Hoofdstuk 11
HET NIEUWE LIED VAN DE SORTEERHOED
Harry wilde niet dat
de anderen wisten dat Loena en hij dezelfde hallucinatie hadden,
als het tenminste een hallucinatie was. Hij zweeg over de paarden
toen hij ging zitten en de deur van de koets dichttrok, maar
staarde desondanks door het raampje naar de silhouetten van de
vreemde dieren.
'Zagen jullie Varicosus ook?' vroeg Ginny. 'Wat doet zij hier?
Hagrid zal toch niet ontslagen zijn?'
'Van mij mogen ze hem ontslaan,' zei Loena. 'Hij is bepaald geen
goede leraar, ofwel soms?'
'Jawel!' zeiden Harry, Ron en Ginny boos.
Harry keek even naar Hermelien, die haar keel schraapte en vlug
zei: 'Eh... ja... hij is heel goed.'
'Nou, wij van Ravenklauw vinden hem een lachertje,' zei Loena
onverstoorbaar.
'Dan hebben jullie een armzalig gevoel voor humor!' snauwde Ron
terwijl de wielen van de koets krakend in beweging kwamen.
Loena was helemaal niet uit het veld geslagen door Rons
onbeleefdheid, integendeel: ze keek een tijdje naar hem alsof hij
een interessant tv-programma was.
De rijtuigen reden in een lange stoet over de weg, rammelend en
wiegend. Toen ze de hoge stenen pilaren met de gevleugelde
everzwijnen passeerden die de toegang tot het schoolterrein
markeerden, boog Harry zich naar voren om te zien of er licht
brandde in Hagrids huisje aan de rand van het Verboden Bos, maar
alles was donker. Het kasteel van Zweinstein doemde echter steeds
hoger op: een reusachtige massa grote en kleine torens die
inktzwart afstak tegen de donkere hemel, met hoog boven hun hoofden
hier en daar een felverlicht raam.
De koetsen stopten rinkelend bij het stenen bordes dat naar de
eiken voordeuren leidde en Harry stapte als eerste uit. Hij
controleerde nogmaals of er geen licht brandde bij het Verboden
Bos, maar Hagrids huisje vertoonde geen enkel teken van leven. Met
tegenzin, omdat hij half en half gehoopt had dat ze inmiddels
verdwenen zouden zijn, keek hij naar de merkwaardige, skeletachtige
paarden die nu roerloos in de kille avondlucht stonden. Hun witte,
glanzende ogen waren uitdrukkingsloos.
Harry had één keer eerder iets gezien wat voor Ron onzichtbaar was,
maar dat was een spiegelbeeld geweest: veel ijler en ongrijpbaarder
dan de honderd maar al te tastbare dieren die sterk genoeg waren om
een hele stoet rijtuigen te trekken. Als hij Loena mocht geloven,
waren ze er altijd al geweest, maar had hij ze eerst niet kunnen
zien. Waarom kon hij dat nu dan wel en Ron niet?
'Kom je nog?' zei Ron, die naast hem stond.
'O... ja,' zei Harry vlug en ze voegden zich bij de menigte die het
bordes opliep naar het kasteel. De hal schitterde van de fakkels en
galmde van de voetstappen toen de leerlingen over de stenen
plavuizen naar de dubbele deur van de Grote Zaal liepen, waar het
schooljaar met het traditionele feestmaal van start zou gaan.
De vier lange afdelingstafels in de Grote Zaal stroomden vol, onder
een sterrenloze zwarte hemel die identiek was aan de hemel die ze
door de hoge ramen zagen. Kaarsen zweefden boven de tafels en
verlichtten zilverachtige geesten en de gezichten van druk pratende
leerlingen, die vakantienieuws uitwisselden, vrienden van andere
afdelingen luidruchtig begroetten of elkaars nieuwe kapsels en
gewaden bekeken. Opnieuw zag Harry mensen druk fluisteren toen hij
langskwam; hij verbeet zich en deed alsof het hem niets kon
schelen.
Loena slenterde naar de tafel van Ravenklauw. Zodra de anderen bij
de tafel van Griffoendor waren, werd Ginny weggeroepen door een
paar vierdejaars; Harry, Ron, Hermelien en Marcel zochten ongeveer
halverwege de tafel een plaatsje tussen Haast Onthoofde Henk, de
afdelingsgeest van Griffoendor, en Parvati Patil en Belinda Broom,
die Harry zo luchtig en overdreven vriendelijk begroetten dat hij
zeker wist dat ze vlak daarvoor over hem hadden zitten praten. Hij
had echter wel belangrijkere dingen aan zijn hoofd: hij keek over
de hoofden van de leerlingen heen naar de Oppertafel, die aan het
uiteinde van de zaal haaks op de afdelingstafels stond.
'Hij is er niet.'
Ron en Hermelien speurden ook de Oppertafel af, al was dat niet
echt nodig; Hagrid sprong er door zijn omvang in elk gezelschap
direct uit.
'Hij zal toch niet ontslagen zijn?' zei Ron ongerust.
'Natuurlijk niet,' zei Harry vastberaden.
'Je denkt toch niet dat hij... gewond is of zo?' vroeg Hermelien
onbehaaglijk.
'Welnee,' zei Harry.
'Waar is hij dan?'
Even viel er een stilte en toen zei Harry zacht, zodat Marcel,
Parvati en Belinda hem niet konden horen: 'Misschien is hij nog
niet terug. Je weet wel - van zijn missie - van wat hij deze zomer
voor Perkamentus zou doen.'
'Ja... ja, dat zal het zijn,' zei Ron gerustgesteld, maar Hermelien
beet op haar onderlip en bleef naar de Oppertafel kijken, alsof ze
een betere verklaring zocht voor Hagrids afwezigheid.
'Wie is dat?' zei ze scherp en ze wees naar de Oppertafel. Harry
keek ook. Professor Perkamentus zat in het midden van de tafel, in
een gouden stoel met hoge rug, gekleed in een donkerpaars gewaad
vol zilveren sterren en een bijpassende hoed. Hij boog zijn hoofd
naar de vrouw naast hem, die iets in zijn oor fluisterde. Ze had
iets ouwevrijsterachtigs, dacht Harry: klein en dik, met kort,
krullerig, peper-enzoutkleurig haar en een afzichtelijke roze
haarband, die dezelfde kleur had als het pluizige roze vest dat ze
over haar gewaad droeg. Op dat moment draaide ze haar hoofd om en
nam een slokje uit haar beker. Tot zijn ontsteltenis zag Harry een
bleek, padachtig gezicht en twee uitpuilende ogen met wallen
eronder.
'Het is die Omber!'
'Wie?' zei Hermelien.
'Ze was ook op de hoorzitting. Ze werkt voor Droebel!'
'Leuk vest,' zei Ron grijnzend.
'Werkt ze voor Droebel?' zei Hermelien fronsend. 'Wat doet ze dan
in vredesnaam hier?'
'Geen idee...'
Hermelien keek opnieuw aandachtig naar de Oppertafel.
'Nee,' mompelde ze. 'Nee, dat kan niet...'
Harry begreep niet waar ze het over had, maar vroeg niets; zijn
aandacht werd afgeleid door professor Varicosus, die achter de
Oppertafel was verschenen. Ze schuifelde langs de tafel tot ze
helemaal aan het einde was en ging toen op Hagrids plekje zitten.
Dat betekende dat de eerstejaars het meer waren overgestoken en het
kasteel hadden bereikt. En inderdaad gingen een paar tellen later
de deuren open en kwam er een lange rij angstige eerstejaars
binnen, voorafgegaan door professor Anderling. Ze droeg een krukje
met daarop een stokoude tovenaarshoed, vol lappen en stiksels en
met een grote scheur bij de rafelige rand.
Het geroezemoes in de Grote Zaal stierf weg. De eerstejaars gingen
in een rij voor de Oppertafel staan, met hun gezicht naar de
overige leerlingen. Professor Anderling zette het krukje zorgvuldig
neer en deed een paar passen achteruit.
De gezichten van de eerstejaars glansden bleekjes in het
kaarslicht. Een jongetje in het midden van de rij stond te trillen
op zijn benen. Harry herinnerde zich hoe bang hij zelf was geweest
toen hij daar had gestaan, wachtend op de onbekende test die zou
bepalen op welke afdeling hij terechtkwam.
De hele school wachtte met ingehouden adem. Toen ging de scheur bij
de rand van de hoed open, als een mond, en begon de Sorteerhoed te
zingen -.
Heel lang
gelee - ik was nog jong,
En Zweinstein slechts in aanbouw,
Dachten de stichters van onze school.
Wij blijven elkaar voorgoed trouw.
Verenigd door één ideaal,
En met één doel in 't leven:
Komen tot de beste toverschool,
Om hun kennis door te geven.
'We bouwen en onderwijzen saam'
Besloten de vier kameraden.
Ze dachten niet dat ook maar iets,
Hun vriendschap ooit zou schaden.
Want Griffoendor en Zwadderich,
Waren de allerbeste vrinden,
En ook Huffelpuf en Ravenklauw,
Konden het met elkaar goed vinden.
Waarom liep het dan toch verkeerd?
Wat werd hun band fataal?
Ik was erbij en ken daarom,
Heel 't droefgeestige verhaal.
Zwadderich zei: 'We nemen slechts
Leerlingen van zuiver bloed.'
Ravenklauw zei: 'We nemen hen,
Wier intelligentie ruim voldoet.'
Griffoendor zei: 'We nemen wie
Dapperheid en moed laat blijken.'
Huffelpuf zei: 'Ik neem iedereen,
En behandel hen als gelijken.'
Die geschillen leidden niet tot twist,
Toen ze voor het eerst ontstonden:
Elke stichter had zijn afdeling,
Voor wie ze 't geschiktste vonden.
Zwadderich nam, u raadt het al,
Slechts studenten van zuiver ras,
Slim en sluw, zoals hijzelf,
Van allemaal de sluwste was.
Degenen met de scherpste geest,
Kregen van Ravenklauw onderricht,
En voor de dapperste leerlingen,
Deed Griffoendor zijn plicht.
Huffelpuf nam wie overschoot,
En leerde hen wat ze konden,
Zo bleven de stichters van de school,
in vriendschap met elkaar verbonden.
Heel Zweinstein werkte in harmonie,
Gedurende vele gelukkige jaren,
Maar toen ontstond onenigheid,
Gevoed door angsten en bezwaren.
De vier afdelingen die onze school
Moesten stutten en versterken,
Raakten onderling allengs verdeeld,
En gingen elkaar tegenwerken.
Een tijdlang leek het of de school
Vroegtijdig een eind zou vinden,
Door al 't gevecht en geduelleer,
En de haat tussen oude vrinden.
Maar ten slotte brak de ochtend aan,
Dat Zalazar Zwadderich vertrok,
En hoewel men 't vechten staakte,
Was het voor iedereen een schok.
Nadat het viertal stichters,
Tot drie werd teruggebracht,
Waren de afdelingen nooit meer een,
Zoals oorspronkelijk gedacht.
Jullie weten waarom ik hier lig -,
jullie zagen me al vaak:
ik verdeel jullie over de afdelingen,
Dat is nu eenmaal mijn taak.
Maar dit jaar ga ik verder,
Luister goed naar mijn lied -,
ik moet jullie weliswaar scheiden,
Maar gaarne doe ik dat niet.
Ik moet mijn plicht vervullen:
Elke afdeling krijgt zijn kwart,
Maar versnel ik daardoor niet het eind,
Dat ik vrees, denk ik met smart?
Zie de tekens en ken de dreiging,
Wat de geschiedenis ons leert is waar:
Door dodelijke vijanden van buiten,
Loopt ons Zweinstein groot gevaar.
We moeten de handen ineenslaan,
Anders gaan we van binnenuit stuk:
Genoeg gezongen en gewaarschuwd nu...
Het Sorteren begint; veel geluk.
De Hoed zweeg en
bewoog niet meer, maar voor de eerste keer dat Harry het zich kon
herinneren, werd het luide applaus doorspekt met gemompel. Overal
fluisterden leerlingen met elkaar en Harry, die net zo hard klapte
als de anderen, wist waar ze het over hadden.
'Hij was dit jaar wel erg lang van stof, hé?' zei Ron met
opgetrokken wenkbrauwen.
'Zeg dat wel,' zei Harry.
Meestal beperkte de Sorteerhoed zich tot het beschrijven van de
eigenschappen die door de verschillende afdelingen vereist werden
en zijn eigen rol bij het Sorteren. Harry kon zich niet herinneren
dat hij de school ooit goede raad had gegeven.
'Zou hij al eerder van dit soort waarschuwingen hebben gegeven?'
vroeg Hermelien ongerust.
'Jazeker,' zei Haast Onthoofde Henk goed geïnformeerd en hij boog
zich door Marcel heen naar Hermelien (Marcel trok een gezicht, want
het voelde heel onprettig aan als een geest zich door je heen
boog). 'De Hoed voelt zich verplicht om de school te waarschuwen
als hij denkt dat -'
Maar professor Anderling, die de namen van de eerstejaars wilde
oplezen, wierp de fluisterende leerlingen een vernietigende blik
toe.
Haast Onthoofde Henk legde een doorzichtige vinger tegen zijn
lippen en ging weer keurig rechtop zitten. Het geroezemoes
verstomde abrupt.
Professor Anderling keek nog één keer streng naar de
afdelingstafels, richtte haar blik toen op het lange perkament in
haar hand en las de eerste naam op. 'Abeel, Eelco.
' De doodsbange jongen die Harry eerder had gezien liep struikelend
naar het krukje; alleen zijn opvallende flaporen voorkwamen dat de
Hoed finaal over zijn hoofd zakte. De Hoed dacht even na, sperde
toen zijn scheur open en riep:
'Griffoendor!'
Harry klapte luid, net als de rest van Griffoendor, terwijl Eelco
Abeel naar hun tafel wankelde en ging zitten met een uitdrukking
alsof hij het liefst door de grond zou zakken, zodat niemand ooit
nog naar hem kon kijken.
Langzaam werd de rij eerstejaars korter. In de stiltes tussen het
roepen van de namen en de beslissingen van de Sorteerhoed, hoorde
Harry Rons maag knorren. Uiteindelijk werd 'Zeiler, Rosa' bij
Huffelpuf ingedeeld, bracht professor Anderling het krukje en de
Hoed weg en stond professor Perkamentus op.
Ondanks de bittere gevoelens die hij de laatste tijd voor het
schoolhoofd had gekoesterd, voelde Harry zich toch gerustgesteld
toen hij Perkamentus daar zag staan. Door de afwezigheid van Hagrid
en de aanwezigheid van die draakachtige paarden had hij het gevoel
gehad dat zijn terugkeer naar Zweinstein, waar hij zo lang naar had
uitgekeken, vol onverwachte wendingen zat. Het was alsof een
vertrouwd lied plotseling allerlei valse noten bevatte. Maar dit
was zoals het hoorde: Perkamentus die opstond om iedereen welkom te
heten voor het feestmaal begon.
'Tegen onze nieuwkomers,' zei Perkamentus met galmende stem, een
hartelijke glimlach en gespreide armen, 'zeg ik: welkom! Tegen onze
oudgedienden - welkom terug! Er is een tijd voor toespraken, maar
dat is niet nu. Eet smakelijk!'
Onder goedkeurend gelach en applaus ging Perkamentus weer zitten en
gooide zijn lange baard over zijn schouder, zodat die niet in zijn
bord zou hangen - want uit het niets was eten verschenen en de vijf
lange tafels bogen haast door onder het gewicht van de bouten en
pasteien, schalen met groenten en brood, sauzen en kannen
pompoensap.
'Hè, heerlijk!' zei Ron, kreunend van verlangen. Hij greep de
dichtstbijzijnde schotel karbonaadjes en begon die op zijn bord te
laden, afgunstig gadegeslagen door Haast Onthoofde Henk.
'Wat zei je nou vlak voor het Sorteren begon?' vroeg Hermelien aan
de geest. 'Dat de Hoed waarschuwingen zou geven?'
'Jazeker,' zei Henk, die zo te zien blij was dat hij niet langer
hoefde te kijken hoe Ron met haast stuitend enthousiasme gebakken
aardappelen naar binnen werkte. 'Ja, ik heb de Hoed vaker
waarschuwingen horen geven, altijd als er volgens hem groot gevaar
dreigt voor de school. En uiteraard is zijn advies steevast
hetzelfde: wees eensgezind en bundel jullie krachten.'
'Oeknie assoed wedadeschol vaarloop?' zei Ron.
Zijn mond was zó vol dat Harry het al een hele prestatie vond dat
hij ook maar enig geluid kon voortbrengen.
'Pardon?' zei Haast Onthoofde Henk beleefd, terwijl Hermelien Ron
walgend aankeek. Ron slikte een gigantische hap door en zei: 'Hoe
kan hij, als Hoed, weten dat de school gevaar loopt?'
'Geen idee,' zei Haast Onthoofde Henk. 'Hij wordt bewaard op de
werkkamer van Perkamentus, dus daar zal hij wel het nodige
opvangen.'
'En hij wil dat alle afdelingen vriendjes worden?' zei Harry met
een blik op de tafel van Zwadderich, waar Draco Malfidus het
hoogste woord had. 'Weinig kans.'
'Kom kom, dat is niet de juiste instelling,' zei Henk
berispend.
'Vreedzame samenwerking, dat is het sleutelwoord. Wij geesten
behoren ook tot verschillende afdelingen, maar onderhouden
niettemin vriendschappelijke banden. Ondanks de wedijver tussen
Griffoendor en Zwadderich zou het niet bij me opkomen om ruzie te
zoeken met de Bloederige Baron.'
'Alleen maar omdat je doodsbang voor hem bent,' zei Ron. Haast
Onthoofde Henk was diep beledigd. 'Bang? Ik hoop dat ik, heer
Hendrik van Malkontent tot Maling, me nooit schuldig heb gemaakt
aan lafheid! Het nobele bloed dat door mijn aderen stroomt -'
'Wat voor bloed?' vroeg Ron. 'Je hebt toch zeker geen -'
'Dat is een manier van spreken!' zei Haast Onthoofde Henk, die nu
zo kwaad was dat zijn hoofd onheilspellend trilde op zijn
gedeeltelijk doorgehakte nek. 'Ik hoop dat ik nog steeds mijn eigen
woorden mag kiezen, ook al kan ik dan niet meer eten en drinken!
Maar wees niet bang, ik ben eraan gewend dat leerlingen grappen
maken over mijn dood!'
'Hij lachte je niet uit, Henk!' zei Hermelien, die Ron woedend
aankeek. Helaas zat Rons mond weer zo propvol dat hij alleen kon
mompelen: 'Kwilnie fastreekmake', wat Henk blijkbaar geen afdoende
excuus vond. Hij zette zijn hoed met veer recht, zweefde naar het
andere einde van de tafel en streek neer tussen de broertjes Kasper
en Dennis Krauwel.
'Goed zo, Ron!' beet Hermelien hem toe.
'Wat nou weer?' zei Ron verontwaardigd, nadat hij er eindelijk in
was geslaagd om zijn eten door te slikken. 'Mag een mens niet eens
een vraag stellen?'
'O, laat maar,' zei Hermelien geërgerd en gedurende de rest van de
maaltijd zwegen ze allebei knorrig.
Harry was inmiddels zo gewend aan hun gekibbel dat hij niet eens
meer probeerde om hen te verzoenen; hij vond dat hij zijn tijd
beter kon besteden door eerst rustig zijn vleespastei naar binnen
te werken en daarna een groot stuk van zijn favoriete taart.
Toen iedereen klaar was met eten en de herrie in de Grote Zaal weer
toenam, stond Perkamentus op. Meteen hield iedereen zijn of haar
mond en keek naar het schoolhoofd. Harry voelde zich inmiddels
lekker soezerig. Boven wachtte zijn hemelbed, heerlijk warm en
zacht...
'Nu iedereen nageniet van alweer een overheerlijk feestmaal, wil ik
graag de aandacht vragen voor de gebruikelijke mededelingen,' zei
Perkamentus. 'De eerstejaars moeten weten dat het bos op het
schoolterrein verboden gebied is - en een paar oudere leerlingen
zouden dat onderhand ook moeten weten.'
Harry, Ron en Hermelien keken elkaar grijnzend aan.
'Meneer Vilder, onze conciërge, heeft me gevraagd om jullie er,
voor de naar zijn idee vierhonderdtweeënzestigste keer, aan te
herinneren dat er tussen de lessen niet getoverd mag worden op de
gangen. Daarnaast zijn er nog enkele zaken niet toegestaan; dat is
na te lezen op de uitvoerige lijst die de heer Vilder op de deur
van zijn kantoortje heeft bevestigd.
Er zijn dit jaar twee wijzigingen in ons lerarenbestand. Het doet
me genoegen om professor Varicosus opnieuw te verwelkomen, die zich
zal bekommeren om Verzorging van Fabeldieren, en ik wil iedereen
voorstellen aan professor Omber, onze nieuwe lerares Verweer tegen
de Zwarte Kunsten.'
Er volgde een beleefd maar bescheiden applausje terwijl Harry, Ron
en Hermelien elkaar enigszins paniekerig aankeken; Perkamentus had
niet gezegd hoe lang professor Varicosus les zou geven.
Perkamentus vervolgde: 'Proeftrainingen voor de Zwerkbalteams van
de afdelingen vinden plaats op -'
Hij zweeg plotseling en keek vragend naar professor Omber.
Aangezien ze staand ongeveer even lang was als zittend, begreep
eerst niemand waarom Perkamentus was opgehouden met praten, maar
toen schraapte professor Omber haar keel, 'Hum, hum', en werd
duidelijk dat ze was opgestaan en iets wilde zeggen.
Perkamentus was slechts heel even uit het veld geslagen; toen ging
hij vlug zitten en keek hij aandachtig naar professor Omber, alsof
hij niets liever wilde dan naar haar toespraak luisteren. De andere
leraren hadden meer moeite om hun verbazing te verbergen. De
wenkbrauwen van professor Stronk verdwenen bijna in haar warrige,
rechtopstaande haar en de samengeknepen lippen van professor
Anderling waren smaller dan Harry ze ooit gezien had. Nog nooit was
een nieuwe leraar Perkamentus in de rede gevallen. Veel leerlingen
grijnsden openlijk; het was duidelijk dat deze nieuwkomer niet wist
hoe het hoorde op Zweinstein.
'Dank u voor uw vriendelijke welkomstwoord, professor Perkamentus,'
zei professor Omber met een onnozele glimlach. Haar stem was hoog,
meisjesachtig en een beetje buiten adem, en Harry voelde opnieuw
een intense afkeer die hij niet kon verklaren; hij wist alleen dat
hij alles aan haar even afstotelijk vond, van haar achterlijke stem
tot haar pluizige roze vest. Ze stootte opnieuw een schraperig
hoestje uit ('hum, hum’) en vervolgde:
'Het is echt fijn om terug te zijn op Zweinstein!' Ze glimlachte
haar puntige tanden bloot. 'En om al die gelukkige kleine
gezichtjes te zien.'
Harry keek om zich heen. Niet één gezicht leek erg gelukkig,
integendeel; iedereen was nogal verbouwereerd door het feit dat ze
werden toegesproken als vijfjarige kleuters.
'Ik verheug me erop om jullie beter te leren kennen en ik weet
zeker dat we goede vrienden zullen zijn.'
Veel leerlingen keken elkaar aan; sommigen slaagden er nauwelijks
in om een brede grijns te verbergen.
'Ik wil best vrienden met haar worden als ik dat vest maar niet
hoef te lenen,' fluisterde Parvati tegen Belinda, en ze kregen
allebei een geluidloze giechelbui.
Professor Omber schraapte opnieuw haar keel ('hum, hum'), maar toen
ze het woord weer nam, klonk haar stem veel zakelijker en minder
meisjesachtig. Ze dreunde haar praatje monotoon op, alsof ze het
uit haar hoofd kende.
'Het Ministerie van Toverkunst heeft altijd veel belang gehecht aan
het onderwijs van jonge heksen en tovenaars. De zeldzame gaven
waarmee jullie geboren zijn, zouden verwelken als ze niet werden
gekoesterd en ontwikkeld door zorgvuldig onderricht. De aloude
talenten die de tovergemeenschap uniek maken, moeten worden
doorgegeven aan volgende generaties, opdat ze niet verloren gaan.
De schat aan magische kennis die onze voorouders hebben vergaard
moet worden bewaakt, aangevuld en bijgeschaafd door degenen die hun
nobele roeping in het onderwijs hebben gevonden.'
Professor Omber zweeg even en maakte een kleine buiging naar haar
collega's, maar die bogen niet terug. De donkere wenkbrauwen van
professor Anderling waren samengetrokken zodat ze veel op een havik
leek, en Harry zag hoe zij en professor Stronk een veelbetekenende
blik uitwisselden toen Omber, na een nieuw 'hum, hum', verderging
met haar toespraak.
'Iedereen die belast was met de leiding over onze historische
school heeft iets nieuws toegevoegd aan deze gewichtige taak en zo
hoort het ook, want zonder vooruitgang volgt stilstand en verval.
Aan de andere kant is vooruitgang omwille van de vooruitgang
onwenselijk, want aan beproefde en aloude tradities hoeft vaak niet
gesleuteld te worden. Dat houdt in dat we een balans moeten zoeken
tussen oud en nieuw, tussen behoud en verandering, tussen traditie
en vernieuwing...'
Harry merkte dat hij zijn aandacht er niet bij kon houden, alsof er
iets haperde in zijn brein. De stilte die altijd heerste in de
Grote Zaal als Perkamentus het woord voerde, werd nu verstoord door
gefluister en gegiechel. Aan de tafel van Ravenklauw praatte Cho
Chang geanimeerd met haar vriendinnen. Een paar stoelen naast Cho
had Loena Leeflang haar Kibbelaar weer gepakt. Aan de tafel van
Huffelpuf was Ernst Marsman een van de weinigen die nog aandachtig
naar professor Omber keek, maar zijn ogen waren glazig en Harry
vermoedde dat hij alleen maar deed alsof hij luisterde vanwege de
splinternieuwe klassenoudstebadge op zijn borst.
Professor Omber scheen niets te merken van de onrust in de zaal.
Harry had de indruk dat er onder haar neus een levensgroot oproer
had kunnen uitbreken en dat ze toch stug verder zou zijn gegaan met
haar toespraak. De andere leraren luisterden echter aandachtig en
Hermelien scheen ieder woord gefascineerd in zich op te nemen, ook
al was ze het aan haar gezicht te zien allerminst met Omber
eens.
'... omdat bepaalde veranderingen een verbetering zullen zijn,
terwijl men van andere na verloop van tijd zal inzien dat ze op
beoordelingsfouten berustten. Ondertussen zullen sommige tradities
gehandhaafd worden, en terecht, terwijl andere, die overleefd en
uit de tijd zijn, worden afgestoten. Laten we daarom een nieuw
tijdperk betreden, waarin openheid, effectiviteit en
verantwoordelijkheid de boventoon voeren, waarin we behouden wat
het behouden waard is, vervolmaken wat vervolmaakt moet worden en
snoeien als we op praktijken stuiten die verboden zouden moeten
worden.'
Ze ging zitten. Perkamentus applaudisseerde en de andere docenten
volgden zijn voorbeeld, al zag Harry verscheidene leraren maar één
of twee keer klappen. Een paar leerlingen deden mee, maar de
meesten werden verrast door het einde van de toespraak omdat ze
maar half hadden geluisterd, en voor ze echt konden gaan klappen
was Perkamentus weer opgestaan.
'Dank u, professor Omber. Dat was uiterst verhelderend,' zei hij
met een buiging. 'Goed, zoals ik al zei, zijn de proeftrainingen
voor...'
'Ja, verhelderend was het zeker,' zei Hermelien zacht.
'Je wilt toch niet zeggen dat je het leuk vond?' zei Ron en hij
staarde glazig naar Hermelien. 'Dat was zo ongeveerde saaiste
speech die ik ooit gehoord heb, en ik ben opgegroeid met
Percy.'
'Ik zei verhelderend, niet leuk,' zei Hermelien. 'Het verklaarde
veel.'
'Ja?' zei Harry verbaasd. 'Ik vond het een hoop geleuter.'
'Maar tussen het geleuter zaten belangrijke dingen verborgen,' zei
Hermelien grimmig.
'O ja?' zei Ron.
'Wat dacht je van "vooruitgang omwille van de vooruitgang is
onwenselijk"? Wat dacht je van "snoeien als we op praktijken
stuiten die verboden zouden moeten worden"?'
'Wat betekent dat dan?' vroeg Ron ongeduldig.
'Dat zal ik je zeggen,' zei Hermelien met op elkaar geklemde
kaken.
'Het betekent dat het Ministerie wil ingrijpen op Zweinstein.'
Op dat moment klonk er een hoop gedreun. Het was duidelijk dat
Perkamentus de maaltijd had afgesloten, want iedereen stond op en
maakte aanstalten om de Grote Zaal te verlaten. Hermelien sprong
zenuwachtig overeind.
'Ron, we moeten de eerstejaars laten zien waar ze heen moeten!'
'O ja!' zei Ron, die dat duidelijk vergeten was. 'Hé - jullie!
Stelletje dwergen!'
'Ron!' 'Nou, het is toch zo? Ze zijn allemaal piepklein...'
'Weet ik, maar je mag ze geen dwergen noemen! - Eerstejaars!' riep
Hermelien gebiedend. 'Hierheen, graag!'
Een groep nieuwe leerlingen kwam verlegen aanschuifelen tussen de
tafels van Griffoendor en Huffelpuf; iedereen deed heel erg zijn
best om niet voorop te lopen. Ze leken inderdaad ontzettend klein;
Harry wist zeker dat hij er in zijn eerste schooljaar niet zo jong
had uitgezien. Hij grijnsde naar de eerstejaars. Een blond jongetje
naast Eelco Abeel schrok zich dood; hij stootte Eelco aan en
fluisterde iets in zijn oor. Eelco schrok al net zo erg en wierp
een doodsbange blik op Harry, die zijn glimlach als Stinksap van
zijn gezicht voelde glijden.
'Tot later,' zei hij mat tegen Ron en Hermelien. Hij verliet in
zijn eentje de Grote Zaal en deed zijn uiterste best om het
gefluister, gestaar en gewis te negeren. Strak voor zich uit
kijkend zigzagde hij tussen de menigte in de hal door, liep haastig
de marmeren trap op, sneed via verborgen gangen een paar stukken af
en liet zo al gauw de meeste mensen achter zich.
Het was stom dat hij hier geen rekening mee had gehouden, dacht hij
nijdig terwijl hij door de lege gangen op de bovenverdiepingen
liep. Natuurlijk gaapte iedereen hem aan; nog maar twee maanden
geleden was hij uit de doolhof van het Toverschool Toernooi te
voorschijn gekomen met het lijk van een medeleerling in zijn armen
en had hij beweerd dat hij getuige was geweest van de terugkeer van
Voldemort. Hij had geen tijd gehad om alles uit te leggen, want
direct daarna was de vakantie begonnen - als hij zich al in staat
had gevoeld om de school een gedetailleerd verslag te geven van de
verschrikkelijke gebeurtenissen op het kerkhof.
Harry was aan het einde van de gang die naar de leerlingenkamer van
Griffoendor leidde en bleef staan voor het portret van de Dikke
Dame, maar plotseling besefte hij dat hij het nieuwe wachtwoord
niet wist.
'Eh...' zei hij bedrukt en hij staarde naar de Dikke Dame, die de
plooien van haar roze satijnen jurk gladstreek en hem streng
aankeek.
'Geen wachtwoord, geen toegang,' zei ze uit de hoogte.
'Harry, ik weet het!' Harry hoorde voetstappen en toen hij zich
omdraaide, kwam Marcel op een drafje aanlopen. 'Weet je wat het is?
Eindelijk kan ik het onthouden!' Hij zwaaide met de dwergachtige
cactus die hij in de trein had laten zien. 'Mimbulus
mimbeltonia'.
'Correct,' zei de Dikke Dame. Haar portret zwaaide open als een
deur en onthulde een rond gat in de muur, waar Harry en Marcel
doorheen klommen.
De leerlingenkamer van Griffoendor zag er even gezellig uit als
altijd: een knusse ronde torenkamer vol haveloze, zachte fauteuils
en gammele tafeltjes. In de haard brandde een vrolijk knappend vuur
en een paar mensen warmden hun handen voor ze naar hun slaapzalen
gingen; aan de andere kant van de kamer hingen Fred en George Wemel
iets op het prikbord. Harry zwaaide naar hen en liep regelrecht
naar de deur die naar de jongensslaapzalen leidde; hij had even
geen zin om te praten. Marcel volgde hem.
Daan Tomas en Simon Filister waren al druk bezig om de muren naast
hun bed vol te hangen met posters en foto's. Ze praatten met elkaar
toen Harry de deur opendeed, maar zwegen abrupt toen ze hem zagen.
Harry vroeg zich eerst af of ze het over hem hadden gehad en daarna
of hij niet paranoïde begon te worden.
'Hoi,' zei hij, terwijl hij naar zijn eigen hutkoffer liep en die
openmaakte.
'Ha Harry,' zei Daan, die een pyjama in de kleuren van West Ham
aantrok. 'Leuke vakantie gehad?'
'Ging wel,' mompelde Harry, want een waarheidsgetrouwe beschrijving
van zijn vakantie zou het grootste gedeelte van de nacht in beslag
hebben genomen en daar had hij nu geen zin in. 'En jij?'
'Ja, best leuk,' grinnikte Daan. 'In elk geval beter dan Simon,
vertelde hij.'
'Wat is er dan gebeurd, Simon?' vroeg Marcel, die zijn Mimbulus
mimbeltonia voorzichtig op zijn nachtkastje zette. Simon gaf niet
direct antwoord; hij deed opvallend veel moeite om de poster van
zijn favoriete Zwerkbalteam exact recht te hangen. Toen zei hij,
met zijn rug nog steeds naar Harry: 'M'n moeder wilde niet dat ik
terugging.'
'Wat?' zei Harry, die bezig was om zijn gewaad uit te trekken.
'Ze wilde niet dat ik terugging naar Zweinstein.'
Simon draaide zich om en haalde zijn eigen pyjama uit zijn
hutkoffer, maar keek Harry nog steeds niet aan.
'Maar - waarom?' vroeg Harry verbijsterd. Hij wist dat Simons
moeder een heks was en kon niet begrijpen waarom ze plotseling zo
Duffelingachtig deed.
Pas toen Simon zijn pyjama had dichtgeknoopt, gaf hij antwoord.
'Nou,' zei hij afgemeten, 'eerlijk gezegd denk ik... vanwege
jou.'
'Hoe bedoel je?' vroeg Harry. Zijn hart begon sneller te slaan en
hij kreeg een beklemmend gevoel.
'Nou,' zei Simon, nog steeds zonder Harry aan te kijken, 'Ze...
eh... het gaat niet alleen om jou, maar ook om Perkamentus...'
'Gelooft ze de Ochtendprofeet?' zei Harry. 'Denkt ze dat ik een
leugenaar ben en Perkamentus een ouwe gek?'
Simon keek hem aan.
'Ja, zoiets.'
Harry zei niets. Hij smeet zijn toverstok op zijn nachtkastje,
propte zijn gewaad nijdig in zijn hutkoffer en trok zijn pyjama
aan. Hij was het zat; zat dat hij steeds werd aangegaapt en dat er
steeds over hem werd geroddeld. Als ze eens wisten, als ze ook maar
enig benul hadden hoe het was om je dat steeds te moeten laten
welgevallen... de moeder van Simon had er in elk geval geen idee
van. Stom mens, dacht hij woedend. Hij stapte in bed en wilde de
gordijnen dichttrekken, maar voor hij dat kon doen zei Simon: 'Hoor
eens... wat is er nou écht gebeurd toen... je weet wel, toen... met
Carlo Kannewasser en zo?'
Simon klonk zowel nerveus als gretig. Daan, die zich diep over zijn
hutkoffer had gebogen om een gevallen slipper op te rapen,
verroerde opeens geen vin meer en Harry wist dat hij luisterde.
'Waarom vraag je dat aan mij?' zei Harry boos. 'Lees de
Ochtendprofeet maar, net als je moeder! Daar staat alles toch al
in?'
'Van m'n moeder blijf je af!' snauwde Simon.
'Dan moet ze me maar geen leugenaar noemen,' zei Harry.
'Praat niet zo tegen me!'
'Ik praat tegen je zoals ik wil!' zei Harry, die zo snel kwaad werd
dat hij zijn toverstok weer van zijn nachtkastje griste. 'Als je
het een probleem vindt om met mij op één slaapzaal te liggen, vraag
je maar aan Anderling of je overgeplaatst kan worden... hoeft je
mammie zich geen zorgen meer te maken -'
'Laat m'n moeder erbuiten, Potter!'
'Wat is hier aan de hand?'
Ron stond in de deuropening en keek met grote ogen van Harry, die
geknield op bed zat met zijn toverstok in de aanslag, naar Simon,
die zijn gebalde vuisten had opgeheven.
'Hij scheldt m'n moeder uit!' schreeuwde Simon.
'Wat?' zei Ron. 'Dat zou Harry nooit doen - we hebben je moeder
ontmoet, we vonden haar aardig...'
'Dat was vóór ze elk woord geloofde dat die stomme Ochtendprofeet
over me schrijft!' brulde Harry.
'O,' zei Ron en er daagde begrip op zijn sproeterige gezicht. 'O...
aha.'
'Weet je wat?' zei Simon verhit en hij keek Harry venijnig aan.
'Hij heeft gelijk. Ik wil niet meer met hem op één kamer slapen!
Hij is gek!'
'Je gaat te ver, Simon,' zei Ron, wiens oren rood begonnen te
worden - altijd een gevaarlijk teken.
'O, dus ik ga te ver?' schreeuwde Simon, die in tegenstelling tot
Ron juist bleek werd. 'Geloof jij soms al die onzin over Jeweetwel?
Denk jij dat hij de waarheid vertelt?'
'Ja, toevallig wel!' zei Ron boos.
'Dan ben jij ook gek,' zei Simon vol walging.
'O ja? Nou, helaas voor jou ben ik ook klassenoudste, jongen!' zei
Ron, en hij prikte met zijn vinger tegen Simons borst. 'Dus ik zou
maar een beetje oppassen, als je geen strafwerk wilt krijgen!'
Heel even leek Simon strafwerk een redelijke prijs te vinden als
hij dan kon zeggen wat hij op zijn hart had, maar toen draaide hij
zich schamper snuivend om, sprong in bed en trok de gordijnen met
zo'n geweld dicht, dat ze afscheurden en in een stoffige hoop op de
grond vielen. Ron keek eerst woedend naar Simon en toen naar Daan
en Marcel.
'Heeft verder nog iemand ouders die problemen hebben met Harry?'
vroeg hij agressief.
'Mijn ouders zijn Dreuzels, jongen,' zei Daan schouderophalend. 'Ze
weten helemaal niet dat er iemand om het leven is gekomen op
Zweinstein, omdat ik niet zo stom ben om ze dat te vertellen.'
'Je kent mijn moeder niet! Die krijgt alles uit iedereen los!'
snauwde Simon. 'En bovendien lezen jouw ouders de Ochtendprofeet
niet. Ze weten niet dat Perkamentus uit de Wikenweegschaar en het
Internationaal Overlegorgaan van Heksenmeesters is gegooid omdat
hij seniel begint te worden -'
'Volgens mijn oma is dat grote onzin,' zei Marcel plotseling. 'Zij
zegt dat de Ochtendprofeet achteruitgaat, en niet Perkamentus. Ze
heeft ons abonnement opgezegd. Wij geloven Harry.' Marcel stapte in
bed, trok de dekens op tot aan zijn kin en keek Simon uilachtig
aan. 'Mijn oma heeft altijd al gezegd dat Jeweetwel op een dag zou
terugkeren. Als Perkamentus zegt dat hij terug is, is hij
terug.'
Harry was Marcel plotseling heel erg dankbaar. Verder zei niemand
iets. Simon pakte zijn toverstok, repareerde zijn gordijnen en trok
ze dicht. Daan stapte in bed, draaide zich om en deed er het
zwijgen toe.
Marcel, die ook uitgepraat leek, staarde liefdevol naar zijn
maanverlichte cactus. Harry liet zich in zijn kussens zakken
terwijl Ron bij het bed naast hem zijn spullen opborg. Hij was
ontdaan door zijn ruzie met Simon, die hij juist altijd aardig had
gevonden. Hoeveel andere mensen zouden nog laten doorschemeren dat
hij loog of niet goed bij zijn hoofd was? Had Perkamentus dit ook
de hele zomer moeten doormaken, toen hij eerst uit de
Wikenweegschaar en vervolgens uit het Internationale Overlegorgaan
van Heksenmeesters was gezet? Was hij misschien kwaad op Harry en
had hij daarom maandenlang niets van zich laten horen? Ze zaten
tenslotte in hetzelfde schuitje; Perkamentus had Harry geloofd en
zijn versie van de gebeurtenissen eerst bekendgemaakt op school en
daarna in de grotere tovergemeenschap. Iemand die geloofde dat
Harry een leugenaar was, moest wel denken dat Perkamentus dat ook
was, of dat hij door Harry in de luren was gelegd...
Uiteindelijk zullen ze inzien dat we gelijk hadden, dacht Harry
mistroostig terwijl Ron ook in bed stapte en de laatste kaars
uitblies. Maar hij vroeg zich af hoeveel aanvallen zoals die van
Simon hij nog zou moeten doorstaan voor het zover was.