Hoofdstuk 37

DE VERLOREN PROFETIE

Harry's voeten raakten de grond, zijn knieën bogen een beetje door en het gouden hoofd van het beeld viel met een daverende klap op de vloer. Harry keek om zich heen en zag dat hij in de kamer van Perkamentus was.
Het interieur scheen zichzelf gerepareerd te hebben tijdens de afwezigheid van Perkamentus. De tere zilveren instrumenten stonden weer snorrend en puffend op hun tafeltjes en de portretten van vroegere schoolhoofden snurkten in hun lijsten; hun hoofden rustten tegen de rand van de schilderijen of op de rugleuning van hun stoelen. Harry keek uit het raam en zag een koele, lichtgroene streep aan de horizon; de zon kwam bijna op.
De doodse stilte, die alleen zo nu en dan werd verbroken door het gegrom of gesnuif van een slapend portret, was ondraaglijk: als de omgeving zijn gevoelens had weerspiegeld, zouden de portretten het hebben uitgeschreeuwd van pijn. Jachtig ademend liep Harry door de mooie, stille kamer en probeerde niet na te denken. Maar er was geen ontkomen aan... hij móést wel nadenken...
Het was zijn schuld dat Sirius dood was, helemaal zijn schuld. Als hij niet zo stom was geweest om in Voldemorts val te trappen, als hij er niet zo van overtuigd was geweest dat hij in zijn dromen de werkelijkheid had gezien, als hij had opengestaan voor de mogelijkheid dat Voldemort rekende op Harry's neiging om de redder-in-nood uit te hangen, zoals Hermelien ook al gezegd had...
Het was onverdraaglijk. Hij wilde er niet aan denken, hij kon er niet tegen... hij voelde een vreselijke leegte in zichzelf waar hij niet naar durfde kijken, een donkere leegte op de plaats waar Sirius had gezeten, waar Sirius was verdwenen. Hij kon het niet opbrengen om alleen te zijn met dat grote zwarte gat, dat wilde hij niet. Achter hem snurkte een portret opvallend hard en een koele stem zei: 'Aha... Harry Potter...'
Firminus Nigellus geeuwde breed, rekte zich uit en keek Harry met zijn sluwe, smalle ogen aan. 'Wat doe jij hier zo vroeg?' vroeg Firminus. 'Alleen het wettige schoolhoofd mag in deze kamer komen. Of heeft Perkamentus je gestuurd? O, ik weet het al...' Hij geeuwde nogmaals uitgebreid. 'Is er weer een boodschap voor mijn waardeloze achterachterkleinzoon?'
Harry zei niets. Firminus Nigellus wist niet dat Sirius dood was, maar Harry kon de woorden niet over zijn lippen krijgen. Als hij het hardop zei zou het definitief zijn, onherstelbaar, onherroepelijk.
Er waren nog een paar portretten wakker geworden. Harry was bang dat ze hem nog meer vragen zouden stellen; hij liep vlug naar de deur en pakte de knop.
Er zat geen beweging in. Hij was opgesloten.
'Dit betekent hopelijk dat Perkamentus binnenkort weer in ons midden zal zijn?' zei de dikke tovenaar met de rode neus die achter het bureau van Perkamentus hing.
Harry draaide zich om. De tovenaar keek hem vol belangstelling aan en Harry knikte. Achter zijn rug draaide hij opnieuw aan de deurknop, maar zonder resultaat.
'Goed zo,' zei de dikke tovenaar. 'Het is erg saai als hij er niet is, heel erg saai.'
Hij ging op zijn troonachtige stoel zitten en glimlachte minzaam tegen Harry. 'Perkamentus heeft een hoge dunk van je,' zei hij vriendelijk. 'Maar dat weet je natuurlijk. Ja, hij heeft het grootste respect voor je.'
De schuldgevoelens in Harry's borst kronkelden en knaagden als een monsterlijke, loodzware parasiet. Harry kon er niet meer tegen, hij kon het niet verdragen om zichzelf te zijn... hij had zich nog nooit zo gevangen gevoeld in zijn eigen hoofd en lichaam, had nog nooit zo vurig gewenst dat hij iemand anders was, het gaf niet wie...
In de lege haard laaiden smaragdgroene vlammen op; Harry stapte snel weg bij de deur en keek naar de gedaante die onder de schoorsteenmantel tolde. Zodra de lange gestalte van Perkamentus uit de haard stapte, werden de heksen en tovenaars aan de muren wakker. Veel portretten verwelkomden hem luid.
'Dank jullie,' zei Perkamentus zacht.
Hij keek niet meteen naar Harry, maar liep naar de stok bij de deur, haalde Felix uit zijn binnenzak en zette het kleine, kale, lelijke kuiken voorzichtig in de bak met as onder de gouden paal waarop de volwassen feniks gewoonlijk zat.
'Zo, Harry,' zei Perkamentus, die zich eindelijk omdraaide, 'je zult blij zijn te horen dat je vrienden geen blijvende schade zullen overhouden aan de gebeurtenissen van vannacht.'
Harry probeerde 'Gelukkig' te zeggen, maar er kwam geen geluid uit zijn mond. Het was alsof Perkamentus hem herinnerde aan wat hij had aangericht. Hij keek Harry nu eindelijk recht aan en zijn uitdrukking was niet beschuldigend maar vriendelijk, maar toch kon Harry zijn blik niet verdragen.
'Madame Plijster is bezig iedereen op te lappen,' zei Perkamentus. 'Misschien moet Nymphadora Tops een tijdje naar het St. Holisto, maar we denken dat zij ook weer de oude zal worden.'
Harry stelde zich tevreden met een knikje, maar bleef naar het tapijt kijken, dat net als de hemel buiten gestaag lichter werd. Hij wist zeker dat de portretten aandachtig luisterden, en zich afvroegen waar Perkamentus en Harry waren geweest en waarom er gewonden waren gevallen.
'Ik weet hoe je je voelt, Harry,' zei Perkamentus zacht.
'Nee, dat weet u niet!' zei Harry. Zijn stem klonk hard en schril; er golfde een withete woede door hem heen. Perkamentus had geen flauw idee hoe hij zich voelde.
'Zie je wel, Perkamentus?' zei Firminus Nigellus hatelijk. 'Probeer nooit leerlingen te begrijpen, dat vinden ze vreselijk. Ze hebben veel liever dat niemand hen begrijpt, zodat ze kunnen zwelgen in zelfmedelijden, genieten van hun eigen -'
'Zo is het genoeg, Firminus,' zei Perkamentus.
Harry keerde Perkamentus de rug toe en staarde koppig uit het raam. In de verte zag hij het Zwerkbalstadion waar Sirius ooit was verschenen als een harige zwarte hond, zodat hij Harry kon zien spelen... waarschijnlijk had hij willen zien of Harry even goed was als James... dat had Harry nooit gevraagd...
'Je hoeft je niet te schamen voor je gevoelens, Harry,' zei Perkamentus. 'Integendeel... het feit dat je zo'n pijn kunt voelen is juist je grootste kracht.'
Harry voelde woede door zijn aderen stromen en nog hoger oplaaien in die verschrikkelijke innerlijke leegte. Hij wilde Perkamentus pijn doen, vanwege zijn kalmte en zijn loze woorden.
'M'n grootste kracht, hè?' zei Harry. Zijn stem trilde terwijl hij naar het Zwerkbalstadion staarde, al zag hij het niet echt. 'U hebt geen idee... u snapt er niks van...'
'Wat snap ik niet?' vroeg Perkamentus bedaard.
Het was te veel. Harry draaide zich trillend om. 'Ik wil er niet over praten, oké?'
'Harry, je verdriet bewijst dat je een mens bent! Deze pijn hoort daarbij -'
'DAN - WIL - IK - GEEN - MENS - ZIJN!' brulde Harry. Hij pakte het tere zilveren instrument dat op het tafeltje naast hem stond en smeet het tegen de muur; het spatte in honderd stukken uiteen. Diverse portretten slaakten kreten van angst en woede en het schilderij van Armando Wafelaar zei: 'Nou ja!'
'HET KAN ME NIET MEER SCHELEN!' schreeuwde Harry tegen de schilderijen. Hij pakte een maankijker en smeet die in de haard. 'IK BEN HET ZAT, IK HEB ER GENOEG VAN, IK WIL WEG, IK WIL DAT HET OPHOUDT, HET KAN ME NIKS MEER SCHELEN -'
Hij pakte het tafeltje waar het zilveren instrument op had gestaan en gooide dat ook kapot; de poten rolden verschillende kanten uit.
'Het kan je wel iets schelen,' zei Perkamentus. Hij had geen spier vertrokken en geen vinger uitgestoken om te voorkomen dat Harry zijn kamer kort en klein sloeg. Zijn gezicht was kalm en bijna afstandelijk. 'Het kan je juist zoveel schelen dat het lijkt of je zal doodbloeden van verdriet.'
'NIET-WAAR!' gilde Harry zo hard dat het was alsof zijn keel scheurde. Even voelde hij de aandrang om Perkamentus aan te vliegen; om dat kalme oude gezicht tot bloedens toe te slaan, om hem door elkaar te schudden en pijn te doen, zodat hij misschien ook een heel klein deel zou voelen van het afgrijzen dat Harry kwelde.
'Jawel,' zei Perkamentus nog kalmer. 'Je hebt je ouders verloren en nu de persoon die bijna een vader voor je was. Natuurlijk kan het je iets schelen.'
'U WEET NIET HOE IK ME VOEL!' schreeuwde Harry. 'U - STAAT DAAR MAAR -EN -'
Maar woorden schoten tekort; dingen kapotslaan hielp ook niet meer; hij wilde alleen nog maar weg; hij wilde blijven rennen en niet meer omkijken, hij wilde die heldere blauwe ogen en dat ondraaglijk kalme oude gezicht nooit meer zien. Hij draaide zich abrupt om, holde naar de deur en rukte opnieuw aan de deurknop.
Maar de deur ging niet open.
Harry keek naar Perkamentus.
'Laat me eruit,' zei hij. Hij trilde van top tot teen.
'Nee,' zei Perkamentus alleen maar.
Ze staarden elkaar aan.
'Laat me eruit,' herhaalde Harry.
'Nee,' zei Perkamentus opnieuw.
'Als u me niet - als u me hier- als ik niet -'
'Verniel gerust nog wat,' zei Perkamentus sereen. 'Waarschijnlijk heb ik toch te veel spullen.'
Hij ging aan zijn bureau zitten en keek Harry aan.
'Laat me eruit,' zei Harry weer. Zijn stem was nu kil en bijna even kalm als die van Perkamentus.
'Pas als ik gezegd heb wat ik zeggen wil,' zei Perkamentus. 'Denkt u - denkt u dat ik wil - dat het me ook maar iets - HET INTERESSEERT ME NIETS WAT U TE ZEGGEN HEBT!' brulde Harry. 'Ik wil het niet horen!'
'Dat komt nog wel,' zei Perkamentus kalm. 'Want je bent nog lang niet zo kwaad op me als zou moeten. Als je me te lijf gaat, en ik weet dat je dat graag wilt, moet ik het wel echt verdiend hebben.'
'Waar heeft u het -'
'Het is alleen mijn schuld dat Sirius dood is,' zei Perkamentus onomwonden. 'Of misschien moet ik zeggen, bijna alleen mijn schuld - ik zal niet zo arrogant zijn om de hele verantwoordelijkheid op te eisen. Sirius was een dappere, slimme en energieke man, en zulke mannen zitten niet graag thuis als ze denken dat anderen in gevaar verkeren. Desondanks had je geen seconde mogen geloven dat het nodig was om naar het Departement van Mystificatie te gaan. Als ik open kaart met je had gespeeld, Harry, zoals ik had moeten doen, zou je maanden geleden al hebben geweten dat Voldemort misschien zou proberen je naar het Departement te lokken, en zou je vandaag niet in de val zijn getrapt. En dan zou Sirius niet gedwongen zijn geweest je te volgen. Het is louter en alleen mijn schuld.'
Harry hield nog steeds de deurknop vast, maar was zich dat niet bewust. Bijna zonder te ademen staarde hij naar Perkamentus; hij luisterde wel, maar begreep nauwelijks wat hij hoorde.
'Ga zitten,' zei Perkamentus. Het was geen bevel, maar een verzoek. Harry aarzelde, maar liep toen door de kamer, die bezaaid was met zilveren tandwieltjes en stukken hout, langzaam naar de stoel tegenover het bureau van Perkamentus.
'Moet ik hieruit opmaken,' zei Firminus Nigellus links van Harry, 'dat mijn achterachterkleinzoon - de laatste Zwarts - dood is?'
'Ja, Firminus,' zei Perkamentus.
'Ik geloof er niets van,' zei Firminus bruusk.
Harry zag nog net hoe Firminus boos zijn portret verliet en hij wist dat hij op weg was naar zijn andere portret aan het Grimboudplein. Hij zou waarschijnlijk van schilderij naar schilderij lopen en de naam van Sirius roepen...
'Harry, ik ben je een verklaring schuldig,' zei Perkamentus. 'Een verklaring voor de fouten die een oude man heeft begaan. Want ik besef nu dat wat ik heb gedaan en nagelaten met betrekking tot jou, typerend is voor de ouderdom. Jonge mensen weten niet hoe oude mensen denken en voelen, maar oude mensen schieten net zo goed tekort als ze vergeten hoe het was om jong te zijn... en dat schijn ik de laatste tijd vergeten te zijn...'
De zon kwam nu echt op; boven de bergen was een feloranje streep zichtbaar en de hemel was kleurloos maar helder. Het licht scheen op Perkamentus, op zijn zilvergrijze wenkbrauwen en baard en zijn doorgroefde gezicht.
'Toen ik vijftien jaar geleden voor het eerst het litteken op je voorhoofd zag, vermoedde ik al wat dat zou kunnen betekenen,' zei Perkamentus. 'Ik dacht direct dat het een teken zou kunnen zijn van een band tussen jou en Voldemort.'
'Dat hebt u al eerder gezegd, professor,' zei Harry kortaf. Het interesseerde hem niet meer dat hij onbeleefd was; niets interesseerde hem nog.
'Inderdaad,' zei Perkamentus verontschuldigend. 'Inderdaad, maar toch moet ik beginnen bij je litteken. Kort nadat je weer in de toverwereld was opgenomen, werd namelijk duidelijk dat ik gelijk had gehad. Je litteken waarschuwde je als Voldemort in de buurt was, of een sterke emotie voelde.'
'Weet ik,' zei Harry vermoeid.
'En dat vermogen om de aanwezigheid van Voldemort te voelen, zelfs als hij zich vermomd heeft, en te weten wat hij voelt als zijn emoties geprikkeld worden, is alsmaar sterker geworden sinds hij is teruggekeerd in zijn eigen lichaam en weer over zijn volledige vermogens beschikt.'
Harry nam niet eens de moeite om te knikken. Hij wist het allemaal al.
'Nog niet zo lang geleden,' zei Perkamentus, 'werd ik bang dat Voldemort zich misschien ook bewust was van die band tussen jullie. En inderdaad kwam het moment dat je zo ver in zijn geest en gedachten doordrong dat hij je aanwezigheid voelde. Ik bedoel uiteraard de avond dat je getuige was van de aanval op meneer Wemel.'
'Ja, dat zei Sneep ook al,' mompelde Harry.
'Professor Sneep, Harry,' verbeterde Perkamentus hem kalm. 'Maar vroeg je je niet af waarom ik je dat zelf niet uitlegde? Waarom ik je geen Occlumentie leerde? Waarom ik je maandenlang niet aankeek?'
Harry zag dat Perkamentus moe en verdrietig was.
'Ja,' mompelde hij. 'Ja, dat vroeg ik me inderdaad af.'
'Ik was ervan overtuigd dat het slechts een kwestie van tijd was voor Voldemort zou proberen je geest binnen te dringen, om je te misleiden en je gedachten te manipuleren, en ik wilde hem daar niet in stimuleren,' vervolgde Perkamentus. 'Als hij beseft had dat wij een nauwere band hadden dan alleen die van schoolhoofd en leerling, zou hij ongetwijfeld de gelegenheid hebben aangegrepen om mij via jou te bespioneren. Ik was bang voor de gevolgen, bang dat hij misschien bezit van je zou nemen. Ik denk dat Voldemort je inderdaad op die manier gebruikt zou hebben, Harry. Bij de weinige gelegenheden dat we nauwer contact hadden, zag ik de schim van Voldemort in je ogen...'
Harry herinnerde zich het gevoel dat er een slapende slang in hem ontwaakt was, die had willen toeslaan bij de spaarzame gelegenheden dat hij en Perkamentus oogcontact hadden gehad.
'Als Voldemort bezit van je had genomen, zou dat niet zijn geweest om mij te vernietigen, maar jou. Dat bleek vannacht, toen hij hoopte dat ik jou zou opofferen in een poging om hem te doden. Ik heb geprobeerd je te beschermen door afstand van je te nemen, Harry. De fout van een oude man...'
Hij zuchtte diep. Harry liet de woorden over zich heen spoelen. Een paar maanden geleden zou hij dat allemaal dolgraag hebben geweten, maar nu was het volkomen onbelangrijk vergeleken met de gapende leegte die Sirius had achtergelaten; niets deed er nog toe...
'Sirius vertelde me dat je Voldemort in je had voelen ontwaken, de nacht dat Arthur Wemel werd aangevallen. Ik besefte dat mijn grootste angst bewaarheid was: Voldemort had zich gerealiseerd dat hij je kon gebruiken. In een poging je te wapenen tegen Voldemorts mentale aanvallen, vroeg ik aan professor Sneep of hij je Occlumentie wilde leren.'
Hij zweeg even. Het zonlicht dat langzaam over het glanzende bureau van Perkamentus gleed, verlichtte een zilveren inktpot en een fraaie, scharlakenrode veer. Harry wist dat de portretten aan de muren klaarwakker waren en aandachtig naar Perkamentus luisterden; af en toe ritselde een gewaad of schraapte iemand zijn keel. Firminus Nigellus was nog steeds niet terug...
'Professor Sneep ontdekte,' vervolgde Perkamentus, 'dat je al maanden over de deur van het Departement van Mystificatie droomde. Voldemort werd geobsedeerd door de profetie sinds zijn terugkeer in zijn eigen lichaam, en omdat hij steeds aan die deur dacht deed jij dat ook, zonder te beseffen wat het betekende. En toen zag je hoe Ravenwoud, die voor zijn arrestatie op het Departement van Mystificatie werkte, aan Voldemort vertelde wat wij allang wisten - dat de profetieën op het Ministerie streng bewaakt worden. Alleen de mensen die bij een profetie betrokken zijn, kunnen hem uit de kast halen zonder krankzinnig te worden. In dit geval zou Voldemort dus zelf naar het Ministerie moeten gaan en het risico lopen dat zijn terugkeer eindelijk bekend werd - of anders jij. Het was dringend noodzakelijk dat je zo snel mogelijk Occlumentie leerde.'
'Maar dat heb ik niet gedaan,' mompelde Harry hardop, in een poging zijn kwellende schuldgevoel te verlichten: hopelijk zou een bekentenis iets van de vreselijke druk op zijn hart wegnemen, 'Ik heb niet geoefend, ik nam de moeite niet. Ik had die dromen kunnen buitensluiten, Hermelien zei ook steeds dat ik dat moest doen. Als ik dat gedaan had, had hij me niet kunnen laten zien waar ik moest zijn en - en zou Sirius niet zou Sirius niet -'
Harry voelde plotseling de onbedwingbare behoefte om zich te rechtvaardigen, het uit te leggen. 'Ik heb geprobeerd te controleren of Sirius echt gevangen werd gehouden. Ik ben naar de kamer van Omber gegaan en heb in het haardvuur met Knijster gesproken, maar hij zei dat Sirius niet thuis was!'
'Knijster loog,' zei Perkamentus kalm. 'Jij bent zijn meester niet; hij kon tegen je liegen zonder zichzelf te hoeven straffen. Knijster wilde dat je naar het Ministerie van Toverkunst zou gaan.'
'Heeft - heeft hij me daar opzettelijk naartoe gestuurd?'
'Ja. Helaas diende Knijster al maandenlang meer dan één meester.'
'Hoe kan dat?' zei Harry stomverbaasd. 'Hij is jarenlang het huis niet uit geweest...'
'Knijster greep zijn kans vlak voor kerst,' zei Perkamentus, 'toen Sirius "eruit" riep. Hij nam die opdracht letterlijk en vatte het op als een bevel om het huis te verlaten. Hij ging naar het enige lid van de familie Zwarts voor wie hij nog enig respect had... Narcissa, de zus van Bellatrix en de vrouw van Lucius Malfidus.'
'Hoe weet u dat?' zei Harry. Zijn hart bonsde en hij voelde zich misselijk. Hij herinnerde zich dat ze zich tijdens kerst zorgen hadden gemaakt om Knijsters afwezigheid en dat hij uiteindelijk was teruggevonden op zolder... 'Dat heeft Knijster me vannacht verteld,' zei Perkamentus. 'Toen je professor Sneep die raadselachtige waarschuwing gaf, besefte hij dat je in een visioen had gezien dat Sirius werd vastgehouden in het Departement van Mystificatie. Net als jij probeerde hij direct contact te maken met Sirius. Ik moet erbij zeggen dat leden van de Orde van de Feniks betrouwbaardere manieren hebben om met elkaar te communiceren dan het haardvuur van Dorothea Omber. Professor Sneep hoorde dat alles goed was met Sirius en dat hij gewoon aan het Grimboudplein was.
Toen je niet terugkeerde uit het Verboden Bos, werd professor Sneep bang dat je nog steeds geloofde dat Sirius gevangen werd gehouden door Voldemort, en bracht hij onmiddellijk de leden van de Orde op de hoogte.'
Perkamentus zuchtte diep en vervolgde: 'Alastor Dolleman, Nymphadora Tops, Romeo Wolkenveldt en Remus Lupos waren op het Hoofdkwartier toen hij contact maakte en besloten je direct te hulp te komen. Professor Sneep vroeg of Sirius wilde achterblijven; ik kon ieder moment op het Hoofdkwartier arriveren en iemand moest uitleggen wat er gebeurd was. In de tussentijd zou professor Sneep jullie zoeken in het Verboden Bos.
Maar Sirius wilde niet achterblijven en droeg zijn huis-elf op om mij te vertellen wat er gebeurd was. Kort nadat ze allemaal naar het Ministerie vertrokken waren, arriveerde ik aan het Grimboudplein en vertelde Knijster - schaterend van het lachen - waar Sirius naartoe was.'
'Lachte hij?' zei Harry hol.
'Jazeker,' zei Perkamentus. 'Knijster kon ons niet helemaal verraden. Hij is niet de Geheimhouder van de Orde; hij kon de Malfidussen niet vertellen waar we waren, of de geheime plannen van de Orde onthullen. Hij is gebonden door de betoveringen van zijn ras: met andere woorden, hij kon een rechtstreeks bevel van Sirius niet negeren. Hij verschafte Narcissa echter wel informatie die Sirius niet belangrijk genoeg vond om Knijster een spreekverbod op te leggen, maar die uiterst waardevol was voor Voldemort.'
'Wat dan?' zei Harry.
'Bijvoorbeeld dat jij de persoon was om wie Sirius het meeste gaf,' zei Perkamentus zacht. 'En dat jij Sirius als een soort vader en broer tegelijk begon te beschouwen. Voldemort wist natuurlijk dat Sirius deel uitmaakte van de Orde en dat jij op de hoogte was van zijn verblijfplaats maar pas na de informatie van Knijster besefte hij dat Sirius Zwarts de enige persoon was die je koste wat het kost zou willen redden.'
Harry's lippen waren koud en gevoelloos.
'Dus... toen ik aan Knijster vroeg of Sirius thuis was...'
'De Malfidussen hadden - ongetwijfeld in opdracht van Voldemort tegen Knijster gezegd dat hij Sirius bezig moest zien te houden zodra jij had gedroomd dat Sirius gemarteld werd. Als je dan zou controleren of Sirius thuis was, kon Knijster doen alsof hij weg was. Knijster verwondde gisteren Scheurbek de Hippogrief en op het moment dat jij in het vuur verscheen, was Sirius bezig hem te verzorgen.'
Het was alsof Harry geen lucht meer kreeg; zijn ademhaling was snel en licht.
'Dus dat vertelde Knijster... en hij lachte?' zei hij schor.
'Hij wilde het niet vertellen,' zei Perkamentus. 'Maar ik ben zelf voldoende bedreven in Legilimentie om te weten wanneer ik voorgelogen word en ik - haalde hem over - om me alles te vertellen voor ik op weg ging naar het Departement van Mystificatie.'
'En Hermelien zei steeds maar dat we aardig tegen hem moesten zijn,' fluisterde Harry. Zijn koude handen lagen op zijn knieën en waren tot vuisten gebald.
'Ze had gelijk,' zei Perkamentus. 'Toen we Grimboudplein 12 kozen als Hoofdkwartier, waarschuwde ik Sirius dat we Knijster vriendelijk en met respect moesten behandelen. Ik zei dat Knijster een gevaar voor ons kon vormen, maar ik geloof niet dat Sirius me helemaal serieus nam of Knijster beschouwde als een wezen met net zulke gevoelens als een mens -'
'Geef hem niet de schuld - praat niet over - over Sirius alsof -' Harry's adem stokte en hij kreeg de woorden er niet goed uit, maar de woede die even was weggezakt laaide weer op; Perkamentus mocht geen kritiek hebben op Sirius. 'Knijster is een leugenachtige - smerige - hij verdient -'
'Knijster is door tovenaars gemaakt tot wat hij is, Harry,' zei Perkamentus. 'Ja, hij verdient mededogen. Zijn bestaan was even ellendig als dat van je vriend Dobby. Hij was gedwongen de bevelen van Sirius op te volgen, omdat hij de laatste was van het geslacht dat hij moest dienen, maar hij voelde geen echte trouw voor hem. En ongeacht de fouten van Knijster moeten we toegeven dat Sirius zijn leven er niet bepaald aangenamer op maakte -'
'PRAAT NIET ZO OVER SIRIUS!' schreeuwde Harry.
Hij sprong woedend overeind, klaar om Perkamentus aan te vliegen. Perkamentus had niets begrepen van Sirius, hoe dapper hij was en hoeveel hij had geleden...
'En hoe zit het dan met Sneep?' beet Harry hem toe. 'Over hem hoor ik niks. Toen ik zei dat Voldemort Sirius gevangen hield, lachte hij alleen maar hatelijk, net als altijd -'
'Harry, je weet best dat professor Sneep je niet serieus kon nemen in het bijzijn van Dorothea Omber,' zei Perkamentus bedaard, 'maar zoals ik heb uitgelegd, bracht hij de Orde zo snel mogelijk op de hoogte van wat je gezegd had. Hij besefte waar je naartoe was toen jullie niet terugkeerden uit het Verboden Bos, en hij gaf Omber nep-Veritaserum toen ze je wilde dwingen de verblijfplaats van Sirius te onthullen.'
Harry luisterde niet. Het deed hem een venijnig genoegen om Sneep verwijten te maken; dat scheen zijn eigen verschrikkelijke schuldgevoel wat te verminderen. Hij wilde dat Perkamentus het met hem eens zou zijn.
'Sneep - Sneep t-treiterde Sirius omdat hij nooit het huis uit kwam hij zei dat hij een lafaard was -'
'Sirius was veel te oud en te slim om zich door zulke pesterijtjes uit zijn tent te laten lokken,' zei Perkamentus.
'Sneep wilde me geen Occlumentie meer leren!' snauwde Harry. 'Hij gooide me eruit!'
'Dat weet ik,' zei Perkamentus somber. 'Ik zei al dat het een vergissing was om je niet zelf les te geven, al was ik er destijds van overtuigd dat niets gevaarlijker kon zijn dan je geest in mijn aanwezigheid nog verder open te stellen voor Voldemort -'
'Sneep maakte het er altijd erger op! Na iedere les deed mijn litteken pijn!' Harry herinnerde zich wat Ron gezegd had en vervolgde: 'En hoe weet u dat hij niet probeerde me open te stellen voor Voldemort, zodat hij juist gemakkelijker kon binnendringen in -'
'Ik vertrouw Severus Sneep,' zei Perkamentus simpelweg. 'Maar ik was vergeten - ook een fout van een oude man - dat sommige wonden niet genezen kunnen worden. Ik dacht dat professor Sneep zijn gevoelens voor je vader kon overwinnen, maar daar vergiste ik me in.'
'Maar dat geeft niet?' schreeuwde Harry, die de verontwaardigde blikken en het afkeurende gemompel van de portretten negeerde.
'Sneep mag mijn vader wel haten, maar Sirius Knijster niet?'
'Sirius haatte Knijster niet,' zei Perkamentus. 'Hij beschouwde hem als een onbeduidende bediende, die hij zo veel mogelijk negeerde. Onverschilligheid en verwaarlozing zijn vaak schadelijker dan regelrechte afkeer... de fontein die we vannacht verwoest hebben was een leugen. Wij tovenaars hebben onze medeschepsels veel te lang mishandeld en misbruikt, en plukken daar nu de wrange vruchten van.'
'DUS SIRIUS KREEG ZIJN VERDIENDE LOON?' schreeuwde Harry.
'Dat heb ik niet gezegd en dat zul je me ook nooit horen zeggen,' zei Perkamentus. 'Sirius was geen wrede man; tegen andere huis-elfen was hij aardig. Hij had weinig op met Knijster omdat hij een levende herinnering was aan het huis dat Sirius haatte.'
'Ja, hij haatte het inderdaad!' zei Harry met stokkende stem. Hij keerde Perkamentus de rug toe en liep weg. De zon scheen nu vol in de kamer en de ogen van de portretten volgden hem terwijl hij liep, zonder te weten wat hij eigenlijk deed en zonder de kamer te zien. 'U hield hem daar opgesloten en dat vond hij vreselijk. Daarom wilde hij vannacht per se mee -'
'Ik probeerde Sirius in leven te houden,' zei Perkamentus zacht.
'Mensen vinden het niet leuk om opgesloten te zitten!' zei Harry, die Perkamentus woedend aankeek. 'Dat heb ik afgelopen zomer zelf gemerkt -'
Perkamentus sloot zijn ogen en begroef zijn gezicht in zijn handen. Dat onkarakteristieke teken van uitputting of verdriet vermurwde Harry niet, integendeel; hij werd er nog bozer door. Perkamentus hoorde niet zwak te zijn terwijl Harry tegen hem wilde razen en tieren.
Perkamentus liet zijn handen zakken en keek Harry aan door zijn halfronde brilletje. 'Het is tijd dat je hoort wat ik je eigenlijk vijf jaar geleden had moeten vertellen,' zei hij. 'Ga zitten, Harry. Ik zal je alles vertellen. Ik vraag alleen een beetje geduld. Als ik uitgesproken ben, mag je op me schelden en doen wat je wilt. Ik zal je niet tegenhouden.'
Met een nijdige blik plofte Harry weer op de stoel tegenover Perkamentus en wachtte af. Perkamentus staarde door het raam naar het zonovergoten schoolterrein, keek toen weer naar Harry en zei: 'Vijf jaar geleden arriveerde je voor het eerst op Zweinstein, heelhuids en ongedeerd, precies zoals ik gepland had. Nou - niet helemaal ongedeerd. Je had geleden. Ik wist dat ik je tot tien moeilijke en zware jaren veroordeelde toen ik je als baby voor de deur van je oom en tante legde.'
Hij zweeg even. Harry zei niets.
'Je zou kunnen vragen - en met reden - waarom dat noodzakelijk was. Waarom werd je niet geadopteerd door een toverfamilie? Veel tovenaars zouden dat graag hebben gedaan, zouden het een eer hebben gevonden om jou als hun eigen zoon op te voeden. Mijn antwoord is dat het mijn eerste prioriteit was om je in leven te houden. Je verkeerde in veel groter gevaar dan ook maar iemand besefte, behalve ik misschien. Voldemort was een paar uur eerder weliswaar verslagen, maar zijn aanhangers - en veel van zijn volgelingen zijn bijna net zo verschrikkelijk als hij - waren nog op vrije voeten, woedend, wanhopig en gewelddadig. En ik moest naar de toekomst kijken. Dacht ik dat Voldemort voorgoed verdwenen was? Nee. Ik wist niet of het tien, twintig of vijftig jaar zou duren, maar op een dag zou hij terugkeren, en omdat ik hem maar al te goed ken, was ik ervan overtuigd dat hij niet zou rusten voor hij je vermoord had. Ik wist dat Voldemorts magische kennis groter is dan die van enige andere levende tovenaar. Zelfs mijn krachtigste en meest gecompliceerde beschermende spreuken en bezweringen zouden vermoedelijk onvoldoende zijn als hij weer over al zijn vermogens beschikte. Maar ik kende ook Voldemorts zwaktes, en daarop baseerde ik mijn besluit. Je zou beschermd worden door een oeroude magie die hij minacht en daarom altijd onderschat heeft - tot zijn eigen schade. Ik doel uiteraard op het feit dat je moeder haar leven voor je heeft opgeofferd. Daardoor heeft ze je een bescherming gegeven die tot op de dag van vandaag door je aderen vloeit en die Voldemort niet verwacht had. Ik besloot te vertrouwen op je moeders bloed en je af te leveren bij haar zuster, de enige familie die ze nog had.'
'Mijn tante houdt niet van me,' zei Harry. 'Ze geeft geen ene -'
'Maar ze heeft je in huis genomen,' viel Perkamentus hem in de rede. 'Misschien schoorvoetend, woedend, verbitterd en met tegenzin, maar ze nam je in huis en voltooide zo de bezwering die ik over je had uitgesproken. Door je moeders offer werd die bloedband het sterkste schild dat ik je kon geven.'
'Ik snap nog steeds niet -'
'Zolang je het huis waar je moeders bloed woont ook jouw huis kunt noemen, kan Voldemort je daar niet deren. Hij heeft haar bloed vergoten, maar het leeft voort in jou en in haar zuster. Haar bloed werd jouw toevluchtsoord. Je hoeft er maar één keer per jaar te komen, maar zolang je het je thuis kunt noemen, kan Voldemort je niets doen. Dat weet je tante. In de brief die ik tegelijk met jou voor de deur legde, beschreef ik wat ik gedaan had. Ze weet dat je het misschien vijftien jaar lang overleefd hebt omdat zij jou onderdak heeft geboden.' 'Wacht,' zei Harry. 'Wacht eens even.'
Hij ging overeind zitten en keek Perkamentus aan. 'U hebt die Brulbrief gestuurd! U zei dat ze niet moest vergeten -dat was uw stem!'
Perkamentus knikte. 'Het leek me verstandig om haar te herinneren aan het pact dat ze had gesloten door je in huis te nemen. Ik was bang dat ze door de aanval van de Dementors zou gaan inzien hoe gevaarlijk het kon zijn om jou als geadopteerde zoon te hebben.'
'Dat klopt,' zei Harry. 'Nou - eigenlijk gold het meer voor mijn oom. Hij wilde me eruit gooien, maar toen de Brulbrief kwam zei mijn tante dat ik moest blijven.' Hij staarde even naar de grond en zei toen: 'Maar wat heeft dat te maken met -' Hij kon de naam van Sirius niet over zijn lippen krijgen.
'Vijf jaar geleden,' vervolgde Perkamentus, alsof zijn verhaal niet onderbroken was, 'arriveerde je op Zweinstein. Je was misschien niet zo gelukkig en weldoorvoed als ik graag gezien zou hebben, maar je leefde en je was gezond. Je was geen verwend moederskindje, maar wel een normale jongen, zo normaal als ik gezien de omstandigheden kon verwachten. Mijn plan leek te werken.
En toen... nou, je herinnert je de gebeurtenissen in je eerste jaar op Zweinstein vast net zo goed als ik. Je ging de uitdaging op een magnifieke manier aan en eerder, veel eerder dan ik verwacht had, stond je oog in oog met Voldemort. Je overleefde het en deed zelfs meer: je stelde het moment uit waarop hij zijn volledige macht en vermogens terugkreeg. Je vocht als een man. Ik was... trotser op je dan ik ooit zou kunnen zeggen.
En toch had dat geweldige plan van mij één nadeel,' zei Perkamentus. 'Eén overduidelijk nadeel. Zelfs toen besefte ik al dat het mijn hele plan zou kunnen ruïneren, maar omdat het zo belangrijk was dat het zou slagen, maakte ik mezelf wijs dat dat ene nadeel geen onoverkomelijke hindernis mocht vormen. Ik was de enige die ervoor kon zorgen dat mijn voornemen slaagde, en dus moest ik als enige sterk zijn. Ik werd voor het eerst op de proef gesteld toen jij op de ziekenzaal lag, nog zwak na je strijd met Voldemort.'
'Ik begrijp u niet,' zei Harry.
'Weet je nog dat je vroeg waarom Voldemort had geprobeerd je als baby te doden?'
Harry knikte.
'Had ik het toen moeten vertellen?'
Harry keek in de blauwe ogen van Perkamentus en zweeg, maar zijn hart begon sneller te slaan.
'Zie je het nadeel? Nee... misschien niet. Zoals je weet, besloot ik geen antwoord te geven. Elf jaar was veel te jong om met die kennis te worden opgezadeld, dacht ik. Ik was nooit van plan geweest het je al op je elfde te vertellen.
Toch had ik het gevaar destijds al moeten onderkennen. Ik had mezelf moeten afvragen waarom het me niet veel meer verontrustte dat je toen al de vraag stelde waarop ik ooit zo'n verschrikkelijk antwoord zou moeten geven. Ik had moeten beseffen dat ik veel te blij was dat je het die dag nog niet hoefde te horen... je was te jong, veel te jong.
Je tweede jaar op Zweinstein brak aan. En opnieuw nam je uitdagingen aan waar veel volwassen tovenaars voor zouden zijn teruggeschrokken; opnieuw bracht je het er beter van af dan ik ooit had kunnen dromen. Je vroeg me niet opnieuw waarom Voldemort dat teken op je voorhoofd had achtergelaten. We spraken wel over je litteken... we kwamen heel dicht bij het cruciale onderwerp. Waarom vertelde ik het toen niet?
Nou, wanneer je op je twaalfde zoiets te horen krijgt, is dat eigenlijk net zo erg als op je elfde. Ik liet je gaan, bebloed, uitgeput maar opgetogen, en onderdrukte mijn gevoelens van onbehagen. Je was te jong, en ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om die avond van triomf te bederven...
Snap je het nu, Harry? Zie je het nadeel van mijn briljante plan? Ik was met open ogen in de val gelopen die ik had willen vermijden, die ik had móéten vermijden.'
'Ik begrijp niet -'
'Je was te belangrijk voor me,' zei Perkamentus. 'Je geluk was belangrijker dan het feit of je de waarheid kende, je gemoedsrust belangrijker dan mijn plan, je leven belangrijker dan de levens die misschien verloren zouden gaan als het plan mislukte. Met andere woorden, ik gedroeg me precies zoals Voldemort verwacht van dwazen die kunnen liefhebben.
Is er een excuus? Ik weet zeker dat iedereen die je gevolgd zou hebben zoals ik - en ik heb je aandachtiger gevolgd dan je je ooit zou kunnen voorstellen - je ook niet nóg meer pijn had willen doen. Wat kon het mij schelen of er in een vage toekomst misschien vele naamloze, anonieme mensen en wezens werden afgeslacht, als jij nu maar gezond en gelukkig was? Ik had nooit kunnen denken dat ik ooit zo iemand onder mijn hoede zou hebben.
Je derde schooljaar brak aan. Ik zag van een afstand hoe je Dementors afweerde, hoe je Sirius vond en redde. Had ik het toen moeten vertellen, op het moment dat je je peetvader had weggegrist uit de klauwen van het Ministerie? Je was nu dertien en mijn uitvluchten begonnen op te raken. Dertien was jong, maar je had bewezen dat je uitzonderlijk was. Ik kreeg last van mijn geweten, Harry. Ik wist dat het niet lang meer kon duren...
Vorig jaar keerde je terug uit de doolhof, nadat je Carlo Kannewasser had zien sterven en zelf ternauwernood aan de dood was ontsnapt... en ik vertelde het nog steeds niet, al wist ik dat ik het niet lang meer kon uitstellen nu Voldemort was teruggekeerd. En nu, vanavond, weet ik dat je de kennis die ik al die tijd verborgen heb gehouden al langer had aangekund. Je hebt bewezen dat ik je veel eerder op de hoogte had moeten brengen. Mijn enige excuus is dit: ik heb je zien worstelen met meer lasten dan enige andere leerling van deze school, en ik kon mezelf er niet toe brengen er nog een last aan toe te voegen - de zwaarste van allemaal.'
Harry wachtte, maar Perkamentus zweeg.
'Ik begrijp het nog steeds niet.'
'Voldemort probeerde je als baby te doden vanwege een voorspelling die kort voor je geboorte was gedaan. Hij wist van het bestaan van de profetie, maar niet wat hij precies inhield. Hij dacht dat hij hem in vervulling zou laten gaan door je te doden, maar kwam er tot zijn schade achter dat hij zich vergiste, want zijn vervloeking kaatste terug. En daarom was hij, sinds zijn terugkeer in zijn eigen lichaam en vooral sinds je miraculeuze ontsnapping vorig jaar juni, vastbesloten om de hele profetie te horen. Dat is het wapen dat hij zo ijverig zocht: hij wilde weten hoe hij je moest vernietigen.'
De kamer van Perkamentus baadde inmiddels in het zonlicht. De vitrine met het zwaard van Goderic Griffoendor glansde wit en ondoorzichtig, de brokstukken van de instrumenten die Harry had stukgegooid glinsterden als regendruppels en de jonge Felix maakte zachte, tjilpende geluidjes in zijn bedje van as.
'De profetie is kapot,' zei Harry. 'Ik probeerde Marcel omhoog te hijsen in de - de kamer met de boog, en toen scheurde zijn gewaad en viel hij stuk...'
'De bol die aan scherven viel was de registratie van de profetie, die bewaard werd in het Departement van Mystificatie. Maar de profetie is aan iemand gedaan, en de persoon die hem gehoord heeft kan hem zich nog haarscherp herinneren.'
'Wie was dat dan?' vroeg Harry, al dacht hij dat hij het antwoord wist.
'Ik,' zei Perkamentus. 'Zestien jaar geleden, op een koude, natte avond, sprak ik in een kamer boven de Zwijnskop met iemand die lerares Waarzeggerij wilde worden. Ik voelde er eigenlijk veel voor om het vak helemaal te schrappen, maar de sollicitante was de achterachterkleindochter van een beroemde en begaafde Zieneres en het leek me niet meer dan beleefd om haar te spreken. Het werd een teleurstelling. Ze had zelf geen spoortje van de gave. Ik zei - beleefd, hoop ik - dat ze me geen geschikte kandidate leek en wilde weggaan.'
Perkamentus stond op en liep naar de zwarte kast naast de stok van Felix. Hij bukte zich, schoof een knip weg en pakte de ondiepe, met runen versierde kom waarin Harry zijn vader Sneep had zien treiteren. Perkamentus zette de Hersenpan op zijn bureau en legde zijn toverstok tegen zijn slaap. Met zijn stok trok hij zilverachtige, ragfijne draden uit zijn hoofd en legde die in de kom. Hij ging weer zitten en keek hoe zijn gedachten rondwervelden in de Hersenpan. Toen hief hij zuchtend zijn toverstok op en prikte met de punt in de zilverachtige substantie. Uit de kom rees een gedaante op, behangen met omslagdoeken en met ogen die enorm vergroot werden door haar bril. Met haar voeten in de kom draaide ze langzaam rond, maar toen Sybilla Zwamdrift sprak, was dat niet op haar gebruikelijke mystieke, zweverige toon, maar met de raspende keelstem die Harry haar één keer eerder had horen gebruiken: 'Hij die de macht heeft om de Heer van het Duister te overwinnen nadert... het kind van hen die hem driemaal hebben getrotseerd, geboren aan het einde van de zevende maand... de Heer van het Duister zal hem aanmerken als zijn gelijke, maar hij zal een kracht bezitten die de Heer van het Duister niet kent... en een van de twee moet sterven door toedoen van de ander, want de een kan niet voortleven als de ander niet dood is... hij die de macht heeft om de Heer van het Duister te overwinnen wordt geboren aan het einde van de zevende maand...'
De langzaam ronddraaiende gestalte van professor Zwamdrift zonk weer weg in de zilveren massa. Er heerste een doodse stilte. Perkamentus zei niets, net zomin als Harry of de portretten. Zelfs Felix tjilpte niet meer.
'Professor Perkamentus?' zei Harry ten slotte, want Perkamentus staarde nog steeds in gedachten verzonken naar de Hersenpan. 'Het... betekende dat... wat betekent het?'
'Het betekent,' zei Perkamentus, 'dat de enige die kans maakt om Voldemort voorgoed te verslaan, bijna zestien jaar geleden is geboren, aan het eind van de maand juli. Het kind van ouders die Voldemort al drie keer hadden getrotseerd.'
Harry kreeg een vreselijk beklemmend gevoel; hij had weer moeite met ademhalen.
'En dat ben- ik?'
'Het vreemde is, Harry,' zei Perkamentus, 'dat het ook iemand anders had kunnen zijn. De profetie van Sybilla had op twee tovenaarskinderen kunnen slaan. Ze werden dat jaar allebei eind juli geboren, hun ouders behoorden tot de Orde van de Feniks en beide ouderparen waren drie keer ternauwernood aan Voldemort ontsnapt. De ene jongen was jij. De andere was Marcel Lubbermans.'
'Maar dan... maar... waarom stond mijn naam dan op de profetie en niet die van Marcel?'
'De officiële registratie kreeg een nieuw label na Voldemorts eerste poging om je te doden,' zei Perkamentus. 'Het leek de bewaarder van de Hal der Profetieën duidelijk dat Voldemorts aanslag alleen maar kon betekenen dat Sybilla jou bedoeld had.'
'Maar - het zou kunnen dat ik het niet was?' zei Harry.
'Ik ben bang,' zei Perkamentus alsof ieder woord hem grote moeite kostte, 'dat er geen twijfel over bestaat dat jij het bent, Harry.'
'Maar u zei - Marcel is ook eind juli jarig - en zijn ouders -'
'Je vergeet het volgende deel van de profetie, de laatste kenmerkende eigenschap van de jongen die Voldemort zou kunnen verslaan... Voldemort zelf zou hem aanmerken als zijn gelijke. En dat deed hij ook, Harry. Hij koos jou, en niet Marcel. Hij gaf jou het litteken dat zowel een zegen als een vloek voor je is geweest.'
'Maar misschien koos hij de verkeerde!' zei Harry. 'Misschien heeft hij de verkeerde gemerkt!'
'Hij koos de jongen die naar zijn idee de grootste bedreiging zou vormen,' zei Perkamentus. 'En nog iets, Harry: hij koos niet het kind van bloedzuivere ouders - volgens zijn opvattingen de enige volwaardige tovenaars - maar een halfbloed, zoals hij zelf ook was. Hij herkende zichzelf in jou voor hij je ooit gezien had, en door je te merken met dat litteken doodde hij je niet, maar schonk hij je een toekomst en vermogens waardoor je tot nu toe vier keer aan hem ontsnapt bent - iets wat jouw ouders noch die van Marcel ooit gepresteerd hebben.'
'Maar waarom?' vroeg Harry, die zich koud en versuft voelde. 'Waarom probeerde hij me te vermoorden toen ik klein was? Hij had moeten afwachten wie gevaarlijker leek toen we ouder waren, Marcel of ik -'
'Dat zou misschien inderdaad praktischer zijn geweest,' zei Perkamentus, 'maar Voldemort kende niet de hele profetie. De Zwijnskop, die Sybilla had gekozen omdat het er goedkoop was, trekt al lang een, laten we zeggen gevarieerdere clientèle dan de Drie Bezemstelen. Zoals jij en je vrienden tot jullie schade ondervonden, en ik die avond ook, kun je er in de Zwijnskop nooit van uitgaan dat je niet afgeluisterd wordt. Toen ik op weg ging naar mijn gesprek met Sybilla Zwamdrift, had ik uiteraard geen flauw idee dat ik iets zou horen wat het afluisteren waard was. Mijn - onze - enige meevaller was dat de luistervink ontdekt werd toen de profetie net was begonnen, en onmiddellijk de kroeg werd uit gegooid.'
'Dus hij hoorde alleen -?'
'Hij hoorde alleen het begin, het deel waarin werd aangekondigd dat in juli een jongen geboren zou worden wiens ouders Voldemort drie keer hadden getrotseerd. Daarom kon onze spion zijn meester er niet voor waarschuwen dat hij het gevaar liep zijn macht aan jou over te dragen en je aan te merken als zijn gelijke als hij je probeerde te doden. Voldemort wist niet dat het riskant kon zijn om je te vermoorden, dat het misschien verstandiger zou zijn om af te wachten en meer te weten te komen. Hij wist niet dat jij een kracht zal bezitten die de Heer van het Duister niet kent...'
'Maar die kracht bezit ik niet!' zei Harry gesmoord, 'Ik heb geen krachten die hij niet heeft! Ik kan niet vechten zoals hij vannacht deed, ik kan geen bezit nemen van mensen of - of ze doden -'
'Op het Departement van Mystificatie,' viel Perkamentus hem in de rede, 'is één kamer altijd op slot. Die kamer bevat een kracht die zowel sterker als vreselijker is dan de dood, dan de menselijke intelligentie en alle natuurkrachten bij elkaar. Het is misschien de meest mysterieuze kracht die daar bestudeerd wordt. Jij bezit hem in overvloed, en Voldemort helemaal niet. Die kracht dreef je ertoe om Sirius te gaan helpen, en redde je toen Voldemort bezit van je nam. Hij kon het niet verdragen om in een lichaam te huizen dat doortrokken was van iets wat hij zo verafschuwt. Uiteindelijk maakte het niet uit dat je je geest niet kon afsluiten. Wat je redde was je hart.'
Harry sloot zijn ogen. Als hij Sirius niet was gaan redden, zou hij niet gestorven zijn... Meer om het moment uit te stellen waarop hij weer aan Sirius zou moeten denken dan dat het antwoord hem werkelijk iets kon schelen vroeg Harry: 'Het einde van de profetie... iets over... want de een kan niet voortleven..:
'... als de ander niet dood is,' zei Perkamentus.
'Betekent dat,' zei Harry, die de woorden opdiepte uit een peilloze afgrond van wanhoop, 'betekent dat... dat een van ons uiteindelijk... de ander moet doden?'
'Ja,' zei Perkamentus.
Er viel een lange stilte. Ergens in de verte hoorde Harry stemmen, misschien wel van leerlingen die op weg waren naar de Grote Zaal voor een vroeg ontbijt. Het leek ondenkbaar dat er nog mensen op de wereld waren die konden eten en lachen, die niet wisten dat Sirius Zwarts nooit meer terug zou komen en die dat ook niets kon schelen. Sirius leek nu al een miljoen kilometer ver weg, al kon Harry nog steeds niet helemaal geloven dat Sirius er niet gewoon gestaan zou hebben als hij het gordijn opzij had getrokken, en hem misschien begroet zou hebben met zijn blaffende lach...
'Ik ben je nóg een verklaring schuldig, Harry,' zei Perkamentus aarzelend. ‘Je hebt je misschien afgevraagd waarom ik jou niet als klassenoudste heb gekozen. Ik moet toegeven... dat ik vond... dat je al genoeg verantwoordelijkheden had.'
Harry keek hem aan; een traan rolde over de wang van Perkamentus en drupte in zijn lange, zilvergrijze baard.