Hoofdstuk 34

HET DEPARTEMENT VAN MYSTIFICATIE

Harry wond de manen van de dichtstbijzijnde Terzieler om zijn hand, zette zijn voet op een boomstronk en klauterde onhandig op de zijdegladde rug. Het paard maakte geen bezwaar, maar keerde zijn kop om en probeerde Harry's gewaad te blijven likken. Harry merkte dat hij steviger zat als hij zijn knieën achter de vleugelgewrichten klemde. Hij keek naar de anderen. Marcel had zich ook op een Terzieler gehesen en probeerde nu zijn been over de rug van het dier te krijgen. Loena zat al kalm in amazonezit op haar rijdier en streek haar gewaad glad, alsof ze dit iedere dag deed. Ron, Hermelien en Ginny keken roerloos en verbijsterd toe.
'Wat is er?' vroeg Harry.
'Hoe moeten we op die beesten klimmen?' zei Ron. 'We kunnen ze niet eens zien.'
'O, het is heel eenvoudig,' zei Loena. Ze liet zich behulpzaam op de grond glijden en liep naar de anderen. 'Kom maar...'
Ze nam hen mee naar de andere Terzielers en hielp hen een voor een met opstijgen. Ron, Ginny en Hermelien keken nerveus naar Loena, die de manen van de dieren om hun handen wikkelde. Loena zei dat ze zich stevig moesten vasthouden en liep terug naar haar eigen Terzieler.
'Dit is waanzin,' mompelde Ron, die met zijn vrije hand behoedzaam over de hals van zijn paard streek. 'Waanzin... als ik dat beest nou zou kunnen zien...'
'Je kunt maar beter hopen dat het onzichtbaar blijft,' zei Harry duister. 'Is iedereen klaar?'
Ze knikten en drukten hun knieën onder hun gewaad tegen de ruggen van de paarden. 'Oké...'
Hij keek naar het glanzende zwarte hoofd van zijn Terzieler en slikte. 'Ministerie van Toverkunst, bezoekersingang, Londen,' zei hij onzeker. 'Eh... als je tenminste weet... waar dat is...'
Even deed de Terzieler niets, maar toen spreidde hij zo abrupt zijn vleugels dat Harry bijna op de grond viel. Het paard liet zich langzaam door zijn achterbenen zakken, sprong toen de lucht in en steeg zo steil en snel dat Harry zijn armen en benen om het dier moest klemmen om niet van zijn knokige achterdeel te glijden. Hij kneep zijn ogen dicht en drukte zijn gezicht in de zachte manen, terwijl ze boven de boomkruinen uitstegen en een bloedrode zonsondergang zagen.
Harry had nog nooit zo snel gevlogen; bijna zonder met zijn brede vleugels te slaan flitste de Terzieler over het kasteel. Koele lucht gierde langs Harry's gezicht; hij kneep zijn ogen half dicht en zag dat zijn vijf metgezellen hem volgden, iedereen boog zich zo diep mogelijk over de hals van zijn Terzieler, om zich te beschermen tegen de zuiging.
Ze vlogen over het schoolterrein; ze hadden Zweinsveld al achter zich gelaten; ze scheerden over bergen en dalen. Het begon te schemeren en Harry zag lichtjes in de diepte toen ze meer dorpjes passeerden en een kronkelweg tussen de heuvels waar een enkele auto op weg naar huis was...
'Dit is echt bizar!' riep Ron. Harry probeerde zich voor te stellen hoe het moest voelen om hoog in de lucht voort te razen op een dier dat je niet kon zien. De avond viel; de lucht werd schemerig en paars, bezaaid met zilveren sterretjes. Al gauw zagen ze alleen nog aan de lichten van Dreuzelsteden hoe hoog en snel ze vlogen. Harry hield zijn armen stevig om de hals van zijn paard, dat hij door pure wilskracht probeerde te dwingen nog sneller te gaan. Hoeveel tijd was er verstreken sinds hij Sirius in het Departement van Mystificatie op de grond had zien liggen? Hoe lang zou Sirius nog weerstand kunnen bieden aan Voldemort? Harry wist dat zijn peetvader niet had gedaan wat Voldemort wilde en ook niet dood was, want dan zou de vreugde of woede van Voldemort door zijn eigen lichaam zijn gestroomd, en zou zijn litteken net zo verschrikkelijk hebben gebrand als op de avond dat meneer Wemel werd aangevallen.
Ze vlogen verder door de invallende duisternis. Harry's gezicht voelde stijf en koud aan en zijn benen werden gevoelloos omdat hij ze uit alle macht tegen de flanken van de Terzieler drukte, maar hij durfde niet te gaan verzitten uit angst dat hij van het paard zou glijden... het gebulder van de striemende wind verdoofde hem en zijn mond was ijskoud en droog. Hij had geen idee hoe ver ze al gevlogen hadden; hij vertrouwde volkomen op het dier dat doelbewust door het donker flitste en slechts af en toe met zijn vleugels sloeg.
Als ze te laat waren...
Hij leeft nog, hij verzet zich nog, dat voel ik... Als Voldemort besloot dat Sirius niet zou toegeven... Dan zou ik dat weten...
Harry's maag maakte een sprong; de kop van de Terzieler ging plotseling omlaag en hij gleed een paar centimeter over de hals van het paard naar voren. Ze begonnen eindelijk te dalen... hij dacht achter zich een gil te horen en draaide zich gevaarlijk ver om, maar hij zag niemand vallen... waarschijnlijk waren de anderen ook geschrokken omdat ze zo abrupt van richting waren veranderd.
Er werden nu aan alle kanten feloranje lichten zichtbaar, die steeds groter en ronder werden; ze zagen de daken van gebouwen, talloze koplampen die op lichtgevende insectenogen leken en de gele vierkanten van ramen. Plotseling doken ze recht op het trottoir af: Harry klampte zich aan zijn Terzieler vast en bereidde zich voor op een keiharde landing, maar het paard streek licht als een schaduw neer. Harry liet zich van zijn rug glijden en keek om zich heen: de overvolle container stond nog steeds een paar meter van de vernielde telefooncel. Alles leek kleurloos in de matte oranje gloed van de straatlantaarns.
Ron landde een paar meter verderop en viel meteen van zijn Terzieler.
'Nooit meer,' zei hij terwijl hij overeind krabbelde. Hij wilde weglopen, maar omdat hij zijn Terzieler niet kon zien botste hij tegen hem op en viel hij weer op de grond. 'Nooit, nooit meer... dit is het ergste wat ik ooit heb meegemaakt...'
Hermelien en Ginny streken aan weerszijden van Ron neer. Ze lieten zich iets gracieuzer van hun rijdieren glijden dan Ron, maar leken even opgelucht dat ze weer op de grond stonden; Marcel sprong trillend van zijn paard en Loena stapte soepel af.
'Waar voert de tocht nu heen?' vroeg Loena aan Harry, alsof ze een interessante toeristische trip maakten. 'Hierheen,' zei hij. Hij klopte zijn Terzieler dankbaar op de rug, ging de anderen voor naar de gehavende telefooncel en deed de deur open.
'Kom op,' zei hij toen ze aarzelden.
Ron en Ginny stapten gehoorzaam naar binnen en ook Hermelien, Marcel en Loena wurmden zich in de cel. Harry keek nog één keer naar de Terzielers, die nu rottende voedselresten zochten in de container, en perste zich ook in de cel.
'Wie het dichtst bij de telefoon is, moet zes twee vier vier drie draaien!' zei hij. Dat deed Ron, al moest hij zijn arm heel vreemd buigen om de kiesschijf te kunnen bereiken; toen die snorrend terugdraaide, klonk de koele vrouwenstem weer door de telefooncel.
'Welkom bij het Ministerie van Toverkunst. Uw naam en de reden van uw bezoek, graag.'
'Harry Potter, Ron Wemel, Hermelien Griffel, Ginny Wemel, Marcel Lubbermans en Loena Leeflang,' zei Harry vlug. 'We willen iemand redden, tenzij het Ministerie dat eerder kan doen!'
'Dank u,' zei de vrouwenstem. 'Bezoekers, neem uw badge en bevestig hem op uw gewaad.'
Er vielen zes badges in de wisselgeldgleuf. Hermelien nam ze eruit, reikte over Ginny's hoofd heen en gaf ze zwijgend aan Harry. Hij keek even naar de bovenste: Harry Potter, Reddingsmissie.
'Bezoekers van het Ministerie, u bent verplicht u te laten fouilleren en uw toverstok te laten registreren bij de bewakingsbalie aan het einde van het Atrium.'
'Goed, goed!' zei Harry terwijl er weer een pijnscheut door zijn litteken trok. 'Kunnen we nu alsjeblieft gaan?'
De vloer van de telefooncel trilde en het trottoir gleed langs de glazen wanden omhoog; de naar afval zoekende Terzielers verdwenen uit het zicht; het duister sloot zich boven hun hoofden en met een dof, knarsend geluid zonken ze omlaag, op weg naar het Ministerie van Toverkunst.
Een gouden lichtstreep scheen op hun voeten, werd breder en gleed langs hun lichamen omhoog. Harry boog zijn knieën, hield zijn toverstok zo goed mogelijk gereed in de overvolle cel, en tuurde door het glas om te zien of ze beneden werden opgewacht. Het Atrium leek echter uitgestorven. Het was er schemeriger dan overdag en er brandde geen vuur in de haarden in de wanden, maar toen de lift tot stilstand kwam zag hij dat de gouden symbolen nog steeds over het donkerblauwe plafond kronkelden.
'Het Ministerie van Toverkunst wenst u een prettige avond,' zei de vrouwenstem.
De deur van de telefooncel ging open en Harry viel bijna naar buiten, gevolgd door Marcel en Loena. Het enige geluid in het Atrium was het gekletter van de gouden fontein, waar de waterstralen uit de toverstok van de heks en de tovenaar, de pijlpunt van de centaur, de hoed van de kobold en de oren van de huis-elf in het bassin klaterden.
'Kom op,' zei Harry zacht en ze holden door het Atrium. Ze passeerden de fontein en de balie waar Erik de bewakingstovenaar Harry's toverstok had gewogen, maar nu was er niemand te zien.
Het bevreemdde Harry dat er geen bewaking was; het leek een onheilspellend teken en zijn bange voorgevoelens werden nog versterkt toen ze via de gouden poort naar de liften holden. Hij drukte op de knop met 'omlaag' en vrijwel meteen kwam er een lift aanrammelen; de gouden hekken gleden kletterend open en ze stapten in. Harry drukte op de knop met het cijfer 9; de hekken sloegen weer dicht en de lift begon ratelend te dalen. Toen Harry op het Ministerie was geweest met meneer Wemel, had hij zich niet gerealiseerd hoe rumoerig de liften waren; hij dacht dat iedere bewaker in het gebouw gealarmeerd zou worden door de herrie, maar nadat de lift tot stilstand was gekomen, zei de koele vrouwenstem alleen maar: 'Departement van Mystificatie' en gleden de hekken open. Ze stapten een gang in; die was uitgestorven en niets bewoog. Alleen de vlammen van de dichtstbijzijnde toortsen flakkerden door de luchtverplaatsing van de lift.
Harry keek naar de zwarte deur. Eindelijk was hij er, na al die maanden dat hij erover gedroomd had.
'Laten we gaan,' fluisterde hij en hij ging de anderen voor. Loena liep achter hem en keek met open mond om zich heen.
'Hoor eens,' zei Harry, die op een meter of twee van de deur bleef staan, 'misschien... misschien is het beter als hier een paar mensen achterblijven - om de wacht te houden -'
'En hoe moeten we dan laten weten of er onraad is?' zei Ginny met opgetrokken wenkbrauwen. 'Jullie zouden wel kilometers ver weg kunnen zijn.'
'We gaan met je mee, Harry,' zei Marcel.
'Vooruit, laten we gaan,' zei Ron resoluut.
Harry wilde eigenlijk niet dat ze allemaal meegingen, maar hij had geen keus. Hij liep naar de deur... en net als in zijn droom zwaaide die vanzelf open. Harry ging als eerste naar binnen en de anderen volgden hem.
Ze kwamen in een grote, ronde ruimte. Alles was zwart, ook de vloer en het plafond; in de zwarte muren bevonden zich meerdere identieke, zwarte deuren zonder klink. In de ruimtes tussen de deuren hingen wandkandelaars; ze brandden met een blauw licht en het koele schijnsel werd weerkaatst door het glanzende marmer, zodat het was alsof er een laagje donker water op de vloer stond.
'Doe de deur dicht,' mompelde Harry.
Zodra Marcel dat deed, had Harry er spijt van dat hij het gezegd had.
Het toortslicht dat in een lange streep naar binnen scheen vanuit de gang werd afgekapt, en het werd zo donker dat ze even alleen de trillende blauwe vlammen van de wandkandelaars en hun schimmige weerkaatsing op de vloer zagen.
In zijn droom was hij altijd doelbewust naar de deur tegenover de ingang gelopen, maar nu zag hij meer dan tien deuren. Net toen hij probeerde te bedenken welke hij moest hebben, klonk er een luid gerommel en begonnen de kandelaars te bewegen. De ronde muur draaide.
Hermelien greep Harry's arm, alsof ze bang was dat de vloer ook zou gaan bewegen, maar dat gebeurde niet. De kaarsvlammen werden wazige lijnen die op strepen blauw neonlicht leken -, toen hield het gerommel op en stond de muur weer stil.
Even zag Harry alleen de blauwe strepen die op zijn netvlies gebrand waren.
'Waar was dat nou voor?' fluisterde Ron angstig.
'Zodat we de deur waardoor we binnengekomen zijn niet kunnen terugvinden, denk ik,' zei Ginny geschrokken. Harry besefte dat ze gelijk had: hij had net zo goed kunnen proberen een mier te zoeken op de inktzwarte vloer. Bovendien had hij geen flauw idee welke deur naar de volgende kamer leidde.
'Hoe moeten we dan terug?' vroeg Marcel nerveus.
'Dat doet er voorlopig niet toe,' zei Harry. Hij knipperde met zijn ogen om de blauwe strepen kwijt te raken en greep zijn toverstok stevig vast.
'Daar hoeven we ons pas zorgen om te maken als we Sirius gevonden hebben.'
'Maar ga hem alsjeblieft niet roepen!' zei Hermelien. Ze had nog nooit zulke overbodige raad gegeven; het was juist Harry's bedoeling om zo stil mogelijk te zijn.
'Waar gaan we nu heen, Harry?' vroeg Ron.
'Ik heb geen -' begon Harry. Hij slikte, 'In mijn dromen kwam ik via de deur aan het eind van de gang eerst in een donkere ruimte - deze - en dan in een kamer die... schitterde, zou je kunnen zeggen. Ik denk dat we gewoon een paar deuren moeten proberen,' voegde hij er haastig aan toe. 'Als we goed zitten, zie ik het meteen. Kom op.'
Hij liep naar de deur tegenover hem, op de voet gevolgd door de anderen, legde zijn linkerhand op het koele, glanzende oppervlak, hield met zijn rechterhand zijn toverstok gereed en duwde.
De deur zwaaide moeiteloos open.
Na de duisternis in de ronde kamer gaven de lampen die aan lange gouden kettingen hingen de indruk dat de rechthoekige kamer veel feller verlicht was dan in werkelijkheid het geval was, maar de fonkelende, glitterende lichtvlekken uit zijn droom zag Harry niet. De ruimte was leeg, afgezien van een paar bureaus. In het midden van het vertrek stond een enorme glazen bak vol donkergroene vloeistof, waar ze gemakkelijk met zijn allen in hadden kunnen zwemmen; er dreven parelwitte voorwerpen in.
'Wat zijn dat voor dingen?' fluisterde Ron.
'Geen idee,' zei Harry.
'Zijn het vissen of zo?' zei Ginny zacht.
'Aquaviriusmaden,' zei Loena opgewonden. 'Pa zei al dat het Ministerie een fokprogramma -'
'Nee,' zei Hermelien met een merkwaardig stemmetje. Ze liep naar het aquarium. 'Het zijn hersens.'
'Hersens?'
'Ja... wat zouden ze ermee doen?'
Harry kwam erbij staan, en nu hij ze van dichtbij zag was er geen twijfel mogelijk. Griezelig glanzend dreven ze door de groene vloeistof; ze hadden wel iets weg van slijmerige bloemkolen.
'Laten we teruggaan,' zei Harry. 'Dit is de verkeerde ruimte. We moeten een andere deur proberen.'
'Hier zijn ook deuren,' zei Ron, die om zich heen wees. Harry's moed zonk hem in de schoenen. Hoe groot was het Departement van Mystificatie?
'In mijn droom kwam ik na die donkere kamer in een kamer met lichtvlekjes,' zei hij. 'Laten we het opnieuw proberen.'
Ze gingen terug naar de donkere, ronde kamer; Harry zag nu geen blauwe lichtstrepen voor zich, maar de schimmige vormen van de hersens. 'Wacht!' zei Hermelien toen Loena de deur van de Hersenkamer dicht wilde doen. 'Flagrato.'
Ze tekende met haar toverstok een kruis in de lucht en er verscheen een vurige 'X' op de deur. Zodra de deur was dichtgevallen, klonk opnieuw een luid gerommel en begon de muur weer te draaien, maar nu gloeide er een dikke, geelrode streep tussen de wazige blauwe lichten, en toen de muur weer tot stilstand kwam brandde het vurige kruis nog steeds op de deur die ze geprobeerd hadden.
'Heel goed, Hermelien,' zei Harry. 'Oké, laten we deze nemen -'
Hij liep opnieuw naar de deur tegenover hem en duwde die open, met zijn toverstok in de aanslag. De anderen volgden hem op de voet. Deze ruimte was groter dan de vorige, rechthoekig en schemerig. In het midden bevond zich een verdiept gedeelte; een enorme stenen kuil van minstens zes meter diep. Vanaf alle zijden liepen stenen banken steil omlaag, alsof ze in een amfitheater waren, of in de rechtszaal waar Harry door de Wikenweegschaar was verhoord. In plaats van een stoel met ketenen stond midden in de kuil een stenen podium, waar een oude, afgebrokkelde, gescheurde stenen boog uit oprees. Het ding leek zo gammel dat het Harry verbaasde dat het nog niet was ingestort. Voor de boog, die niet door muren werd ondersteund, hing een soort sluier of een gerafeld zwart gordijn. Er was geen zuchtje wind in de kille ruimte, maar toch wapperde het gordijn een beetje, alsof iemand het net had aangeraakt.
'Wie is daar?' vroeg Harry. Hij klom één rij omlaag. Er kwam geen antwoord, maar de sluier bleef wiegen en wapperen.
'Voorzichtig!' fluisterde Hermelien.
Harry klauterde over de stenen banken tot hij op de bodem van de kuil was. Zijn voetstappen galmden terwijl hij langzaam naar het podium liep. De spitsboog leek nu veel hoger dan toen hij erop had neergekeken en de sluier bewoog nog steeds, alsof er net iemand doorheen geglipt was.
'Sirius?' zei Harry, bijna fluisterend nu hij zo dichtbij was. Hij had het merkwaardige gevoel dat er iemand vlak achter de sluier stond, aan de andere kant van de boog. Met zijn toverstok stevig in zijn hand schuifelde hij om het podium heen, maar hij zag alleen de andere kant van het gerafelde zwarte gordijn.
'Laten we gaan,' riep Hermelien, die halverwege de stenen banken stond. 'We moeten hier niet zijn, Harry. Kom, laten we weggaan.'
Ze leek veel angstiger dan in de kamer waar de hersens hadden rondgezwommen, maar Harry vond juist dat de boog ondanks zijn ouderdom iets moois had. De zachtjes wapperende sluier intrigeerde hem; hij voelde de sterke aandrang om op het podium te klimmen en onder de boog door te lopen.
'Harry, laten we gaan!' zei Hermelien met nadruk.
‘Ja, goed,' zei hij, maar hij verroerde zich niet. Hij had iets gehoord. Aan de andere kant van de sluier klonk zacht gefluister en gemompel.
'Waar hebben jullie het over?' zei hij luid, zodat zijn stem door de ruimte galmde.
'Niemand zei iets, Harry!' zei Hermelien, die naar hem toe kwam.
'Ik hoorde iemand fluisteren achter dat gordijn,' zei hij. Hij liep bij Hermelien vandaan en bleef fronsend naar de sluier kijken. 'Ben jij dat, Ron?'
'Ik ben hier,' zei Ron, die om het podium heen kwam.
'Kan verder niemand het horen?' zei Harry. Het gefluister en gemompel werd luider; onbewust zette hij zijn voet op het podium.
‘Ja, ik hoor het ook,' zei Loena, die ook om de boog heen kwam lopen en naar de wapperende sluier keek. 'Er staan mensen achter!'
'Hoe bedoel je, er staan mensen achter?' vroeg Hermelien, die veel bozer klonk dan nodig leek. 'Er is helemaal geen "achter"! Het is alleen maar een boog en er is geen ruimte voor mensen. Hou op, Harry! Laten we gaan -'
Ze trok aan zijn arm, maar hij verzette zich.
'Harry, we zijn hier om Sirius te zoeken!' zei Hermelien meteen hoge, gespannen stem.
'Sirius,' herhaalde Harry, die nog steeds gebiologeerd naar de wiegende sluier staarde. 'O ja...'
Langzaam kwam Harry weer bij zijn positieven; Sirius werd gevangen gehouden en gemarteld terwijl hij naar die boog stond te staren.
Hij deed een paar stappen achteruit en scheurde zijn blik los van de sluier. 'Laten we gaan,' zei hij.
'Dat probeer ik al de hele tijd - kom op!' zei Hermelien. Ze liep om het podium heen. Aan de andere kant staarden Ginny en Marcel ook gefascineerd naar de sluier. Zonder iets te zeggen pakte Hermelien de arm van Ginny en Ron die van Marcel. Ze trokken hen mee naar de stenen banken en klauterden omhoog naar de deur.
'Wat was dat voor boog?' vroeg Harry aan Hermelien toen ze weer in de donkere, ronde kamer waren.
'Geen idee, maar het leek me iets gevaarlijks,' zei Hermelien. Ze tekende een vurig kruis op de deur. Opnieuw draaide de muur rond. Harry koos op goed geluk een derde deur uit en duwde, maar hij ging niet open.
'Wat is er?' vroeg Hermelien.
'Hij zit... op slot...' zei Harry, die zich vergeefs met zijn volle gewicht tegen de deur wierp.
'Dan moet dit de goede deur zijn!' zei Ron opgewonden. Hij beukte samen met Harry tegen de deur. 'Dat kan niet anders!'
'Opzij!' zei Hermelien ongeduldig. Ze richtte haar toverstok op de plek waar normaal gesproken een slot zat en zei: 'Alohomora.'
Er gebeurde niets.
'Het mes van Sirius!' zei Harry. Hij haalde het uit zijn gewaad en stak het in de spleet tussen de deur en de muur. De anderen keken toe hoe hij het mes op en neer bewoog en opnieuw met zijn schouder tegen de deur ramde. Er zat nog steeds geen enkele beweging in, en toen Harry naar het mes keek zag hij dat het lemmet gesmolten was.
'Die kamer laten we met rust!' zei Hermelien vastbesloten. 'Maar als dit nou de kamer is die we moeten hebben?' zei Ron, die angstig maar ook verwachtingsvol naar de deur keek.
'Dat kan niet. In Harry's droom gingen de deuren allemaal gemakkelijk open,' zei Hermelien. Ze tekende een gloeiend kruis op de deur terwijl Harry het nutteloze mesheft in zijn zak deed.
'Wat zou er in die kamer zijn?' zei Loena terwijl de muur weer begon te draaien.
'Misschien iets kreukelhoornigs?' zei Hermelien zacht en Marcel lachte nerveus. De muur kwam tot stilstand. Harry, die steeds wanhopiger begon te worden, duwde de volgende deur open.
'Hier is het'
Hij zag het meteen aan het dansende, flonkerende licht. Toen Harry's ogen aan de gloed gewend waren, zag hij overal glimmende klokken: kleine en grote, staande klokken en tafelklokken. Ze hingen tussen de boekenkasten en stonden op de vele bureaus. Er klonk een onophoudelijk getik, alsof er duizenden minuscule voetjes marcheerden. Het dansende, flonkerende licht kwam uit een hoge kristallen stolp die aan het andere eind van de kamer stond.
'Hierheen!'
Harry's hart bonsde nu hij wist dat ze goed zaten en hij liep tussen de rijen bureaus door. Net als in zijn droom ging hij naar de bron van het licht: de manshoge kristallen stolp die op een bureau stond. Het was alsof er een glinsterende wind in kolkte.
'Moet je zien!' zei Ginny toen ze dichterbij kwamen. Ze wees naar het midden van de stolp.
In de fonkelende luchtstroom zweefde een piepklein, glanzend ei. Toen het opsteeg ging het open en kwam er een kolibrie uit, die tot boven in de stolp werd meegevoerd, maar zodra de luchtstroom zwakker werd en hij weer begon te dalen, werden zijn veren plakkerig en vochtig, en tegen de tijd dat hij omlaag was gedwarreld naar de bodem van de stolp, zat hij weer opgesloten in zijn ei.
'Doorlopen!' zei Harry scherp, omdat Ginny wilde blijven staan om te kijken hoe het ei weer in een vogel veranderde.
'Jij treuzelde ook een tijd bij die ouwe boog!' zei ze gepikeerd, maar desondanks volgde ze hem naar de enige deur in de kamer.
'Hier is het,' zei Harry en zijn hart bonsde nu zo hard en snel dat hij bang was dat hij niet goed te verstaan was. 'Achter deze deur -'
Hij keek naar de anderen; ze hadden hun toverstokken getrokken en keken angstig en bezorgd. Harry duwde en de deur zwaaide open.
Ze waren er, ze hadden het gevonden: een ruimte zo hoog als een kerk, met kasten vol kleine, stoffige glazen bollen. De bollen glansden dof in het licht van de wandkandelaars die tussen de kasten brandden en die net als in de ronde hal een blauw licht uitstraalden. Het was heel koud in de kamer.
Harry stapte naar binnen en keek naar het schemerige gangpad tussen twee rijen kasten. Hij hoorde niets en zag niets bewegen.
'Rij 97, zei je?' fluisterde Hermelien.
'Ja,' zei Harry zacht. Hij keek naar de dichtstbijzijnde kast. In het blauwe licht van een kandelaar glansde het zilveren cijfer 53.
'Ik denk dat we naar rechts moeten,' zei Hermelien. Ze keek naar de volgende rij. 'Ja... dat is 54...'
'Hou jullie toverstokken gereed,' zei Harry zacht.
Ze slopen voorzichtig door het lange gangpad tussen de kasten. Verderop was de duisternis bijna compleet. Onder iedere glazen bol zat een klein, vergeeld labeltje. Sommige bollen straalden een vreemde gloed uit; andere waren even dof en donker als kapotte gloeilampen. Ze passeerden rij 84... 85... Harry luisterde aandachtig, maar hoorde niets. Misschien was Sirius gekneveld of bewusteloos... of, zei een ongewenst stemmetje in zijn hoofd, misschien is hij al dood...
Dan had ik dat gevoeld, hield hij zichzelf voor. Zijn hart bonsde in zijn keel. Dan zou ik het weten...
'Rij 97!' fluisterde Hermelien.
Ze kwamen allemaal bij elkaar staan en keken naar het gangpad, maar zagen niets.
'Hij ligt helemaal aan het eind,' zei Harry, die een nogal droge mond had. 'Dat kun je vanaf hier niet goed zien.'
Hij liep tussen de hoge kasten door. Sommige bollen gloeiden zacht terwijl hij passeerde.
'Hij moet hier ergens zijn,' fluisterde Harry. Hij was ervan overtuigd dat ze ieder moment de toegetakelde gedaante van Sirius op de donkere vloer zouden zien liggen. 'Hier in de buurt... vlakbij...'
'Harry?' zei Hermelien aarzelend, maar hij wilde geen antwoord geven. Zijn mond was kurkdroog. 'Het moet... hier ergens zijn...' zei hij.
Aan het eind van de rij stapten ze weer een kring van ijl kaarslicht in. Er was niemand. Alles was stoffig en stil.
'Wie weet is hij...' fluisterde Harry schor. Hij keek door het volgende gangpad. 'Of misschien...' Hij liep snel naar de rij daarnaast.
'Harry?' zei Hermelien opnieuw.
'Wat?' snauwde hij.
'Ik... ik geloof niet dat Sirius hier is.'
Verder zei niemand iets. Harry wilde hen niet aankijken. Hij voelde zich misselijk. Hij begreep niet waarom Sirius er niet was. Hij móést er zijn; hij had hem tenslotte zelf gezien...
Hij rende tussen de rijen door en keek naar links en rechts. Het ene lege gangpad na het andere flitste voorbij. Hij holde de andere kant op, langs zijn starende metgezellen. Sirius was nergens te bekennen. Er was geen spoor van een worsteling.
'Harry?' riep Ron.
'Wat?'
Hij wilde niet horen wat Ron te zeggen had; wilde niet horen dat hij stom was geweest of dat ze misschien beter terug konden gaan naar Zweinstein. Zijn gezicht gloeide. Hij zou het liefst een hele tijd ineengedoken in het donker blijven zitten voor hij terugkeerde naar het Atrium en geconfronteerd werd met de beschuldigende blikken van de anderen...
'Heb je dit gezien?' zei Ron.
'Wat?' zei Harry, maar nu gretig - het moest een teken zijn dat Sirius er was geweest, een aanwijzing. Hij holde naar de anderen, die een paar meter waren doorgelopen langs rij 97, maar zag niets: alleen Ron, die naar een van de stoffige glazen bollen keek.
'Wat is er?' zei Harry terneergeslagen.
'Je - je naam staat erop,' zei Ron.
Harry liep naar hem toe. Ron wees op een van de glazen bollen die een doffe gloed uitstraalden; de bol zat onder het stof en lag blijkbaar al jaren onaangeroerd in de kast.
'Mijn naam?' zei Harry verbluft.
Hij stapte naar de kast. Omdat hij niet zo lang was als Ron, moest hij zijn hoofd schuin houden om het vergeelde label onder de bol te kunnen lezen. In een dun, priegelig handschrift stond er een datum van zo'n zestien jaar geleden en daaronder:

S.P.Z. tegen A.P.W.B.P.
Heer van het Duister en (?) Harry Potter

Harry staarde er gebiologeerd naar.
'Wat moet dat voorstellen?' vroeg Ron zenuwachtig. 'Wat doet jouw naam hier?'
Hij keek naar de andere labels op de plank. 'Ik ben er niet bij,' zei hij perplex. 'En de anderen ook niet.'
'Niet aankomen, Harry,' zei Hermelien scherp toen hij zijn hand uitstrekte.
'Waarom niet?' zei hij. 'Het heeft iets met mij te maken.'
'Blijf eraf, Harry,' zei Marcel. Harry keek hem aan. Marcels ronde gezicht glom van het zweet. Zo te zien werd de spanning hem bijna te veel.
'Mijn naam staat erop,' zei Harry.
En met een enigszins roekeloos gevoel sloot hij zijn vingers om de stoffige bol. Hij had gedacht dat hij koud zou zijn, maar dat was niet zo. Hij voelde juist warm aan, alsof hij uren in de zon had gelegen of verhit werd door zijn innerlijke gloed. Harry, die hoopte en zelfs verwachtte dat er iets dramatisch zou gebeuren, iets waardoor hun lange en gevaarlijke reis toch nog de moeite waard zou zijn, pakte de bol van de plank en keek ernaar.
Er gebeurde helemaal niets. De anderen kwamen om Harry heen staan en keken ook naar de bol, terwijl hij de dikke laag stof afveegde.
En toen hoorde hij achter zich plotseling een lijzige stem.
'Heel goed, Potter. Draai je langzaam om en geef die bol aan mij.'