16

Hij had alleen een lendendoek aan en kwam de controlekamer van de Hiln binnen met de zelfbewustheid van iemand die de zaak in bezit neemt. Hij zei: ‘Commandant Vorish? Ik ben Fornri.’

Vorish bood hem geen hand. Hij zou deze inlander een eerlijke kans geven zijn mening uiteen te zetten, maar al die herrie die dit gesprek mogelijk moest maken beviel hem niet erg. Vooral niet omdat deze jongeman nu een lijk zou zijn geweest als Vorish’ mannen zo waakzaam waren geweest als hij van ze verwachtte. En Vorish zou niet weten wat Fornri of een andere inlander hem te zeggen kon hebben dat niet tot de volgende dag of de volgende week had kunnen wachten. Hij wees naar een stoel, en toen Fornri ging zitten schoof hij zelf ook een stoel bij.

Fornri ging recht op zijn doel af. ‘Ik heb begrepen dat u lid bent van de ruimtemarine van de Galactische Federatie van Onafhankelijke Planeten. Klopt dat?’

Vorish die juist wilde gaan zitten, richtte zich weer op en staarde de ander verbijsterd aan. ‘Ja – ‘

‘In naam van mijn regering verzoek ik u om assistentie bij het verdrijven van indringers van onze planeet.’

De verbindingsofficier slaakte onwillekeurig een kreet. ‘Alle duivels!’ Vorish liet zich langzaam op zijn stoel zakken en zei kalm: ‘Met “indringers” bedoelt u zeker het bouwproject?’

‘Ja.’

‘Uw planeet is door de Federatie geclassificeerd als Drie-C, zodat u onder jurisdictie staat van het Departement van Koloniën. Wembling en Compagnie hebben vergunning om hier een recreatiecentrum te bouwen. We kunnen ze dus moeilijk beschouwen als indringers.’

Fornri sprak overdreven duidelijk. ‘Mijn regering heeft een overeenkomst gesloten met de Galactische Federatie van Onafhankelijke Planeten. Deze overeenkomst garandeert de onafhankelijkheid van Langri en belooft ons tevens de steun van de Federatie voor het geval vreemdelingen Langri mochten binnenvallen. Ik doe een beroep op de Federatie om deze overeenkomst na te komen.’

‘Geef me de index,’ zei Vorish tegen de dienstdoende officier. ‘Zal ik hem op het scherm brengen, meneer?’

‘Ja, geef me Langri alsjeblieft.’

Het scherm naast Vorish lichtte op, en hij las hardop. ‘Eerste contact in ‘44. Geclassificeerd Drie-C in ‘46. Er is geen sprake van een overeenkomst.’

Fornri haalde een gepolijste houten koker uit zijn riem, waar hij een opgerold perkament uithaalde. Hij gaf het aan Vorish, die het ontrolde en gladstreek. Hij staarde er zo lang en zo ongelovig naar, dat de officier over zijn schouder meekeek.

‘Dat is het zegel van de slagkruiser Rirga!’ riep de officier uit. ‘Het is een gewaarmerkte kopie van het origineel.’

Vorish tikte met zijn vinger op het perkament. ‘Waar is het origineel?’

‘Het wordt bewaard op een veilige plaats,’ zei Fornri. ‘We hebben kopieën gevraagd toen het verdrag werd getekend, en de marineofficieren hebben ons die gegeven.’

Vorish keek weer naar het scherm. ‘Heel merkwaardig. De overeenkomst is gedateerd twee maanden na het eerste contact, en de planeet wordt daarin geclassificeerd als Vijf-X. Dat zou betekenen dat hij in ‘46 opnieuw geclassificeerd is. Dat hoort op de index te zijn aangegeven, maar dat is niet het geval.’

‘Bovendien is het onverklaarbaar dat er bijna twee jaar zijn verstreken voordat de planeet geclassificeerd werd,’ zei de officier. ‘Maar is het verdrag echt?’

‘Waar zouden deze inlanders de kennis en het materiaal vandaan moeten halen om een dergelijke vervalsing te maken?’ Vorish richtte zich weer tot Fornri. ‘Als deze overeenkomst echt is, en ik zie geen reden daaraan te twijfelen, dan wordt hier bedrog op grote schaal gepleegd. Vertel eens wat er gebeurd is.’

De volgende ochtend verscheen Aric Hort op een afspraak die hij de vorige nacht via het verbindingsapparaat van Smith had gemaakt. Hij maakte een lange wandeling langs het strand met Vorish, en op een plaats achter het bouwterrein, waar de kust een bocht maakte, stonden acht inlandse jongens met een kano op hen te wachten. Ze voeren snel langs verscheidene inlandse dorpen, tot de kust een bocht naar het westen maakte. Vorish zag het silhouet van een modern gebouw op een uitstekende rots boven de zee scherp afsteken tegen de blauwe lucht.

‘Zo, is dat het medisch centrum,’ zei hij. ‘Kunt u me misschien uitleggen – ‘

‘Niet voordat u het gezien hebt. Ik heb Talitha beloofd dat zij eerst haar verhaal kon vertellen, voordat ik u volprop met misleidende informatie.’

‘Talitha?’

‘Juffrouw Warr. Wemblings nicht. Het medisch centrum is haar stokpaardje.’

‘U schijnt er niet veel in te zien?’

‘Ik vind het geweldig,’ zei Hort. ‘Ik wou alleen dat de inlanders er niet zo’n hoge prijs voor hoefden te betalen. Als iemand een zwerende teen heeft, moeten we die kunnen genezen zonder zijn hoofd af te hakken.’

Ze stuurden naar de kust en meerden hun kano naast twee boten die op het strand lagen. Iemand had de moeite genomen een geplaveide weg te maken die slingerend met een zachte glooiing naar de top van de rots voerde. Maar er was nog een ander pad, ruw en uitgesleten, dat steil omhoog liep naar de top, en zonder iets te vragen nam Hort dit pad.

Talitha Warr ontving hem vriendelijk en stelde hem voor aan dr. Fenell, de arts van Wembling en Compagnie, die twee en een halve dag per week doorbracht in het medisch centrum en verder bereikbaar was voor spoedgevallen. Talitha Warr was een sieraad voor elke omgeving en leek ook verbluffend efficiënt. Dr. Fenell was een slungelachtige jongeman, die kennelijk niet veel ervaring had, zeker niet de ervaring die Vorish verwacht had bij de geneesheer-directeur van zo’n ambitieus project. Hij vroeg zich af of de man soms mislukt was en nu probeerde zich te rehabiliteren.

De arts volgde Talitha alsof zij de dokter was en hij de verpleger, en maakte haar complimentjes wanneer hij even de kans kreeg. Vorish merkte dat Aric Hort woedend naar hem keek. Blijkbaar heerste hier een rivaliteit, die misschien verantwoordelijk was voor Horts houding ten opzichte van het medisch centrum, en die zijn oordeel dubieus maakte, maar dat kon Vorish weinig schelen. Hij zou zijn eigen oordeel vellen.

Dus inspecteerde hij beleefd de diverse kleine klinieken, van magno- en hydrotherapie tot nutrionica, waarvan de meeste weinig tekenen van gebruik vertoonden. Hij bewonderde gedwee de kinderafdeling, met de daarnaast liggende speelruimte, al vroeg hij zich af hoe de inlandse kinderen met die uiterst geciviliseerde stukken speelgoed overweg konden.

Wat de meeste indruk op hem maakte was niet de kliniek, maar het feit dat hij zo weinig gebruikt leek. De enige patiënten die hij zag waren een paar volwassenen in het schitterende park, dat uitkeek over zee, en al die patiënten hadden iets gebroken. Ze kwamen en gingen in hun volautomatische rolstoelen van de klinieken naar de inheemse gebouwen aan de achterkant, en hij besloot zijn eigen medische staf te vragen dit raadsel te onderzoeken. Of de bewoners van Langri waren opvallend gezond, óf ze gebruikten het medisch centrum alleen voor een paar medische problemen die ze zelf niet konden oplossen.

Als juffrouw Warr soms verwachtte dat hij diep onder de indruk zou zijn van de edelmoedigheid van haar oom jegens de inlanders, dan was het maar goed dat ze het rapport niet zou zien dat hij van plan was uit te brengen. Vorish had veel medische centra geïnspecteerd, op veel planeten. Als een man onder zijn bevel ernstig ziek was, en ze buiten bereik waren van de normale marine-instellingen, moest Vorish de beste medische hulp voor hem zien te krijgen die hij kon vinden, en het was zijn vaste gewoonte om de voorzieningen altijd zelf te inspecteren. Het gebouw en de omgeving hier waren aantrekkelijk, maar de medische voorzieningen waren op z’n best middelmatig, en de staf was volkomen onervaren. Juffrouw Warr was ondanks al haar enthousiasme niet meer dan een beginnelinge, en de dokter kon onmogelijk die ruime ervaring bezitten die essentieel is voor een geneesheer-directeur van een medisch centrum. Deze medische hulp aan de inlanders door Wembling en Compagnie was in feite niet meer dan een schijngebaar.

Maar Vorish onderschatte het gebaar niet. Hij wist maar al te goed dat zelfs een slecht geleid medisch centrum spectaculaire resultaten kon opleveren op een primitieve planeet die volledig verstoken was geweest van alle geneeskundige hulp.

‘Dat is het,’ zei Talitha Warr ten slotte. ‘Ik heb geëist dat het medisch centrum eerst werd gebouwd, en dat is gebeurd. We hebben de hele bevolking al ingeënt tegen de ergste ziekten, en er bestaat een vast inentingsprogramma voor kinderen. Voor ziekten die vroeger dodelijk waren hoeven ze nu niet eens meer te worden opgenomen, en sinds het centrum is geopend is er niemand meer aan een of andere ziekte gestorven. De kindersterfte is aanzienlijk gedaald, en gebroken ledematen die vroeger de dood betekenden of levenslange invaliditeit, zijn nu routinekwesties geworden. Ik heb nog steeds nachtmerries over dat kind dat ik heb zien doodgaan, en de grootste voldoening die ik ooit heb gekend is de wetenschap dat het niet meer zal gebeuren.’

‘Ja, ja,’ mompelde Vorish. ‘Ik zie dat u inheemse verpleegsters opleidt.’

‘We noemen ze medische assistenten. We hebben hier zowel jongens als meisjes, en we laten ze alle routinekarweitjes doen, onder toezicht natuurlijk. We maken van onze ziektegevallen zoveel mogelijk medische lessen voor de leerlingen. Natuurlijk zullen de inlanders de leiding van het centrum pas kunnen overnemen als ze zelf gediplomeerde artsen hebben, en daarvoor zullen ze medicijnen moeten studeren op andere planeten, zodat ze gediplomeerde artsen worden. Dat duurt nog jaren, maar het probleem is niet urgent. Het recreatiecentrum heeft zijn eigen medische voorzieningen, zodat er altijd dokters beschikbaar zullen zijn tot ze hun eigen artsen hebben.’

‘Dank u, juffrouw Warr,’ zei Vorish. ‘Ik zal mijn medisch officier naar u toesturen. Hij zal dit zeker interessant vinden.’

Vorish en Hort gingen aan de achterkant van het centrum naar buiten, dicht bij de inlandse gebouwen, en liepen over de geplaveide weg terug naar het strand. Zodra ze buiten het gezicht van het centrum waren zei Vorish tegen Hort: ‘Wilt u nu antwoord geven op mijn vragen?’

‘U hebt het zelf gezien,’ zei Hort. ‘Zij vindt dat het medische centrum alles rechtvaardigt.’

‘Ik wil weten wat u denkt. Ik heb Fornri’s verhaal gehoord, en ik geloof hem. Hij kan die overeenkomst onmogelijk hebben vervalst, en bovendien heeft mijn registratie-officier een oude indextape gevonden, die hij gelukkig vergeten had weg te gooien, en daarop staat Langri geclassificeerd als Vijf-X. Hoe heeft Wembling die classificatie kunnen veranderen in Drie-C?’

‘Hoe krijgt een groot magnaat iets voor elkaar?’ vroeg Hort bitter. ‘Politieke pressie, omkoperij, handelsprivileges – als er een manier bestaat, weet hij die te vinden. Waarschijnlijk zullen we nooit te weten komen hoe hij het heeft gedaan. De vraag is alleen – wat kunnen we eraan doen zolang het nog niet te laat is om de inlanders te redden?’

‘Te redden? Wembling wil toch alleen maar een eind maken aan hun armoede? Hij is dit hele project begonnen om ze te helpen.’

‘Dat is niet waar!’ viel Hort driftig uit. ‘Wembling heeft nog nooit van z’n leven iets gedaan om een ander te helpen. Hij wilde hier wat spectaculairs doen, om als ambassadeur te worden benoemd op een planeet waar meer te halen viel. Zodra hij op het idee kwam dat hij meer geld kon slaan uit recreatiecentra op Langri dan uit mijnconcessies op een andere planeet, stuurde hij Ayns naar Colomus om Langri te laten herclassificeren.’

‘Ik begrijp het. Maar toch, tien procent van de winst is voor de inlanders en als het recreatiecentrum zo’n succes heeft als Wembling voorspelt, betekent dat een enorm inkomen. Waarom verzetten ze zich daar zo tegen?’

‘Hebben ze niet het recht om de tien procent en het recreatiecentrum te weigeren als ze dat willen?’

‘Natuurlijk. Dat wil zeggen, dat recht hadden ze onder de oorspronkelijke overeenkomst. Maar het lijkt me dat ze een compromis hadden kunnen sluiten – ze hadden de voordelen kunnen plukken van het recreatiecentrum en het tegelijk onder controle houden. Fornri zei dat Wembling eerst geprobeerd heeft hun toestemming te krijgen. Toen dat niet lukte, heeft hij die herclassificatie pas bewerkstelligd.’

Ze naderden het strand. De jongens die op hen gewacht hadden duwden de boot alweer in het water, maar Hort en Vorish liepen naar de rand van het bos en gingen op een omgevallen boomstam zitten. De jongens grinnikten en trokken de boot weer op het strand.

‘Het is een kwestie van leven en dood,’ zei Hort.

Vorish keek hem sceptisch aan. ‘Verklaar u nader.’

‘De inlanders leiden een hachelijk bestaan. Misschien zou een klein recreatiecentrumpje, dat onder behoorlijke controle stond, de ecologie van de planeet niet verstoren, maar Wembling doet nooit iets in het klein. Hij bouwt een enorm recreatiecentrum, en hij is van plan er nog veel meer te bouwen. Nu al vormen de bouwwerkzaamheden en de recreatie van zijn werklui een ernstige bedreiging voor de voedselvoorziening van de inlanders. Als niemand Wembling stopt, is er straks geen inheemse bevolking meer over om van die tien procent te profiteren, wanneer en als Wembling en Compagnie ertoe komt die te betalen.’

‘Meent u dat heus?’

‘En óf ik het meen! Het is wetenschappelijk bewezen dat een bevolking gewend kan raken aan een bepaald soort voedsel en geen ander voedsel meer kan verdragen. Er zijn tientallen planeten waar de plaatselijke bevolking dol is op inlandse kruiden die bezoekers ziek maken.’

‘Daar kan de ruimtemarine over meepraten,’ zei Vorish. ‘Onze mannen komen van alle planeten die lid zijn van de Federatie. Schepen van de marine hebben dieetclassificaties, zodat mannen die gewend zijn aan hetzelfde soort voedsel samen kunnen eten.’

‘Het probleem van Langri is veel ernstiger. Sinds een onbekend aantal generaties hebben deze inlanders geleefd op een dieet dat bijna uitsluitend uit koluf bestaat, een Langriaans zeedier. Het is erg voedzaam eten, maar de combinatie van vitaminen en mineralen en de rest komt alleen op Langri voor en is anders dan al het voedsel dat ooit door enig ander menselijk wezen is gegeten. Het lichaam van de inlanders is eraan gewend geraakt door evolutie en aanpassing, en ik ben bang dat ze geen normaal menselijk voedsel meer kunnen verdragen. En de bouwactiviteiten verwoesten hun visgronden.’

‘Met andere woorden,’ zei Vorish peinzend, ‘de inlanders kunnen niets anders eten dan koluf, en Wembling en Compagnie vernietigen die.’

‘Niet “vernietigen”. Ze verjagen ze. De kolufs hebben altijd hun vaste voedingsplaatsen gehad langs de kust. Nu beginnen ze andere plaatsen te zoeken.’

‘Aha!’

‘Kan uw medische staf dit misschien onderzoeken?’ vroeg Hort.

‘Het vermogen van de inlanders om normaal voedsel te verdragen? Natuurlijk. Hoe werkt dat Plan? En wat zijn die “conjuncties”?’

Hort grinnikte. ‘Fornri bedoelt “injuncties”, rechterlijke verboden, en die zijn er heel wat geweest. Het gerechtshof heeft Wemblings werk maandenlang opgehouden.’

‘Dat heb ik gehoord. Het heeft de inlanders een vermogen gekost, en ze hebben elk proces verloren.’

‘Maar ze hebben er tijd mee gekocht, en dat is wat ze zeggen nodig te hebben. Tijd voor het Plan.’

‘En wat is het Plan?’

‘Dat weet ik niet. Maar wat het ook is, ze geloven er heilig in. Volgens het Plan moest Fornri u opzoeken zodra u geland was, en daarom wilde hij gisteravond met alle geweld naar u toe. Ik heb geprobeerd hem duidelijk te maken dat hij gedood zou worden, maar hij antwoordde dat als hij volgens het Plan te werk ging, hij absoluut veilig zou zijn, en dat elk uur telde. Nu weet u evenveel als ik.’

‘Hij had gemakkelijk dood kunnen zijn,’ zei Vorish. ‘Maar hij is niet dood, dus misschien was hij werkelijk volkomen veilig. Ik vind het maar een ingewikkeld probleem.’ Hij stond op. ‘Ik heb een afspraak met Wembling, en ik kan een druk bezet en belangrijk man niet laten wachten.’

Ze liepen naar de boot, die door de vrolijk grijnzende jongens in het water werd geduwd.

‘Ik geloof niet dat de inlanders voor de rechter enige kans hebben tegen Wembling,’ zei Vorish. ‘Hij heeft te veel geld en te veel invloed en de sluwste advocaten die voor geld verkrijgbaar zijn.’

‘Aan welke kant staat u?’

‘Precies in het midden,’ zei Vorish. ‘Ik ben absoluut onpartijdig, en ik ben bang dat Wembling daar niet zo erg blij mee zal zijn. Ik zal hem tegen de inlanders beschermen, maar ik zal de inlanders ook op alle mogelijke manieren tegen Wembling beschermen. En ondertussen zal ik dit onmiddellijk rapporteren, met meer bijzonderheden dan het hoofdkwartier lief zal zijn, en verzoeken maatregelen te nemen om het oorspronkelijke verdrag in rechte te herstellen. Het probleem op deze planeet is niet wat de inlanders wel en niet kunnen eten. Het probleem is een overeenkomst die door beide zijden in goed vertrouwen werd afgesloten en nu op schandelijke manier is geschonden. De eer van de ruimtemarine staat op het spel.’

‘U onderschat Wemblings invloed. Het hoofdkwartier zal uw rapport in het archief opbergen en het verder vergeten.’

‘Dan zal ik de nodige stappen doen om het weer uit het archief te laten halen,’ zei Vorish met een grijns.

De inlanders praatten niet over hun Plan, maar Wembling praatte des te meer over het zijne. Hij nam Vorish en Smith mee naar zijn kantoor, waar een prachtig schaalmodel stond van het recreatiecentrum. Hij beet op een capsule, blies een kruidige rook in hun gezicht en vertelde trots: ‘Duizend kamers! En bijna allemaal suites.’

Smith bekeek het model wat nauwkeuriger. ‘Zijn die dingen op het strandterras zwembaden?’

‘Acht. Er komt ook een overdekt zwembad. Sommige mensen kunnen niet tegen zout water, zie je, en sommige zullen bang zijn voor die zeedieren, ook al zijn ze ongevaarlijk. Nou – wat vinden jullie ervan?’

‘Heel – indrukwekkend,’ mompelde Vorish.

‘Er komen twee grote gespecialiseerde restaurants en een stuk of zes kleine. En een hele vloot boven en onderwater boten voor recreatie en sightseeing. Je kunt het geloven of niet, maar er zijn miljoenen mensen in het heelal die nog nooit een zee hebben gezien. Er zijn zelfs planeten waar de mensen niet eens genoeg water hebben om een bad te nemen. En sommige planeten moeten de lucht die ze inademen importeren. Als de bevolking daarvan zo nu en dan naar Langri kan gaan en een beetje van het leven genieten, zullen ze heel wat minder dokters en psychiaters nodig hebben. Dat project van mij is niets meer en niets minder dan een dienst aan de mensheid.’

Vorish en Smith keken elkaar even aan. ‘Als ik dit zo zie, zullen de enige mensen die u hiermee een dienst bewijst, arme, ingestorte miljonairs zijn,’ merkte Vorish op.

Wembling maakte een ontwapenend gebaar. ‘Dit is nog maar een begin. Je moet altijd onmiddellijk bij het begin zorgen voor een gezonde financiële basis. Later zal er plaats genoeg zijn voor de kleine man – niet in hotels aan de kust natuurlijk, maar er zullen openbare stranden zijn en kleinere hotels en pensions. Mijn staf heeft het al helemaal uitgewerkt. Als dit recreatiecentrum eenmaal geopend is – ‘

Het lawaai op het bouwterrein stopte en het was plotseling stil. Wembling liep met grote passen naar de deur, op de hielen gevolgd door Vorish en Smith. Ze zagen hem naar een machine hollen waar drie arbeiders met een inlander aan het worstelen waren.

De jongeman had zich vastgeklampt aan een dwarsbalk die op het punt stond de hoogte in te zwaaien. De arbeiders probeerden hem eraf te halen, maar hij hield zich halsstarrig vast. Wembling kwam woedend aangelopen met zwaaiende armen en luid bevelen schreeuwend. Die overigens overbodig leken. De arbeiders moesten de inboorling los zien te krijgen zonder hem te verwonden, en ze deden hun uiterste best. Ten slotte slaagden ze erin en droegen hem weg.

‘Wat schieten ze daar in vredesnaam mee op?’ vroeg Smith. ‘Tijd,’ zei Vorish. ‘Tijd voor hun Plan.’

‘Is het wel eens bij u opgekomen dat dat Plan zou kunnen bestaan uit een regelrechte opstand met echte explosieven?’

‘Nee, en wat ik van de inlanders heb gezien en meegemaakt is dat het laatste wat ik zou verwachten. ‘Wat vind je van Wembling?’

‘Hij is een onuitputtelijke krachtbron.’

‘Ik heb een hekel aan die kerel, maar ik bewonder zijn doorzettingsvermogen,’ zei Vorish. ‘Ik zou niet graag een inboorling zijn en op leven en dood tegen hem moeten vechten. Ze zijn intelligent genoeg om te weten dat ze hem met geweld hier niet vandaan krijgen. Maar ik ben bang dat ze zullen proberen hem te slim af te zijn. En op die manier hebben ze ook geen schijn van kans.’

Wembling beval de arbeiders weer aan het werk te gaan en liep toen terug. ‘Als u de defensielijn zou aanbrengen die ik u gevraagd heb, zouden we daar geen last van hebben,’ klaagde hij.

‘U weet net zo goed als ik dat ik dat nooit zal doen,’ zei Vorish. ‘Een elektronische barrière kost een vermogen, en ik zou verantwoordelijk zijn voor de dood van de inlanders, wat onvermijdelijk het gevolg zou zijn. Op z’n ergst betekenen die inlanders een klein ongemak voor u.’

‘Ze maken mijn mannen zenuwachtig. Iedereen moet voortdurend op zijn hoede zijn, zodat hij niet per ongeluk een van die schooiers doodt.’

‘Daardoor worden het heel efficiënte arbeiders,’ merkte Vorish droog op.

‘Misschien, maar die inlanders die hier aldoor maar rondsluipen vertragen het werk. Ik wil dat ze worden tegengehouden.’

‘Eerlijk gezegd, geloof ik dat u het probleem overdrijft. Een of twee onderbrekingen per dag betekenen niet zo veel vertraging – zeker niet om de komst van een marineslagkruiser te rechtvaardigen. Maar ik heb mijn orders. Ik zal op alle mogelijke manieren proberen ze bij u vandaan te houden, behalve met geweld.’

Wembling grinnikte. ‘Ik geloof niet dat ik meer kan verlangen.’

Hij pakte Vorish bij de arm en liep samen met hem terug naar het kantoor.

GTX de luxe - SF130
titlepage.xhtml
GTX_de_luxe_-_SF130_split_000.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_001.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_002.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_003.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_004.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_005.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_006.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_007.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_008.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_009.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_010.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_011.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_012.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_013.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_014.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_015.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_016.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_017.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_018.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_019.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_020.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_021.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_022.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_023.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_024.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_025.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_026.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_027.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_028.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_029.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_030.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_031.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_032.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_033.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_034.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_035.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_036.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_037.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_038.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_039.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_040.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_041.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_042.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_043.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_044.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_045.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_046.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_047.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_048.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_049.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_050.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_051.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_052.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_053.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_054.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_055.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_056.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_057.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_058.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_059.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_060.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_061.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_062.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_063.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_064.html