26
Een week later kreeg Thieu zijn eerste echte doorbraak in de zaak. Niet zonder angst verliet hij in zijn dienstauto bij Menlo Park, zestig kilometer ten zuiden van de stad, de autosnelweg via de smalle afrit naar de parkeerplaats bij het gebouw van de Veterans Administration. De korte rit over de autosnelweg naar de VA deed hem denken aan 6th Street tussen Mission en Byrant in San Francisco, de gevaarlijkste wandelroute die er bestond.
Hoewel het klimaat hier in het zuiden veel zachter was, bleek de hoofdstraat van het stadje een niemandsland te zijn voor Reagans erfgenamen: de mentaal gehandicapte daklozen. Politiemensen noemden deze mensen 'eight hundreds' en voor de maatschappelijk werkers waren ze 'fifty-one fifties' naar de codes waarmee ze werden ingedeeld. Hoe ze ook werden genoemd, het waren tragische mensen. Schooiers, drugsverslaafden, zwervers.
Thieu zag ze elke dag in de stad, maar hier op een steenworp afstand van Silicon Valley waar de zon altijd scheen en het onroerend goed schitterde, vond hij al deze bewijzen van armoede en wanhoop bijzonder ontmoedigend.
Hij was zich ook terdege bewust van zijn Vietnamese nationaliteit. Mannen in oude legeruniformen - alleen of in groepjes - hingen op de hoofdstraat rond en onder de bomen die het parkeerterrein schaduw gaven. Thieu hoefde niet te raden van welke oorlog ze veteranen waren. En het mocht dan wel een hele tijd zijn geleden, hij wist dat het in de hoofden van enkelen misschien nog steeds 1968 was.
Hij opende het portier en stapte, vergeleken met San Francisco, een oven in. Hoewel het nog geen middag was, was de temperatuur al opgelopen tot zo'n dertig graden. Thieu droeg een ivoorkleurig linnen kostuum en dacht dat hij zijn regenjas wel op de passagiersstoel kon laten liggen. In San Francisco, zestig kilometer noordwaarts, hing een zware mist. Het was er een graad of tien.
Een paar mannen in een oud werktenue stootten elkaar aan toen hij voorbijliep op weg naar de imposante deuren, maar hij glimlachte, groette hen en was de deuren door voordat ze een paar passen hadden gezet. De plek ademde de sfeer van oude gebouwen. Een brede entree met linoleum op de vloer zorgde voor een galmende echo. Links van hem scheidde een tot het middel reikende balie de ambtenaren van de veteranen, van wie de meesten in een rij stonden te wachten totdat hun nummer werd afgeroepen. Aan de andere kant van de balie trok een glimmende, lichtgroene muur zijn aandacht. In houten lijsten hingen daar de portretten van alle presidenten sinds Eisenhower en een behoorlijk assortiment admiraals en generaals (inclusief Eisenhower in uniform). Aan het eind van de entree liet een grote glazen wand van vele kleine ruitjes heel veel licht door. Thieu bleef even staan om zich te oriënteren en de indeling van het gebouw op een glazen publicatiebord te bekijken. Geleidelijk drong tot hem door dat de herrie achter hem was weggestorven.
Hij besloot er geen acht op te slaan, vond het kamernummer voor zijn afspraak en ging er meteen heen.
'Hé!'
Iemand riep hem na, maar bij de grote glazen wand sloeg hij linksaf en nam de trap met twee treden tegelijk.
Ze hadden geluk gehad dat ze Chas Brown hier in het VA-ontwennings-centrum hadden gelokaliseerd. Thieu noch Glitsky had geweten waar Brown hen heen kon voeren, maar Glitsky leidde dit onderzoek en hij had Thieu hierheen gestuurd om het verhoor af te nemen. Hij had afgelopen donderdag en vrijdag alles geprobeerd om zowel een zekere Chas Brown als een zekere Michael Lindley te vinden, de twee andere overlevenden van het peloton van Mark Dooher in Vietnam. Hun namen waren tijdens het Trang onderzoek door Dooher zelf genoemd. Nu rook Glitsky bloed. Hij vertelde Thieu dat ze zoveel mogelijk informatie over Dooher moesten inwinnen, waar die ook vandaan kwam. Glitsky was nog steeds tegen beter weten in op zoek naar de bajonet, de kleren die Dooher had gedragen, wat dan ook. Hij kamde St. Francis Wood uit, sprak met de buren en informeerde bij de pandjeshuizen in de aangrenzende buurt. En Thieu met zijn achtergrond ging op zoek naar een andere vermiste persoon.
Chas Brown was niet helemaal doorgedraaid. In zijn vale spijkerbroek en flanellen hemd en met zijn lange, ongewassen haren die grijs begonnen te worden, zag hij er alleen niet uit als iemand die werkte voor de kost. Maar zijn ogen stonden helder en hij had een stevige handdruk. Hij verscheen op tijd, precies om twaalf uur, in het kantoor van zijn therapeut zonder tekenen van vijandigheid jegens Thieu. Na een paar minuten bood Thieu hem aan mee te gaan lunchen. Er was een fantastische pizzeria in de buurt die Frankie, Johnny & Luigi Too heette. Brown zag er niet uit als iemand die een lunch zou afslaan. Hij woog ongeveer vijfenzeventig kilo en was bijna een meter tachtig. Thieu dacht ook dat hij directere antwoorden zou krijgen als de therapeut niet in de buurt was.
Nu zaten ze samen buiten aan een tafel onder de groen-witte parasols een grote pizza te nuttigen waarvan Thieu slechts één stuk op kon en die was afgeladen met pepperoni, worst, olijven, champignons en een dubbele laag kaas en ansjovis.
Te oordelen naar de manier waarop hij aanviel, vermoedde Thieu dat Chas de hele kan met Budweiser die hij had besteld, zou leegdrinken. Hij was al met zijn derde glas bezig. Thieu dronk ijsthee.
De beide mannen waren nog geen vrienden, maar het bier maakte Chas bepaald niet zwijgzaam. De zakrecorder draaide en ze hadden Thieu's voorgeschiedenis al besproken waaruit bleek dat hij te jong was om in Vietnam te hebben gevochten. Zijn vader had ook niet in het leger gezeten hoewel hij in alle opzichten tegen het communisme was geweest. Thieu's vader had in de zijdehandel gezeten en Saigon verlaten toen de stad door de VS was prijsgegeven. Dus Thieu en Chas stonden aan dezelfde kant. 'Toen veranderde ook mijn naam.' Brown was erg nerveus. Zenuwtrekjes, gekrab, zijn ogen die constant bewogen. Maar hij sprak duidelijk, al was het een beetje gehaast. Misschien dat het bier hem zou ontspannen. 'Voordat ik hier kwam heette ik Charles, Charles Brown. Als kind zou ik er alles voor over hebben gehad om niet Charlie Brown genoemd te worden, maar natuurlijk viel daar niet aan te ontkomen. Dan kom ik in Vietnam en daar zegt Dooher dat hij geen Charlie in zijn peloton wil en dat ik Chas ben. Dus ben ik Chas. Ik vond het een goed voorteken. Ik vond Dooher een fijne vent. Wist ik veel.'
Thieu wilde hem laten praten en bleef zwijgen toen Brown nog een flinke slok bier nam en even wezenloos voor zich uit keek. Nog een glas en nog meer leegte. Geknipper met zijn ogen, de lampjes gingen weer aan en dat leidde tot een abrupt vervolg. 'Probeerde mijn vriend te zijn, weet je, daarna.'
'Waarna?'
Zijn ogen schoten heen en weer. 'Je weet wel.'
'Dat weet ik niet.'
'De dope en zo. Ik dacht dat je daarvoor hierheen was gekomen.' In feite wilde Thieu alleen weten hoe gemakkelijk bajonetten en geweren het land uit konden worden gesmokkeld als je diensttijd eropzat. Nu kreeg hij een bonus omdat Chas Brown een andere richting koos.
'Wat voor dope?' Plotseling vertrok het gezicht van Brown. Probeerde Thieu hem te verlinken? De openlijke kameraadschap - de intimiteit van samen drinken en eten - vervaagde. De verandering bij Brown was voelbaar. Plotseling was Thieu de smeris en dat zou niet bevorderlijk zijn voor zijn onderzoek. Dus gooide hij het over een andere boeg om de schade te beperken. 'Ik heb geen belangstelling voor dope, Chas. Ik ben geïnteresseerd in moord.'
'Best.' Nietszeggend en stug.
Thieu drukte door. 'Luister, Chas, het interesseert me niet welke drugs je neemt of nam. Ik wil dat je dat begrijpt. Kijk,' hij wees naar de zakrecorder op de tafel tussen hen in, 'ik neem dit op de band op. Het ligt officieel vast. Dit heeft niets met jou te maken behalve als je iets over Mark Dooher weet. Gebruikte hij drugs, was het dat?'
Brown ging uit de zon zitten, in de schaduw van de parasol. Hij veegde zijn voorhoofd af en nam een stevige slok. 'Iedereen gebruikte drugs,' zei hij. 'Iedereen.' Hij krabde in zijn nek. 'Dooher kocht onze drugs. Hij was de dealer.'
'Verkocht Dooher marihuana?'
Brown lachte. 'Marihuana? Kijk naar mij. Denk je dat ik verslaafd was aan marihuana? Denk je dat ik mijn hersens dertig jaar geleden heb gebrand aan iets softs?' Hij schudde verbaasd zijn hoofd. 'We hebben het hier over het harde spul, man. China white.' Thieu slikte. 'Horse, man. Heroïne.' 'Bedoel je dat Mark Dooher jullie heroïne verkocht?' Hij knikte. 'Dat bedoel ik. Daar heb ik het over. Niet alleen aan mij maar aan het hele peloton. Kreeg zijn eigen portie gratis en verkocht aan zijn mannen. Deed ons een plezier, de laagste prijs in Vietnam.' Thieu leunde achterover, verbijsterd door deze informatie. Brown ging ongevraagd verder. 'En weet je, als je het bekijkt zoals het werkelijk was, dan was Dooher de vent die het allemaal liet gebeuren. Het was zijn taak ons clean te houden. In plaats daarvan hield hij ons aan de leiband.'
Thieu boog voorover. 'Wat liet hij gebeuren?'
Brown kon niet goed tegen directe vragen. Ze schenen hem aan het schrikken te brengen. Hij leunde achterover met zijn gezicht buiten de schaduw van de parasol en boog meteen weer voorover. 'Waarom wilde je me spreken als je hier niets van wist?'
'Ik wilde weten of de kerels uit jouw peloton en met name Dooher wapens het land uit smokkelden. Of je wist of Dooher dat heeft gedaan.' 'Waarom?'
Hoewel dit niets met Sheila Dooher, dus zijn zaak, te maken had, vertelde Thieu wat hij wist. 'We denken dat Dooher iemand met een bajonet heeft vermoord. Daarom.'
Browns gezicht klaarde op. Thieu had net iets bevestigd. 'Ja,' zei hij.
'Ja wat?'
'Zo heeft hij Nguyen ook om zeep gebracht.'
Thieu begon te leren hoe hij deze man moest ondervragen. Geen directe vragen stellen. Hem gewoon laten praten. 'Nguyen?'
'Zijn leverancier. Hij had een winkeltje even buiten Saigon en deed alsof hij kruidenierswaren verkocht.' Thieu keek waarschijnlijk verbaasd. Brown zette zijn bierpul neer, bewoog zijn hoofd naar dat van Thieu en keek hem recht in de ogen. 'Kom nou, man! De kerel die hij heeft vermoord.'
Hij kreeg het hele verhaal te horen. Er was geen peloton dat stijf stond van de drugs in een hinderlaag gelopen. Nguyen had Dooher slechte heroïne verkocht of misschien wel heel goede. In elk geval verkocht Dooher het door aan zijn manschappen en het hele peloton op twee na stierf aan een overdosis.
'En dit is nooit gerapporteerd?'
Wederom een gelaatsuitdrukking die Thieu duidelijk maakte dat zijn wereld en die van Brown totaal van elkaar verschilden. 'Dooher hield het geheim. Hij was er niet bij. Wij, Lindley en ik, ook niet. We bezorgden elkaar een alibi. We waren op patrouille, de anderen die in het kamp waren achtergebleven hadden die pech en sneuvelden.'
'En de autoriteiten geloofden jullie?'
Brown knikte. 'Genoeg, maar dat was nog niet het eind van alles.' Een slok bier. 'Het probleem is dat Dooher weet dat het zijn fout is. En wij weten dat ook. Daarom wil hij graag bevriend blijven met ons. Om er zeker van te zijn dat Lindley en ik niet moeilijk gaan doen.' 'Hoe probeert hij bevriend te blijven met jullie?'
'O, hij bezorgde ons een leuk verlof op Hawaï. Hij kon alles krijgen wat hij wilde. Hij wilde ons een leuke tijd geven als compensatie of zoiets. Lindley wilde niet meedoen.'
'Waarom niet?' Het was een directe vraag en Brown aarzelde weer, maar Thieu kon zich niet inhouden. 'Chas, waarom wilde Lindley niet mee met Dooher?'
'Hij dacht dat hij ons ging vermoorden.' 'Waarom?'
'Waarom? Omdat hij wist dat hij de zaak had besodemieterd, daarom. We konden hem kapotmaken als we onze mond open deden. Wij waren de enige getuigen en we waren nogal verbitterd.' 'Over Dooher?'
Brown haalde zijn schouders op. 'Over alles, man. Je wordt het beu daarginds. Je bent rond de twintig en dan, pats, zijn ze allemaal dood behalve jij. Dat maakt je verbitterd.'
Thieu geloofde het. 'Maar jij ging wel met Dooher mee naar Hawaï?' Chas knikte. 'Ik begreep het gewoon niet. Hij ging niemand vermoorden. Lindley was paranoïde volgens mij.'
'Nu denk je dat niet meer?'
'Hij heeft niet geprobeerd me te vermoorden, dat blijkt wel.'
Weer die wezenloze blik, maar Thieu zag daar iets in wat Chas Brown probeerde te verbergen. Chas greep naar de kruk van zijn bierpul, maar Thieu stak tot zijn eigen verbazing zijn hand uit en pakte zijn pols. 'Wat?' vroeg hij.
'Later heb ik altijd gedacht dat hij het misschien wel zou hebben gedaan als Lindley was meegegaan. Ons allebei vermoorden, bedoel ik. Toen ik alleen bij zijn hotel verscheen, leek het alsof hij doordraaide. Hij zei tegen mij: 'Wat is dat voor lulkoek? Ik vraag mijn mannen mee uit, op mijn kosten en ze laten me zitten. Wat is dat voor onzin?' 'Wat is er gebeurd? Die avond?'
'Niets. We werden dronken. En om je de waarheid te zeggen, voor het eerst van mijn leven was iemand bezopener dan ik. Ik denk dat ik nog een beetje bang was voor wat hij misschien zou doen.' Brown glimlachte als een kleine jongen. 'Ik ben die avond heel wat goede rum misgelopen. Het doet me nog steeds pijn als ik eraan terugdenk.'
'Dat zal wel.' Thieu pikte de draad weer op. 'En zo werden jullie vrienden?'
'Amper.'
'Waarom niet?'
'Omdat hij officier was.' Nu bracht hij de bierpul naar zijn mond. 'Nee, niet daarom. Ik vond hem zielig, denk ik.'
'Zielig?'
Een hoofdknik. 'Heb je ooit iemand meegemaakt die heel graag jouw vriend wilde worden?'
'En Dooher wilde jouw vriend zijn?'
Het kwam nu allemaal terug en Browns hoofd zwaaide van links naar rechts. 'Nee, nee, nee. Hij wilde vergiffenis, dat is alles. Ik bedoel zolang we leefden en hij niet van plan was ons te vermoorden, wilde hij ons laten zien hoe rot hij zich voelde. Hij wilde bewijzen dat hij zich had verbeterd.'
'Hoe heeft hij dat gedaan?'
'Verrek, dat hoef ik je niet te vertellen. Je bent van de politie.'
'Ik ben van de politie. En wat dan nog?'
Thieu's hand lag nog steeds op zijn pols en plotseling besefte Brown dit. Hij schoof de hand weg, bracht de bierpul naar zijn mond en dronk hem leeg. Toen haalde hij diep adem. 'Hij heeft Nguyen gedood, de kerel die ons het spul verkocht. Hij ging naar zijn winkel, prikte hem op zijn bajonet en veegde het lemmet schoon aan zijn pyjama. Hij heeft het me precies verteld, van man tot man, hoe hij dat risico en zo had genomen om de kerel die verantwoordelijk was voor de overdosis van de mannen te grazen te nemen. Zodat ik hem vergiffenis zou schenken en zou inzien wat een held hij was. Kun je dat geloven?'
'Lieve hemel.' Glitsky zat in een van de verhoorkamers op de derde verdieping en schakelde de recorder uit.
'Dat dacht ik ook,' zei Thieu, 'alleen gebruikte ik niet dezelfde woorden.' 'Hij veegde zijn bajonet af aan de pyjama van de kerel!'
'Dat was ook mijn favoriete gedeelte. Denk je dat dit voldoende
is om aan Drysdale voor te leggen?'
'Ik denk dat we er zijn. Jij kwam hiermee binnenvallen zonder dat je van het andere nieuws op de hoogte was.' 'Welk andere nieuws?'
'We hebben vandaag het rapport van het lab binnengekregen. Weet je wat EDTA is?' vroeg Glitsky, zijn aantekeningen raadplegend. 'Natuurlijk. Ethyleen-diamino-tetra-acetaat.' Glitsky's mond viel open van verbazing. 'Mijn zuster is verpleegster,' legde Thieu uit. 'Ik overhoorde haar altijd. Maar wat is daarmee, met dat EDTA?'
Glitsky schudde nog steeds zijn hoofd. 'Je denkt - nou ja, de meeste mensen denken - dat wanneer je bloed geeft, ze dat aftappen, in een buisje doen, centrifugeren of wat dan ook om het te testen, nietwaar?'
'Ja.'
'Goed. Maar vaak moeten ze aan het bloed een antistollingsmiddel toevoegen en dat is EDTA. Dat klopt trouwens niet helemaal. Ze voegen het niet aan het bloed toe. Het zit in buisjes met een paarse stop.
'Ja, en?'
'Heel het bed van Sheila Dooher zat dus onder het bloed? Vermoedelijk afkomstig van de dader toen hij een snijwond opliep? Het is niet de bloedgroep van Dooher. Maar raad eens?'
'Dit heeft iets te maken met EDTA, nietwaar?'
Glitsky glimlachte bijna. 'Jij komt er wel, Paul, neem dat van mij aan. In het bloed op het bed van mevrouw Dooher zat EDTA.'
'En dat wil zeggen?'
'Dat wil zeggen dat Dooher de hand heeft weten te leggen op bloed, misschien bij zijn huisarts, misschien op dezelfde plek waar hij de chirurgische handschoen vandaan heeft, ik weet het niet. Hij heeft gedacht: ik giet wat bloed op het bed en laat die stomme rechercheurs zoeken naar iemand met bloedgroep A-positief die hij zelf niet heeft. Maar jammer genoeg voor hem zat in het buisje waarop hij de hand heeft weten te leggen geen zuiver bloed.'
Thieu vroeg: 'Hoe had hij dat kunnen weten?'
Glitsky stond op. 'Bij zulke vragen beginnen tragedies.'