een tweede-of derderangs redenering opzette dat zijn daden redelijk belangrijk waren. Het was veel persoonlijker, een laatste gelegenheid die hem door een goedgunstig lot in zijn schoot was geworpen om toch nog iets zinvols met zijn leven te doen. Met de verantwoordelijkheid voor de verdediging van Mark was er in zijn binnenste iets veranderd, waardoor hij de wilskracht wist op te brengen het overgewicht kwijt te raken waarmee hij al jaren kampte, het had hem het vertrouwen gegeven om een snor te laten groeien die zijn gezicht verzachtte en een modieus kapsel te nemen. Hij zou de andere, betere Wes aan de wereld voorstellen. Daarvoor had hij vijf nieuwe kostuums (een voor elke werkdag) gekocht, tien hemden en twee paar schoenen. Deze veranderingen waren misschien niet fundamenteel, maar ze gaven aan dat zijn zelfbeeld veranderde. Hij ging zijn appartement zuigen en waste zelfs de borden waarvan hij had gegeten dezelfde dag af. Dit was nog nooit voorgekomen.

Dit proces zou zijn laatste kans worden. Het was het leven zelf, een test van alles wat hij was en kon zijn. Daar moest hij in geloven.

En toen had hij vanochtend de krant opengeslagen en in een flits leek de grond onder hem weg te zakken - fysiek raakte hem dit even hard als de aardbeving. En daarna had hij aan deze tafel gezeten en tevergeefs geprobeerd de andere wegwijzers langs het spoor dat hen allen hierheen had geleid te negeren: het feest bij Dooher, het besluit van Mark om Christina als vakantiestagaire in dienst te nemen, de overplaatsing van Joe Avery naar Los Angeles die had geleid tot de breuk tussen Joe en Christina, de dood van Sheila en nu ten slotte beiden - Mark en Christina - praktisch verenigd.

Vanuit het gezichtspunt van Farrell was de progressie lineair en onheilspellend.

Hij probeerde zichzelf wijs te maken dat het niet hoefde te betekenen wat het kon betekenen.

Wes kende Mark, wist wie en wat hij was. En Mark kon onmogelijk hebben gedaan waarvan hij werd beschuldigd.

Wes was niet godsdienstig, maar Doohers onschuld was voor hem een geloofskwestie. Als hij Mark niet kende, wist hij niets. Daarom had hij niet echt getwijfeld toen bij de voorbereiding op het proces voldoende onplezierige beweringen over Mark naar boven waren gekomen om zelfs Farrell een onbehaaglijk gevoel te geven.

Ze zeiden maar wat, had hij zichzelf telkens ingeprent. Ze konden niets bewijzen. Vaak zeggen mensen zomaar wat om hun gram te halen. Farrell had objectief naar al deze vermeende wandaden proberen te kijken en was ervan overtuigd geraakt dat het allemaal losse flodders waren. Er was absoluut geen bewijs dat Mark Dooher in verband bracht met moorden, verkrachtingen of wat dan ook.

Maar nu was Christina er. Zij was een gegeven, net als haar band met Mark. En wat erger was, door haar was het zaad van de twijfel bij Wes ontkiemd. Hij sloot zijn ogen en haalde haar voor de geest. Een knappe vrouw, dat stond buiten kijf. Zelf was hij niet immuun voor de macht van schoonheid, welke man wel? Maar dat betekende niet dat zijn vriend een moord had gepleegd om haar te krijgen.

Farrell probeerde zich telkens weer in te prenten dat 't het eeuwige geluk van Mark was geweest, die hem Christina had bezorgd op het moment dat hij haar het hardst nodig had: na de dood van zijn vrouw. Maar plotseling was dit na gisteravond moeilijk te verkopen.

 

'Christina met Sam. Hang alsjeblieft niet op.'

'Nee.'

'Ik heb de hele dag in tweestrijd gestaan of ik je zou bellen.'

'Ik heb hem alleen een afscheidszoen gegeven, Sam. Meer niet. Dit hele

mediacircus is waanzinnig.'

'Maar je weet dat je... bij hem bent.'

'Ik vertegenwoordig hem. Ik ben zijn advocaat.'

'Dat bedoel ik niet. Ik weet het. Ik wist het toen al... toen we nog vriendinnen waren.'

'Het spijt me, daar heb ik niets op te zeggen.'

'Goed. Dat hoeft ook niet. Maar ik moet proberen het je te vertellen - omdat we vriendinnen waren, omdat je zoveel weet van de psychologie van verkrachting - dat jij en Wes het allebei mis hebben over Mark Dooher. Ik kan bewijzen...'

'Sam, hou op! Je krijgt in de rechtszaal de kans alles te bewijzen wat je wilt.' 'Dat zal niet bewijzen waarover ik het heb. Praat met haar. Je zult ervan overtuigd zijn dat ze de waarheid vertelt, ze...'

'Ik ga nu ophangen, Sam. Mark heeft dat niet gedaan. Hij kan dat niet hebben gedaan.'

'Waarom ben je zo blind? Waarom wil je het niet eens in overweging nemen?'

'Tot ziens, Sam.'