Hoofdstuk 21
HET OOG VAN DE SLANG
Op zondagochtend
ploegde Hermelien door ruim een halve meter sneeuw opnieuw naar
Hagrids huisje. Harry en Ron wilden eigenlijk mee, maar hun berg
huiswerk had zo'n alarmerende omvang bereikt dat ze met tegenzin
achterbleven in de leerlingenkamer, waar ze de vrolijke kreten van
buiten probeerden te negeren. De andere leerlingen waren aan het
sleeën, schaatsten op het bevroren meer of beheksten sneeuwballen,
zodat ze naar de toren van Griffoendor zoefden en hard op het raam
bonsden.
'Hé!' brulde Ron, die na een tijdje zijn geduld verloor en zijn
hoofd uit het raam stak. 'Ik ben klassenoudste en als er nog één
sneeuwbal op dit raam - AU!'
Hij trok zijn hoofd snel terug. Zijn gezicht zat onder de
sneeuw.
'Fred en George,' zei hij kwaad en hij sloeg het raam met een klap
dicht. 'Stelletje kwallen...'
Vlak voor het middageten kwam Hermelien terug. Ze rilde en haar
gewaad was nat tot aan haar knieën.
'En?' zei Ron, die opkeek toen ze binnenkwam. 'Heb je al zijn
lessen voor hem uitgestippeld?'
'Nou, ik heb het geprobeerd,' zei ze mat. Ze plofte naast Harry in
een stoel, pakte haar toverstok en maakte een ingewikkelde beweging
waardoor er hete lucht uit de punt van haar stok stroomde; ze
richtte hem op haar gewaad, dat dampend begon te drogen. 'Hij was
er eerst niet eens.
Pas toen ik al minstens een halfuur had staan kloppen kwam hij
aanstampen uit het Verboden Bos -'
Harry kreunde. In het Verboden Bos wemelde het van de dieren die in
recordtijd tot Hagrids ontslag zouden leiden. 'Wat heeft hij voor
beesten in het bos? Zei hij dat?'
'Nee,' antwoordde Hermelien terneergeslagen. 'Dat moet volgens hem
een verrassing blijven. Ik heb geprobeerd om het uit te leggen van
Omber, maar het dringt gewoon niet tot hem door. Hij zei steeds
maar dat niemand die bij zijn volle verstand is, liever een Knarl
zou bestuderen dan een Chimaera - o, ik geloof niet dat hij echt
een Chimaera heeft,' zei ze toen ze de ontzette gezichten van Harry
en Ron zag, 'maar dat is niet omdat hij het niet geprobeerd heeft.
Hij zei tenminste dat het vreselijk moeilijk was om aan eieren te
komen. Ik heb hem wel honderd keer verteld dat hij veel beter het
lesprogramma van professor Varicosus kon volgen, maar volgens mij
hoorde hij de helft niet. Hij is in een rare stemming, weet je. Hij
wil nog steeds niet zeggen waardoor hij zo is toegetakeld.'
Hagrids verschijning aan de Oppertafel tijdens het ontbijt werd
niet door alle leerlingen even enthousiast ontvangen. Sommigen,
zoals Fred, George en Leo, brulden opgetogen en stormden door het
gangpad tussen de tafels van Griffoendor en Huffelpuf naar de
Oppertafel om Hagrids reusachtige hand te schudden; anderen, zoals
Parvati en Belinda, keken elkaar somber aan en schudden hun hoofd.
Harry wist dat veel leerlingen de voorkeur gaven aan professor
Varicosus en het ergste was dat een klein, onbevooroordeeld hoekje
van zijn geest wist dat ze daar een goede reden voor hadden: naar
het idee van professor Varicosus was een interessante les er niet
een waarbij je het gevaar liep dat je hoofd van je romp gescheurd
werd.
Vol bange voorgevoelens gingen Harry, Ron en Hermelien dinsdag op
weg naar het huisje van Hagrid, dik ingepakt tegen de kou. Harry
vroeg zich niet alleen angstig af wat Hagrid voor hen in petto had,
maar ook hoe de andere leerlingen - en dan vooral Malfidus en zijn
maatjes - zich zouden gedragen als Omber erbij was. De
Hoog-Inquisiteur was echter nergens te bekennen toen ze door de
sneeuw naar Hagrid ploeterden, die hen aan de rand van het Bos
opwachtte. Hij bood geen geruststellende aanblik; de beurse plekken
die zaterdagavond nog blauw waren geweest, waren nu groen en geel
en sommige wonden schenen nog steeds te bloeden. Dat begreep Harry
niet: was Hagrid aangevallen door een wezen met een giftige beet
die verhinderde dat de wonden genazen? Het werd er allemaal nog
onheilspellender op doordat Hagrid een halve koe over zijn schouder
droeg.
'We gaan vandaag 't Bos in!' riep Hagrid opgewekt tegen de
naderende leerlingen en hij gebaarde met zijn hoofd naar de donkere
bomen.
'Daar bennen we beter beschut. En ze houden trouwens van 't
donker.'
'Wat houdt van het donker?' zei Malfidus scherp tegen Korzel en
Kwast, met een vleugje paniek in zijn stem. 'Wat houdt van het
donker? Hoorden jullie dat?'
Harry herinnerde zich dat Malfidus één keer eerder in het Verboden
Bos was geweest en zich toen niet bepaald dapper gedragen had. Hij
glimlachte besmuikt: na de Zwerkbalwedstrijd tegen Zwadderich was
hij een groot voorstander van alles wat Malfidus niet leuk
vond.
'Klaar?' zei Hagrid monter en hij keek naar de leerlingen. 'Oké.
Nou, ik heb ons uitstappie naar 't Bos speciaal bewaard voor jullie
vijfde jaar. 't Leek me leuk om deze wezens in hun natuurlijke
omgeving te bestuderen. De beesten die we vandaag zullen zien,
bennen behoorlijk zeldzaam. Volgens mijn ben ik de enige in 't hele
land die ze tam heb gekregen.'
'Weet je zeker dat ze tam zijn?' vroeg Malfidus. De paniek in zijn
stem was nu duidelijk hoorbaar. 'Het zou niet de eerste keer zijn
dat je ons levensgevaarlijke dieren liet zien.'
De Zwadderaars mompelden instemmend en zelfs een paar Griffoendors
vonden blijkbaar dat hij gelijk had.
'Tuurlijk bennen ze tam,' zei Hagrid met een nijdige frons. Hij
hees de dode koe hogerop zijn schouder.
'Wat is er dan met je gezicht gebeurd?' vroeg Malfidus.
'Bemoei je met je eigen zaken!' zei Hagrid boos. 'Nog meer stomme
vragen? Oké, kom mee!'
Hij draaide zich om en liep met grote passen het Bos in. Zo te zien
had niemand echt veel zin om met hem mee te gaan. Harry keek even
naar Ron en Hermelien, die zuchtten maar knikten, en ze volgden
Hagrid. De rest van de klas sjokte schoorvoetend achter hen
aan.
Na zo'n tien minuten lopen bereikten ze een plek waar de bomen zo
dicht op elkaar stonden dat het er schemerduister was en er vrijwel
geen vlokje sneeuw op de grond lag. Met een grom gooide Hagrid zijn
halve koe neer, deed een stap achteruit en keek naar de leerlingen,
van wie de meesten angstig van boom naar boom slopen en zenuwachtig
om zich heen keken, alsof ze verwachtten dat ze elk moment
aangevallen konden worden.
'Kom d'rbij, kom d'rbij,' zei Hagrid bemoedigend. 'Nou, ze worden
aangetrokken door de geur van vlees, maar ik denk dat ik toch effe
roep, zodat ze weten dat ik 't ben.'
Hij draaide zich om, schudde zijn woeste haardos uit zijn gezicht
en slaakte een merkwaardige, snerpende kreet die tussen de donkere
bomen doorgalmde als de roep van een monsterlijke vogel. Niemand
lachte: de meeste leerlingen waren zo bang dat ze geen enkel geluid
over hun lippen kregen.
Hagrid stootte opnieuw zijn schrille kreet uit. Er ging een minuut
voorbij. De leerlingen keken nerveus naar de bomen om een eerste
glimp op te vangen van de onbekende wezens. Toen Hagrid voor de
derde keer het haar uit zijn ogen schudde en zijn enorme borst
uitzette, stootte Harry Ron aan. Hij wees naar de donkere ruimte
tussen twee knoestige taxusbomen.
Een paar uitdrukkingsloze, witte, glanzende ogen doemden op uit het
duister, gevolgd door de draakachtige kop en hals en het
broodmagere lijf van een enorm, zwart, gevleugeld paard. Het dier
staarde enkele ogenblikken naar de leerlingen, zwiepte met zijn
lange zwarte staart, boog zijn kop en begon met zijn scherpe tanden
vlees van de dode koe te scheuren.
Harry voelde een golf van opluchting. Eindelijk was daar het bewijs
dat die wezens niet denkbeeldig waren, dat hij ze echt gezien had:
Hagrid wist ook dat ze bestonden. Hij keek vol verwachting naar
Ron, maar die staarde nog steeds verbaasd naar de bomen en
fluisterde: 'Waarom roept Hagrid niet nog een keer?'
De meeste leerlingen leken net zo verward en nerveus als Ron. Ze
keken alle kanten uit, maar niet naar het paard dat nog geen meter
van hen af stond. Slechts twee anderen konden het dier blijkbaar
ook zien: een magere jongen van Zwadderich, die achter Kwast stond
en vol afkeer keek hoe het paard at, en Marcel die met zijn ogen
het zwiepen van de lange zwarte staart volgde.
'O, daar heb je d'r nog een!' zei Hagrid trots. Een tweede paard
kwam tussen de bomen te voorschijn, vouwde zijn leerachtige zwarte
vleugels strak tegen zijn lichaam, boog zijn kop en begon het vlees
op te schrokken. 'Oké... wil iedereen die ze ken zien z'n hand
opsteken?'
Harry, die dolblij was dat hij eindelijk het raadsel van de
mysterieuze paarden zou begrijpen, stak zijn hand op en Hagrid
knikte.
'Ja... ja... ik wist wel dat jij ze zou kennen zien, Harry,' zei
hij ernstig.
'En jij ook, Marcel? En -'
'Sorry hoor,' zei Malfidus smalend, 'maar wat worden we geacht te
zien?'
Als antwoord wees Hagrid op de dode koe. De hele klas staarde even
naar het karkas; toen snakten verscheidene leerlingen naar adem en
slaakte Parvati een kreetje. Harry begreep waarom, want het moest
een heel vreemd gezicht zijn: stukken vlees die zomaar van de
botten werden gescheurd en in het niets verdwenen.
'Wat doet dat?' vroeg Parvati doodsbenauwd en ze zocht dekking
achter de dichtstbijzijnde boom. 'Wie eet die koe op?'
'Een Terzieler,' zei Hagrid trots en Hermelien, die naast Harry
stond, stootte een zacht 'oh' van begrip uit. 'Zweinstein heb een
hele kudde hierzo in 't Bos. Wie ken me zeggen -'
'Maar Terzielers brengen ongeluk!' zei Parvati geschrokken. 'Als je
ze ziet, overkomen je de vreselijkste dingen! Volgens professor
Zwamdrift -'
'Nee, nee, nee,' grinnikte Hagrid, 'da's gewoon bijgeloof. Ze
brengen helegaar geen ongeluk, ze bennen juist hartstikke slim en
nuttig! Tuurlijk hoeven deze jongens niet echt hard te werken; ze
trekken eigenlijk alleen de koetsen van school, tenzij Perkamentus
een lange reis mot maken en niet wil Verschijnselen - kijk, daar
heb je d'r nog een paar -'
Nog twee paarden kwamen stil tussen de bomen te voorschijn. Eentje
liep vlak langs Parvati, die zich huiverend tegen haar boom
drukte.
'Ik voelde iets!' zei ze. 'Het is heel dichtbij!'
'Maak je niet druk, ze doen niks,' zei Hagrid geduldig. 'Nou, wie
ken me zeggen waarom sommige mensen ze kennen zien en andere
niet?'
Hermelien stak haar hand op.
'Laat maar 'ns horen,' zei Hagrid met een brede grijns. 'Je kunt
alleen Terzielers zien,' zei ze, 'als je ook de dood hebt
gezien.'
'Klopt als een bus,' zei Hagrid plechtig. 'Tien punten voor
Griffoendor. Kijk, de Terzieler oftewel Thestralis -'
'Hum, hum.'
Professor Omber was gearriveerd. Ze stond nog geen meter van Harry
af, met haar groene pet en mantel en haar klembord in de aanslag.
Hagrid, die het nephoestje van Omber nog nooit had gehoord, keek
ongerust naar de dichtstbijzijnde Terzieler en dacht blijkbaar dat
die het geluid had gemaakt.
'Hum, hum.'
'O, hallo!' zei Hagrid glimlachend, toen hij zag waar het geluid
vandaan kwam.
'Hebt u het briefje ontvangen dat ik vanochtend naar uw huis heb
gestuurd?' zei Omber. Ze sprak even luid en traag tegen Hagrid als
de eerste keer, alsof ze het tegen een uitzonderlijk domme
buitenlander had.
'Om te laten weten dat ik u vandaag zou komen inspecteren?'
'Jazekers,' zei Hagrid opgewekt. 'Blij dat u 't gevonden heb! Nou,
zoals u ken zien - of misschien ook niet - ziet u ze? - behandelen
we vandaag Terzielers -'
'Pardon?' zei professor Omber. Ze hield fronsend haar hand achter
haar oor. 'Wat zei u?'
Hagrid leek een beetje van zijn stuk gebracht.
'Eh - Terzielers?' zei hij luid. 'Grote - eh - gevleugelde paarden,
snappie?'
Hij flapte hoopvol met zijn reusachtige armen. Professor Omber keek
hem met opgetrokken wenkbrauwen aan, maakte een aantekening op haar
klembord en mompelde: 'Moet... toevlucht...
nemen...tot...primitieve... gebarentaal.'
'Nou... goed...' zei Hagrid, die zich een beetje nerveus weer tot
de leerlingen wendde. 'Eh... wat zei ik ook weer?'
'Heeft... blijkbaar... gebrekkig... korte... termijn... geheugen,'
mompelde Omber zo luid dat iedereen haar kon verstaan. Draco
Malfidus kon zijn lol niet op, maar Hermelien werd rood van
ingehouden woede.
'O ja,' zei Hagrid. Hij wierp een onbehaaglijke blik op Ombers
klembord, maar zwoegde dapper verder. ‘Ja, ik wou vertellen hoe we
aan deze kudde komen. Nou, we begonnen met één hengst en vijf
merries. Deze,' hij streelde het eerste paard dat verschenen was,
'is m'n favoriet. Hij heet Theeroos en is als eerste in 't Bos
geboren...'
'Bent u zich ervan bewust,' viel Omber hem in de rede, 'dat het
Ministerie van Toverkunst Terzielers als "gevaarlijk" heeft
geclassificeerd?'
Harry kreeg een hol gevoel in zijn maag, maar Hagrid grinnikte
alleen.
'Terzielers bennen niet gevaarlijk! Ja, goed, als je ze pest,
kennen ze wel 'ns flink bijten -'
'Geniet... van... het... idee... van... geweld,' mompelde Omber,
die weer op haar klembord krabbelde.
'Nee - ho 'ns effe!' zei Hagrid, die een beetje ongerust begon te
worden. 'Ik bedoel, een hond bijt ook als je hem sart - maar
Terzielers hebben gewoon een slechte reputatie door dat doodsgedoe
- mensen dachten vroeger dat 't een slecht voorteken was als je d'r
eentje zag. Maar da's omdat ze d'r gewoon geen bal van
begrepen.'
Omber gaf geen antwoord; ze maakte een laatste aantekening, keek
Hagrid aan en zei luid en duidelijk: 'Gaat u alstublieft verder met
uw les.
Ondertussen ga ik,' ze wees op zichzelf (Malfidus en Patty Park
schudden geluidloos van het lachen), 'de leerlingen,' ze wees op
een aantal studenten, 'een paar vragen stellen.' Ze wees op haar
mond en deed alsof ze praatte.
Hagrid staarde haar aan. Hij begreep duidelijk niet waarom ze deed
alsof hij haar nauwelijks kon verstaan. Hermelien had tranen van
woede in haar ogen.
'Smerige, gemene toverkol!' fluisterde ze terwijl Omber naar Patty
Park toe liep. 'Ik weet wat je probeert te doen, afschuwelijk,
verknipt, achterbaks -'
'Eh... nou, waar bennen we gebleven?' zei Hagrid. Het kostte hem
duidelijk moeite de draad van de les weer op te pakken. 'O ja -
Terzielers. Ja. Nou, d'r zijn een heleboel goeie dingen...'
'Kunt u professor Hagrid verstaan?' zei Omber luid tegen Patty
Park.
Patty had ook tranen in haar ogen, net als Hermelien, maar in haar
geval waren het tranen van de pret; haar antwoord was moeilijk te
volgen omdat ze de slappe lach had.
'Nee... omdat... nou ja... omdat het... vaak meer... een soort
gegrom is...' Omber krabbelde iets op haar klembord. De weinige
ongehavende delen van Hagrids gezicht werden rood, maar hij deed
alsof hij Patty niet gehoord had. 'Eh... ja... goeie dingen over
Terzielers. Zodra ze getemd zijn, zoals deze hier, zul je nooit
meer verdwalen. Ze hebben een verbluffend richtinggevoel. Je ken
gewoon zeggen waar je heen wil -'
'Als ze je tenminste kunnen verstaan,' zei Malfidus en Patty kreeg
opnieuw de slappe lach. Professor Omber glimlachte toegeeflijk en
liep naar Marcel. 'U kunt de Terzielers zien, nietwaar, meneer
Lubbermans?' Marcel knikte. 'Wie hebt u zien sterven?' vroeg Omber
onverschillig.
'M'n... m'n opa,' zei Marcel.
'En wat vindt u van ze?' Omber gebaarde met haar stompe vingers
naar de paarden, die inmiddels een groot deel van het koeienkarkas
hadden kaalgevreten.
'Eh...' zei Marcel zenuwachtig, met een blik op Hagrid. 'Nou...
eh... best leuk...'
'Leerlingen... durven... niet... toe... te... geven... dat... ze...
bang... zijn,' mompelde Omber en ze schreef weer iets op haar
klembord. 'Nee!' zei Marcel ontdaan. 'Nee, ik ben helemaal niet
bang voor ze!'
'Geeft niks,' zei Omber, die Marcel op zijn schouder klopte met wat
blijkbaar als een begripvolle glimlach was bedoeld, maar wat Harry
meer op een valse grijns vond lijken. Ze wendde zich weer tot
Hagrid en zei heel luid en duidelijk: 'Nou, Hagrid, ik denk dat ik
genoeg heb gezien. U ontvangt' (ze deed alsof ze hem iets
overhandigde) 'het resultaat van uw inspectie' (ze wees op haar
klembord) 'over tien dagen.' Ze stak tien stompe vingers op en
vertrok met een brede en padachtige glimlach onder haar groene pet.
Malfidus en Patty Park gierden van het lachen, Hermelien trilde
letterlijk van woede en Marcel was verward en ontdaan.
'Die smerige, leugenachtige, geniepige ouwe griezel!' tierde
Hermelien een halfuur later, toen ze door de sporen die ze eerder
in de sneeuw hadden gemaakt terugliepen naar het kasteel. 'Zien
jullie wat ze probeert te doen? Het komt allemaal door haar haat
voor halfmensen - ze schildert Hagrid af als een soort achterlijke
trol, alleen omdat zijn moeder een reuzin was - en dat is niet
eerlijk, het was helemaal geen slechte les - ik bedoel, als het nou
Schroeistaartige Skreeften waren geweest, maar Terzielers zijn oké
- voor Hagrid zelfs meer dan dat!'
'Omber zei dat ze gevaarlijk waren,' zei Ron.
'Het is zoals Hagrid zei: je moet ze niet pesten,' zei Hermelien
ongeduldig, 'en waarschijnlijk zou iemand als Varicosus ze ons pas
in ons Rustjaar hebben laten zien, maar ze zijn heel interessant,
vinden jullie ook niet? Dat sommige mensen ze wel kunnen zien en
anderen niet. Ik wou dat ik ze kon zien.'
'Meen je dat?' zei Harry kalm.
Hermelien keek hem vol ontzetting aan.
'O, Harry-sorry - nee, natuurlijk niet-wat vreselijk stom van me.'
'Geeft niks,' zei hij vlug. 'Trek het je niet aan.' 'Het verbaast
me dat zoveel mensen ze wél konden zien,' zei Ron.
'Drie in één klas -'
'Ja, Wemel, dat vroegen we ons ook af,' zei een boosaardige
stem.
Door het dikke pak sneeuw hadden ze niet gehoord dat Malfidus,
Korzel en Kwast vlak achter hen liepen. 'Denk je dat je de Slurk
wél zou kunnen zien als je iemand de pijp had zien uitgaan?'
Ze bulderden van het lachen terwijl ze verder liepen naar het
kasteel en het refrein aanhieven van 'Wemel is onze vrind'. Rons
oren werden vuurrood.
'Negeer ze,' zei Hermelien. 'Negeer ze gewoon.' Ze pakte haar
toverstok, sprak de bezwering uit waardoor hij hete lucht spuwde en
smolt een pad door de maagdelijke sneeuw naar de kassen van
Kruidenkunde.
December kwam en bracht meer sneeuw en een ware lawine aan huiswerk
voor de vijfdejaars. De verplichtingen van Ron en Hermelien als
klassenoudsten werden ook steeds zwaarder naarmate Kerstmis
naderde. Ze moesten toezicht houden op de versiering van het
kasteel ('Probeer jij maar eens een slinger op te hangen als Foppe
je met het uiteinde wil wurgen,' zei Ron), op de eerste- en
tweedejaars die tijdens de pauzes binnenbleven omdat het zo
bitterkoud was ('Ze hebben totaal geen manieren, die kleine
ettertjes,' zei Ron. 'Wij waren echt niet zo brutaal in ons eerste
jaar’, en moesten om de beurt door de gangen patrouilleren met
Argus Vilder, die bang was dat de kerstsfeer aanleiding zou geven
tot een golf van tovenaarsduels ('Vilder heeft mest in z'n kop!'
zei Ron woedend). Ze hadden het zó druk dat Hermelien zelfs geen
tijd meer had om elfenmutsen te breien en zich ongerust maakte
omdat ze er nog maar drie had.
'Al die arme elfen die ik nog niet heb vrijgemaakt en die met kerst
hier moeten blijven omdat er niet genoeg mutsen zijn!'
Harry, die het niet over zijn hart had kunnen verkrijgen om haar te
vertellen dat Dobby al haar kleren meenam, boog zich dieper over
zijn werkstuk voor Geschiedenis van de Toverkunst. Hij had trouwens
toch weinig zin om aan kerst te denken. Voor het eerst sinds hij op
Zweinstein zat, wenste hij vurig dat hij met de vakantie niet op
school zou zijn. Mede door het verbod om Zwerkbal te spelen en zijn
zorgen om Hagrid, had hij op het moment echt een hekel aan school.
Het enige waar hij nog naar uitkeek waren de bijeenkomsten van de
SVP, en die stonden tijdens de kerstvakantie stil omdat vrijwel
alle leden naar huis gingen. Hermelien zou gaan skiën met haar
ouders, iets wat Ron hoogst amusant vond, omdat hij nog nooit had
gehoord dat Dreuzels smalle latten onder hun voeten bonden en dan
van een bergaf sjeesden. Ron ging ook naar huis, naar Het Nest.
Harry werd verscheidene dagen geplaagd door afgunst, tot hij aan
Ron vroeg hoe hij naar huis wilde gaan en Ron zei: 'Maar jij gaat
mee! Had ik dat niet gezegd? Ma stuurde weken geleden al een brief
waarin ze schreef dat ik je moest uitnodigen!'
Hermelien sloeg haar ogen ten hemel, maar Harry voelde zich
opgetogen; hij verheugde zich enorm op een Kerstmis in Het Nest, al
werd zijn euforie enigszins getemperd door schuldgevoel, omdat hij
dan niet bij Sirius zou kunnen zijn. Hij vroeg zich af of hij
mevrouw Wemel kon overhalen om Sirius ook uit te nodigen, al
betwijfelde hij of Perkamentus hem toestemming zou geven om het
Grimboudplein te verlaten. Bovendien vroeg hij zich af of mevrouw
Wemel hem er wel bij wilde hebben; ze hadden tenslotte zo vaak
onenigheid gehad. Harry had Sirius niet meer gezien sinds hij voor
het laatst in het vuur was verschenen, en hoewel hij wist dat het
onverstandig zou zijn om zelf contact te zoeken nu Omber hen
constant in de gaten hield, moest hij er ook niet aan denken dat
Sirius moederziel alleen in zijn oude huis zou zitten en misschien
een trieste kerstmaaltijd zou delen met Knijster.
Harry arriveerde vroeg in de Kamer van Hoge Nood voor de laatste
bijeenkomst van de SVP en dat was maar goed ook, want toen de
fakkels ontbrandden, zag hij dat Dobby op het idee was gekomen om
de kamer in kerstsfeer te brengen. Hij wist dat de huis-elf dat
gedaan moest hebben, want niemand anders zou honderd gouden ballen
aan het plafond hebben gehangen met Harry's portret en het
opschrift: 'VROLIJK KERSTFEEST, HARRY POTTER, MENEER!'
Harry had net de laatste bal verwijderd toen de deur knarsend
openging en Loena Leeflang binnenkwam. Zoals gewoonlijk staarde ze
dromerig voor zich uit.
'Hallo,' zei ze vaag en ze keek naar de resten van de
kerstversiering. 'Mooi. Heb je dat zelf opgehangen?' 'Nee,' zei
Harry. 'Dat was Dobby de huis-elf.'
'Maretak,' zei Loena dromerig en ze wees op een grote bos witte
bessen die bijna recht boven Harry's hoofd hing. Hij sprong vlug
opzij. 'Heel verstandig,' zei Loena volkomen serieus. 'Maretak zit
vaak vol Nurgels.'
Harry hoefde gelukkig niet te vragen wat Nurgels waren omdat
Angelique, Katja en Alicia binnenkwamen. Ze waren alledrie buiten
adem en verkleumd.
'Nou,' zei Angelique dof, terwijl ze haar mantel uittrok en in een
hoek smeet, 'we hebben eindelijk vervangers voor jullie.'
'Vervangers?' vroeg Harry verbluft. 'Voor jou en Fred en George,'
zei Angelique ongeduldig. 'We hebben een nieuwe Zoeker!'
'Wie dan?' vroeg Harry. 'Ginny Wemel,' zei Katja. Harry keek haar
met open mond aan.
'Ja, ik weet het,' zei Angelique, die haar toverstok pakte en haar
arm strekte, 'maar eerlijk gezegd is ze best goed. Natuurlijk niet
zo goed als jij,' voegde ze eraan toe en ze keek Harry vuil aan,
'maar omdat we op jou niet meer hoeven te rekenen...'
Harry dwong zichzelf om zijn mond te houden: dacht ze nou echt dat
hij het niet honderd keer erger vond dan zij dat hij niet meer
mocht spelen?
'En als Drijvers?' vroeg hij. Hij probeerde zijn stem kalm te laten
klinken.
'André Kolk,' zei Alicia niet bepaald enthousiast. 'En Jacques
Sippe. Ze zijn geen van beiden briljant, maar vergeleken met de
rest van de krukken die kwamen opdagen...'
De binnenkomst van Ron, Hermelien en Marcel maakte een einde aan
het deprimerende gesprek en binnen vijf minuten was de kamer zo vol
dat Harry de brandende en verwijtende blikken van Angelique niet
meer hoefde te zien.
'Oké,' zei hij en hij maande iedereen tot stilte. 'Het lijkt me
verstandig om vanavond nog eens de dingen te herhalen die we tot
dusver geoefend hebben. Dit is tenslotte de laatste bijeenkomst
voor de vakantie en het heeft geen zin om aan iets nieuws te
beginnen als er daarna een gat van drie weken valt -' 'Gaan we
niets nieuws doen?' zei Zacharias Smid op een verongelijkte
fluistertoon, maar wel zo hard dat iedereen hem kon verstaan. 'Als
ik dat had geweten, was ik niet gekomen.'
'Dan is het jammer dat Harry het niet eerder tegen je heeft
gezegd,' zei Fred.
Diverse mensen grinnikten. Harry zag Cho lachen en voelde de
vertrouwde schok in zijn maag, alsof hij een tree had overgeslagen
terwijl hij de trap af liep.
'- jullie kunnen met z'n tweeën oefenen,' zei Harry. 'Laten we
eerst tien minuten de Stremspreuk doen, dan pakken we daarna de
kussens en proberen we nog een keer te Verlammen.'
De leerlingen vormden gehoorzaam paren; zoals gewoonlijk was Marcel
de partner van Harry. Al gauw schalde om de haverklap
'Impedimenta!' door de kamer. Mensen verstijfden een minuut of wat
en hun partners keken dan om zich heen om te zien hoe de rest het
ervan afbracht, tot de Stremspreuk was uitgewerkt en de anderen het
mochten proberen.
Marcel was enorm vooruitgegaan. Nadat Harry drie keer achter elkaar
verstijfd was, vroeg hij aan Marcel om een tijdje met Ron en
Hermelien te oefenen, zodat hij rond kon lopen en naar de anderen
kon kijken. Toen hij langs Cho kwam, glimlachte ze breed. Harry
verzette zich tegen de aandrang om nog een paar keer langs te
lopen.
Nadat ze tien minuten aan de Stremspreuk hadden besteed, legden ze
kussens neer om op Verlammen te oefenen. Er was niet voldoende
ruimte om het allemaal tegelijk te kunnen doen; de ene helft van de
groep keek toe hoe de andere het deed en ruilde daarna van plaats.
Harry voelde zich enorm trots. Weliswaar Verlamde Marcel Padma
Patil in plaats van Daan, op wie hij gemikt had, maar zijn
Lamstraal ging lang niet zo ver naast als gewoonlijk en ook de
anderen waren met sprongen vooruitgegaan.
Aan het eind van het uur blies Harry op zijn fluitje. 'Jullie zijn
echt goed aan het worden,' zei hij voldaan. 'Na de vakantie kunnen
we misschien met de moeilijker spreuken beginnen - wie weet zelfs
met de Patronus.'
Er werd opgewonden gemompeld. De leerlingen verlieten de kamer in
de gebruikelijke groepjes van drie en vier; de meesten wensten
Harry een vrolijk kerstfeest terwijl ze naar buiten glipten. Harry
raapte, samen met Ron en Hermelien, opgewekt de kussens bij elkaar
en stapelde ze netjes op. Ron en Hermelien gingen eerder weg; Harry
bleef even treuzelen omdat Cho er nog was en hij hoopte dat zij hem
ook een vrolijke kerst zou wensen.
'Nee, ga maar vast,' hoorde hij haar tegen haar vriendin Marina
zeggen en zijn hart sprong zo hoog op dat het achter in zijn keel
leek te zitten.
Hij deed alsof hij de kussens goed legde. Hij wist zeker dat ze nu
alleen waren en hij wachtte tot ze iets zou zeggen, maar in plaats
daarvan hoorde hij een hartverscheurend gesnik.
Hij draaide zich om. Cho stond in het midden van de kamer; de
tranen stroomden over haar wangen. 'Wat -?'
Hij wist niet wat hij moest doen. Ze stond daar maar te huilen.
'Wat is er?' vroeg hij zwakjes.
Ze schudde haar hoofd en veegde haar ogen af met haar mouw.
'S-sorry,' zei ze gesmoord. 'Ik denk... het komt... nu we deze
dingen oefenen... vraag ik me af of... of hij nog zou leven... als
hij dit ook geleerd had.'
Harry's hart zonk als een baksteen naar beneden en kwam ergens in
de buurt van zijn navel tot stilstand. Hij had het kunnen weten. Ze
wilde over Carlo praten.
'Hij had dit ook geleerd,' zei Harry bedrukt. 'Hij was er zelfs
heel goed in, anders had hij nooit het centrum van de doolhof
kunnen bereiken. Maar als Voldemort je echt dood wil hebben, maak
je geen schijn van kans.'
Ze maakte een hikgeluidje toen hij de naam van Voldemort zei, maar
gaf verder geen krimp.
'Jij hebt het wel overleefd, als baby,' zei ze zacht.
'Tja,' zei Harry vermoeid en hij liep naar de deur. 'Ik weet niet
waarom. Dat weet niemand, dus is het niet iets om trots op te
zijn.'
'O, ga niet weg!' zei Cho, die zo te horen weer elk moment in
snikken kon uitbarsten. 'Het spijt me dat ik zo van streek
raakte... dat was niet m'n bedoeling...'
Ze hikte weer. Zelfs als haar ogen rood en gezwollen waren, was ze
nog steeds heel knap. Harry voelde zich door en door ellendig. Hij
zou zo blij zijn geweest met gewoon 'Gelukkig kerstfeest'.
'Ik weet dat het vreselijk voor je moet zijn,' zei ze en ze droogde
haar ogen weer met haar mouw. 'Dat ik over Carlo begin terwijl jij
hem hebt zien sterven... je wilt het zeker het liefst
vergeten?'
Harry zei niets; het was waar, maar het zou harteloos zijn om het
zo onomwonden te zeggen. 'Je bent een heel goede leraar,' zei Cho
met een waterig glimlachje. 'Ik heb nog nooit iemand kunnen
Verlammen.'
'Bedankt,' zei Harry opgelaten.
Ze keken elkaar aan. Harry wilde dolgraag de gang op vluchten, maar
besefte tegelijkertijd dat hij geen voet kon verzetten.
'Maretak,' zei Cho en ze wees naar het plafond boven zijn
hoofd.
'Ja,' zei Harry. Zijn mond was kurkdroog. 'Waarschijnlijk zit het
vol Nurgels.'
'Wat zijn Nurgels?'
'Geen idee,' zei Harry. Ze kwam nog dichter naar hem toe en het was
alsof zijn hersens Verlamd waren. 'Dat moet je aan Lijpe Loena
vragen, bedoel ik.'
Cho maakte een vreemd geluid, dat het midden hield tussen een snik
en een lach. Ze stond nu vlak voor hem. Hij kon de sproetjes op
haar neus tellen.
'Ik vind je echt heel aardig, Harry.'
Hij kon niet meer nadenken. Een tintelend gevoel trok door hem heen
en verdoofde zijn armen, zijn benen, zijn brein... Ze was veel te
dichtbij. Hij zag iedere traan die aan haar wimpers kleefde...
Toen Harry een halfuur later de leerlingenkamer binnenkwam, zaten
Hermelien en Ron op de beste plaatsjes bij het vuur; verder was
vrijwel iedereen naar bed. Hermelien schreef een lange brief; ze
had al een halve rol perkament vol en het uiteinde hing over de
rand van de tafel. Ron lag op het haardkleedje en probeerde zijn
huiswerk voor Gedaanteverwisselingen af te maken.
'Waar bleef je?' vroeg hij toen Harry in de stoel naast die van
Hermelien ging zitten. Harry gaf geen antwoord. Hij verkeerde in
een shocktoestand. Aan de ene kant wilde hij Ron en Hermelien
vertellen wat er gebeurd was; aan de andere kant wilde hij het
geheim het liefst meenemen in het graf.
'Is alles goed met je, Harry?' vroeg Hermelien, die hem aankeek
over het topje van haar veer.
Harry haalde weifelend zijn schouders op. Hij wist eerlijk gezegd
niet of alles goed met hem was. 'Wat is er?' zei Ron. Hij kwam op
één elleboog overeind, zodat hij Harry beter kon zien. 'Wat is er
gebeurd?'
Harry wist niet hoe hij het moest vertellen en ook niet of hij het
wel wilde vertellen. Net toen hij besloot om te zwijgen, nam
Hermelien het heft in handen.
'Gaat het om Cho?' vroeg ze nuchter en zakelijk. 'Kwam ze na de
bijeenkomst naar je toe?'
Harry knikte, versuft en verbaasd. Ron grinnikte, maar stopte daar
vlug mee toen hij Hermelien zag kijken.
'Wat - eh - wat wilde ze van je?' vroeg Ron zo nonchalant
mogelijk.
'Ze - begon Harry nogal schor; hij schraapte zijn keel en probeerde
het opnieuw. 'Ze - eh -'
'Hebben jullie gezoend?' vroeg Hermelien.
Ron ging zo snel overeind zitten dat zijn inktpot over het
haardkleedje rolde, maar dat ontging hem. Hij keek Harry gretig
aan.
'En?' vroeg hij.
Harry keek eerst naar Ron, wiens uitdrukking een mengeling van
nieuwsgierigheid en hilariteit was, en toen naar Hermelien, die
haar voorhoofd lichtjes fronste. Hij knikte.
'HA!'
Ron maakte een triomfantelijk gebaar met zijn vuist en brulde zo
hard van het lachen dat een paar schuchtere eerstejaars bij het
raam zich een ongeluk schrokken. Harry grijnsde schoorvoetend toen
hij Ron schuddebuikend over het haardkleedje zag rollen. Hermelien
keek vol afkeer naar Ron en richtte haar aandacht weer op haar
brief. 'En?' zei Ron uiteindelijk tegen Harry. 'Hoe was het?' Harry
dacht even na. 'Nat,' zei hij waarheidsgetrouw.
Ron maakte een geluid, maar het was moeilijk te zeggen of dat van
de pret was of van walging.
'Omdat ze huilde,' voegde Harry er somber aan toe. 'O,' zei Ron en
zijn grijns stierf weg. 'Ben je zo slecht in zoenen?'
'Geen idee,' zei Harry, die daar nog niet aan gedacht had en zich
meteen zorgen begon te maken. 'Misschien wel.'
'Natuurlijk niet,' zei Hermelien verstrooid en nog steeds druk
schrijvend.
'Hoe weet jij dat?' vroeg Ron scherp.
'Omdat Cho tegenwoordig bijna altijd loopt te huilen,' zei
Hermelien vaag. 'Onder het eten, op de wc, overal.'
'Nou, je zou denken dat ze dan van een keertje lekker zoenen wel
zou opvrolijken,' zei Ron grijnzend.
'Ron,' zei Hermelien waardig, terwijl ze haar veer in haar inktpot
doopte, 'ik moet je helaas meedelen dat je de meest ongevoelige
proleet bent die ik ooit heb ontmoet.'
'Wat bedoel je daar nou weer mee?' zei Ron verontwaardigd. 'Wie
begint er nou te huilen als ze gezoend wordt?'
'Ja,' zei Harry lichtelijk vertwijfeld. 'Wie doet dat nou?'
Hermelien keek hen bijna medelijdend aan.
'Snappen jullie dan niet hoe Cho zich op dit moment voelt?' vroeg
ze.
'Nee,' zeiden Harry en Ron in koor.
Hermelien zuchtte en legde haar veer neer. 'Nou, ze is natuurlijk
heel verdrietig omdat Carlo dood is. En ik denk dat ze zich verward
voelt omdat ze eerst Carlo aardig vond en nu Harry en ze niet weet
wie ze het aardigst vindt. En ze voelt zich schuldig, want ze ziet
het als een aantasting van Carlo's nagedachtenis dat ze Harry wil
zoenen en ze maakt zich zorgen om wat anderen zullen zeggen als ze
met Harry gaat. En waarschijnlijk weet ze toch al niet goed wat
haar gevoelens voor Harry precies zijn, omdat hij bij Carlo was
toen hij om het leven kwam en dat is allemaal erg verwarrend en
pijnlijk. O ja, en ze is bang dat ze uit het Zwerkbalteam van
Ravenklauw wordt gezet omdat ze de laatste tijd zo belabberd
vliegt.'
Er volgde een enigszins verbijsterde stilte en toen zei Ron: 'Dat
kan één mens nooit allemaal tegelijk voelen. Dan zou je uit elkaar
klappen.'
'Omdat jij nou toevallig de emotionele reikwijdte van een
theelepeltje hebt, hoeft dat niet voor iedereen te gelden,' zei
Hermelien stekelig en ze pakte haar veer.
'Zij begon,' zei Harry. 'Ik had zelf niet - ze kwam opeens op me af
- en voor ik het wist stond ze tegen me aan te huilen - ik wist
niet wat ik moest doen -'
'Dat kan ik me voorstellen!' zei Ron, die zo te zien al schrok bij
de gedachte alleen.
'Je hoefde alleen maar aardig tegen haar te zijn,' zei Hermelien,
die Harry bezorgd aankeek. 'Dat heb je toch gedaan, hè?'
'Nou,' zei Harry, die een onaangename gloed over zijn wangen omhoog
voelde kruipen, 'ik heb haar - een beetje op haar rug geklopt.'
Het kostte Hermelien blijkbaar de grootst mogelijke moeite om haar
gezicht in bedwang te houden.
'Nou ja, het had erger gekund, neem ik aan,' zei ze. 'Denk je dat
jullie elkaar nog zullen zien?'
'Dat kan moeilijk anders,' zei Harry. 'We zitten tenslotte allebei
in de SVP.'
'Je weet best wat ik bedoel,' zei Hermelien ongeduldig.
Harry zei niets. Hermeliens woorden openden een heel scala van
angstaanjagende mogelijkheden. Hij probeerde zich voor te stellen
dat hij ergens naartoe ging met Cho - Zweinsveld, bijvoorbeeld - en
dan urenlang met haar alleen was. Ze had natuurlijk verwacht dat
hij haar mee uit zou vragen na wat er gebeurd was... bij die
gedachte voelde hij een pijnlijke knoop in zijn maag.
Hermelien concentreerde zich weer op haar brief. 'Nou ja,' zei ze
afwezig, 'je krijgt nog gelegenheid genoeg om haar te vragen.'
'En als hij haar nou niet wil vragen?' zei Ron, die ongewoon
scherpzinnig naar Harry had gekeken.
'Doe niet zo gek,' zei Hermelien vaag. 'Harry vind haar al tijden
aardig. Ja toch, Harry?'
Harry gaf geen antwoord. Ja, hij vond Cho al tijden aardig, maar
steeds als hij zich had voorgesteld hoe het zou zijn als ze samen
waren, had hij een Cho voor zich gezien die het naar haar zin had;
niet iemand die zich snikkend aan hem vast zou klampen.
'Voor wie is die roman trouwens?' vroeg Ron aan Hermelien. Hij
probeerde het perkament te lezen, dat inmiddels tot op de grond
hing, maar Hermelien trok het gauw weg.
'Viktor.'
'Kruml?'
'Kennen we nog meer Viktors?'
Ron zei niets, maar keek nors. Ze bleven twintig minuten zwijgend
zitten. Ron maakte zijn werkstuk voor Gedaanteverwisselingen af,
met veel ongeduldig gesnuif en doorgestreepte zinnen; Hermelien
schreef haar hele perkament vol, rolde het zorgvuldig op en
verzegelde het, en Harry staarde naar de haard en wenste vurig dat
het hoofd van Sirius zou verschijnen, zodat hij hem raad kon vragen
over meisjes. Maar het vuur doofde langzaam uit, tot de laatste
smeulende restjes tot as vergingen. Harry keek op en zag dat zij
opnieuw de laatsten waren.
'Nou, trusten,' zei Hermelien geeuwend. Ze liep de trap op naar de
meisjesslaapzaal.
'Wat ziet ze toch in die Kruml?' vroeg Ron toen hij en Harry naar
hun eigen slaapzaal gingen.
Tja,' zei Harry nadenkend. 'Hij is ouder, hè... en een
internationale Zwerkbalspeler...'
'Ja, maar afgezien daarvan,' zei Ron gepikeerd. 'Ik bedoel, het is
een chagrijnig stuk vreten, of niet?'
'Een beetje chagrijnig, ja,' zei Harry, met zijn gedachten nog
steeds bij Cho.
Ze trokken zwijgend hun gewaad uit en deden hun pyjama aan; Daan,
Simon en Marcel sliepen al. Harry legde zijn bril op het
nachtkastje en stapte in bed, maar hij deed de gordijnen niet
dicht; in plaats daarvan staarde hij naar het stuk sterrenhemel dat
zichtbaar was door het raam naast Marcels bed. Als hij de vorige
avond om deze tijd geweten had dat hij vierentwintig uur later Cho
Chang gezoend zou hebben...
'Trusten,' gromde Ron rechts van hem. 'Trusten,' zei Harry.
Misschien zou ze de volgende keer... als er tenminste een volgende
keer was... een beetje vrolijker zijn. Hij had haar eigenlijk mee
uit moeten vragen; dat had ze vast verwacht en misschien was ze nu
wel kwaad op hem... of lag ze nog steeds te huilen om Carlo? Hij
wist niet wat hij moest denken. De uitleg van Hermelien had het
allemaal ingewikkelder gemaakt in plaats van eenvoudiger.
Dat zouden ze ons hier eigenlijk moeten leren, dacht hij terwijl
hij op zijn zij ging liggen. Hoe meisjes in elkaar zitten... daar
heb je veel meer aan dan aan Waarzeggerij...
Marcel snoof in zijn slaap. Buiten kraste een uil.
Harry droomde dat hij weer in de SVP-kamer was. Cho beschuldigde
hem ervan dat hij haar onder valse voorwendselen naar binnen had
gelokt; ze zei dat hij haar honderdvijftig Chocokikkerplaatjes had
beloofd als ze zou komen. Harry protesteerde... Cho schreeuwde:
'Carlo gaf me altijd massa's Chocokikkerplaatjes, kijk maar.' Ze
haalde handenvol plaatjes uit haar gewaad en gooide die in de
lucht. Plotseling veranderde ze in Hermelien, die zei: 'Je hebt het
inderdaad beloofd, Harry... misschien kun je haar beter iets anders
geven... wat dacht je van je Vuurflits?' Harry protesteerde dat hij
Cho zijn Vuurflits niet kon geven omdat Omber die had en dat het
trouwens allemaal belachelijk was; hij was alleen naar de SVP-kamer
gekomen om kerstballen in de vorm van Dobby's hoofd op te
hangen...
De droom veranderde.
Zijn lichaam voelde glad, soepel en krachtig aan. Hij gleed tussen
glanzende metalen spijlen door, over donkere, koude steen... hij
lag plat op de grond en bewoog zich voort op zijn buik... het was
donker, maar toch glinsterden er dingen om hem heen, in vreemde,
heldere kleuren... hij keek om een hoek... op het eerste gezicht
leek de gang leeg... maar nee... verderop zat een man op de grond
met zijn kin op zijn borst... zijn silhouet glansde in het
donker...
Harry stak zijn tong uit... hij proefde de geur van de man... hij
leefde, maar was slaperig... hij zat voor een deur aan het eind van
de gang... Harry wilde de man bijten... maar hij moest die aandrang
onderdrukken... hij had belangrijker werk te doen... Maar de man
bewoog zich... een zilverachtige mantel gleed van zijn benen toen
hij overeind sprong. Harry zag zijn wazige, kleurige gedaante boven
hem uittorenen, zag dat hij een toverstok trok... hij had geen
keuze... hij richtte zich hoog op en sloeg toe: een, twee, drie
keer. Zijn lange tanden boorden zich diep in het vlees van de man.
Hij voelde diens ribben verbrijzelen en het warme bloed stromen...
De man gilde het uit van pijn... toen werd hij stil... hij viel
slap achterover tegen de muur... bloed spatte op de grond...
Zijn voorhoofd deed verschrikkelijk pijn... het was alsof het ieder
moment kon openbarsten...
'Harry! HARRY!'
Hij deed zijn ogen open. Elke vierkante centimeter van zijn lichaam
was nat van het ijskoude zweet; zijn beddengoed was als een
dwangbuis om hem heen gewikkeld en het was alsof er een gloeiend
hete pook tegen zijn voorhoofd werd gedrukt.
'Harry!'
Ron stond naast zijn bed en keek hem doodsbang aan. Bij het
voeteneinde zag Harry nog meer gedaantes. Hij drukte zijn handen
tegen zijn hoofd; hij zag scheel van de pijn... hij rolde naar de
rand van de matras en braakte op de vloer.
'Hij is echt ziek,' zei een bange stem. 'Moeten we iemand
roepen?'
'Harry! Harry!'
Hij moest het tegen Ron zeggen, dat was van levensbelang... Harry
hapte verwoed naar lucht, kwam half overeind en dwong zichzelf om
niet nogmaals over te geven, ondanks de pijn die hem bijna
verblindde.
'Je vader,' hijgde hij met zwoegende borst. 'Je vader... is
aangevallen...'
'Wat?' zei Ron verbluft.
'Je vader! Hij is gebeten, het is ernstig, er lag overal
bloed...'
'Ik ga hulp halen,' zei dezelfde angstige stem en Harry hoorde
iemand de trap af hollen.
'Harry, jongen,' zei Ron onzeker, 'je... je droomde...'
'Nee!' zei Harry woest; Ron móést het begrijpen. 'Het was geen
droom... geen gewone droom... ik was erbij, ik zag het... ik dééd
het...'
Hij hoorde Daan en Simon mompelen, maar dat kon hem niet schelen.
De pijn in zijn voorhoofd trok een beetje weg, maar hij zweette nog
steeds en rilde koortsachtig. Hij kokhalsde opnieuw en Ron sprong
opzij.
'Harry, je voelt je niet goed,' zei hij trillerig. 'Marcel is hulp
gaan halen.'
'Ik mankeer niks!' Harry hoestte, veegde zijn mond af met de mouw
van zijn pyjama en trilde onbedwingbaar. 'Met mij is alles goed,
het gaat om je vader - we moeten erachter zien te komen waar hij is
- hij bloedde als een rund - ik was - het was een reusachtige
slang.'
Hij probeerde op te staan, maar Ron duwde hem terug in bed; hij
hoorde Daan en Simon nog steeds zachtjes praten. Harry wist niet of
er één minuut voorbijging of tien; hij lag rillend en bevend in bed
en voelde de pijn in zijn litteken langzaam minder worden... toen
hoorde hij vlugge voetstappen op de trap en de stem van Marcel.
'Hier, professor.'
Professor Anderling kwam haastig de slaapzaal binnen, in haar
Schots geruite ochtendjas en met haar vierkante bril scheef op haar
knokige neus.
'Wat scheelt eraan, Potter? Waar doet het pijn?'
Hij was nog nooit zo blij geweest om haar te zien; hij had iemand
van de Orde van de Feniks nodig en niet iemand die hem zou
bemoederen en nutteloze toverdrankjes zou voorschrijven.
'Het gaat om Rons vader,' zei hij en hij ging weer overeind zitten.
'Hij is aangevallen door een slang en is ernstig gewond. Ik zag het
gebeuren.'
'Hoe bedoel je, je zag het gebeuren?' zei professor Anderling, die
haar donkere wenkbrauwen fronste.
'Ik weet niet... ik sliep en toen was ik er opeens...'
'Bedoel je dat je droomde?'
'Nee!' zei Harry boos; zou niemand het dan begrijpen? 'ik droomde
eerst wel, over iets heel anders, iets stoms... en toen kwam dit er
opeens tussen. Het was echt. Ik heb het me niet verbeeld. Meneer
Wemel zat te slapen op de grond en werd aangevallen door een
reusachtige slang. Hij baadde in het bloed en hij raakte
bewusteloos! Iemand moet erachter zien te komen waar hij is...'
Professor Anderling staarde hem aan door haar scheve bril, alsof ze
diep geschokt was door wat ze zag.
'Ik lieg niet en ik ben niet gek!' zei Harry en zijn stem werd een
schreeuw. 'Ik zag het gebeuren, ik zweer het!'
'Ik geloof je, Potter,' zei professor Anderling kortaf. 'Doe je
ochtendjas aan - we gaan naar het schoolhoofd.'