Hoofdstuk 23

KERSTMIS OP DE GESLOTEN AFDELING

Was dat de reden dat Perkamentus Harry niet meer wilde aankijken? Verwachtte hij de ogen van Voldemort te zien? Was hij bang dat ze in plaats van groen plotseling bloedrood zouden worden, met een katachtige, spleetvormige pupil? Harry herinnerde zich hoe het slangachtige gezicht van Voldemort uit het achterhoofd van professor Krinkel was gegroeid en streek met zijn hand over zijn eigen achterhoofd. Hij vroeg zich af hoe het zou aanvoelen als Voldemort door zijn schedel naar buiten zou dringen.
Hij voelde zich besmet, alsof hij een dodelijk virus met zich meedroeg. Op de terugweg vanaf het hospitaal hoorde hij niet in één trein te zitten met onschuldige, reine mensen wier lichaam en geest niet bezoedeld waren door Voldemort... hij had de slang niet alleen gezien; hij was de slang geweest, wist hij nu...
Plotseling schoot hem iets verschrikkelijks te binnen. Er kwam een herinnering bij hem boven die zo erg was dat zijn binnenste kronkelde en draaide als een nest slangen.
Wat wil hij dan nog meer hebben, behalve nieuwe volgelingen? Dingen die hij alleen stiekem te pakken kan krijgen... een wapen, bijvoorbeeld. Iets wat hij de vorige keer nog niet had.
Ik ben het wapen, dacht Harry. Het was alsof er gif door zijn aderen stroomde, gif dat hem verkleumde, zodat het koude zweet hem uitbrak terwijl hij mee schommelde met de trein in de donkere tunnel. Voldemort probeert mij te pakken te krijgen. Daarom word ik constant bewaakt. Dat is niet om mij te beschermen, maar andere mensen. Alleen werkt het niet; op Zweinstein kunnen ze me niet aan één stuk door in de gaten houden... ik heb meneer Wemel gisteren wel degelijk aangevallen, dat was ik. Voldemort heeft me ertoe gedwongen. Wie weet zit hij nu ook binnen in me en luistert hij naar wat ik denk.
'Voel je je wel goed, Harry?' fluisterde mevrouw Wemel, die zich voor Ginny langs boog terwijl de trein door het donker denderde, 'Je ziet er niet best uit. Is er iets?'
Iedereen keek naar hem. Hij schudde zijn hoofd en staarde naar een advertentie van een verzekeringsmaatschappij.
'Harry, liefje, weet je zeker dat je je wel goed voelt?' zei mevrouw Wemel bezorgd toen ze om het onverzorgde grasveld op het Grimboudplein heen liepen. 'Je ziet vreselijk bleek... heb je vanochtend wel geslapen? Ga dadelijk maar meteen naar boven, dan kun je nog een paar uur slapen voor we gaan eten.'
Hij knikte; dat was een goed excuus om niet met de anderen te hoeven praten, want daar had hij absoluut geen zin in. Zodra mevrouw Wemel de voordeur opendeed, liep hij haastig naar de trap, langs het trollenbeen dat als paraplubak diende, en ging naar zijn slaapkamer. Daar begon hij te ijsberen, langs de twee bedden en het lege schilderij van Firminus Nigellus. Talloze vragen en steeds ergere gedachten kolkten en maalden door zijn hoofd.
Hoe had hij een slang kunnen worden? Misschien was hij een Faunaat... nee, dat kon niet, dat zou hij weten... misschien was Voldemort een Faunaat... Ja, dacht Harry, dat kon kloppen, natuurlijk zou Voldemort in een slang veranderen... en als ik door hem bezeten word, veranderen we allebei in een slang... dat verklaart alleen nog niet hoe ik binnen vijf minuten van Zweinstein naar Londen kon reizen en weer terug... maar Voldemort is de machtigste tovenaar ter wereld, afgezien van Perkamentus -, waarschijnlijk is het voor hem een fluitje van een cent om mensen over zulke afstanden te verplaatsen...
En toen dacht hij, met een verschrikkelijke schok, maar dat is krankzinnig - als ik bezeten word door Voldemort, ziet hij nu door mijn ogen wat zich afspeelt in het Hoofdkwartier van de Orde van de Feniks! Hij weet wie tot de Orde behoort en waar Sirius is... en ik heb allerlei dingen gehoord die ik eigenlijk niet mag weten, alles wat Sirius me op die eerste avond verteld heeft...
Er zat maar één ding op: hij moest het Grimboudplein onmiddellijk verlaten. Dan maar Kerstmis op Zweinstein: de anderen zouden tijdens de vakantie in elk geval veilig zijn... maar nee, dat was ook geen oplossing. Op Zweinstein waren nog genoeg mensen die hij kon verwonden en verminken. Als het nou volgende keer Simon was, of Daan of Marcel?
Hij hield op met ijsberen en keek naar de lege lijst van Firminus Nigellus. Er drukte een loodzware last op zijn schouders. Hij had geen keus: hij moest terug naar de Ligusterlaan en alle banden met de toverwereld verbreken.
Nou, als er niets anders op zat, had het geen zin om het langer uit te stellen. Hij probeerde er niet aan te denken hoe de Duffelingen zouden reageren als hij een halfjaar te vroeg voor hun deur stond. Hij liep naar zijn hutkoffer, sloeg het deksel dicht, deed hem op slot en keek automatisch waar Hedwig zat, voordat hij zich herinnerde dat ze nog op Zweinstein was. Dan hoefde hij in elk geval niet met haar kooi te zeulen. Hij pakte het handvat van zijn hutkoffer en begon ermee te slepen. Hij was halverwege de kamer toen een hatelijke stem zei: 'O, dus we nemen de benen?'
Hij keek om. Firminus Nigellus was terug. Hij leunde tegen zijn lijst en keek geamuseerd naar Harry.
'Ik neem niet de benen,'zei Harry en hij sleepte zijn hutkoffer nog een stukje naar de deur.
'Ik dacht,' zei Firminus Nigellus, die over zijn puntbaardje streek, 'dat je dapper moest zijn om bij Griffoendor te komen? Volgens mij zou je beter op je plaats zijn geweest op mijn afdeling. Wij Zwadderaars zijn ook best dapper, maar niet stom. Als we de keus hebben, zullen we bijvoorbeeld altijd proberen ons eigen hachje te redden.'
'Ik probeer niet mijn eigen hachje te redden!' zei Harry bruusk, terwijl hij de hutkoffer over een bobbelig stuk tapijt trok.
'O, zit het zo?' zei Firminus Nigellus, die nog steeds over zijn baard streek. 'Dit is geen laffe vlucht - je doet het uit nobele motieven.'
Harry negeerde hem. Hij had zijn hand op de deurknop toen Firminus achteloos zei: 'Ik heb een boodschap voor je van Albus Perkamentus.'
Harry draaide zich bliksemsnel om.
'Wat voor boodschap?'
'"Blijf waar je bent.'" 'Ik heb me niet verroerd!' zei Harry met zijn hand nog steeds op de deurknop. 'Nou, wat is de boodschap?'
'Die heb ik net gegeven, simpele ziel,' zei Firminus Nigellus. 'Perkamentus zegt: "Blijf waar je bent.'"
'Waarom?' zei Harry nieuwsgierig en hij liet zijn hutkoffer los. 'Waarom moet ik blijven? Wat zei hij nog meer?' 'Niets,' zei Firminus Nigellus, die één dunne zwarte wenkbrauw optrok, alsof hij Harry veel te vrijpostig vond.
Harry's woede schoot omhoog als een slang die zich opricht uit het lange gras. Hij was uitgeput, hij was verward, hij had binnen twaalf uur doodsangst, opluchting en weer doodsangst gevoeld en nog steeds wilde Perkamentus niets tegen hem zeggen.
'Dus dat is alles?' zei hij luid. '"Blijf waar je bent"? Meer kon er ook al niet vanaf toen ik was aangevallen door die Dementors! Blijf jij nou maar gewoon waar je bent terwijl de volwassenen het probleem oplossen, Harry! We vertellen je maar niks, omdat je garnalenverstand dat misschien niet aankan!'
'Weet je,' zei Firminus Nigellus nog luider dan Harry, 'dat is nu precies waarom ik het vreselijk vond om leraar te zijn! Jonge mensen zijn er altijd zó van overtuigd dat zij alles beter weten! Is de gedachte wel eens bij je opgekomen, arme brallende windbuil, dat er misschien heel goede redenen zijn waarom het schoolhoofd van Zweinstein je niet elk klein detail van zijn plannen toevertrouwt? Heb je ooit beseft, als je even niet bezig was om te zwelgen in zelfmedelijden, dat je nog nooit in de problemen bent gekomen door de instructies van Perkamentus op te volgen? Nee. Nee, net als alle jonge mensen ben je ervan overtuigd dat alleen jij denkt en voelt, dat alleen jíj het gevaar onderkent, dat alleen jíj slim genoeg bent om door te hebben wat de Heer van het Duister in zijn schild voert -'
'Dus hij voert inderdaad iets in zijn schild? Iets wat met mij te maken heeft?' viel Harry hem in de rede.
'Zei ik dat?' antwoordde Firminus Nigellus, die nonchalant zijn zijden handschoenen bestudeerde. 'En als je me nu wilt excuseren: ik heb wel iets beters te doen dan naar je puberale geweeklaag te luisteren... een prettige dag verder.'
Hij wandelde naar de rand van zijn lijst en verdween uit het zicht. 'Goed dan, ga maar!' brulde Harry tegen de lege lijst. 'En bedank Perkamentus, al zou ik niet weten waarvoor!'
Het lege schilderij zweeg. Woest sleepte Harry zijn hutkoffer terug naar het voeteneinde van zijn bed en plofte met zijn ogen dicht op zijn buik op de mottige sprei. Zijn hele lichaam voelde zwaar en pijnlijk aan. Hij had het gevoel dat hij kilometers en kilometers had gelopen... het leek ondenkbaar dat hij nog geen vierentwintig uur eerder Cho Chang had gezoend onder de maretak... hij was doodmoe... hij durfde niet te slapen... en toch wist hij niet hoe lang hij nog wakker kon blijven... Perkamentus zei dat hij moest blijven... dat moest toch betekenen dat hij mocht slapen... maar hij was bang... stel dat het weer gebeurde?
Hij zonk weg in het donker...
Het was alsof een film in zijn hoofd gewacht had tot hij kon gaan draaien. Hij liep door een verlaten gang naar een effen zwarte deur, langs fakkels en ruwe stenen muren. Links was een opening naar een trap die naar beneden leidde...
Hij was bij de zwarte deur, maar kon hem niet open krijgen... hij staarde er wanhopig naar... hij moest naar binnen... daar bevond zich iets wat hij dolgraag wilde hebben... een schat die kostbaarder was dan hij ooit had kunnen dromen... deed zijn litteken maar niet zo'n pijn... dan zou hij helderder kunnen nadenken...
'Harry,' zei Rons stem. Hij klonk heel ver weg. 'Ma zegt dat het eten klaar is, maar als je in bed wilt blijven, bewaart ze wel wat voor je.'
Harry deed zijn ogen open. Ron was alweer weg.
Hij wil niet met mij in één kamer zijn, dacht Harry. Niet na wat hij Dolleman heeft horen zeggen. Waarschijnlijk wilden ze allemaal liever dat hij wegging nu ze wisten wat hij met zich meedroeg.
Hij zou niet naar beneden gaan; hij zou hun zijn gezelschap niet opdringen. Hij draaide zich op zijn andere zij en viel na een tijdje weer in slaap. In de kleine uurtjes werd hij opnieuw wakker. Zijn maag deed pijn van de honger en Ron snurkte in het andere bed. Hij keek door de kamer en zag het donkere silhouet van Firminus Nigellus in zijn lijst staan. Harry bedacht dat Perkamentus Nigellus waarschijnlijk opdracht had gegeven om hem in de gaten te houden, voor het geval hij iemand anders aanviel. Zijn onreine gevoel werd nog sterker. Hij begon er een beetje spijt van te krijgen dat hij de instructies van Perkamentus niet in de wind had geslagen... als het voortaan zo zou gaan aan het Grimboudplein, was hij misschien toch beter af in de Ligusterlaan.
Iedereen was de volgende ochtend druk in de weer met het ophangen van kerstversieringen. Harry kon zich niet herinneren dat Sirius ooit in zo'n opperbest humeur was geweest; hij zong zelfs kerstliedjes en was blijkbaar dolblij dat hij gezelschap zou hebben met de feestdagen.
Harry, die in zijn eentje in de koude woonkamer zat, hoorde zijn stem omhoog galmen door de vloer. Hij keek hoe de hemel buiten witter en witter werd en sneeuw voorspelde en voelde een soort woest genoegen bij het idee dat hij de anderen de gelegenheid gaf om over hem te praten, wat ze zeker zouden doen. Toen rond een uur of twaalf mevrouw Wemel onder aan de trap verscheen en hem riep, trok hij zich nog een verdieping hoger terug en negeerde haar.
Tegen zessen ging de bel en begon mevrouw Zwarts weer te krijsen. Harry dacht dat het Levenius was of een ander lid van de Orde, en ging wat gemakkelijker tegen de muur van Scheurbeks kamer zitten, waar hij zich nu schuilhield. Hij probeerde zijn rommelende maag te negeren terwijl hij dode ratten voerde aan de Hippogrief. Toen er een paar minuten later hard op de deur werd geklopt, schrok hij dan ook een beetje.
'Ik weet dat je daar bent,' zei de stem van Hermelien. 'Doe alsjeblieft open. Ik wil met je praten.'
'Wat moet jij hier?' vroeg Harry, toen hij de deur opendeed. Scheurbek zocht tussen het stro naar stukjes rat die hij misschien had laten vallen, 'Ik dacht dat je was gaan skiën met je ouders?'
'Nou, eerlijk gezegd ben ik niet echt dol op skiën,' zei Hermelien. 'En daarom dacht ik, laat ik hier kerst komen vieren.' Ze had sneeuw in haar haar en haar gezicht was rood van de kou. 'Maar zeg dat niet tegen Ron. Ik heb hem wijsgemaakt dat skiën geweldig is, omdat hij me steeds uitlachte. Pa en ma waren wel een beetje teleurgesteld, maar ik heb gezegd dat iedereen die het echt goed wil doen bij het examen, op Zweinstein blijft om te studeren. Ze willen graag dat ik hoge cijfers haal, dus ze begrijpen het wel. Maar goed,' zei ze kordaat, 'laten we naar je kamer gaan. Rons moeder heeft de haard aangemaakt en er staan boterhammen voor je klaar.'
Harry volgde haar naar de tweede verdieping. Toen hij de deur van zijn slaapkamer opendeed, zag hij tot zijn verbazing Ron en Ginny op Rons bed zitten.
'Ik ben met de Collectebus gekomen,' zei Hermelien luchtig, voor Harry iets kon zeggen. Ze deed haar jas uit. 'Perkamentus vertelde 's ochtends meteen wat er gebeurd was, maar ik moest wachten tot het officiële begin van de vakantie voordat ik weg mocht. Omber was razend dat jullie er tussenuit waren geknepen zonder dat zij het wist, ook al heeft Perkamentus gezegd dat meneer Wemel in het St. Holisto lag en dat hij jullie toestemming had gegeven om hem te bezoeken. Nou...'
Ze ging naast Ginny zitten en de twee meisjes en Ron keken Harry aan.
'Hoe voel je je?' vroeg Hermelien.
'Prima,' zei Harry stijfjes.
'O, lieg niet, Harry,' zei ze ongeduldig. 'Volgens Ron en Ginny heb je je sinds jullie terugkomst uit het St. Holisto niet meer laten zien.'
'O, zeggen ze dat?' zei Harry, die Ron en Ginny boos aankeek. Ron staarde naar zijn voeten, maar Ginny leek totaal niet onder de indruk.
'Dat is ook zo!' zei ze. 'En je kijkt ons niet meer aan!'
'Jullie kijken míj juist niet meer aan!' zei Harry nijdig.
'Misschien kijken jullie om de beurt, en zien jullie elkaar daarom niet,' zei Hermelien met een flauwe glimlach.
'Haha, heel grappig,' snauwde Harry, die zich omdraaide.
'Doe alsjeblieft niet steeds alsof niemand je begrijpt!' zei Hermelien scherp. 'De anderen hebben me verteld wat jullie gisteren met de Hangoren hebben gehoord -'
'O ja?' gromde Harry. Hij stak zijn handen diep in zijn zakken en keek naar de sneeuw die buiten neerdwarrelde. 'Dus jullie hebben lekker over me zitten praten? Nou, ik raak eraan gewend.'
'We wilden mét je praten, Harry,' zei Ginny, 'maar omdat je ons de hele tijd hebt ontlopen -'
'Ik had geen zin om met iemand te praten,' zei Harry, die steeds geïrriteerder raakte.
'Dat was dan behoorlijk stom van je,' zei Ginny boos. 'Zeker als je bedenkt dat ik de enige ben die ooit bezeten is geweest door Jeweetwel en ik dus weet hoe het voelt.'
Harry bleef even roerloos staan terwijl die woorden tot hem doordrongen. Toen draaide hij zich vlug om. 'Dat was ik vergeten,' zei hij.
'Bof jij even,' zei Ginny koel.
'Het spijt me,' zei Harry, en hij meende het. 'Nou, denk je... denk je dat ik inderdaad bezeten word?'
'Kun je je alles herinneren wat je hebt gedaan?' vroeg Ginny. 'Of zijn er grote leegtes en weet je niet wat je toen hebt uitgevoerd?'
Harry dacht diep na.
'Nee, die zijn er niet,' zei hij.
'Dan ben je nooit bezeten door Jeweetwel,' zei Ginny. 'Toen mij dat overkwam, zaten er soms urenlange gaten in mijn geheugen. Af en toe was ik ergens en wist ik helemaal niet hoe ik daar gekomen was.'
Harry durfde haar nauwelijks te geloven, maar toch begon de last die op hem drukte iets minder te worden.
'Maar die droom over je vader -'
'Je hebt al eerder dergelijke dromen gehad, Harry,' zei Hermelien.
'Vorig jaar voelde je af en toe ook wat Voldemort in zijn schild voerde.' 'Dat was anders,' zei Harry hoofdschuddend. 'Dit zag ik door de ogen van de slang. Het was alsof ik de slang was... stel dat Voldemort me op de een of andere manier naar Londen heeft vervoerd en -'
'Misschien lees je ooit nog eens Een Beknopte Geschiedenis van Zweinstein,' zei Hermelien geïrriteerd, 'en besef je eindelijk dat je op Zweinstein niet kunt Verschijnselen of Verdwijnselen. Zelfs Voldemort kan je niet zomaar uit je slaapzaal laten wegvliegen, Harry.'
'En je lag gewoon in bed, jongen,' zei Ron. 'Ik zag je minstens een minuut lang woelen in je slaap voor we je wakker konden krijgen.'
Harry begon weer door de kamer te ijsberen en dacht na. Wat ze zeiden was niet alleen geruststellend, maar klonk ook heel logisch... zonder erbij na te denken pakte hij een boterham van het bord op het bed en propte die in zijn mond. Ik ben het wapen niet, dacht
Harry. Zijn hart sprong op van vreugde en opluchting en hij had direct zin om mee te zingen met Sirius, die op weg was naar de kamer van Scheurbek en uit volle borst 'O Hippogrief, o Hippogrief, ik heb uw mooie veren lief' galmde.
Hoe had hij ooit kunnen overwegen om met kerst terug te gaan naar de Ligusterlaan? De vreugde van Sirius omdat hij een huis vol mensen had en vooral omdat Harry er was, werkte aanstekelijk. Hij was niet langer de norse gastheer die ze zich herinnerden van de zomervakantie; hij had zich blijkbaar voorgenomen dat iedereen net zulke fijne dagen moest hebben als wanneer ze op Zweinstein waren gebleven. In de aanloop naar kerst was hij samen met de anderen onvermoeibaar bezig met schoonmaken en versieren, zodat het huis vrijwel onherkenbaar was toen ze op kerstavond naar bed gingen. Aan de doffe luchters hingen geen spinnenwebben meer, maar gouden en zilveren slingers en guirlandes van hulst; op het versleten tapijt lagen grote bergen fonkelende magische sneeuw; een enorme kerstboom die Levenius had meegebracht en die versierd was met levende feeën onttrok de stamboom van Sirius aan het zicht, en zelfs de opgezette elfenhoofden in de hal waren van witte baarden en kerstmutsen voorzien.
Toen Harry op de ochtend van eerste kerstdag wakker werd, lag er een stapel cadeaus aan het voeteneinde van zijn bed. Ron had de helft van zijn nog grotere stapel al opengemaakt.
'Veel leuke dingen dit jaar,' zei hij door een wolk van papier. 'Bedankt voor het Bezemkompas, dat kan ik echt goed gebruiken. Heel wat beter dan wat ik van Hermelien heb gekregen - een huiswerkplanner -'
Harry bekeek zijn eigen pakjes en vond er eentje met Hermeliens handschrift erop. Ze had hem ook een boekje gegeven dat veel op een agenda leek, maar dat iedere keer als hij het opensloeg hardop dingen zei als: 'Maak vandaag je huiswerk af, anders krijg je spijt en straf!'
Van Sirius en Lupos kreeg Harry een serie uitstekende boeken getiteld Praktische Verdedigingsmagie als Wapen Tegen de Zwarte Kunsten, met schitterende bewegende kleurenillustraties van alle beschreven vervloekingen en tegenvervloekingen. Harry bladerde het eerste deel gretig door en zag dat het heel goed van pas zou komen bij zijn plannen voor de SVP. Hagrid stuurde hem een harige bruine portemonnee met tanden, die waarschijnlijk bedoeld was om diefstal tegen te gaan, maar die Harry helaas niet kon gebruiken zonder zelf een paar vingers kwijt te raken. Van Tops kreeg hij een klein, werkend model van een Vuurflits.
Harry keek hoe het door de kamer vloog en wenste dat hij de versie op ware grootte nog had. Ron gaf hem een enorme doos Smekkies in Alle Smaken, van Rons ouders kreeg hij snoep en de gebruikelijke gebreide trui en van Dobby een werkelijk afzichtelijk schilderij. Harry vermoedde dat hij het zelf gemaakt had. Hij had het net ondersteboven gekeerd om te zien of het dan iets minder lelijk was, toen Fred en George met een luide knal Verschijnselden aan het voeteneinde van zijn bed.
'Vrolijk kerstfeest,' zei George. 'Ga nog maar even niet naar beneden.'
'Hoezo?' vroeg Ron.
'Ma zit weer te huilen,' zei Fred somber. 'Percy heeft zijn trui teruggestuurd.'
'Zonder zelfs maar een briefje,' voegde George eraan toe. 'Hij heeft niet eens gevraagd hoe het met pa is en hij is ook niet op bezoek geweest.'
'We hebben geprobeerd haar te troosten,' zei Fred, die om het bed heen liep om Harry's schilderij te bekijken. 'We zeiden dat Percy een berg kotsverwekkende rattenkeutels was.'
'Het hielp niet echt,' zei George, die een Chocokikker pakte. 'En dus nam Lupos het maar van ons over. We kunnen beter wachten tot hij haar een beetje heeft opgevrolijkt voor we gaan ontbijten.'
'Wat stelt dat trouwens voor?' vroeg Fred, met een blik op het schilderij van Dobby. 'Het is net een aap met twee blauwe ogen.'
'Het is Harry!' zei George, die naar de achterkant van het schilderij wees. 'Kijk maar, daar staat het.'
'Een sprekende gelijkenis,' zei Fred grijnzend. Harry gooide zijn nieuwe huiswerkplanner naar hem toe; die smakte tegen de muur, viel op de grond en zei vrolijk: 'Werk nauwkeurig en met vlijt, dan heb je vaker vrije tijd.'
Ze stonden op en kleedden zich aan. Ze hoorden de verschillende bewoners van het huis 'Vrolijk kerstfeest' tegen elkaar roepen en toen ze naar beneden gingen, kwam ook Hermelien de trap af.
'Bedankt voor het boek, Harry!' zei ze vrolijk. 'Ik wilde Nieuwe Theorie der Getalsymboliek al heel lang hebben! En dat parfum is echt bijzonder, Ron.'
'Graag gedaan,' zei Ron. 'Voor wie is dat trouwens?' vroeg hij en hij knikte naar het keurig ingepakte cadeau dat Hermelien bij zich had.
'Voor Knijster,' zei Hermelien monter.
'Ik hoop dat het geen kleren zijn!' waarschuwde Ron haar. 'Je weet wat Sirius gezegd heeft: Knijster weet te veel. We kunnen hem niet vrijmaken!' 'Het zijn geen kleren,' zei Hermelien. 'Al zou ik hem inderdaad graag iets beters te dragen geven dan dat gore vod, als het aan mij lag. Nee, het is een lapjessprei. Om zijn slaapkamer wat op te vrolijken, dacht ik.'
'Wat voor slaapkamer?' fluisterde Harry, omdat ze langs het portret van de moeder van Sirius kwamen.
'Nou, volgens Sirius is het niet echt een slaapkamer, meer een soort - hok,' zei Hermelien. 'Blijkbaar slaapt hij onder de boiler in de keuken.'
Mevrouw Wemel was alleen in de keuken toen ze binnenkwamen. Ze stond bij het fornuis en klonk alsof ze zwaar verkouden was toen ze hen 'Vrolijk kerstfeest' wenste. Ze keken haar opzettelijk niet aan.
'Dus hier slaapt Knijster?' zei Ron. Hij slenterde naar een groezelige deur in de hoek tegenover de provisiekast. Harry kon zich niet herinneren dat die deur ooit open was geweest.
'Ja,' zei Hermelien een beetje nerveus. 'Eh... misschien kunnen we beter kloppen.' Ron tikte met zijn knokkels op de deur, maar er werd niet gereageerd.
'Hij sluipt natuurlijk ergens boven rond,' zei hij en zonder verdere omhaal deed hij de deur open. 'Getver'
Harry keek ook. Het grootste deel van de kast werd in beslag genomen door een grote ouderwetse boiler, maar onder de leidingen was zo'n dertig centimeter ruimte, en daar had Knijster een soort nest voor zichzelf gemaakt. Er lag een warboel van vodden en stinkende oude dekens en aan de kleine holte in het midden zagen ze waar Knijster 's nachts sliep. Hier en daar lagen oudbakken broodkorsten en beschimmelde stukjes kaas tussen de dekens en in een hoek glinsterden kleine voorwerpen en munten die Knijster als een ekster had meegenomen toen Sirius het huis leeghaalde. Hij had ook de familiefoto's in zilveren lijsten gered die Sirius van de zomer had weggegooid. Het glas mocht dan kapot zijn, de zwart-witte mensjes op de foto's keken hen nog steeds hooghartig aan. Een van hen, besefte Harry met een schok, was de donkere vrouw met de zware oogleden wier proces hij had gevolgd in de Hersenpan van Perkamentus: Bellatrix van Detta. Zo te zien was dat Knijsters lievelingsfoto; hij stond voor de andere en het glas was onhandig gerepareerd met Fantastape.
'Laat ik zijn cadeautje hier maar neerleggen,' zei Hermelien. Ze plaatste het pakje in het midden van de holte in de stapel vodden. 'Dan vindt hij het vanzelf.'
'Dat doet me eraan denken,' zei Sirius, die de provisiekast uitkwam met een grote kalkoen toen ze de deur van Knijsters hok weer dichtdeden, 'heeft iemand Knijster de laatste tijd nog gezien?'
'Niet sinds de nacht dat wij arriveerden,' zei Harry. 'Toen stuurde je hem de keuken uit.'
'Ja...' zei Sirius fronsend. 'Ja, volgens mij heb ik hem toen ook voor het laatst gezien... waarschijnlijk houdt hij zich boven schuil.'
'Je denkt toch niet dat hij weg is?' zei Harry. 'Ik bedoel, dacht hij misschien dat hij het huis uit moest toen je "eruit" zei?'
'Nee, nee, huis-elfen kunnen pas weg als ze kleren krijgen. Ze zijn gebonden aan het huis van hun familie,' zei Sirius.
'Als ze écht willen, kunnen ze hun huis verlaten,' sprak Harry hem tegen. 'Dat heeft Dobby ook gedaan. Twee jaar geleden verliet hij het huis van Malfidus om mij te waarschuwen. Hij moest zichzelf daarna wel straffen, maar het lukte hem.'
Sirius leek even van zijn stuk gebracht, maar zei toen: 'Ik ga hem later wel zoeken. Waarschijnlijk zit hij ergens boven te snotteren om een oude onderbroek van mijn moeder of zo. Het zou natuurlijk ook kunnen dat hij in de droogkast is gekropen en daar de pijp is uit gegaan... maar laat ik niet te veel verwachten.'
Fred, George en Ron lachten, maar Hermelien keek Sirius verwijtend aan.
Zodra ze hun kerstlunch verorberd hadden, wilden de Wemels, Harry en Hermelien weer op bezoek bij meneer Wemel, onder begeleiding van Dwaaloog en Lupos. Levenius kwam op tijd voor het toetje en de kerstpudding, en had een auto 'geleend' omdat de ondergrondse niet reed op eerste kerstdag. Harry betwijfelde of de auto was meegenomen met toestemming van de eigenaar, maar hij was van binnen magisch vergroot, net als de oude Ford Anglia van de Wemels.
Van buiten zag hij er normaal uit, maar er pasten makkelijk tien mensen in, met Levenius achter het stuur. Mevrouw Wemel wilde eerst niet instappen - haar afkeer van Levenius en haar hekel aan niet-magische transportmiddelen streden om voorrang - maar uiteindelijk liet ze zich overhalen door de smeekbedes van haar kinderen en de kou buiten, en nam ze zonder klagen op de achterbank plaats tussen Fred en Bill.
De reis naar het St. Holisto duurde maar kort, omdat er vrijwel geen verkeer was. Een paar heksen en tovenaars schuifelden schichtig door de verder uitgestorven straat. Harry en de anderen stapten uit en Levenius parkeerde om de hoek, waar hij op hen zou wachten. Ze liepen nonchalant naar de etalage waar de pop in groen nylon stond en stapten een voor een door de ruit.
De wachtruimte zag er feestelijk uit: de kristallen bellen die het hospitaal verlichtten waren nu rood en goud en leken op reusachtige kerstballen; om elke deuropening hingen slingers van hulst en overal stonden glanzend witte kerstbomen, bedekt met magische sneeuw en ijspegels en bekroond met een gouden ster. Het was een stuk minder druk dan de vorige keer, al werd Harry halverwege de ruimte bijna ondersteboven gelopen door een heks die een mandarijntje in haar neusgat had.
'Familieruzie zeker?' zei de blonde heks achter de balie grijnzend. 'U bent al de derde vandaag... Spreukschade, vierde verdieping.'
Meneer Wemel zat overeind in bed en had een dienblad met de resten van zijn kerstkalkoen op schoot. Hij keek nogal schaapachtig.
'Alles goed, Arthur?' vroeg mevrouw Wemel, toen ze haar man begroet hadden en hem hun cadeautjes hadden gegeven.
'Prima, prima,' zei meneer Wemel iets te joviaal. 'Eh - hebben jullie toevallig Heler Smergelhout gezien?'
'Nee,' zei mevrouw Wemel achterdochtig. 'Hoezo?'
'Niets, niets,' zei meneer Wemel luchtig. Hij begon zijn cadeaus uit te pakken. 'Hebben jullie een fijne dag gehad? En leuke cadeautjes? O Harry - dit is echt fantastisch!' Hij had het pakje van Harry opengemaakt, dat elektriciteitsdraad en schroevendraaiers bevatte.
Mevrouw Wemel leek niet helemaal tevreden met het antwoord van haar man. Toen hij zich naar Harry boog om hem een hand te geven, keek ze vlug naar het verband onder zijn nachthemd.
'Arthur,' zei ze, op zo'n ijzige toon dat het leek alsof er een poolwind was opgestoken, 'je verband is verwisseld. Waarom is je verband een dag eerder verwisseld, Arthur? Ze zeiden dat dat pas morgen hoefde te gebeuren.'
'Wat?' zei meneer Wemel, die de dekens vlug tot aan zijn borst optrok en nogal angstig keek. 'Nee, nee - niets aan de hand - het - ik -'
Hij kromp in elkaar onder de doordringende blik van mevrouw Wemel.
'Nou - word alsjeblieft niet boos, Molly, maar Augustus Zalver had een idee... hij is Aankomend Heler, weet je, een heel aardige jongen die geïnteresseerd is in... eh... alternatieve geneeswijzen... ik bedoel, sommige van die oude Dreuzelremedies... nou, ze noemen het hechtingen, Molly, en ze werken heel goed bij - bij Dreuzelwonden -'
Mevrouw Wemel maakte een onheilspellend geluid dat het midden hield tussen een gil en een grom. Lupos liep naar de weerwolf, die geen bezoek had en een beetje afgunstig naar de drom mensen rond het bed van meneer Wemel keek; Bill mompelde dat hij een kop thee ging halen en Fred en George stonden grijnzend op en gingen met hem mee.
'Wil je beweren,' gromde mevrouw Wemel, die met elk woord harder ging praten en zich er blijkbaar niet van bewust was dat de rest van het bezoek haastig dekking zocht, 'dat je hebt zitten rotzooien met Dreuzelmedicijnen?'
'Je moet het geen rotzooien noemen, Molly,' zei meneer Wemel smekend. 'Het was gewoon - gewoon iets wat Zalver en ik wilden uitproberen. Alleen werkte het - nou, in het geval van deze wonden, werkte het helaas niet zo goed als we gehoopt hadden -'
'Eh dat betekent?'
'Nou... ik weet niet of je weet wat - wat hechtingen zijn?'
'Het klinkt alsof ze geprobeerd hebben je huid weer aan elkaar te naaien,' zei mevrouw Wemel met een snuivende, vreugdeloze lach.
'Maar zelfs jij, Arthur, zou niet zó stom zijn -'
'Ik heb eigenlijk ook best trek in thee,' zei Harry, die overeind sprong.
Hermelien, Ron, Ginny en hij sprintten bijna naar de deur. Net toen die achter hen dicht viel hoorden ze mevrouw Wemel gillen: 'HOE BEDOEL JE, DAAR KOMT HET WEL OP NEER?'
'Typisch pa,' zei Ginny hoofdschuddend terwijl ze door de gang liepen. 'Hechtingen... nou vraag ik je...'
'Ach, bij niet-magische wonden werken ze heel goed,' zei Hermelien redelijk. 'Waarschijnlijk lossen ze op door het gif van die slang. Waar zou de cafetaria zijn?'
'Vijfde verdieping,' zei Harry, die zich het bord naast de balie van de Hospiheks herinnerde.
Ze passeerden een dubbele deur en kwamen bij een gammele trap waar nog meer portretten van bruut uitziende Helers hingen. Op weg naar boven werden ze nageroepen door verscheidene Helers, die beweerden dat ze aan merkwaardige kwalen leden en gruwelijke behandelingen voorstelden. Ron was diep beledigd toen een middeleeuwse tovenaar zei dat hij aan een ernstige vorm van smetbroei leed.
'En wat mag smetbroei dan wel wezen?' vroeg hij boos, toen de Heler hem achtervolgde door zes portretten en de bewoners van de lijsten ruw opzij duwde.
'Een ernstige en ontsierende huidaandoening, jonge meester, waardoor u nog pokdaliger en afstotelijker zult worden dan u nu al bent -'
'Wie is er hier afstotelijk?' zei Ron boos en zijn oren werden rood.
'- de enige remedie is om de lever van een pad te nemen, die strak om uw nek te binden en met volle maan naakt in een ton vol palingogen te gaan staan -'
'Ik heb geen smetbroei!'
'Maar de afzichtelijke vlekken op uw gelaat dan, jonge meester -'
'Dat zijn sproeten!' zei Ron woedend. 'Vooruit, hoepel op naar je lijst en laat me met rust!'
Hij keek boos naar de anderen, die met moeite hun gezicht in de plooi wisten te houden.
'Op welke verdieping zijn we nu?'
'Volgens mij de vijfde,' zei Hermelien.
'Nee, de vierde,' zei Harry. 'Nog eentje -'
Maar toen ze op de overloop waren, bleef hij abrupt staan en keek naar het kleine ruitje in de dubbele deuren die toegang gaven tot een gang met het opschrift SPREUKSCHADE. Een man staarde hen aan door het glas, met zijn neus tegen de ruit gedrukt. Hij had golvend blond haar, helderblauwe ogen en hagelwitte tanden, die duidelijk te zien waren omdat hij breed en wezenloos glimlachte.
'Jemig!' zei Ron, die de man ook aanstaarde.
'O hemel,' zei Hermelien ademloos. 'Professor Smalhart!'
Hun oud-leraar Verweer tegen de Zwarte Kunsten duwde de deuren open en kwam naar hen toe. Hij droeg een lange lila ochtendjas.
'Hallo allemaal,' zei hij. 'Jullie willen vast graag mijn handtekening, hè?'
'Hij is nog niks veranderd,' mompelde Harry tegen Ginny, die grijnsde.
'Eh - hoe is het met u, professor?' zei Ron een beetje schuldig. Door Rons defecte toverstok was het geheugen van professor Smalhart zo zwaar beschadigd dat hij in het St. Holisto was beland, al had Harry niet al te veel sympathie voor hem omdat hij destijds had geprobeerd het geheugen van Harry en Ron permanent te wissen.
'Met mij gaat het prima, dank je!' zei Smalhart monter. Hij haalde een nogal verfrommelde pauwenveer uit zijn zak. 'En, hoeveel handtekeningen willen jullie? Ik kan nu letters aan elkaar schrijven, weet je!'
'Eh - even niks nodig, maar toch bedankt,' zei Ron. Hij keek met opgetrokken wenkbrauwen naar Harry, die vroeg: 'Professor, mag u wel op deze gang zijn? Moet u niet terug naar uw zaal?'
Smalharts glimlach stierf weg. Hij keek Harry aandachtig aan en zei toen: 'Kennen we elkaar niet?'
'Eh... ja,' zei Harry. 'U gaf les aan Zweinstein, weet u nog?'
'Les?' herhaalde Smalhart. Hij leek een beetje uit het veld geslagen.
'Ik? Werkelijk?'
Zijn glimlach keerde zo plotseling terug dat het bijna angstaanjagend was.
'Ik heb jullie vast alles geleerd wat ik wist! Nou, hoe zit het met die handtekeningen? Zullen we beginnen met een stuk of tien? Jullie kunnen ze aan je vriendjes geven, er is genoeg voor iedereen!'
Op dat moment stak een vrouw haar hoofd om de deur aan het eind van de gang en riep: 'Gladianus, stoute jongen, waar ben je?' Een moederlijk uitziende Heler met een slinger in haar haar kwam aanlopen. Ze glimlachte vriendelijk tegen Harry en de anderen.
'O Gladianus, je hebt bezoek! Wat heerlijk, en nog wel op eerste kerstdag! Hij krijgt nóóit bezoek, weet je, de arme stakker, en ik snap niet waarom. Je bent juist zo'n lieve schat, hè Gladianus?'
'We gaan handtekeningen zetten!' zei Smalhart tegen de Heler, met een oogverblindende glimlach. 'Bergen handtekeningen! Ze laten zich niet afschepen! Ik hoop maar dat we genoeg foto's hebben!'
'Moet je hem horen,' zei de Heler, die Gladianus bij zijn arm pakte en hem met een liefdevolle glimlach aankeek, alsof hij een jongetje van twee was dat slim was voor zijn leeftijd. 'Een paar jaar geleden was hij vrij bekend; we hopen dat die drang om handtekeningen uit te delen een teken is dat zijn geheugen begint terug te keren. Gaan jullie mee? Hij zit op een gesloten afdeling; ik denk dat hij stiekem naar buiten is geglipt toen ik de kerstcadeautjes bracht. Niet dat hij gevaarlijk is,' voegde ze er fluisterend aan toe. 'Hij is eerder een gevaar voor zichzelf, de schat... hij weet niet wie hij is. Hij loopt soms zomaar weg en weet dan niet meer hoe hij terug moet komen... het is echt heel aardig dat jullie op bezoek komen.'
'Eh,' zei Ron, met een vaag gebaar naar de verdieping boven hen, 'eerlijk gezegd wilden we - eh -'
Maar de Heler glimlachte verwachtingsvol en Rons zwakke gemompel over 'een kopje thee halen' stierf weg. Ze keken elkaar hulpeloos aan en volgden Gladianus en zijn Heler.
'We blijven maar even,' zei Ron zacht.
De Heler wees met haar toverstok op de deur van de Charles 1'Atanzaal en mompelde 'Alohomora'. De deur zwaaide open. Ze ging de anderen voor naar binnen, maar hield de arm van Gladianus stevig vast tot ze hem in een stoel naast zijn bed had gezet.
'Dit is een zaal voor patiënten die langdurige behandeling behoeven,' zei ze zacht. 'Voor mensen met permanente spreukschade. Met intensieve elixertherapie, veel bezweringen en een beetje geluk kunnen we soms voor enige verbetering zorgen. Gladianus wordt zich iets meer van zichzelf bewust en meneer Pais gaat echt vooruit: hij kan alweer heel behoorlijk praten, al weten we nog niet in welke taal. Nou, ik ga de rest van de kerstcadeautjes uitdelen, dan kunnen jullie gezellig met elkaar praten.'
Harry keek om zich heen. Het was duidelijk dat de mensen op deze zaal er permanent verbleven. Ze hadden veel meer persoonlijke bezittingen om hun bedden staan dan op de zaal van meneer Wemel; zo hing de muur bij het hoofdeinde van Smalharts bed vol met foto's van hemzelf, die tandenblikkerend grijnsden en zwaaiden naar het bezoek. Hij had veel foto's in kinderlijke hanenpoten gesigneerd en voorzien van een opdracht aan zichzelf. Zodra de Heler hem in zijn stoel had gezet, pakte Gladianus een nieuwe stapel foto's, greep een veer en begon ze koortsachtig te signeren.
'Jij mag ze in enveloppen doen,' zei hij tegen Ginny. Hij gooide de gesigneerde foto's een voor een op haar schoot. 'Ik ben nog lang niet vergeten, weet je. Ik krijg een heleboel fanmail... Saartje Slabber schrijft me iedere week... wist ik maar waarom...' Hij staarde even verbaasd voor zich uit, glimlachte toen weer en signeerde met hernieuwde energie verder. 'Het zal wel zijn omdat ik zo ontzettend knap ben...'
Een tovenaar met een tanige huid en een droevig gelaat lag in het bed tegenover Gladianus en staarde naar het plafond; hij mompelde in zichzelf en scheen zich totaal niet bewust te zijn van zijn omgeving. Twee bedden verder lag een vrouw van wie het hoofd met een dikke vacht was bedekt; Harry herinnerde zich dat in hun tweede jaar Hermelien ook iets dergelijks was overkomen, al was in haar geval de schade gelukkig te herstellen geweest. Rond twee bedden aan het eind van de zaal waren gebloemde gordijnen dichtgetrokken, om de patiënten en hun bezoek wat privacy te geven.
'Alsjeblieft, Agnes,' zei de Heler opgewekt tegen de vrouw met de vacht en ze gaf haar een stapeltje kerstcadeaus. 'Kijk, je wordt niet vergeten en je zoon heeft een uil gestuurd om te laten weten dat hij vanavond op bezoek komt. Gezellig, hè?'
Agnes blafte luid.
'Kijk, Placidus, iemand heeft je een plant gestuurd, en een mooie kalender met de Hippogrief van de maand; dat vrolijkt de boel hier een beetje op,' zei de Heler. Ze liep naar de mompelende man, zette een lelijke plant met lange, wuivende tentakels op zijn nachtkastje en hing met haar toverstok een kalender aan de muur. 'En- o, mevrouw Lubbermans, gaat u al?'
Harry keek vliegensvlug om. De gordijnen rond de twee bedden aan het eind van de zaal waren open en twee bezoekers liepen door het gangpad tussen de bedden naar de deur. een geducht uitziende oude heks met een lange groene jurk, een mottig vossenbontje en een punthoed die was versierd met een opgezette gier, werd sjokkend gevolgd door een uiterst neerslachtige - Marcel.
Plotseling besefte Harry wie de mensen in de twee laatste bedden moesten zijn. Hij zocht verwoed naar iets om de anderen af te leiden, zodat Marcel de zaal onopgemerkt en zonder vragen te hoeven beantwoorden kon verlaten, maar Ron had ook omgekeken toen hij de naam 'Lubbermans' hoorde en voor Harry hem kon tegenhouden riep hij: 'Marcel!'
Marcel maakte een sprongetje van schrik en dook toen angstig ineen, alsof er een kogel rakelings langs zijn hoofd was gefloten.
'Wij zijn het, Marcel!' zei Ron opgewekt en hij stond op. 'Heb je het ook gezien? - Smalhart is hier! Bij wie ben jij op bezoek geweest?'
'Vrienden van je, schat?' zei Marcels oma beleefd en ze kwam naar hen toe.
Marcel had zo te zien het liefst door de grond willen zakken. Een doffe blos kleurde zijn mollige wangen en hij keek de anderen niet aan.
'O ja,' zei zijn oma, die Harry goed bekeek en een verschrompelde, klauwachtige hand uitstak. 'Ja, ik weet natuurlijk wie je bent. Marcel is altijd vol lof over je.'
'Eh - dank u,' zei Harry, die haar een hand gaf. Marcel keek hem niet aan, maar staarde naar zijn voeten. Zijn gezicht werd steeds roder.
'En jullie zijn duidelijk Wemels,' vervolgde mevrouw Lubbermans, die haar hand vorstelijk uitstak naar Ron en Ginny. 'Ja, ik ken jullie ouders - niet goed, natuurlijk - maar prima mensen, prima mensen... en jij bent Hermelien Griffel?'
Hermelien was nogal verbluft dat mevrouw Lubbermans haar naam kende, maar gaf haar toch een hand.
‘Ja, Marcel heeft me over je verteld. Je hebt hem een paar keer uit de nesten gehaald, hè? Het is een beste jongen,' zei ze, en ze keek Marcel streng aan langs haar knokige neus, 'maar hij heeft helaas niet het talent van zijn vader.' Ze gebaarde met haar hoofd naar de twee bedden aan het eind van de zaal, zodat de opgezette gier op haar hoed alarmerend trilde.
'Wat?' zei Ron stomverbaasd. (Harry wilde eigenlijk op zijn voet gaan staan, maar het is veel moeilijker om dat onopvallend te doen als je een spijkerbroek draagt in plaats van een tovenaarsgewaad.) 'Ligt je vader daar, Marcel?'
'Wat hoor ik nu?' zei mevrouw Lubbermans scherp. 'Heb jij je vrienden nooit verteld over je ouders, Marcel?'
Marcel haalde diep adem, keek naar het plafond en schudde zijn hoofd. Harry kon zich niet herinneren dat hij ooit zoveel medelijden met iemand had gehad, maar hij kon geen enkele manier bedenken om de situatie minder pijnlijk te maken voor Marcel.
'Nou, je hoeft je echt niet te schamen!' zei mevrouw Lubbermans boos. 'Je zou juist trots moeten zijn, Marcel, trots! Ze hebben hun lichamelijke en geestelijke gezondheid niet opgeofferd zodat hun enige zoon zich voor hen zou schamen, weet je!'
'Ik schaam me niet,' zei Marcel zacht. Hij keek nog steeds niet naar Harry en de anderen. Ron was op zijn tenen gaan staan en probeerde de mensen in de achterste twee bedden te zien.
'Dat laat je dan wel op een rare manier blijken!' zei Marcels oma. 'Mijn zoon en zijn vrouw zijn net zo lang gemarteld door de volgelingen van Jeweetwel tot ze krankzinnig werden,' zei ze waardig tegen Harry, Ron, Hermelien en Ginny.
Hermelien en Ginny drukten hun handen tegen hun mond; Ron probeerde niet langer reikhalzend een glimp op te vangen van Marcels ouders en leek zich diep te schamen.
'Ze waren Schouwers en de hele tovergemeenschap had een hoge dunk van hen,' vervolgde mevrouw Lubbermans. 'Ze hadden allebei veel talent en - ja, Lies? Wat wil je, liefje?
' Marcels moeder kwam in haar nachtpon aanschuifelen door de zaal. Van de mollige, vrolijke vrouw die Harry zich herinnerde van Dollemans oude foto van de oorspronkelijke Orde van de Feniks was niets meer over: haar gezicht was nu ingevallen en afgetobd, haar ogen leken te groot voor haar gelaat en haar haar was wit, dun en dor. Ze wilde blijkbaar niets zeggen, of misschien kon ze dat niet, maar ze maakte schuchtere gebaartjes naar Marcel en hield iets in haar uitgestrekte hand.
'Alweer?' verzuchtte mevrouw Lubbermans. 'Goed, Lies, goed - pak het maar aan, Marcel, wat het dan ook is.'
Maar Marcel had zijn hand al uitgestoken en zijn moeder legde er een leeg papiertje van Slobbers Beste Bubbelgum in.
'Mooi hoor, schat,' zei Marcels oma met geveinsde hartelijkheid en ze klopte zijn moeder op haar schouder.
Maar Marcel zei alleen: 'Bedankt, ma.'
Zijn moeder wankelde terug naar haar bed, zachtjes in zichzelf neuriënd. Marcel keek de anderen opstandig aan, alsof hij hen uitdaagde om te lachen, maar Harry dacht niet dat hij ooit iets had gezien wat minder grappig was.
'Nou, we moeten weer eens gaan,' zuchtte mevrouw Lubbermans en ze trok lange groene handschoenen aan. 'Leuk om jullie ontmoet te hebben. Gooi dat papiertje maar in de prullenmand, Marcel. Ze heeft je er genoeg gegeven om je hele slaapkamer mee te behangen.'
Maar toen ze weggingen, wist Harry bijna zeker dat hij Marcel het papiertje in zijn zak zag steken. De deur ging achter hen dicht.
'Dat heb ik nooit geweten,' zei Hermelien. Het huilen stond haar zo te zien nader dan het lachen.
'Ik ook niet,' zei Ron nogal schor.
'Ik ook niet,' fluisterde Ginny.
Ze keken naar Harry.
'Ik wel,' zei hij mistroostig, ik heb het van Perkamentus gehoord, maar ik mocht het aan niemand vertellen... daarom hebben ze Bellatrix van Detta naar Azkaban gestuurd. Die heeft Marcels ouders net zo lang gemarteld met de Cruciatusvloek tot ze krankzinnig werden.'
'Heeft Bellatrix van Detta dat gedaan?' fluisterde Hermelien vol afschuw. 'De vrouw van wie Knijster een foto heeft in zijn hok?'
De lange stilte die volgde werd verbroken door de boze stem van Smalhart.
'Hoor eens, ik heb niet voor niets geleerd om aan elkaar te schrijven!'