Hoofdstuk 21

HET OOG VAN DE SLANG

Op zondagochtend ploegde Hermelien door ruim een halve meter sneeuw opnieuw naar Hagrids huisje. Harry en Ron wilden eigenlijk mee, maar hun berg huiswerk had zo'n alarmerende omvang bereikt dat ze met tegenzin achterbleven in de leerlingenkamer, waar ze de vrolijke kreten van buiten probeerden te negeren. De andere leerlingen waren aan het sleeën, schaatsten op het bevroren meer of beheksten sneeuwballen, zodat ze naar de toren van Griffoendor zoefden en hard op het raam bonsden.
'Hé!' brulde Ron, die na een tijdje zijn geduld verloor en zijn hoofd uit het raam stak. 'Ik ben klassenoudste en als er nog één sneeuwbal op dit raam - AU!'
Hij trok zijn hoofd snel terug. Zijn gezicht zat onder de sneeuw.
'Fred en George,' zei hij kwaad en hij sloeg het raam met een klap dicht. 'Stelletje kwallen...'
Vlak voor het middageten kwam Hermelien terug. Ze rilde en haar gewaad was nat tot aan haar knieën.
'En?' zei Ron, die opkeek toen ze binnenkwam. 'Heb je al zijn lessen voor hem uitgestippeld?'
'Nou, ik heb het geprobeerd,' zei ze mat. Ze plofte naast Harry in een stoel, pakte haar toverstok en maakte een ingewikkelde beweging waardoor er hete lucht uit de punt van haar stok stroomde; ze richtte hem op haar gewaad, dat dampend begon te drogen. 'Hij was er eerst niet eens.
Pas toen ik al minstens een halfuur had staan kloppen kwam hij aanstampen uit het Verboden Bos -'
Harry kreunde. In het Verboden Bos wemelde het van de dieren die in recordtijd tot Hagrids ontslag zouden leiden. 'Wat heeft hij voor beesten in het bos? Zei hij dat?'
'Nee,' antwoordde Hermelien terneergeslagen. 'Dat moet volgens hem een verrassing blijven. Ik heb geprobeerd om het uit te leggen van Omber, maar het dringt gewoon niet tot hem door. Hij zei steeds maar dat niemand die bij zijn volle verstand is, liever een Knarl zou bestuderen dan een Chimaera - o, ik geloof niet dat hij echt een Chimaera heeft,' zei ze toen ze de ontzette gezichten van Harry en Ron zag, 'maar dat is niet omdat hij het niet geprobeerd heeft. Hij zei tenminste dat het vreselijk moeilijk was om aan eieren te komen. Ik heb hem wel honderd keer verteld dat hij veel beter het lesprogramma van professor Varicosus kon volgen, maar volgens mij hoorde hij de helft niet. Hij is in een rare stemming, weet je. Hij wil nog steeds niet zeggen waardoor hij zo is toegetakeld.'
Hagrids verschijning aan de Oppertafel tijdens het ontbijt werd niet door alle leerlingen even enthousiast ontvangen. Sommigen, zoals Fred, George en Leo, brulden opgetogen en stormden door het gangpad tussen de tafels van Griffoendor en Huffelpuf naar de Oppertafel om Hagrids reusachtige hand te schudden; anderen, zoals Parvati en Belinda, keken elkaar somber aan en schudden hun hoofd. Harry wist dat veel leerlingen de voorkeur gaven aan professor Varicosus en het ergste was dat een klein, onbevooroordeeld hoekje van zijn geest wist dat ze daar een goede reden voor hadden: naar het idee van professor Varicosus was een interessante les er niet een waarbij je het gevaar liep dat je hoofd van je romp gescheurd werd.
Vol bange voorgevoelens gingen Harry, Ron en Hermelien dinsdag op weg naar het huisje van Hagrid, dik ingepakt tegen de kou. Harry vroeg zich niet alleen angstig af wat Hagrid voor hen in petto had, maar ook hoe de andere leerlingen - en dan vooral Malfidus en zijn maatjes - zich zouden gedragen als Omber erbij was. De Hoog-Inquisiteur was echter nergens te bekennen toen ze door de sneeuw naar Hagrid ploeterden, die hen aan de rand van het Bos opwachtte. Hij bood geen geruststellende aanblik; de beurse plekken die zaterdagavond nog blauw waren geweest, waren nu groen en geel en sommige wonden schenen nog steeds te bloeden. Dat begreep Harry niet: was Hagrid aangevallen door een wezen met een giftige beet die verhinderde dat de wonden genazen? Het werd er allemaal nog onheilspellender op doordat Hagrid een halve koe over zijn schouder droeg.
'We gaan vandaag 't Bos in!' riep Hagrid opgewekt tegen de naderende leerlingen en hij gebaarde met zijn hoofd naar de donkere bomen.
'Daar bennen we beter beschut. En ze houden trouwens van 't donker.'
'Wat houdt van het donker?' zei Malfidus scherp tegen Korzel en Kwast, met een vleugje paniek in zijn stem. 'Wat houdt van het donker? Hoorden jullie dat?'
Harry herinnerde zich dat Malfidus één keer eerder in het Verboden Bos was geweest en zich toen niet bepaald dapper gedragen had. Hij glimlachte besmuikt: na de Zwerkbalwedstrijd tegen Zwadderich was hij een groot voorstander van alles wat Malfidus niet leuk vond.
'Klaar?' zei Hagrid monter en hij keek naar de leerlingen. 'Oké. Nou, ik heb ons uitstappie naar 't Bos speciaal bewaard voor jullie vijfde jaar. 't Leek me leuk om deze wezens in hun natuurlijke omgeving te bestuderen. De beesten die we vandaag zullen zien, bennen behoorlijk zeldzaam. Volgens mijn ben ik de enige in 't hele land die ze tam heb gekregen.'
'Weet je zeker dat ze tam zijn?' vroeg Malfidus. De paniek in zijn stem was nu duidelijk hoorbaar. 'Het zou niet de eerste keer zijn dat je ons levensgevaarlijke dieren liet zien.'
De Zwadderaars mompelden instemmend en zelfs een paar Griffoendors vonden blijkbaar dat hij gelijk had.
'Tuurlijk bennen ze tam,' zei Hagrid met een nijdige frons. Hij hees de dode koe hogerop zijn schouder.
'Wat is er dan met je gezicht gebeurd?' vroeg Malfidus.
'Bemoei je met je eigen zaken!' zei Hagrid boos. 'Nog meer stomme vragen? Oké, kom mee!'
Hij draaide zich om en liep met grote passen het Bos in. Zo te zien had niemand echt veel zin om met hem mee te gaan. Harry keek even naar Ron en Hermelien, die zuchtten maar knikten, en ze volgden Hagrid. De rest van de klas sjokte schoorvoetend achter hen aan.
Na zo'n tien minuten lopen bereikten ze een plek waar de bomen zo dicht op elkaar stonden dat het er schemerduister was en er vrijwel geen vlokje sneeuw op de grond lag. Met een grom gooide Hagrid zijn halve koe neer, deed een stap achteruit en keek naar de leerlingen, van wie de meesten angstig van boom naar boom slopen en zenuwachtig om zich heen keken, alsof ze verwachtten dat ze elk moment aangevallen konden worden.
'Kom d'rbij, kom d'rbij,' zei Hagrid bemoedigend. 'Nou, ze worden aangetrokken door de geur van vlees, maar ik denk dat ik toch effe roep, zodat ze weten dat ik 't ben.'
Hij draaide zich om, schudde zijn woeste haardos uit zijn gezicht en slaakte een merkwaardige, snerpende kreet die tussen de donkere bomen doorgalmde als de roep van een monsterlijke vogel. Niemand lachte: de meeste leerlingen waren zo bang dat ze geen enkel geluid over hun lippen kregen.
Hagrid stootte opnieuw zijn schrille kreet uit. Er ging een minuut voorbij. De leerlingen keken nerveus naar de bomen om een eerste glimp op te vangen van de onbekende wezens. Toen Hagrid voor de derde keer het haar uit zijn ogen schudde en zijn enorme borst uitzette, stootte Harry Ron aan. Hij wees naar de donkere ruimte tussen twee knoestige taxusbomen.
Een paar uitdrukkingsloze, witte, glanzende ogen doemden op uit het duister, gevolgd door de draakachtige kop en hals en het broodmagere lijf van een enorm, zwart, gevleugeld paard. Het dier staarde enkele ogenblikken naar de leerlingen, zwiepte met zijn lange zwarte staart, boog zijn kop en begon met zijn scherpe tanden vlees van de dode koe te scheuren.
Harry voelde een golf van opluchting. Eindelijk was daar het bewijs dat die wezens niet denkbeeldig waren, dat hij ze echt gezien had: Hagrid wist ook dat ze bestonden. Hij keek vol verwachting naar Ron, maar die staarde nog steeds verbaasd naar de bomen en fluisterde: 'Waarom roept Hagrid niet nog een keer?'
De meeste leerlingen leken net zo verward en nerveus als Ron. Ze keken alle kanten uit, maar niet naar het paard dat nog geen meter van hen af stond. Slechts twee anderen konden het dier blijkbaar ook zien: een magere jongen van Zwadderich, die achter Kwast stond en vol afkeer keek hoe het paard at, en Marcel die met zijn ogen het zwiepen van de lange zwarte staart volgde.
'O, daar heb je d'r nog een!' zei Hagrid trots. Een tweede paard kwam tussen de bomen te voorschijn, vouwde zijn leerachtige zwarte vleugels strak tegen zijn lichaam, boog zijn kop en begon het vlees op te schrokken. 'Oké... wil iedereen die ze ken zien z'n hand opsteken?'
Harry, die dolblij was dat hij eindelijk het raadsel van de mysterieuze paarden zou begrijpen, stak zijn hand op en Hagrid knikte.
'Ja... ja... ik wist wel dat jij ze zou kennen zien, Harry,' zei hij ernstig.
'En jij ook, Marcel? En -'
'Sorry hoor,' zei Malfidus smalend, 'maar wat worden we geacht te zien?'
Als antwoord wees Hagrid op de dode koe. De hele klas staarde even naar het karkas; toen snakten verscheidene leerlingen naar adem en slaakte Parvati een kreetje. Harry begreep waarom, want het moest een heel vreemd gezicht zijn: stukken vlees die zomaar van de botten werden gescheurd en in het niets verdwenen.
'Wat doet dat?' vroeg Parvati doodsbenauwd en ze zocht dekking achter de dichtstbijzijnde boom. 'Wie eet die koe op?'
'Een Terzieler,' zei Hagrid trots en Hermelien, die naast Harry stond, stootte een zacht 'oh' van begrip uit. 'Zweinstein heb een hele kudde hierzo in 't Bos. Wie ken me zeggen -'
'Maar Terzielers brengen ongeluk!' zei Parvati geschrokken. 'Als je ze ziet, overkomen je de vreselijkste dingen! Volgens professor Zwamdrift -'
'Nee, nee, nee,' grinnikte Hagrid, 'da's gewoon bijgeloof. Ze brengen helegaar geen ongeluk, ze bennen juist hartstikke slim en nuttig! Tuurlijk hoeven deze jongens niet echt hard te werken; ze trekken eigenlijk alleen de koetsen van school, tenzij Perkamentus een lange reis mot maken en niet wil Verschijnselen - kijk, daar heb je d'r nog een paar -'
Nog twee paarden kwamen stil tussen de bomen te voorschijn. Eentje liep vlak langs Parvati, die zich huiverend tegen haar boom drukte.
'Ik voelde iets!' zei ze. 'Het is heel dichtbij!'
'Maak je niet druk, ze doen niks,' zei Hagrid geduldig. 'Nou, wie ken me zeggen waarom sommige mensen ze kennen zien en andere niet?'
Hermelien stak haar hand op.
'Laat maar 'ns horen,' zei Hagrid met een brede grijns. 'Je kunt alleen Terzielers zien,' zei ze, 'als je ook de dood hebt gezien.'
'Klopt als een bus,' zei Hagrid plechtig. 'Tien punten voor Griffoendor. Kijk, de Terzieler oftewel Thestralis -'
'Hum, hum.'
Professor Omber was gearriveerd. Ze stond nog geen meter van Harry af, met haar groene pet en mantel en haar klembord in de aanslag. Hagrid, die het nephoestje van Omber nog nooit had gehoord, keek ongerust naar de dichtstbijzijnde Terzieler en dacht blijkbaar dat die het geluid had gemaakt.
'Hum, hum.'
'O, hallo!' zei Hagrid glimlachend, toen hij zag waar het geluid vandaan kwam.
'Hebt u het briefje ontvangen dat ik vanochtend naar uw huis heb gestuurd?' zei Omber. Ze sprak even luid en traag tegen Hagrid als de eerste keer, alsof ze het tegen een uitzonderlijk domme buitenlander had.
'Om te laten weten dat ik u vandaag zou komen inspecteren?'
'Jazekers,' zei Hagrid opgewekt. 'Blij dat u 't gevonden heb! Nou, zoals u ken zien - of misschien ook niet - ziet u ze? - behandelen we vandaag Terzielers -'
'Pardon?' zei professor Omber. Ze hield fronsend haar hand achter haar oor. 'Wat zei u?'
Hagrid leek een beetje van zijn stuk gebracht.
'Eh - Terzielers?' zei hij luid. 'Grote - eh - gevleugelde paarden, snappie?'
Hij flapte hoopvol met zijn reusachtige armen. Professor Omber keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan, maakte een aantekening op haar klembord en mompelde: 'Moet... toevlucht... nemen...tot...primitieve... gebarentaal.'
'Nou... goed...' zei Hagrid, die zich een beetje nerveus weer tot de leerlingen wendde. 'Eh... wat zei ik ook weer?'
'Heeft... blijkbaar... gebrekkig... korte... termijn... geheugen,' mompelde Omber zo luid dat iedereen haar kon verstaan. Draco Malfidus kon zijn lol niet op, maar Hermelien werd rood van ingehouden woede.
'O ja,' zei Hagrid. Hij wierp een onbehaaglijke blik op Ombers klembord, maar zwoegde dapper verder. ‘Ja, ik wou vertellen hoe we aan deze kudde komen. Nou, we begonnen met één hengst en vijf merries. Deze,' hij streelde het eerste paard dat verschenen was, 'is m'n favoriet. Hij heet Theeroos en is als eerste in 't Bos geboren...'
'Bent u zich ervan bewust,' viel Omber hem in de rede, 'dat het Ministerie van Toverkunst Terzielers als "gevaarlijk" heeft geclassificeerd?'
Harry kreeg een hol gevoel in zijn maag, maar Hagrid grinnikte alleen.
'Terzielers bennen niet gevaarlijk! Ja, goed, als je ze pest, kennen ze wel 'ns flink bijten -'
'Geniet... van... het... idee... van... geweld,' mompelde Omber, die weer op haar klembord krabbelde.
'Nee - ho 'ns effe!' zei Hagrid, die een beetje ongerust begon te worden. 'Ik bedoel, een hond bijt ook als je hem sart - maar Terzielers hebben gewoon een slechte reputatie door dat doodsgedoe - mensen dachten vroeger dat 't een slecht voorteken was als je d'r eentje zag. Maar da's omdat ze d'r gewoon geen bal van begrepen.'
Omber gaf geen antwoord; ze maakte een laatste aantekening, keek Hagrid aan en zei luid en duidelijk: 'Gaat u alstublieft verder met uw les.
Ondertussen ga ik,' ze wees op zichzelf (Malfidus en Patty Park schudden geluidloos van het lachen), 'de leerlingen,' ze wees op een aantal studenten, 'een paar vragen stellen.' Ze wees op haar mond en deed alsof ze praatte.
Hagrid staarde haar aan. Hij begreep duidelijk niet waarom ze deed alsof hij haar nauwelijks kon verstaan. Hermelien had tranen van woede in haar ogen.
'Smerige, gemene toverkol!' fluisterde ze terwijl Omber naar Patty Park toe liep. 'Ik weet wat je probeert te doen, afschuwelijk, verknipt, achterbaks -'
'Eh... nou, waar bennen we gebleven?' zei Hagrid. Het kostte hem duidelijk moeite de draad van de les weer op te pakken. 'O ja - Terzielers. Ja. Nou, d'r zijn een heleboel goeie dingen...'
'Kunt u professor Hagrid verstaan?' zei Omber luid tegen Patty Park.
Patty had ook tranen in haar ogen, net als Hermelien, maar in haar geval waren het tranen van de pret; haar antwoord was moeilijk te volgen omdat ze de slappe lach had.
'Nee... omdat... nou ja... omdat het... vaak meer... een soort gegrom is...' Omber krabbelde iets op haar klembord. De weinige ongehavende delen van Hagrids gezicht werden rood, maar hij deed alsof hij Patty niet gehoord had. 'Eh... ja... goeie dingen over Terzielers. Zodra ze getemd zijn, zoals deze hier, zul je nooit meer verdwalen. Ze hebben een verbluffend richtinggevoel. Je ken gewoon zeggen waar je heen wil -'
'Als ze je tenminste kunnen verstaan,' zei Malfidus en Patty kreeg opnieuw de slappe lach. Professor Omber glimlachte toegeeflijk en liep naar Marcel. 'U kunt de Terzielers zien, nietwaar, meneer Lubbermans?' Marcel knikte. 'Wie hebt u zien sterven?' vroeg Omber onverschillig.
'M'n... m'n opa,' zei Marcel.
'En wat vindt u van ze?' Omber gebaarde met haar stompe vingers naar de paarden, die inmiddels een groot deel van het koeienkarkas hadden kaalgevreten.
'Eh...' zei Marcel zenuwachtig, met een blik op Hagrid. 'Nou... eh... best leuk...'
'Leerlingen... durven... niet... toe... te... geven... dat... ze... bang... zijn,' mompelde Omber en ze schreef weer iets op haar klembord. 'Nee!' zei Marcel ontdaan. 'Nee, ik ben helemaal niet bang voor ze!'
'Geeft niks,' zei Omber, die Marcel op zijn schouder klopte met wat blijkbaar als een begripvolle glimlach was bedoeld, maar wat Harry meer op een valse grijns vond lijken. Ze wendde zich weer tot Hagrid en zei heel luid en duidelijk: 'Nou, Hagrid, ik denk dat ik genoeg heb gezien. U ontvangt' (ze deed alsof ze hem iets overhandigde) 'het resultaat van uw inspectie' (ze wees op haar klembord) 'over tien dagen.' Ze stak tien stompe vingers op en vertrok met een brede en padachtige glimlach onder haar groene pet. Malfidus en Patty Park gierden van het lachen, Hermelien trilde letterlijk van woede en Marcel was verward en ontdaan.
'Die smerige, leugenachtige, geniepige ouwe griezel!' tierde Hermelien een halfuur later, toen ze door de sporen die ze eerder in de sneeuw hadden gemaakt terugliepen naar het kasteel. 'Zien jullie wat ze probeert te doen? Het komt allemaal door haar haat voor halfmensen - ze schildert Hagrid af als een soort achterlijke trol, alleen omdat zijn moeder een reuzin was - en dat is niet eerlijk, het was helemaal geen slechte les - ik bedoel, als het nou Schroeistaartige Skreeften waren geweest, maar Terzielers zijn oké - voor Hagrid zelfs meer dan dat!'
'Omber zei dat ze gevaarlijk waren,' zei Ron.
'Het is zoals Hagrid zei: je moet ze niet pesten,' zei Hermelien ongeduldig, 'en waarschijnlijk zou iemand als Varicosus ze ons pas in ons Rustjaar hebben laten zien, maar ze zijn heel interessant, vinden jullie ook niet? Dat sommige mensen ze wel kunnen zien en anderen niet. Ik wou dat ik ze kon zien.'
'Meen je dat?' zei Harry kalm.
Hermelien keek hem vol ontzetting aan.
'O, Harry-sorry - nee, natuurlijk niet-wat vreselijk stom van me.' 'Geeft niks,' zei hij vlug. 'Trek het je niet aan.' 'Het verbaast me dat zoveel mensen ze wél konden zien,' zei Ron.
'Drie in één klas -'
'Ja, Wemel, dat vroegen we ons ook af,' zei een boosaardige stem.
Door het dikke pak sneeuw hadden ze niet gehoord dat Malfidus, Korzel en Kwast vlak achter hen liepen. 'Denk je dat je de Slurk wél zou kunnen zien als je iemand de pijp had zien uitgaan?'
Ze bulderden van het lachen terwijl ze verder liepen naar het kasteel en het refrein aanhieven van 'Wemel is onze vrind'. Rons oren werden vuurrood.
'Negeer ze,' zei Hermelien. 'Negeer ze gewoon.' Ze pakte haar toverstok, sprak de bezwering uit waardoor hij hete lucht spuwde en smolt een pad door de maagdelijke sneeuw naar de kassen van Kruidenkunde.
December kwam en bracht meer sneeuw en een ware lawine aan huiswerk voor de vijfdejaars. De verplichtingen van Ron en Hermelien als klassenoudsten werden ook steeds zwaarder naarmate Kerstmis naderde. Ze moesten toezicht houden op de versiering van het kasteel ('Probeer jij maar eens een slinger op te hangen als Foppe je met het uiteinde wil wurgen,' zei Ron), op de eerste- en tweedejaars die tijdens de pauzes binnenbleven omdat het zo bitterkoud was ('Ze hebben totaal geen manieren, die kleine ettertjes,' zei Ron. 'Wij waren echt niet zo brutaal in ons eerste jaar’, en moesten om de beurt door de gangen patrouilleren met Argus Vilder, die bang was dat de kerstsfeer aanleiding zou geven tot een golf van tovenaarsduels ('Vilder heeft mest in z'n kop!' zei Ron woedend). Ze hadden het zó druk dat Hermelien zelfs geen tijd meer had om elfenmutsen te breien en zich ongerust maakte omdat ze er nog maar drie had.
'Al die arme elfen die ik nog niet heb vrijgemaakt en die met kerst hier moeten blijven omdat er niet genoeg mutsen zijn!'
Harry, die het niet over zijn hart had kunnen verkrijgen om haar te vertellen dat Dobby al haar kleren meenam, boog zich dieper over zijn werkstuk voor Geschiedenis van de Toverkunst. Hij had trouwens toch weinig zin om aan kerst te denken. Voor het eerst sinds hij op Zweinstein zat, wenste hij vurig dat hij met de vakantie niet op school zou zijn. Mede door het verbod om Zwerkbal te spelen en zijn zorgen om Hagrid, had hij op het moment echt een hekel aan school. Het enige waar hij nog naar uitkeek waren de bijeenkomsten van de SVP, en die stonden tijdens de kerstvakantie stil omdat vrijwel alle leden naar huis gingen. Hermelien zou gaan skiën met haar ouders, iets wat Ron hoogst amusant vond, omdat hij nog nooit had gehoord dat Dreuzels smalle latten onder hun voeten bonden en dan van een bergaf sjeesden. Ron ging ook naar huis, naar Het Nest. Harry werd verscheidene dagen geplaagd door afgunst, tot hij aan Ron vroeg hoe hij naar huis wilde gaan en Ron zei: 'Maar jij gaat mee! Had ik dat niet gezegd? Ma stuurde weken geleden al een brief waarin ze schreef dat ik je moest uitnodigen!'
Hermelien sloeg haar ogen ten hemel, maar Harry voelde zich opgetogen; hij verheugde zich enorm op een Kerstmis in Het Nest, al werd zijn euforie enigszins getemperd door schuldgevoel, omdat hij dan niet bij Sirius zou kunnen zijn. Hij vroeg zich af of hij mevrouw Wemel kon overhalen om Sirius ook uit te nodigen, al betwijfelde hij of Perkamentus hem toestemming zou geven om het Grimboudplein te verlaten. Bovendien vroeg hij zich af of mevrouw Wemel hem er wel bij wilde hebben; ze hadden tenslotte zo vaak onenigheid gehad. Harry had Sirius niet meer gezien sinds hij voor het laatst in het vuur was verschenen, en hoewel hij wist dat het onverstandig zou zijn om zelf contact te zoeken nu Omber hen constant in de gaten hield, moest hij er ook niet aan denken dat Sirius moederziel alleen in zijn oude huis zou zitten en misschien een trieste kerstmaaltijd zou delen met Knijster.
Harry arriveerde vroeg in de Kamer van Hoge Nood voor de laatste bijeenkomst van de SVP en dat was maar goed ook, want toen de fakkels ontbrandden, zag hij dat Dobby op het idee was gekomen om de kamer in kerstsfeer te brengen. Hij wist dat de huis-elf dat gedaan moest hebben, want niemand anders zou honderd gouden ballen aan het plafond hebben gehangen met Harry's portret en het opschrift: 'VROLIJK KERSTFEEST, HARRY POTTER, MENEER!'
Harry had net de laatste bal verwijderd toen de deur knarsend openging en Loena Leeflang binnenkwam. Zoals gewoonlijk staarde ze dromerig voor zich uit.
'Hallo,' zei ze vaag en ze keek naar de resten van de kerstversiering. 'Mooi. Heb je dat zelf opgehangen?' 'Nee,' zei Harry. 'Dat was Dobby de huis-elf.'
'Maretak,' zei Loena dromerig en ze wees op een grote bos witte bessen die bijna recht boven Harry's hoofd hing. Hij sprong vlug opzij. 'Heel verstandig,' zei Loena volkomen serieus. 'Maretak zit vaak vol Nurgels.'
Harry hoefde gelukkig niet te vragen wat Nurgels waren omdat Angelique, Katja en Alicia binnenkwamen. Ze waren alledrie buiten adem en verkleumd.
'Nou,' zei Angelique dof, terwijl ze haar mantel uittrok en in een hoek smeet, 'we hebben eindelijk vervangers voor jullie.' 'Vervangers?' vroeg Harry verbluft. 'Voor jou en Fred en George,' zei Angelique ongeduldig. 'We hebben een nieuwe Zoeker!'
'Wie dan?' vroeg Harry. 'Ginny Wemel,' zei Katja. Harry keek haar met open mond aan.
'Ja, ik weet het,' zei Angelique, die haar toverstok pakte en haar arm strekte, 'maar eerlijk gezegd is ze best goed. Natuurlijk niet zo goed als jij,' voegde ze eraan toe en ze keek Harry vuil aan, 'maar omdat we op jou niet meer hoeven te rekenen...'
Harry dwong zichzelf om zijn mond te houden: dacht ze nou echt dat hij het niet honderd keer erger vond dan zij dat hij niet meer mocht spelen?
'En als Drijvers?' vroeg hij. Hij probeerde zijn stem kalm te laten klinken.
'André Kolk,' zei Alicia niet bepaald enthousiast. 'En Jacques Sippe. Ze zijn geen van beiden briljant, maar vergeleken met de rest van de krukken die kwamen opdagen...'
De binnenkomst van Ron, Hermelien en Marcel maakte een einde aan het deprimerende gesprek en binnen vijf minuten was de kamer zo vol dat Harry de brandende en verwijtende blikken van Angelique niet meer hoefde te zien.
'Oké,' zei hij en hij maande iedereen tot stilte. 'Het lijkt me verstandig om vanavond nog eens de dingen te herhalen die we tot dusver geoefend hebben. Dit is tenslotte de laatste bijeenkomst voor de vakantie en het heeft geen zin om aan iets nieuws te beginnen als er daarna een gat van drie weken valt -' 'Gaan we niets nieuws doen?' zei Zacharias Smid op een verongelijkte fluistertoon, maar wel zo hard dat iedereen hem kon verstaan. 'Als ik dat had geweten, was ik niet gekomen.'
'Dan is het jammer dat Harry het niet eerder tegen je heeft gezegd,' zei Fred.
Diverse mensen grinnikten. Harry zag Cho lachen en voelde de vertrouwde schok in zijn maag, alsof hij een tree had overgeslagen terwijl hij de trap af liep.
'- jullie kunnen met z'n tweeën oefenen,' zei Harry. 'Laten we eerst tien minuten de Stremspreuk doen, dan pakken we daarna de kussens en proberen we nog een keer te Verlammen.'
De leerlingen vormden gehoorzaam paren; zoals gewoonlijk was Marcel de partner van Harry. Al gauw schalde om de haverklap 'Impedimenta!' door de kamer. Mensen verstijfden een minuut of wat en hun partners keken dan om zich heen om te zien hoe de rest het ervan afbracht, tot de Stremspreuk was uitgewerkt en de anderen het mochten proberen.
Marcel was enorm vooruitgegaan. Nadat Harry drie keer achter elkaar verstijfd was, vroeg hij aan Marcel om een tijdje met Ron en Hermelien te oefenen, zodat hij rond kon lopen en naar de anderen kon kijken. Toen hij langs Cho kwam, glimlachte ze breed. Harry verzette zich tegen de aandrang om nog een paar keer langs te lopen.
Nadat ze tien minuten aan de Stremspreuk hadden besteed, legden ze kussens neer om op Verlammen te oefenen. Er was niet voldoende ruimte om het allemaal tegelijk te kunnen doen; de ene helft van de groep keek toe hoe de andere het deed en ruilde daarna van plaats. Harry voelde zich enorm trots. Weliswaar Verlamde Marcel Padma Patil in plaats van Daan, op wie hij gemikt had, maar zijn Lamstraal ging lang niet zo ver naast als gewoonlijk en ook de anderen waren met sprongen vooruitgegaan.
Aan het eind van het uur blies Harry op zijn fluitje. 'Jullie zijn echt goed aan het worden,' zei hij voldaan. 'Na de vakantie kunnen we misschien met de moeilijker spreuken beginnen - wie weet zelfs met de Patronus.'
Er werd opgewonden gemompeld. De leerlingen verlieten de kamer in de gebruikelijke groepjes van drie en vier; de meesten wensten Harry een vrolijk kerstfeest terwijl ze naar buiten glipten. Harry raapte, samen met Ron en Hermelien, opgewekt de kussens bij elkaar en stapelde ze netjes op. Ron en Hermelien gingen eerder weg; Harry bleef even treuzelen omdat Cho er nog was en hij hoopte dat zij hem ook een vrolijke kerst zou wensen.
'Nee, ga maar vast,' hoorde hij haar tegen haar vriendin Marina zeggen en zijn hart sprong zo hoog op dat het achter in zijn keel leek te zitten.
Hij deed alsof hij de kussens goed legde. Hij wist zeker dat ze nu alleen waren en hij wachtte tot ze iets zou zeggen, maar in plaats daarvan hoorde hij een hartverscheurend gesnik.
Hij draaide zich om. Cho stond in het midden van de kamer; de tranen stroomden over haar wangen. 'Wat -?'
Hij wist niet wat hij moest doen. Ze stond daar maar te huilen.
'Wat is er?' vroeg hij zwakjes.
Ze schudde haar hoofd en veegde haar ogen af met haar mouw.
'S-sorry,' zei ze gesmoord. 'Ik denk... het komt... nu we deze dingen oefenen... vraag ik me af of... of hij nog zou leven... als hij dit ook geleerd had.'
Harry's hart zonk als een baksteen naar beneden en kwam ergens in de buurt van zijn navel tot stilstand. Hij had het kunnen weten. Ze wilde over Carlo praten.
'Hij had dit ook geleerd,' zei Harry bedrukt. 'Hij was er zelfs heel goed in, anders had hij nooit het centrum van de doolhof kunnen bereiken. Maar als Voldemort je echt dood wil hebben, maak je geen schijn van kans.'
Ze maakte een hikgeluidje toen hij de naam van Voldemort zei, maar gaf verder geen krimp.
'Jij hebt het wel overleefd, als baby,' zei ze zacht.
'Tja,' zei Harry vermoeid en hij liep naar de deur. 'Ik weet niet waarom. Dat weet niemand, dus is het niet iets om trots op te zijn.'
'O, ga niet weg!' zei Cho, die zo te horen weer elk moment in snikken kon uitbarsten. 'Het spijt me dat ik zo van streek raakte... dat was niet m'n bedoeling...'
Ze hikte weer. Zelfs als haar ogen rood en gezwollen waren, was ze nog steeds heel knap. Harry voelde zich door en door ellendig. Hij zou zo blij zijn geweest met gewoon 'Gelukkig kerstfeest'.
'Ik weet dat het vreselijk voor je moet zijn,' zei ze en ze droogde haar ogen weer met haar mouw. 'Dat ik over Carlo begin terwijl jij hem hebt zien sterven... je wilt het zeker het liefst vergeten?'
Harry zei niets; het was waar, maar het zou harteloos zijn om het zo onomwonden te zeggen. 'Je bent een heel goede leraar,' zei Cho met een waterig glimlachje. 'Ik heb nog nooit iemand kunnen Verlammen.'
'Bedankt,' zei Harry opgelaten.
Ze keken elkaar aan. Harry wilde dolgraag de gang op vluchten, maar besefte tegelijkertijd dat hij geen voet kon verzetten.
'Maretak,' zei Cho en ze wees naar het plafond boven zijn hoofd.
'Ja,' zei Harry. Zijn mond was kurkdroog. 'Waarschijnlijk zit het vol Nurgels.'
'Wat zijn Nurgels?'
'Geen idee,' zei Harry. Ze kwam nog dichter naar hem toe en het was alsof zijn hersens Verlamd waren. 'Dat moet je aan Lijpe Loena vragen, bedoel ik.'
Cho maakte een vreemd geluid, dat het midden hield tussen een snik en een lach. Ze stond nu vlak voor hem. Hij kon de sproetjes op haar neus tellen.
'Ik vind je echt heel aardig, Harry.'
Hij kon niet meer nadenken. Een tintelend gevoel trok door hem heen en verdoofde zijn armen, zijn benen, zijn brein... Ze was veel te dichtbij. Hij zag iedere traan die aan haar wimpers kleefde...
Toen Harry een halfuur later de leerlingenkamer binnenkwam, zaten Hermelien en Ron op de beste plaatsjes bij het vuur; verder was vrijwel iedereen naar bed. Hermelien schreef een lange brief; ze had al een halve rol perkament vol en het uiteinde hing over de rand van de tafel. Ron lag op het haardkleedje en probeerde zijn huiswerk voor Gedaanteverwisselingen af te maken.
'Waar bleef je?' vroeg hij toen Harry in de stoel naast die van Hermelien ging zitten. Harry gaf geen antwoord. Hij verkeerde in een shocktoestand. Aan de ene kant wilde hij Ron en Hermelien vertellen wat er gebeurd was; aan de andere kant wilde hij het geheim het liefst meenemen in het graf.
'Is alles goed met je, Harry?' vroeg Hermelien, die hem aankeek over het topje van haar veer.
Harry haalde weifelend zijn schouders op. Hij wist eerlijk gezegd niet of alles goed met hem was. 'Wat is er?' zei Ron. Hij kwam op één elleboog overeind, zodat hij Harry beter kon zien. 'Wat is er gebeurd?'
Harry wist niet hoe hij het moest vertellen en ook niet of hij het wel wilde vertellen. Net toen hij besloot om te zwijgen, nam Hermelien het heft in handen.
'Gaat het om Cho?' vroeg ze nuchter en zakelijk. 'Kwam ze na de bijeenkomst naar je toe?'
Harry knikte, versuft en verbaasd. Ron grinnikte, maar stopte daar vlug mee toen hij Hermelien zag kijken.
'Wat - eh - wat wilde ze van je?' vroeg Ron zo nonchalant mogelijk.
'Ze - begon Harry nogal schor; hij schraapte zijn keel en probeerde het opnieuw. 'Ze - eh -'
'Hebben jullie gezoend?' vroeg Hermelien.
Ron ging zo snel overeind zitten dat zijn inktpot over het haardkleedje rolde, maar dat ontging hem. Hij keek Harry gretig aan.
'En?' vroeg hij.
Harry keek eerst naar Ron, wiens uitdrukking een mengeling van nieuwsgierigheid en hilariteit was, en toen naar Hermelien, die haar voorhoofd lichtjes fronste. Hij knikte.
'HA!'
Ron maakte een triomfantelijk gebaar met zijn vuist en brulde zo hard van het lachen dat een paar schuchtere eerstejaars bij het raam zich een ongeluk schrokken. Harry grijnsde schoorvoetend toen hij Ron schuddebuikend over het haardkleedje zag rollen. Hermelien keek vol afkeer naar Ron en richtte haar aandacht weer op haar brief. 'En?' zei Ron uiteindelijk tegen Harry. 'Hoe was het?' Harry dacht even na. 'Nat,' zei hij waarheidsgetrouw.
Ron maakte een geluid, maar het was moeilijk te zeggen of dat van de pret was of van walging.
'Omdat ze huilde,' voegde Harry er somber aan toe. 'O,' zei Ron en zijn grijns stierf weg. 'Ben je zo slecht in zoenen?'
'Geen idee,' zei Harry, die daar nog niet aan gedacht had en zich meteen zorgen begon te maken. 'Misschien wel.'
'Natuurlijk niet,' zei Hermelien verstrooid en nog steeds druk schrijvend.
'Hoe weet jij dat?' vroeg Ron scherp.
'Omdat Cho tegenwoordig bijna altijd loopt te huilen,' zei Hermelien vaag. 'Onder het eten, op de wc, overal.'
'Nou, je zou denken dat ze dan van een keertje lekker zoenen wel zou opvrolijken,' zei Ron grijnzend.
'Ron,' zei Hermelien waardig, terwijl ze haar veer in haar inktpot doopte, 'ik moet je helaas meedelen dat je de meest ongevoelige proleet bent die ik ooit heb ontmoet.'
'Wat bedoel je daar nou weer mee?' zei Ron verontwaardigd. 'Wie begint er nou te huilen als ze gezoend wordt?'
'Ja,' zei Harry lichtelijk vertwijfeld. 'Wie doet dat nou?'
Hermelien keek hen bijna medelijdend aan.
'Snappen jullie dan niet hoe Cho zich op dit moment voelt?' vroeg ze.
'Nee,' zeiden Harry en Ron in koor.
Hermelien zuchtte en legde haar veer neer. 'Nou, ze is natuurlijk heel verdrietig omdat Carlo dood is. En ik denk dat ze zich verward voelt omdat ze eerst Carlo aardig vond en nu Harry en ze niet weet wie ze het aardigst vindt. En ze voelt zich schuldig, want ze ziet het als een aantasting van Carlo's nagedachtenis dat ze Harry wil zoenen en ze maakt zich zorgen om wat anderen zullen zeggen als ze met Harry gaat. En waarschijnlijk weet ze toch al niet goed wat haar gevoelens voor Harry precies zijn, omdat hij bij Carlo was toen hij om het leven kwam en dat is allemaal erg verwarrend en pijnlijk. O ja, en ze is bang dat ze uit het Zwerkbalteam van Ravenklauw wordt gezet omdat ze de laatste tijd zo belabberd vliegt.'
Er volgde een enigszins verbijsterde stilte en toen zei Ron: 'Dat kan één mens nooit allemaal tegelijk voelen. Dan zou je uit elkaar klappen.'
'Omdat jij nou toevallig de emotionele reikwijdte van een theelepeltje hebt, hoeft dat niet voor iedereen te gelden,' zei Hermelien stekelig en ze pakte haar veer.
'Zij begon,' zei Harry. 'Ik had zelf niet - ze kwam opeens op me af - en voor ik het wist stond ze tegen me aan te huilen - ik wist niet wat ik moest doen -'
'Dat kan ik me voorstellen!' zei Ron, die zo te zien al schrok bij de gedachte alleen.
'Je hoefde alleen maar aardig tegen haar te zijn,' zei Hermelien, die Harry bezorgd aankeek. 'Dat heb je toch gedaan, hè?'
'Nou,' zei Harry, die een onaangename gloed over zijn wangen omhoog voelde kruipen, 'ik heb haar - een beetje op haar rug geklopt.'
Het kostte Hermelien blijkbaar de grootst mogelijke moeite om haar gezicht in bedwang te houden.
'Nou ja, het had erger gekund, neem ik aan,' zei ze. 'Denk je dat jullie elkaar nog zullen zien?'
'Dat kan moeilijk anders,' zei Harry. 'We zitten tenslotte allebei in de SVP.'
'Je weet best wat ik bedoel,' zei Hermelien ongeduldig.
Harry zei niets. Hermeliens woorden openden een heel scala van angstaanjagende mogelijkheden. Hij probeerde zich voor te stellen dat hij ergens naartoe ging met Cho - Zweinsveld, bijvoorbeeld - en dan urenlang met haar alleen was. Ze had natuurlijk verwacht dat hij haar mee uit zou vragen na wat er gebeurd was... bij die gedachte voelde hij een pijnlijke knoop in zijn maag.
Hermelien concentreerde zich weer op haar brief. 'Nou ja,' zei ze afwezig, 'je krijgt nog gelegenheid genoeg om haar te vragen.'
'En als hij haar nou niet wil vragen?' zei Ron, die ongewoon scherpzinnig naar Harry had gekeken.
'Doe niet zo gek,' zei Hermelien vaag. 'Harry vind haar al tijden aardig. Ja toch, Harry?'
Harry gaf geen antwoord. Ja, hij vond Cho al tijden aardig, maar steeds als hij zich had voorgesteld hoe het zou zijn als ze samen waren, had hij een Cho voor zich gezien die het naar haar zin had; niet iemand die zich snikkend aan hem vast zou klampen.
'Voor wie is die roman trouwens?' vroeg Ron aan Hermelien. Hij probeerde het perkament te lezen, dat inmiddels tot op de grond hing, maar Hermelien trok het gauw weg.
'Viktor.'
'Kruml?'
'Kennen we nog meer Viktors?'
Ron zei niets, maar keek nors. Ze bleven twintig minuten zwijgend zitten. Ron maakte zijn werkstuk voor Gedaanteverwisselingen af, met veel ongeduldig gesnuif en doorgestreepte zinnen; Hermelien schreef haar hele perkament vol, rolde het zorgvuldig op en verzegelde het, en Harry staarde naar de haard en wenste vurig dat het hoofd van Sirius zou verschijnen, zodat hij hem raad kon vragen over meisjes. Maar het vuur doofde langzaam uit, tot de laatste smeulende restjes tot as vergingen. Harry keek op en zag dat zij opnieuw de laatsten waren.
'Nou, trusten,' zei Hermelien geeuwend. Ze liep de trap op naar de meisjesslaapzaal.
'Wat ziet ze toch in die Kruml?' vroeg Ron toen hij en Harry naar hun eigen slaapzaal gingen.
Tja,' zei Harry nadenkend. 'Hij is ouder, hè... en een internationale Zwerkbalspeler...'
'Ja, maar afgezien daarvan,' zei Ron gepikeerd. 'Ik bedoel, het is een chagrijnig stuk vreten, of niet?'
'Een beetje chagrijnig, ja,' zei Harry, met zijn gedachten nog steeds bij Cho.
Ze trokken zwijgend hun gewaad uit en deden hun pyjama aan; Daan, Simon en Marcel sliepen al. Harry legde zijn bril op het nachtkastje en stapte in bed, maar hij deed de gordijnen niet dicht; in plaats daarvan staarde hij naar het stuk sterrenhemel dat zichtbaar was door het raam naast Marcels bed. Als hij de vorige avond om deze tijd geweten had dat hij vierentwintig uur later Cho Chang gezoend zou hebben...
'Trusten,' gromde Ron rechts van hem. 'Trusten,' zei Harry.
Misschien zou ze de volgende keer... als er tenminste een volgende keer was... een beetje vrolijker zijn. Hij had haar eigenlijk mee uit moeten vragen; dat had ze vast verwacht en misschien was ze nu wel kwaad op hem... of lag ze nog steeds te huilen om Carlo? Hij wist niet wat hij moest denken. De uitleg van Hermelien had het allemaal ingewikkelder gemaakt in plaats van eenvoudiger.
Dat zouden ze ons hier eigenlijk moeten leren, dacht hij terwijl hij op zijn zij ging liggen. Hoe meisjes in elkaar zitten... daar heb je veel meer aan dan aan Waarzeggerij...
Marcel snoof in zijn slaap. Buiten kraste een uil.
Harry droomde dat hij weer in de SVP-kamer was. Cho beschuldigde hem ervan dat hij haar onder valse voorwendselen naar binnen had gelokt; ze zei dat hij haar honderdvijftig Chocokikkerplaatjes had beloofd als ze zou komen. Harry protesteerde... Cho schreeuwde: 'Carlo gaf me altijd massa's Chocokikkerplaatjes, kijk maar.' Ze haalde handenvol plaatjes uit haar gewaad en gooide die in de lucht. Plotseling veranderde ze in Hermelien, die zei: 'Je hebt het inderdaad beloofd, Harry... misschien kun je haar beter iets anders geven... wat dacht je van je Vuurflits?' Harry protesteerde dat hij Cho zijn Vuurflits niet kon geven omdat Omber die had en dat het trouwens allemaal belachelijk was; hij was alleen naar de SVP-kamer gekomen om kerstballen in de vorm van Dobby's hoofd op te hangen...
De droom veranderde.
Zijn lichaam voelde glad, soepel en krachtig aan. Hij gleed tussen glanzende metalen spijlen door, over donkere, koude steen... hij lag plat op de grond en bewoog zich voort op zijn buik... het was donker, maar toch glinsterden er dingen om hem heen, in vreemde, heldere kleuren... hij keek om een hoek... op het eerste gezicht leek de gang leeg... maar nee... verderop zat een man op de grond met zijn kin op zijn borst... zijn silhouet glansde in het donker...
Harry stak zijn tong uit... hij proefde de geur van de man... hij leefde, maar was slaperig... hij zat voor een deur aan het eind van de gang... Harry wilde de man bijten... maar hij moest die aandrang onderdrukken... hij had belangrijker werk te doen... Maar de man bewoog zich... een zilverachtige mantel gleed van zijn benen toen hij overeind sprong. Harry zag zijn wazige, kleurige gedaante boven hem uittorenen, zag dat hij een toverstok trok... hij had geen keuze... hij richtte zich hoog op en sloeg toe: een, twee, drie keer. Zijn lange tanden boorden zich diep in het vlees van de man. Hij voelde diens ribben verbrijzelen en het warme bloed stromen... De man gilde het uit van pijn... toen werd hij stil... hij viel slap achterover tegen de muur... bloed spatte op de grond...
Zijn voorhoofd deed verschrikkelijk pijn... het was alsof het ieder moment kon openbarsten...
'Harry! HARRY!'
Hij deed zijn ogen open. Elke vierkante centimeter van zijn lichaam was nat van het ijskoude zweet; zijn beddengoed was als een dwangbuis om hem heen gewikkeld en het was alsof er een gloeiend hete pook tegen zijn voorhoofd werd gedrukt.
'Harry!'
Ron stond naast zijn bed en keek hem doodsbang aan. Bij het voeteneinde zag Harry nog meer gedaantes. Hij drukte zijn handen tegen zijn hoofd; hij zag scheel van de pijn... hij rolde naar de rand van de matras en braakte op de vloer.
'Hij is echt ziek,' zei een bange stem. 'Moeten we iemand roepen?'
'Harry! Harry!'
Hij moest het tegen Ron zeggen, dat was van levensbelang... Harry hapte verwoed naar lucht, kwam half overeind en dwong zichzelf om niet nogmaals over te geven, ondanks de pijn die hem bijna verblindde.
'Je vader,' hijgde hij met zwoegende borst. 'Je vader... is aangevallen...'
'Wat?' zei Ron verbluft.
'Je vader! Hij is gebeten, het is ernstig, er lag overal bloed...'
'Ik ga hulp halen,' zei dezelfde angstige stem en Harry hoorde iemand de trap af hollen.
'Harry, jongen,' zei Ron onzeker, 'je... je droomde...'
'Nee!' zei Harry woest; Ron móést het begrijpen. 'Het was geen droom... geen gewone droom... ik was erbij, ik zag het... ik dééd het...'
Hij hoorde Daan en Simon mompelen, maar dat kon hem niet schelen. De pijn in zijn voorhoofd trok een beetje weg, maar hij zweette nog steeds en rilde koortsachtig. Hij kokhalsde opnieuw en Ron sprong opzij.
'Harry, je voelt je niet goed,' zei hij trillerig. 'Marcel is hulp gaan halen.'
'Ik mankeer niks!' Harry hoestte, veegde zijn mond af met de mouw van zijn pyjama en trilde onbedwingbaar. 'Met mij is alles goed, het gaat om je vader - we moeten erachter zien te komen waar hij is - hij bloedde als een rund - ik was - het was een reusachtige slang.'
Hij probeerde op te staan, maar Ron duwde hem terug in bed; hij hoorde Daan en Simon nog steeds zachtjes praten. Harry wist niet of er één minuut voorbijging of tien; hij lag rillend en bevend in bed en voelde de pijn in zijn litteken langzaam minder worden... toen hoorde hij vlugge voetstappen op de trap en de stem van Marcel.
'Hier, professor.'
Professor Anderling kwam haastig de slaapzaal binnen, in haar Schots geruite ochtendjas en met haar vierkante bril scheef op haar knokige neus.
'Wat scheelt eraan, Potter? Waar doet het pijn?'
Hij was nog nooit zo blij geweest om haar te zien; hij had iemand van de Orde van de Feniks nodig en niet iemand die hem zou bemoederen en nutteloze toverdrankjes zou voorschrijven.
'Het gaat om Rons vader,' zei hij en hij ging weer overeind zitten. 'Hij is aangevallen door een slang en is ernstig gewond. Ik zag het gebeuren.'
'Hoe bedoel je, je zag het gebeuren?' zei professor Anderling, die haar donkere wenkbrauwen fronste.
'Ik weet niet... ik sliep en toen was ik er opeens...'
'Bedoel je dat je droomde?'
'Nee!' zei Harry boos; zou niemand het dan begrijpen? 'ik droomde eerst wel, over iets heel anders, iets stoms... en toen kwam dit er opeens tussen. Het was echt. Ik heb het me niet verbeeld. Meneer Wemel zat te slapen op de grond en werd aangevallen door een reusachtige slang. Hij baadde in het bloed en hij raakte bewusteloos! Iemand moet erachter zien te komen waar hij is...'
Professor Anderling staarde hem aan door haar scheve bril, alsof ze diep geschokt was door wat ze zag.
'Ik lieg niet en ik ben niet gek!' zei Harry en zijn stem werd een schreeuw. 'Ik zag het gebeuren, ik zweer het!'
'Ik geloof je, Potter,' zei professor Anderling kortaf. 'Doe je ochtendjas aan - we gaan naar het schoolhoofd.'