Hoofdstuk 8
DE HOORZITTING
Harry snakte
onwillekeurig naar adem, want de grote kerker kwam hem gruwelijk
bekend voor. Hij had hem niet alleen eerder gezien, hij was er
eerder geweest. Dit was de zaal die hij had bezocht in de Hersenpan
van Perkamentus, de zaal waar de Van Detta's tot levenslang in
Azkaban waren veroordeeld.
De muren waren van donkere steen, schemerig verlicht door toortsen.
Aan weerszijden rezen rijen lege banken op, maar recht voor hem, op
de hoogste banken, zaten schimmige gedaantes. Ze praatten zachtjes
met elkaar, maar toen de zware deur achter Harry dichtsloeg, viel
er een onheilspellende stilte.
Een kille stem galmde door de zaal.
'U bent te laat.' 'Sorry,' zei Harry nerveus. 'Ik - ik wist niet
dat het tijdstip gewijzigd was.'
'Dat is niet de schuld van de Wikenweegschaar,' zei de stem. 'Er is
vanochtend een uil naar u gestuurd. Ga zitten.'
Harry sloeg zijn ogen neer en keek naar de stoel in het midden van
de ruimte, waarvan de armleuningen bedekt waren met ketenen. Hij
had gezien hoe die ketenen tot leven kwamen en degene die in de
stoel zat vastbonden. Zijn voetstappen galmden luid op de stenen
vloer. Toen hij voorzichtig op het puntje van de stoel ging zitten
rammelden de kettingen dreigend, maar bonden hem niet vast. Harry
voelde zich misselijk.
Hij keek naar de mensen op de banken boven hem.
Voor zover hij kon zien waren het er een stuk of vijftig. Ze
droegen paarsblauwe gewaden met een fraai geborduurde zilveren 'W'
links op de borst en ze keken hem nogal hooghartig aan; sommigen
ronduit afkeurend, anderen alleen maar nieuwsgierig.
Helemaal in het midden van de voorste rij zat Cornelis Droebel, de
Minister van Toverkunst. Droebel was een gezette man die vaak een
lindegroene bolhoed droeg, maar die was vandaag nergens te
bekennen, net als de toegeeflijke glimlach waarmee hij vroeger vaak
tegen Harry had gesproken. Links van Droebel zat een gedrongen heks
met hoekige kaken en kort grijs haar; ze droeg een monocle en zag
er nogal grimmig uit. Rechts van Droebel zat ook een heks, maar die
leunde zo ver achterover in de schaduw dat haar gelaat onzichtbaar
was.
'Goed,' zei Droebel. 'De verdachte is gearriveerd - eindelijk - dus
kunnen we beginnen. Ben je zover?' riep hij naar iemand verderop in
de rij.
'Ja, Minister,' zei een gretige stem die Harry kende. Percy, de
broer van Ron, zat helemaal aan het uiteinde van de voorste rij.
Harry keek naar hem in de verwachting dat Percy een teken van
herkenning zou geven, maar dat bleef uit. Percy's ogen, achter zijn
hoornen bril, staarden naar zijn perkament en hij hield een
ganzenveer in de aanslag.
'Hoorzitting van de Wikenweegschaar op 12 augustus,' zei Droebel
galmend en Percy begon direct aantekeningen te maken, 'betreffende
overtredingen begaan onder de Wet op de Restrictie van Toverkunst
door Minderjarigen en het Internationale Statuut van Geheimhouding
door Harry James Potter, Ligusterlaan nummer 4, Klein Zanikem.
Raadsleden: Cornelis Oswald Droebel, Minister van Toverkunst;
Emilia Suzanna Bonkel, hoofd van het Departement van Magische
Wetshandhaving; Dorothea Johanna Omber, Secretaris-Generaal van de
Minister. Griffier: Percy Ignatius Wemel -'
'Getuige à decharge, Albus Parcival Wolfram Bertus Perkamentus,'
zei een kalme stem achter Harry, die zo snel omkeek dat hij zijn
nek verdraaide. Perkamentus kwam doodgemoedereerd aanlopen, in een
lang, nachtblauw gewaad en met een serene uitdrukking op zijn
gezicht. Zijn zilvergrijze haar en baard glansden in het licht van
de fakkels en toen hij op gelijke hoogte was met Harry, keek hij
Droebel aan door het halfronde brilletje dat laag op zijn uiterst
kromme neus rustte.
De leden van de Wikenweegschaar mompelden en staarden naar
Perkamentus. Sommigen ergerden zich blijkbaar en anderen leken een
beetje bang; twee bejaarde heksen in het zwart, die helemaal
achterin zaten, zwaaiden echter vrolijk.
Harry werd overweldigd door een golf van emotie toen hij
Perkamentus zag; een gevoel van hoop en nieuwe kracht, zoals hij
dat ook voelde als hij het lied van een feniks hoorde. Hij
probeerde de blik van Perkamentus te vangen, maar die keek niet;
hij bleef naar de duidelijk uit het veld geslagen Droebel
kijken.
'Aha,'zei Droebel confuus. 'Perkamentus. Ja. Dus-je hebt-eh-onze
boodschap ontvangen? Dat - eh - het tijdstip en de plaats van de
hoorzitting gewijzigd waren?' 'Nee, die moet ik gemist hebben,' zei
Perkamentus opgewekt. 'Maar door een gelukkig toeval was ik drie
uur te vroeg op het Ministerie. Komt dat even goed uit?'
'Ja- nou -dan hebben we misschien nog een stoel nodig - ik - Wemel,
zou jij -'
'Doe geen moeite, doe geen moeite,' zei Perkamentus minzaam; hij
pakte zijn toverstok, gaf een zwiepje en naast Harry plofte uit het
niets een zachte, gebloemde fauteuil neer. Perkamentus ging zitten,
drukte zijn lange vingers tegen elkaar en keek Droebel over zijn
vingertoppen beleefd maar belangstellend aan. De Wikenweegschaar
mompelde nog steeds en schoof rusteloos heen en weer; pas toen
Droebel zijn mond weer opendeed, kwam ze tot rust.
'Ja,' herhaalde Droebel, die aan zijn papieren frunnikte. 'Nou,
goed dan. Juist. De aanklacht. Ja.'
Hij pakte een stuk perkament van de stapel voor hem, haalde diep
adem en las: 'De aanklacht tegen de verdachte luidt:
Dat hij willens en wetens en in het volle besef van de onwettigheid
van zijn daden, na al eerder een schriftelijke waarschuwing van het
Ministerie te hebben ontvangen na een soortgelijk vergrijp, op 2
augustus om drieëntwintig over negen in een door Dreuzels bewoond
gebied en in aanwezigheid van een Dreuzel een Patronusbezwering
heeft uitgesproken, hetgeen onder artikel C van de Wet op de
Restrictie van Toverkunst door Minderjarigen en tevens onder
paragraaf 13 van het Statuut van Geheimhouding van het
Internationaal Overlegorgaan van Heksenmeesters een strafbaar feit
is.
U bent Harry James Potter, woonachtig aan de Ligusterlaan nummer 4,
Klein Zanikem?' zei Droebel, die Harry aankeek over zijn
perkament.
'Ja,' zei Harry.
'U bent drie jaar geleden al officieel gewaarschuwd door het
Ministerie wegens ongeoorloofd spreukgebruik, nietwaar?' 'Ja, maar
-'
'En toch heeft u op de avond van 2 augustus een Patronus
opgeroepen?'
'Ja,' zei Harry. 'Maar -'
'Terwijl u wist dat u niet buiten school mag toveren zolang u geen
zeventien bent?'
'Ja, maar -'
'In het volle besef dat u op dat moment in aanwezigheid van een
Dreuzel verkeerde?'
'Ja,' zei Harry boos, 'maar dat deed ik alleen omdat we werden
-'
De heks met de monocle viel hem met galmende stem in de rede.
'Heeft u een volledige Patronus opgeroepen?'
Ja,' zei Harry, 'omdat -'
'Een herkenbare Patronus?'
'Een - wat?' zei Harry.
'Had uw Patronus een duidelijke vorm? Ik bedoel, was het meer dan
alleen damp of rook?'
'Ja,' zei Harry, die zowel ongeduldig als lichtelijk vertwijfeld
begon te worden. 'Een hert. Het is altijd een hert.'
'Altijd?' galmde madame Bonkel. 'Heeft u dan al eerder een Patronus
opgeroepen?'
'Ja,' zei Harry. 'Dat kan ik al meer dan een jaar.'
'En u bent vijftien jaar oud?'
'Ja -'
'Heeft u dat op school geleerd?'
'Ja, in mijn derde jaar. Toen leerde professor Lupos het me omdat
-'
'Indrukwekkend,' zei madame Bonkel, terwijl ze Harry aanstaarde.
'Een echte Patronus, op zijn leeftijd... heel indrukwekkend.'
Sommige heksen en tovenaars fluisterden onder elkaar; een paar
knikten, maar anderen fronsten afkeurend en schudden hun hoofd.
'Het doet er niet toe hoe indrukwekkend zijn toverkunsten waren,'
zei Droebel. 'Hoe indrukwekkender hoe erger, zou ik juist zeggen,
aangezien hij het in het bijzijn van een Dreuzel deed!'
De mensen die afkeurend hadden gekeken mompelden nu instemmend,
maar toen Harry het schijnheilige knikje van Percy zag, voelde hij
zich gedwongen om te protesteren.
'Ik deed het alleen vanwege die Dementors!' zei hij luid, voordat
iemand hem weer in de rede kon vallen.
Hij had opnieuw gemompel verwacht, maar de stilte die viel was de
diepste tot dan toe.
'Dementors?' zei madame Bonkel na een paar tellen. Ze trok haar
dikke wenkbrauwen zo ver op dat haar monocle eruit dreigde te
vallen. 'Hoe bedoel je, jongeman?'
'Ik bedoel dat er twee Dementors in dat steegje waren, die mij en
mijn neef aanvielen!'
'Aha,'zei Droebel met een onaangename grijns. Hij keek naar de
overige leden van de Wikenweegschaar, alsof hij hen aanspoorde om
ook te lachen, ik dacht al dat we zoiets te horen zouden
krijgen.'
'Dementors in Klein Zanikem?' zei madame Bonkel stomverbaasd, ik
snap niet -'
'Nee, Emilia?' zei Droebel nog steeds grijnzend. 'Dan zal ik het
uitleggen. Potter heeft eens nagedacht en besloten dat Dementors
een goed excuus zouden zijn, een prima excuus. Dreuzels kunnen
Dementors niet zien, hè Potter? Komt dat even goed uit? We moeten
je dus op je woord geloven, zonder ook maar één getuige...'
'Ik lieg niet!' zei Harry boven een nieuwe golf van geroezemoes
uit. 'Ze kwamen van twee kanten op ons af. Alles werd donker en
koud. Mijn neef voelde hun aanwezigheid en zette het op een lopen
-'
'Genoeg, genoeg!' zei Droebel hooghartig. 'Helaas moet ik je
verhaal afkappen. Je zult het ongetwijfeld uitentreuren gerepeteerd
hebben, maar -'
Perkamentus schraapte zijn keel en de Raad deed er weer het zwijgen
toe. 'Eerlijk gezegd beschikken we wel degelijk over een getuige
die de aanwezigheid van de Dementors kan bevestigen,' zei
Perkamentus. 'Behalve Dirk Duffeling, bedoel ik.'
Droebels opgeblazen gezicht leek plotseling een stuk slapper te
worden, alsof iemand er een hoop lucht uit had laten ontsnappen.
Hij staarde even naar Perkamentus, scheen zich toen te vermannen en
zei: 'We hebben helaas geen tijd voor nog meer onzinverhalen,
Perkamentus. Ik wil dat deze zaak snel wordt afgehandeld -'
'Misschien vergis ik me,'zei Perkamentus minzaam, 'maar ik meen dat
een verdachte onder het Rechterhandvest van de Wikenweegschaar
getuigen à decharge mag oproepen. Dat is toch het beleid van het
Departement van Magische Wetshandhaving, madame Bonkel?' vroeg hij
aan de heks met de monocle.
'Klopt,' zei madame Bonkel. 'Klopt als een bus.'
'O, goed,' snauwde Droebel. 'Waar is die zogenaamde getuige
dan?'
'Ze is met me meegekomen,' zei Perkamentus. 'Ze wacht buiten. Zal
ik -'
'Nee - Wemel, ga jij maar,' blafte Droebel. Percy sprong overeind,
holde de stenen trap naar het balkon van de rechters af en liep
zonder Perkamentus en Harry aan te kijken naar de deur.
Even later kwam Percy terug met mevrouw Vaals. Ze zag er geschifter
en banger uit dan ooit en Harry wenste vurig dat ze schoenen had
aangedaan in plaats van haar geruite pantoffels. Perkamentus stond
op, bood mevrouw Vaals zijn stoel aan en toverde er nog eentje voor
zichzelf.
'Volledige naam?' zei Droebel luid toen mevrouw Vaals zenuwachtig
op het uiterste puntje van haar stoel ging zitten.
'Arabella Doralina Vaals,' zei mevrouw Vaals met haar trillerige
stem.
'En wie bent u?' vroeg Droebel op verveelde en verheven toon.
'Ik woon in Klein Zanikem, vlak bij het huis van Harry Potter,' zei
mevrouw Vaals.
'Volgens onze gegevens woont er in Klein Zanikem geen enkele heks
of tovenaar, afgezien van Harry Potter,' zei madame Bonkel direct.
'Dat hebben we altijd goed gecontroleerd, gezien... bepaalde
gebeurtenissen in het verleden.'
'Ik ben een Snul,' zei mevrouw Vaals. 'Daarom sta ik niet op jullie
lijst.'
'Een Snul, hè' zei Droebel, die haar aanstaarde. 'Dat zullen we
controleren. U kunt gegevens over uw ouders achterlaten bij Wemel,
mijn assistent. Tussen haakjes, kan een Snul Dementors zien?' vroeg
hij aan de rechters naast hem.
'Dat kunnen we zeker!' zei mevrouw Vaals verontwaardigd.
Droebel staarde haar met opgetrokken wenkbrauwen aan. 'Nou, goed,'
zei hij uit de hoogte. 'Wat heeft u te vertellen?'
'Op de avond van 2 augustus, rond een uur of negen 's avonds, was
ik kattenvoer wezen kopen in het winkeltje op de hoek van de
Salviastraat,' kakelde mevrouw Vaals, alsof ze haar verklaring uit
haar hoofd had geleerd, 'ik hoorde vreemde geluiden in de brandgang
tussen de Magnolialaan en de Salviastraat en toen ik het steegje
naderde, zag ik Dementors hollen -'
'Hollen?' zei madame Bonkel op scherpe toon. 'Dementors hollen
niet, ze glijden.'
'Dat bedoel ik ook,' zei mevrouw Vaals vlug en er verschenen rode
vlekken op haar ingevallen wangen. 'Ze gleden door het steegje in
de richting van twee jongens.'
'Hoe zagen ze eruit?' vroeg madame Bonkel. Ze kneep haar ogen half
toe, zodat de rand van haar monocle in haar vlees sneed.
'Nou, de een was moddervet en de ander nogal mager -' 'Nee, nee, de
Dementors,' zei madame Bonkel ongeduldig. 'Beschrijf de
Dementors.'
'O,' zei mevrouw Vaals, wier hals nu ook rood begon te worden.
'Nou, ze waren groot. En ze droegen mantels.'
Harry kreeg een vreselijk, hol gevoel in zijn maag. Hij wist niet
wat mevrouw Vaals nog meer zou zeggen, maar het klonk alsof ze
alleen een plaatje van een Dementor had gezien en een plaatje kon
nooit duidelijk maken hoe de werkelijkheid was: de griezelige
manier waarop ze een paar centimeter boven de grond voortzweefden,
de rottingsgeur die ze uitwasemden, het vreselijke gereutel waarmee
ze de lucht opzogen... Een korte, dikke tovenaar met een grote
zwarte snor op de tweede rij boog zich naar zijn buurvrouw, een
heks met kroezig haar, en fluisterde iets in haar oor. Ze grijnsde
en knikte.
'Ze waren groot en droegen mantels,' herhaalde madame Bonkel koel
terwijl Droebel schamper snoof, 'luist, ja. Verder nog iets?'
Ja,' zei mevrouw Vaals. 'Ik voelde ze. Alles werd ijskoud, en het
was juist zo'n warme zomeravond. En ik kreeg het gevoel... alsof
erop de hele wereld geen greintje geluk meer was... en ik
herinnerde me... verschrikkelijke dingen...' Haar stem stierf
hakkelend weg.
Madame Bonkel sperde haar ogen open. Harry zag een rode striem
onder haar wenkbrauw, waar de monocle in haar huid had gesneden.
'Wat deden de Dementors?' vroeg ze en Harry voelde plotseling weer
een sprankje hoop.
'Ze vielen de jongens aan,' zei mevrouw Vaals, met een stem die nu
krachtiger en zelfverzekerder klonk. De rode blos trok weg uit haar
gezicht. 'Eentje was gevallen. De ander deinsde achteruit en
probeerde de Dementor te verjagen. Dat was Harry. Twee keer
produceerde hij alleen een zilverachtige damp. De derde keer
toverde hij een Patronus te voorschijn die de eerste Dementor
verdreef en daarna, na aanmoediging van Harry, ook de tweede
wegjoeg bij zijn neef. En zo... zo is het gegaan,' besloot mevrouw
Vaals een beetje onbeholpen.
Madame Bonkel staarde zwijgend naar mevrouw Vaals. Droebel keek
haar juist niet aan, maar rommelde in zijn papieren. Uiteindelijk
keek hij op en zei nogal agressief: 'Dus dat heeft u gezien?'
'Zo is het gegaan,' herhaalde mevrouw Vaals.
'Goed,' zei Droebel. 'U kunt gaan.'
Mevrouw Vaals keek angstig van Droebel naar Perkamentus, stond toen
op en schuifelde naar buiten. Harry hoorde hoe de deur met een klap
achter haar dichtviel.
'Geen erg betrouwbare getuige,' zei Droebel verheven.
'Ach, ik weet niet,' zei madame Bonkel met haar galmende stem. 'Ze
beschreef nauwkeurig het effect van een aanval door Dementors. En
waarom zou ze in vredesnaam zeggen dat er Dementors waren als die
er niet waren?'
'Maar Dementors die ronddwalen in een Dreuzelwijk en toevallig een
tovenaar tegen het lijf lopen?' snoof Droebel. 'Dat wordt wel erg
ongeloofwaardig. Ik denk dat zelfs Bazuyn daar niet op zou wedden
-'
'O, ik denk niet dat ook maar iemand gelooft dat die Dementors er
toevallig waren,' zei Perkamentus luchtig.
De heks rechts van Droebel, wier gezicht schuilging in de schaduw,
ging even verzitten maar verder verroerde niemand een vin. Het was
doodstil.
'Wat wil je daarmee zeggen?' vroeg Droebel ijzig.
'Dat ik denk dat ze gestuurd zijn,' zei Perkamentus.
'En ik denk dat we heus wel ergens een aantekening zouden hebben
als iemand twee Dementors opdracht had gegeven om door Klein
Zanikem te slenteren!' beet Droebel hem toe.
'Niet als de Dementors tegenwoordig ook bevelen van anderen
opvolgen, en niet alleen van het Ministerie van Toverkunst,' zei
Perkamentus kalm. 'Ik heb je al eerder mijn mening gegeven,
Cornelis.'
Ja, inderdaad,' zei Droebel krachtig. 'En ik vind je mening nog
steeds grote onzin, Perkamentus. De Dementors zijn allemaal in
Azkaban en doen precies wat wij hun opdragen.'
'Dan moeten we ons afvragen,' zei Perkamentus kalm maar duidelijk,
'waarom iemand op het Ministerie twee Dementors opdracht gaf om op
2 augustus in die brandgang te zijn.'
Tijdens de doodse stilte die volgde boog de heks rechts van Droebel
zich naar voren, zodat Harry voor het eerst haar gezicht zag.
Hij vond haar sprekend op een bleke pad lijken. Ze was nogal
gedrongen, met een groot, kwabbig gezicht, even weinig nek als oom
Herman en een brede, slappe mond. Haar ogen waren groot en rond en
puilden een beetje uit. Zelfs de kleine strik van zwart fluweel
boven op haar korte krullen deed hem aan een grote vlieg denken die
ze dadelijk met haar lange, kleverige tong zou vangen.
'De Wikenweegschaar geeft het woord aan Dorothea Johanna Omber,
Secretaris-Generaal van de Minister,' zei Droebel.
De heks sprak met een hoog, opgewonden stemmetje en Harry was even
uit het veld geslagen - hij had een soort gekwaak verwacht.
'Waarschijnlijk heb ik u verkeerd begrepen, professor Perkamentus,'
zei ze met een onnozele glimlach, al waren haar grote ronde ogen
kil. 'Dom van me. Maar ik kreeg heel even de indruk dat u
suggereerde dat het Ministerie van Toverkunst verantwoordelijk was
voor de aanval op deze jongen!'
Ze stootte een hoog, meisjesachtig lachje uit en Harry's nekharen
gingen overeind staan. Een paar leden van de Wikenweegschaar
lachten ook, maar het was duidelijk dat niemand geamuseerd was.
'Als de Dementors inderdaad alleen bevelen opvolgen van het
Ministerie van Toverkunst en Harry en zijn neef een week geleden
inderdaad zijn aangevallen door Dementors, moet logischerwijs
iemand op het Ministerie opdracht hebben gegeven voor die aanval,'
zei Perkamentus beleefd. 'Het is uiteraard mogelijk dat het
Ministerie geen controle had over de Dementors in kwestie -'
'Het Ministerie heeft de volledige controle over alle Dementors!'
snauwde Droebel, die donkerrood aanliep. Perkamentus boog zijn
hoofd.
'Dan zal het Ministerie ongetwijfeld een diepgaand onderzoek
instellen naar de reden waarom twee Dementors zich zo ver van
Azkaban bevonden en zonder toestemming aanvielen.'
'Jij besluit niet wat het Ministerie doet of niet, Perkamentus!'
beet Droebel hem toe. Oom Herman zou trots zijn geweest op zijn
inmiddels knalpaarse gelaatskleur.
'Natuurlijk niet,' zei Perkamentus mild. 'Ik sprak er alleen mijn
vertrouwen in uit dat deze zaak tot op de bodem zal worden
uitgezocht.'
Hij keek even naar madame Bonkel, die haar monocle goed deed en
Perkamentus met een lichte frons aankeek.
'Ik zou iedereen eraan willen herinneren dat het gedrag van die
Dementors, als het al geen verzinsels van Potter zijn, niet ter
zake doet!' zei Droebel. 'We zijn bijeen om een oordeel te vellen
over Harry Potters overtredingen van de Wet op de Restrictie van
Toverkunst door Minderjarigen.'
'Uiteraard,' zei Perkamentus, 'maar de aanwezigheid van twee
Dementors in dat steegje doet naar mijn mening wel degelijk ter
zake. In artikel 7 van de wet staat dat toveren in het bijzijn van
Dreuzels onder uitzonderlijke omstandigheden is toegestaan, en tot
die uitzonderlijke omstandigheden behoren situaties die
levensbedreigend zouden kunnen zijn voor de heks of tovenaar in
kwestie, dan wel andere heksen, tovenaars of Dreuzels die zich op
de plaats van het -'
'Iedereen kent artikel 7, dank je!' gromde Droebel.
'Uiteraard,' zei Perkamentus hoffelijk. 'Dus dan zijn we het erover
eens dat Harry's gebruik van de Patronusbezwering, gezien de
omstandigheden, binnen de uitzonderlijke situaties valt die in het
artikel worden omschreven?'
'Als er inderdaad Dementors waren, wat ik betwijfel.'
'Je hebt het een ooggetuige horen verklaren,' viel Perkamentus hem
in de rede. 'Roep haar maar terug als je nog steeds twijfelt, en
ondervraag haar opnieuw. Daar zal ze vast geen bezwaar tegen
hebben.'
'Ik - dat - nou nee -' zei Droebel, zenuwachtig aan zijn papieren
plukkend. 'Het is - ik wil dat dit vandaag wordt afgehandeld,
Perkamentus!'
'Maar uiteraard kan het je niet schelen hoe vaak je een getuige
moet terugroepen, als het alternatief een ernstige gerechtelijke
dwaling zou zijn,' zei Perkamentus.
'Ernstige gerechtelijke dwaling, m'n hoela!' schreeuwde Droebel
opeens. 'Heb je wel eens geteld hoeveel idiote verhalen die jongen
heeft verzonnen om zijn flagrante misbruik van toverkracht buiten
schooltijd te verbergen? Je bent zeker vergeten dat hij drie jaar
geleden een Zweefspreuk gebruikte -'
'Dat was ik niet, dat was een huis-elf!' zei Harry.
'ZIE JE WEL?' bulderde Droebel, met een fel gebaar naar Harry. 'Een
huis-elf! In een Dreuzelhuis! Nou vraag ik je!'
'De huis-elf in kwestie werkt tegenwoordig op Zweinstein,' zei
Perkamentus. Ik kan hem in een oogwenk hier laten komen om te
getuigen, als je wilt.'
'Ik - nee - ik heb geen tijd om naar huis-elfen te luisteren! En
bovendien is dat niet het enige - allemachtig, hij heeft zijn tante
opgeblazen!' schreeuwde Droebel, die zo hard met zijn vuist op het
rechtersgestoelte sloeg dat zijn inktpot omviel.
'En jij was zo verstandig om daar geen rechtszaak van te maken,
waarschijnlijk omdat je besefte dat zelfs de beste tovenaars hun
emoties niet altijd onder controle hebben,' zei Perkamentus kalm,
terwijl Droebel verwoede pogingen deed om de inkt van zijn
aantekeningen te vegen.
'En dan heb ik het nog niet eens over wat hij allemaal op school
uitvoert!'
'Maar aangezien het Ministerie niet bevoegd is om leerlingen te
straffen voor wangedrag op school, doet Harry's gedrag op
Zweinstein hier niet ter zake,' zei Perkamentus even beleefd als
altijd, maar met een enigszins koele ondertoon.
'Aha!' zei Droebel. 'Dus het gaat ons niks aan wat hij op school
uitvoert, hè? Denk je dat echt?'
'Het Ministerie is niet bevoegd om leerlingen van school te sturen,
Cornelis, zoals ik je op de avond van 2 augustus al heb uitgelegd,'
zei Perkamentus. 'En het Ministerie heeft ook niet het recht om
toverstokken in beslag te nemen zolang de beschuldigingen niet zijn
bewezen; ook daar heb ik je op 2 augustus aan herinnerd. In je
bewonderenswaardige haast om te zorgen dat de wet wordt nageleefd,
schijn je - ongetwijfeld onopzettelijk - zelf een paar wetten
vergeten te zijn.'
'Wetten kunnen veranderd worden!' zei Droebel venijnig.
'Uiteraard,' zei Perkamentus, die opnieuw zijn hoofd boog. 'En je
schijnt al vele veranderingen te hebben doorgevoerd, Cornelis. Het
is nog maar een paar weken geleden sinds ik verzocht werd om terug
te treden uit de Wikenweegschaar, maar het schijnt nu al de
gewoonte te zijn om een eenvoudig staaltje toverkunst door
minderjarigen als een volledige strafzaak te behandelen.'
Een paar tovenaars schoven ongemakkelijk heen en weer. Het gelaat
van Droebel werd nog een tintje paarser. De padachtige heks rechts
van hem staarde Perkamentus echter volkomen uitdrukkingsloos
aan.
'Voor zover ik weet,' vervolgde Perkamentus, 'bestaat er nog geen
wet die bepaalt dat het de taak is van dit hof om Harry te
bestraffen voor ieder staaltje toverkunst dat hij ooit heeft
uitgehaald. Hij is beschuldigd van een specifiek feit en heeft zich
daartegen verdedigd. Hij en ik kunnen nu alleen nog maar uw vonnis
afwachten.' Perkamentus drukte zijn vingertoppen weer tegen elkaar
en zweeg.
Droebel staarde hem furieus aan. Harry keek even naar Perkamentus,
hopend op geruststelling; hij was er niet van overtuigd dat
Perkamentus er wel goed aan had gedaan om in feite tegen de Raad te
zeggen dat het tijd werd dat ze een besluit namen. Maar opnieuw
leek Perkamentus Harry's pogingen om zijn blik te vangen niet te
zien. Hij bleef naar de banken kijken waar de leden van de
Wikenweegschaar nu druk met elkaar fluisterden.
Harry staarde naar zijn voeten. Zijn hart, dat tot een
onnatuurlijke omvang gezwollen scheen te zijn, bonkte tegen zijn
ribben. Hij had gedacht dat de hoorzitting langer zou duren. Hij
wist helemaal niet zeker of hij wel een goede indruk had gemaakt.
Hij had eigenlijk bijna niets gezegd. Misschien had hij
uitgebreider moeten vertellen over de Dementors, over hoe hij
gevallen was en hoe hij en Dirk bijna gekust waren...
Twee keer keek hij naar Droebel en deed hij zijn mond open om iets
te zeggen, maar zijn gezwollen hart sloot nu blijkbaar ook zijn
stembanden af en beide keren haalde hij alleen maar diep adem en
staarde hij weer naar zijn schoenen.
Toen hield het gefluister op. Harry wilde eigenlijk naar de
rechters kijken, maar merkte dat het veel, veel gemakkelijker was
om zijn schoenveters te blijven bestuderen.
'Wie stemt voor vrijspraak?' zei de galmende stem van madame
Bonkel. Harry keek abrupt op. Er werden handen opgestoken, een
heleboel handen... meer dan de helft! Jachtig ademend probeerde hij
te tellen, maar voor hij klaar was zei madame Bonkel; 'En wie voor
veroordeling?' Droebel stak zijn hand op en een stuk of zes anderen
ook, waaronder de heks rechts van hem en de tovenaar met de grote
snor en de heks met het kroeshaar op de tweede rij.
Droebel keek naar de rechters met een gezicht alsof hij iets groots
en karteligs in zijn keel had en liet zijn eigen hand toen zakken.
Hij haalde twee keer diep adem en zei met een stem die trilde van
onderdrukte woede: 'Goed, goed... vrijgesproken!'
'Uitstekend,' zei Perkamentus kordaat. Hij sprong overeind, pakte
zijn toverstok en liet de twee gebloemde fauteuils verdwijnen.
'Nou, ik moet maar weer eens gaan. Nog een prettige dag allemaal.'
En zonder Harry ook maar één keer aan te kijken liep hij met grote
passen de kerker uit.