Hoofdstuk 7
HET MINISTERIE VAN TOVERKUNST
De volgende ochtend
om half zes schrok Harry zo abrupt wakker dat het leek alsof iemand
in zijn oor had geschreeuwd.
Een paar tellen bleef hij roerloos liggen, terwijl de gedachte aan
de hoorzitting tot in elk vezeltje van zijn brein doordrong, tot
hij het niet meer kon verdragen.
Hij sprong uit bed en zette zijn bril op.
Mevrouw Wemel had zijn pas gewassen T-shirt en spijkerbroek al
klaargelegd op het voeteneinde van zijn bed en Harry kleedde zich
haastig aan.
Het witte schilderij gniffelde zacht.
Ron lag languit op zijn rug met zijn mond wijd open, en sliep als
een blok. Hij verroerde zich niet terwijl Harry naar de deur liep,
de overloop op stapte en de deur zachtjes achter zich dichttrok.
Harry probeerde niet te denken aan de volgende keer dat hij Ron zou
zien en ze misschien niet meer samen op Zweinstein zouden zitten.
Hij liep stilletjes de trap af, langs de hoofden van Knijsters
voorouders, en ging naar de keuken.
Hij had gedacht dat er verder niemand op zou zijn, maar toen hij
bij de keukendeur was, hoorde hij het gemompel van stemmen. Hij
deed de deur open en zag meneer en mevrouw Wemel, Sirius, Lupos en
Tops aan tafel zitten, alsof ze op hem wachtten, Iedereen was
aangekleed, behalve mevrouw Wemel, die een gewatteerde paarse
ochtendjas droeg. Zodra Harry binnenkwam, sprong ze overeind.
'Ontbijt,' zei ze, terwijl ze haar toverstok pakte en vlug naar de
haard liep.
'M-m-morgen, Harry,' geeuwde Tops. Deze keer was haar haar blond en
krullerig. 'Lekker geslapen?'
'Ja hoor,' zei Harry.
'Ik b-b-ben de hele nacht op geweest,' zei ze met een tweede
gigantische geeuw. 'Kom naast me zitten...' Ze schoof een stoel
achteruit en gooide daarbij de stoel ernaast om.
'Wat wil je eten, Harry?' riep mevrouw Wemel. 'Havermout? Muffins?
Eieren met spek? Toast?'
'Alleen - alleen toast, graag,' zei Harry.
Lupos keek even naar Harry en zei toen tegen Tops: 'Wat zei je over
Schobbejak?' 'O... ja... nou, we moeten voorzichtig zijn. Hij stelt
Romeo en mij de laatste tijd rare vragen...'
Harry was vagelijk dankbaar dat hij niet bij het gesprek betrokken
werd. Er trokken allerlei vreemde krampen door zijn maag. Mevrouw
Wemel zette wat toast en een pot marmelade voor hem neer en hij
probeerde iets te eten, maar het was alsof hij op karton kauwde.
Mevrouw Wemel ging aan de andere kant naast hem zitten en begon
zijn T-shirt glad te strijken. Ze stopte het labeltje naar binnen
en trok zijn mouwen recht en Harry wilde dat ze dat niet zou
doen.
'... en ik moet tegen Perkamentus zeggen dat ik morgen geen
nachtdienst kan doen. Ik b-ben gewoon te moe,' besloot Tops met
alweer een enorme geeuw.
'Ik val wel voor je in,' zei meneer Wemel. 'Dat geeft niks, ik moet
toch een rapport afmaken...' Meneer Wemel droeg geen
tovenaarsgewaad maar een krijtstreepbroek en een oud pilotenjack.
Hij keek van Tops naar Harry. 'Hoe voel je je?'
Harry haalde zijn schouders op.
'Het is zo voorbij,' zei meneer Wemel opbeurend. 'Over een paar uur
is je naam gezuiverd,' Harry zei niets. 'De hoorzitting wordt op
mijn verdieping gehouden, in het kantoor van Emilia Bonkel, het
hoofd van de afdeling Magische Wetshandhaving. Zij zal je
ondervragen.'
'Emilia Bonkel is geen slechte, Harry,' zei Tops serieus. 'Ze is
eerlijk en zal je rustig je verhaal laten doen.' Harry knikte, maar
wist nog steeds niet wat hij moest zeggen.
'Word vooral niet kwaad,' zei Sirius abrupt. 'Wees beleefd en houd
je aan de feiten.' Harry knikte opnieuw.
'De wet staat achter je, Harry,' zei Lupos kalm. 'In
levensbedreigende situaties mogen zelfs minderjarige magiërs
toveren.' Er liep iets kouds langs Harry's nek en even dacht hij
dat iemand een Kameoflagespreuk had uitgesproken, maar toen besefte
hij dat mevrouw Wemel zijn haar te lijf ging met een natte kam. Ze
drukte hard op zijn kruin.
'Blijft het echt nooit plat liggen?' vroeg ze vertwijfeld. Harry
schudde zijn hoofd.
Meneer Wemel keek op zijn horloge en toen naar Harry. 'Laten we
gaan,' zei hij. 'Het is nog een beetje vroeg, maar je kunt beter
wat eerder op het Ministerie zijn dan hier rond te hangen.'
'Oké,' zei Harry werktuiglijk. Hij legde zijn toast neer en stond
op.
'Alles komt goed, Harry,' zei Tops, die op zijn arm klopte.
'Succes,' zei Lupos.
'Ik weet zeker dat het allemaal op zijn pootjes terechtkomt.'
'En zo niet, dan neem ik Emilia Bonkel wel voor mijn rekening...'
zei Sirius grimmig.
Harry glimlachte zwakjes.
Mevrouw Wemel omhelsde hem. 'We zullen voor je duimen,' zei ze.
'Bedankt,' zei Harry. 'Nou... tot later dan maar.' Hij volgde
meneer Wemel naar de voordeur en hoorde de moeder van Sirius
grommen in haar slaap achter haar gordijnen.
Meneer Wemel schoof de grendels weg en ze stapten het kille grijze
ochtendlicht in.
'Normaal gesproken loopt u toch niet naar uw werk?' vroeg Harry,
terwijl ze in stevig tempo om het plein marcheerden. 'Nee, meestal
Verschijnsel ik,' zei meneer Wemel. 'Maar dat kun jij uiteraard nog
niet en het lijkt me verstandig om op een zo onmagisch mogelijke
manier te arriveren... dat maakt een betere indruk, gezien de
aanklacht...' Terwijl ze liepen had meneer Wemel zijn hand onder
zijn jack en Harry wist dat hij zijn toverstok vasthield.
De vervallen straten waren bijna uitgestorven, maar toen ze bij een
haveloos klein metrostation arriveerden, puilde dat al uit van de
vroege forenzen. Zoals altijd wanneer hij Dreuzels in hun
dagelijkse omgeving zag, kostte het meneer Wemel moeite om zijn
enthousiasme te verbergen. 'Echt fantastisch,' fluisterde hij toen
hij de kaartjesautomaten zag. 'Ongelooflijk ingenieus.'
'Ze zijn defect,' zei Harry, die op een bordje wees.
'Ja, maar toch...' zei meneer Wemel, met een bewonderende glimlach
naar de automaten.
Ze kochten hun kaartjes bij een slaperige controleur (of liever
gezegd Harry, omdat meneer Wemel altijd moeite had met Dreuzelgeld)
en vijf minuten later stapten ze in de metro en ratelden ze
richting centrum. Meneer Wemel keek de hele tijd ongerust op het
plattegrondje boven het raam.
'Nog vier haltes te gaan, Harry... nu nog maar drie... nog twee
haltes, Harry...' Bij een station in hartje Londen stapten ze uit
en werden ze meegesleurd door een stroom van mannen in maatpakken
en vrouwen met aktetassen.
Ze namen de roltrap, passeerden de tourniquet (meneer Wemel was
dolenthousiast over de manier waarop die zijn kaartje inslikte) en
stonden toen in een brede straat met indrukwekkende gebouwen aan
weerskanten, waar het al zwart zag van de auto's.
'Waar zijn we?' zei meneer Wemel verbaasd en één ijzingwekkend
moment dacht Harry dat ze bij de verkeerde halte waren uitgestapt,
ondanks het feit dat meneer Wemel continu op de kaart had gekeken,
maar toen zei hij: 'O ja... deze kant uit, Harry,' en ging hij hem
voor naar een zijstraat. 'Sorry,' zei hij, 'maar ik ga nooit met de
metro en vanuit Dreuzelperspectief ziet alles er heel anders uit.
Eerlijk gezegd heb ik nog nooit de bezoekersingang gebruikt.' Hoe
verder ze liepen, hoe kleiner en bescheidener de gebouwen
werden.
Uiteindelijk arriveerden ze in een straat met diverse sjofele
kantoren, een kroeg en een container vol sloopafval. Harry had
gedacht dat het Ministerie van Toverkunst op een imposantere
locatie gevestigd zou zijn.
'We zijn er,' zei meneer Wemel opgewekt en hij wees op een oude
rode telefooncel met ingeslagen ruitjes, die voor een met graffiti
volgespoten muur stond.
'Na jou, Harry.' Hij deed de deur van de telefooncel open. Harry
stapte stomverbaasd naar binnen. Meneer Wemel wurmde zich ook in de
cel en deed de deur dicht. Er was nauwelijks ruimte voor twee;
Harry stond tegen de telefoon gedrukt, die scheef aan de wand hing,
alsof een vandaal had geprobeerd hem los te rukken. Meneer Wemel
reikte langs Harry heen en pakte de hoorn.
'Misschien is dit ding ook defect, meneer Wemel,' zei Harry.
'Nee, nee, het werkt vast uitstekend,' zei meneer Wemel, die de
hoorn boven zijn hoofd hield en naar de kiesschijf keek. 'Even
denken... zes...' hij draaide het nummer, 'twee... vier... en nog
een vier... en een drie...' Terwijl de kiesschijf soepel snorrend
terugdraaide, klonk plotseling een koele vrouwenstem door de cel:
niet uit de hoorn die meneer Wemel vasthield, maar luid en
duidelijk, alsof er een onzichtbare dame naast hen stond.
'Welkom bij het Ministerie van Toverkunst. Uw naam en de reden van
uw bezoek, graag.'
'Eh...' zei meneer Wemel, die duidelijk twijfelde of hij in de
hoorn moest praten of niet. Hij sloot een compromis door het
mondstuk bij zijn oor te houden.
'Arthur Wemel, Afdeling Misbruikpreventie van Dreuzelvoorwerpen. Ik
begeleid Harry Potter, die is opgeroepen voor een
hoorzitting...'
'Dank u,' zei de koele vrouwenstem. 'Bezoeker, neem uw badge en
bevestig hem op uw gewaad.' Er klonk een klik en een gerinkel en
Harry zag iets uit de gleuf vallen waardoor je gewoonlijk je
wisselgeld terugkreeg.
Hij pakte een vierkante zilveren badge met de woorden Harry Potter,
Hoorzitting en speldde hem op zijn T-shirt, terwijl de vrouwenstem
zei: 'Bezoeker van het Ministerie, u bent verplicht u te laten
fouilleren en uw toverstok te laten registreren bij de
bewakingsbalie aan het einde van het Atrium.' De vloer van de
telefooncel trilde.
Ze zonken langzaam weg in de grond. Harry keek een beetje angstig
hoe het trottoir omhoog rees langs de glazen wanden van de cel, tot
de duisternis zich boven hen sloot. Toen zag hij helemaal niets
meer; hij hoorde alleen het doffe geknars waarmee de telefooncel
wegzakte in de aarde. Na ongeveer een minuut, hoewel Harry het veel
langer vond aanvoelen, scheen er een gouden lichtstreep op zijn
voeten, die snel groter werd en langs zijn lichaam omhoog gleed tot
hij zijn gezicht bereikte. Harry moest met zijn ogen knipperen om
te voorkomen dat ze zouden gaan tranen.
'Het Ministerie van Toverkunst wenst u een prettige dag,' zei de
vrouwenstem. De deur van de telefooncel sprong open en meneer Wemel
stapte naar buiten, gevolgd door Harry, die met open mond om zich
heen keek. Ze stonden aan het einde van een lange, schitterende hal
met een gepolijste vloer van donker hout. Het pauwblauwe plafond
was ingelegd met fonkelende gouden symbolen die steeds veranderden
en van plaats verwisselden, als een reusachtig hemels
informatiebord. In de wanden aan weerszijden, met een glanzende
lambrisering van donker hout, bevonden zich vele vergulde haarden.
In de haarden links verscheen om de paar tellen een heks of
tovenaar, met een zacht geruis. Voor de haarden rechts wachtten
korte rijen mensen tot ze konden vertrekken. Halverwege de hal
klaterde een fontein. Een groep van meer dan levensgrote gouden
beelden stond midden in een rond bassin.
Het hoogste beeld was van een nobel uitziende tovenaar, die zijn
toverstaf recht omhooghield. Hij werd omgeven door een beeldschone
heks, een centaur, een kobold en een huis-elf. De laatste drie
keken vol aanbidding naar de heks en de tovenaar.
Flonkerende waterstralen spoten uit hun toverstokken, uit de
pijlpunt van de centaur, de top van de hoed van de kobold en uit de
oren van de huis-elf, zodat het kletteren en ruisen van vallend
water zich vermengde met het geplop en geknal van Verschijnselende
werknemers en het getik van voetstappen, terwijl honderden heksen
en tovenaars, die ervoor het merendeel nog nors en slaperig
uitzagen, naar een gouden poort aan het andere eind van de hal
liepen.
'Hierheen,' zei meneer Wemel. Ze sloten zich bij de menigte aan en
zigzagden tussen de ambtenaren van het Ministerie door. Sommigen
droegen wankele stapels perkament en anderen haveloze aktetassen;
weer anderen lazen al lopend de Ochtendprofeet. Toen ze de fontein
passeerden, zag Harry zilveren Sikkels en bronzen Knoeten
glinsteren op de bodem van het bassin. Op een klein, vuil bordje
naast de fontein stond:
ALLE GIFTEN UIT DE FONTEIN VAN DE MAGISCHE BROEDERSCHAP KOMEN TEN GOEDE AAN ST. HOLISTO'S HOSPITAAL VOOR MAGISCHE ZIEKTES EN ZWAKTES.
Als ik niet van
Zweinstein word gestuurd, gooi ik er tien Galjoenen in, dacht Harry
vertwijfeld.
'Hierheen, Harry,' zei meneer Wemel en ze verlieten de stroom
mensen die naar de gouden poort liep. Links, onder een bord met het
opschrift Bewaking, zat een slecht geschoren tovenaar in een
pauwblauw gewaad achter een balie. Hij keek op toen ze aan kwamen
lopen en legde zijn Ochtendprofeet neer.
'Ik begeleid een bezoeker,' zei meneer Wemel met een gebaar naar
Harry.
'Stapje naar voren, graag,' zei de tovenaar verveeld.
Harry liep naar hem toe. De tovenaar pakte een dunne gouden staaf,
zo lang en flexibel als een autoantenne, en streek daarmee van
voren en achteren over Harry's lichaam.
'Stok,' gromde de tovenaar, terwijl hij het gouden instrument
neerlegde en zijn hand uitstak. Harry pakte zijn toverstok. De man
legde hem op een vreemd, geelkoperen instrument dat aan een
weegschaal met één schaaltje deed denken. Het apparaat begon te
trillen en uit een gleuf in het voetstuk gleed een smalle strook
perkament. De tovenaar scheurde de strook af en las:
'Zevenentwintig komma acht centimeter, kern van feniksveer, vier
jaar in gebruik. Klopt dat?'
'Ja,' zei Harry zenuwachtig.
'Dit hou ik,' zei de tovenaar en hij prikte de strook op een
koperen pinnetje. 'Jij krijgt dit,' voegde hij eraan toe en hij gaf
Harry zijn toverstok terug.
'Bedankt.' 'Wacht eens even...' zei de tovenaar langzaam. Zijn blik
flitste van de zilveren bezoekersbadge op Harry's borst naar zijn
voorhoofd.
'Bedankt, Erik,' zei meneer Wemel gedecideerd. Hij pakte Harry bij
zijn schouder en loodste hem terug naar de stroom heksen en
tovenaars die de gouden poort passeerde. Te midden van een
dringende menigte liepen Harry en meneer Wemel naar een kleinere
hal, waar minstens twintig liften klaarstonden achter vouwhekken
van gesmeed goud. Harry en meneer Wemel sloten zich bij een van de
rijen aan. Naast hen stond een grote tovenaar met een baard. Hij
had een kartonnen doos bij zich, die raspende geluiden maakte.
'Alles goed, Arthur?' zei de tovenaar en hij knikte tegen meneer
Wemel.
'Wat heb je daar, Bob?' vroeg meneer Wemel meteen blik op de
doos.
'Weten we nog niet zeker,' zei de tovenaar ernstig.
'Eerst dachten we een minkukelkip, tot ze opeens vuur begon te
spuwen. Volgens mij heeft iemand aardig de hand gelicht met het
Experimentele Fokverbod.' Met een hoop gerammel en gekletter
verscheen er een lift; het gouden hek gleed open en Harry en meneer
Wemel stapten in, samen met de rest van de menigte, zodat Harry
tegen de achterwand werd gedrukt.
Verschillende heksen en tovenaars bekeken hem nieuwsgierig; hij
staarde naar zijn voeten om niemand aan te hoeven kijken en streek
zijn pony glad. Het hek ging met een klap dicht en de lift begon
langzaam te stijgen, met rammelende kettingen, terwijl de koele
vrouwenstem die Harry ook in de telefooncel had gehoord
aankondigde: 'Zevende verdieping, Afdeling Magische Sport en
Recreatie, waaronder Hoofdkwartier van de Britse en Ierse
Zwerkbalbond, Officiële Fluimstenenclub en Potsierlijke
Patentbureau.' Het hek van de lift ging open en Harry ving een
glimp op van een rommelige gang vol posters van Zwerkbalteams, die
schots en scheef aan de muren waren geplakt.
Een van de tovenaars in de lift, die een arm vol bezems bij zich
had, wurmde zich naar buiten en verdween door de gang. Het hek
gleed weer dicht, de lift ging schokkerig verder en de vrouwenstem
riep om: 'Zesde verdieping, Magisch Verkeersbureau, waaronder
Viavia Alarmcentrale, Haardrooster raad, Bureau voor de
Bezemveiligheid en Testcentrum Verschijnselen.' Opnieuw gleden de
hekken open en stapten vier of vijf heksen en tovenaars uit;
tegelijkertijd vlogen diverse papieren vliegtuigjes de lift in.
Harry keek hoe ze loom rondfladderden boven zijn hoofd; ze waren
heel licht lila en aan de rand van hun vleugels zag hij stempels
met Ministerie van Toverkunst.
'Gewoon memo's tussen de afdelingen,' mompelde meneer Wemel.
'Vroeger gebruikten we uilen, maar dat werd een ongelooflijke
smeerboel... alles zat onder de poep...' Terwijl ze rammelend
verder stegen, fladderden de memo's rond de lamp die wiegend aan
het plafond hing.
'Vijfde verdieping, Departement van Internationale Magische
Samenwerking, waaronder Internationale Magische Handelsorganisatie,
Internationaal Magisch Wetsbureau en Internationaal Overlegorgaan
van Heksenmeesters, Afdeling Groot-Brittannië.' Toen de hekken
opengingen, zoefden er twee memo's naar buiten en verlieten een
paar heksen en tovenaars de lift, maar diverse andere memo's vlogen
naar binnen, zodat het licht van de lamp flikkerde en flitste
terwijl ze eromheen dansten.
'Vierde verdieping, Departement van Toezicht op Magische Wezens,
waaronder de Afdelingen Dieren, Wezens en Geesten, Contactpunt
Kobolden en Adviesraad Ongediertebestrijding.'
'Pardon,' zei de tovenaar met de vuurspuwende kip en hij verliet de
lift, achtervolgd door een kleine zwerm memo's. De hekken gingen
weer met een klap dicht.
'Derde verdieping, Departement van Magische Rampen en Catastrofes,
waaronder Trauma team bij Toverongevallen, Centraal Orgaan
Revalideurs en Onderzoeksinstelling voor Dreuzelwaardige
Uitvluchten.' Iedereen verliet nu de lift behalve meneer Wemel,
Harry en een heks die zo'n uitzonderlijk lang perkament las dat het
uiteinde over de grond sleepte.
De overgebleven memo's bleven rond de lamp cirkelen terwijl de lift
opnieuw schokkerig steeg; toen gleden de hekken open en kondigde de
stem aan: 'Tweede verdieping, Departement van Magische
Wetshandhaving, waaronder Taakeenheid Ongepast Spreukgebruik,
Schouwershoofdkwartier en Administratieve Dienst
Wikenweegschaar.'
'Hier moeten wij zijn, Harry,' zei meneer Wemel en ze volgden de
heks naar een gang waar een hoop deuren op uitkwamen.
'Mijn werkkamer is aan de andere kant van de verdieping.'
'Meneer Wemel,' zei Harry, toen ze langs een raam kwamen waardoor
zonlicht naar binnen scheen, 'we zijn toch nog onder de grond?'
'Jazeker,' zei meneer Wemel. 'Het zijn betoverde ramen. Magisch
Onderhoud stelt iedere dag vast wat voor weer we krijgen. Toen ze
laatst om loonsverhoging vroegen, hebben we twee maanden storm
gehad... hier de hoek om, Harry.' Ze gingen een hoek om, passeerden
een massief eiken dubbele deur en betraden een rommelige open
ruimte die in kleine hokjes was verdeeld en die gonsde van het
gelach en gepraat. Memo's scheerden als miniraketten door de
lucht.
Een scheef bord op het dichtstbijzijnde hokje vermeldde:
Schouwershoofdkwartier. Harry keek stiekem door de deuropeningen
die ze passeerden. De Schouwers hadden de wanden van hun hokjes
versierd met van alles en nog wat, van foto's van hun gezin of van
gezochte tovenaars tot posters van hun favoriete Zwerkbalteams en
artikelen uit de Ochtendprofeet. Een man met een vuurrood gewaad en
een nog langere paardenstaart dan Bill zat met zijn voeten op zijn
bureau en dicteerde een rapport aan zijn ganzenveer.
Iets verderop praatte een heks met een ooglapje over de
scheidingswand van haar hokje met Romeo Wolkenveldt.
'Morgen, Wemel,' zei Romeo nonchalant toen ze aan kwamen lopen. 'Ik
wilde je net spreken. Heb je heel even?'
'Ja, als het echt heel even is,' zei meneer Wemel. 'Ik heb haast.'
Ze praatten alsof ze elkaar nauwelijks kenden en toen Harry zijn
mond opendeed om hallo te zeggen, ging meneer Wemel vlug op zijn
voet staan. Ze volgden Romeo naar het allerlaatste hokje in de rij.
Er wachtte Harry een lichte schok; hij werd van alle kanten
aangestaard door het gezicht van Sirius. De wanden waren behangen
met krantenknipsels en oude foto's - zelfs de foto waarop Sirius
getuige was tijdens het huwelijk van Harry's ouders. Op de enige
Sirius-vrije plek hing een wereldkaart, waarop kleine rode speldjes
gloeiden als robijnen.
'Hier,' zei Romeo bruusk en hij duwde meneer Wemel een dikke stapel
perkament in zijn handen. 'Ik heb zo veel mogelijk informatie nodig
over alle vliegende Dreuzelvoertuigen die het afgelopen jaar zijn
gesignaleerd. We hebben uit betrouwbare bron vernomen dat Zwarts
misschien nog steeds gebruikmaakt van zijn oude motorfiets.' Romeo
knipoogde heel overdreven naar Harry en voegde er fluisterend aan
toe: 'Geef hem dit tijdschrift, misschien vindt hij het
interessant.' Vervolgens zei hij op normale toon:
'En schiet een beetje op, Wemel. Door al je getreuzel met dat
rapport over huurwapens is ons onderzoek al met een maand
vertraagd.'
'Als je mijn rapport had gelezen, zou je weten dat de juiste term
vuurwapens is,' zei meneer Wemel koel. 'En je zult moeten wachten
op die informatie over motorfietsen; we hebben het momenteel
bijzonder druk.' Op fluistertoon vervolgde hij: 'Als je voor
zevenen weg kunt: Molly maakt vanavond gehaktballen.' Hij wenkte
Harry en ze verlieten Romeo's hokje, passeerden nog een dubbele
eiken deur, liepen een gang uit, sloegen linksaf, liepen door nog
een gang en sloegen rechtsaf naar een schemerige en uitgesproken
haveloze derde gang, die uiteindelijk doodliep.
Helemaal aan het einde stond links een deur op een kier, zodat ze
een glimp opvingen van een bezemkast. De deur daartegenover was
voorzien van een dof koperen plaatje met het opschrift: Misbruik
van Dreuzelvoorwerpen. Het sjofele kantoortje van meneer Wemel leek
nog net iets kleiner dan de bezemkast. Er waren twee bureaus in
gepropt, zodat je er nauwelijks een voet kon verzetten, ook al
vanwege de overvolle dossierkasten langs de wanden, waar bovendien
nog eens torenhoge, wankele stapels mappen op lagen.
De weinige wandruimte die over was, getuigde van meneer Wemels
obsessies: verscheidene posters van auto's, waaronder eentje met
een gedemonteerde motor; twee illustraties van brievenbussen die
hij uit prentenboeken van Dreuzelkinderen scheen te hebben geknipt
en een diagram waarop je kon zien hoe je een stekker moest
repareren.
Op meneer Wemels uitpuilende in-bakje hikte een oude broodrooster
mistroostig en draaiden twee lege leren handschoenen met hun
duimen. Naast het in-bakje stond een foto van het gezin Wemel, maar
Harry zag dat Percy blijkbaar boos was weggelopen.
'We hebben geen raam,' zei meneer Wemel verontschuldigend, terwijl
hij zijn jack uittrok en over zijn stoel hing. 'We hebben er wel om
gevraagd, maar ze schijnen het niet nodig te vinden. Ga zitten,
Harry. Ik geloof dat Peeters er nog niet is.' Harry wurmde zich in
de stoel achter het bureau van Peeters terwijl meneer Wemel de
stapel perkament doorkeek die hij van Romeo had gekregen.
'Aha,' zei hij grijnzend en hij haalde een exemplaar van een
tijdschrift genaamd De Kibbelaar tussen het perkament uit. 'Ja...'
Hij bladerde het door. 'Ja, daar moet Sirius vast om lachen - o
jee, wat nu weer?' Er zoefde een memo naar binnen, dat fladderend
neerstreek op de hikkende broodrooster. Meneer Wemel vouwde het
open en las het hardop voor.
"Derde brakende openbare toilet gerapporteerd in Oost-Londen,
gaarne zo spoedig mogelijk actie." Dit begint belachelijk te
worden...'
'Een brakend toilet?'
'Zogenaamd leuke anti-Dreuzelgrappen,' zei meneer Wemel fronsend.
'Vorige week hadden we er twee, een in Wimbledon en eentje ten
zuiden van de Theems. Als Dreuzels doortrekken verdwijnt de boel
niet, maar - nou ja, je begrijpt het wel. De arme stakkers halen er
steeds van die lui bij - loodschieters heten ze geloof ik - je weet
wel, die leidingen en zo repareren...'
'Loodgieters?'
'Ja, precies, maar die staan natuurlijk voor een raadsel. Ik hoop
dat we de schuldigen te pakken krijgen.'
'Wordt daar een Schouwer op afgestuurd?'
'Welnee, dit is veel te onbelangrijk voor een Schouwer. Nee, dat
mogen de gewone Magische Wetshandhavers opknappen -ah, Harry, dit
is Peeters.' Een gebogen, timide uitziende oude tovenaar met
pluizig wit haar kwam binnen.
'O Arthur' zei hij vertwijfeld, zonder Harry aan te kijken.
'Godzijdank. Ik wist niet wat ik moest doen, of ik hier op je moest
wachten of niet. Ik heb een uil naar je huis gestuurd, maar die ben
je natuurlijk misgelopen - tien minuten geleden kwam er een
dringend bericht -'
'Ja, ik heb al gehoord van dat brakende toilet,' zei meneer
Wemel.
'Nee, nee, dat is het niet. Het gaat om de hoorzitting van die
jongen van Potter- ze hebben tijd en plaats veranderd - het begint
nu om acht uur, helemaal beneden in Rechtszaal Tien.'
'In Rechtszaal - maar ze zeiden - Merlijns baard!' Meneer Wemel
keek op zijn horloge, slaakte een kreet en sprong overeind. 'Vlug,
Harry! We hadden er vijf minuten geleden al moeten zijn!'
Peeters drukte zich tegen de dossierkasten terwijl meneer Wemel
naar buiten rende, gevolgd door Harry.
'Waarom hebben ze de aanvangstijd gewijzigd?' vroeg Harry buiten
adem toen ze langs de hokjes van de Schouwers holden; mensen staken
hun hoofd om de hoek en keken hen nieuwsgierig na. Harry had het
gevoel alsof hij zijn hele binnenste had achtergelaten op het
bureau van Peeters.
'Geen idee, maar gelukkig waren we aan de vroege kant! Het zou
catastrofaal zijn geweest als je de hoorzitting gemist had!' Meneer
Wemel kwam slippend tot stilstand bij de liften en drukte
ongeduldig op de knop met 'Omlaag'.
'Vooruit, vooruit!' De lift kwam aanrammelen en ze stapten haastig
in. Steeds als hij stopte vloekte meneer Wemel en beukte hij op de
knop met het cijfer 9.
'Ze hebben die rechtszalen in geen jaren gebruikt,' zei meneer
Wemel nijdig. 'Ik snap niet waarom ze de zitting daar houden -
tenzij maar nee -' Op dat moment stapte er een mollige heks in die
een rokende beker in haar handen had en meneer Wemel ging er niet
verder op in.
'Het Atrium,' zei de koele vrouwenstem en het gouden hek gleed
open, zodat Harry in de verte een glimp opving van de beeldengroep
in de fontein. De mollige heks stapte uit en een tovenaar met een
tanige huid en een heel droevig gelaat stapte in.
'Morgen, Arthur.'zei hij met een grafstem terwijl de lift weer
begon te dalen.
'We zien je niet vaak beneden.'
'Iets dringends, Pais,'zei meneer Wemel, die zenuwachtig op en neer
wipte en ongerust naar Harry keek.
'O ja,' zei Pais, die zonder een spier te vertrekken naar Harry
staarde. 'Natuurlijk.' Pais interesseerde Harry op dat moment maar
heel weinig, maar diens strakke blik zorgde in elk geval niet dat
hij zich beter op zijn gemak voelde.
'Departement van Mystificatie,' zei de koele vrouwenstem zonder
verder uit te weiden.
'Vlug, Harry,' zei meneer Wemel toen het hek rammelend openging. Ze
holden een gang door die heel anders was dan de gangen boven. De
muren waren kaal en er waren geen ramen of deuren, afgezien van één
zwarte deur aan het eind van de gang. Harry dacht dat ze die
moesten hebben, maar meneer Wemel greep hem bij zijn arm en sleepte
hem naar links, waar een opening naar een trap leidde.
'Helemaal beneden, helemaal beneden,' hijgde meneer Wemel die met
twee treden tegelijk de trap af holde. 'De lift komt hier niet
eens... ik snap echt niet waarom ze...' Ze renden opnieuw een gang
door, die een grote gelijkenis vertoonde met de gang die op
Zweinstein naar de kerker van Sneep leidde, met ruwe stenen muren
en fakkels in wandhouders. De deuren die ze passeerden waren van
massief hout, met ijzeren grendels en sleutelgaten.
'Rechtszaal... Tien... ik geloof... dat we er bijna... ja.' Meneer
Wemel bleef wankelend staan bij een vuile, donkere deur met een
immens ijzeren slot, leunde slap tegen de muur en drukte zijn hand
tegen zijn zij.
'Vooruit,' hijgde hij. 'Naar binnen.'
'Gaat u - gaat u niet mee -'
'Nee, nee, dat mag ik niet. Veel succes!' Harry's hart roffelde en
bonkte in zijn keel. Hij slikte moeizaam, draaide de zware ijzeren
klink om en stapte de rechtszaal binnen.