De dame en het spookdiertje
De vrouw zat rustig voor haar spiegel haar zwarte haar te borstelen. In het schijnsel van de toilettafellamp glansden de lange strengen prachtig en vertoonden overal blauwe schittervlekjes. Haar dikke, weelderige haar vormde een treffende omlijsting voor haar gezicht en benadrukte het blanke van haar huid en de wangen en lippen die maar nauwelijks roze waren. Het gezicht was even kalm en koud als het haar levendig en warm was. Maar de ogen waren anders. Die waren groot en zwart en ze brachten het gezicht tot leven in harmonie met het haar. Zij glansden ook onder de gloed van de lamp. Die ogen kon ze niet leeg maken, zoals haar gezicht. Ze kon ze alleen gedeeltelijk verbergen door haar donkere wimpers neer te slaan. Dat deed ze ook nu. Omwille van de man die achter haar stond.
‘Misschien stel je belang in het jongste bod,’ zei Haze-Gaunt.
Hij leek terloops te spelen met de smaragdgroene kwasten aan de toilettafellamp, maar ze wist dat al zijn zintuigen tot het uiterste gespannen waren om haar geringste reactie op te vangen. ‘Shey bood me gisteren twee miljard voor je.’
Een paar jaar geleden zou ze waarschijnlijk gehuiverd hebben. Maar nu… Ze bleef met lange, regelmatige slagen haar zwarte haar borstelen en haar kalme, zwarte ogen zochten zijn gezicht in de toiletspiegel.
Het gezicht van de kanselier van Keizerlijk Amerika werd door geen ander gezicht ter wereld geëvenaard. De schedel was glad geschoren, maar de haargrens omlijnde een breed voorhoofd waaronder zich diepliggende, harde, intelligente ogen bevonden. Ze kende zijn duel-filosofie. Tegenstanders moesten op een schone manier en zonder onnodig risico, door deskundigen in die kunst uit de weg geruimd worden. Hij was moedig, maar niet naïef.
De mond, besloot ze, zou bij een andere man streng genoemd kunnen worden, maar door het contrast met de omliggende gelaatstrekken leek hij vaag pruilend. Hij verraadde dat hier een man stond die alles had – en niets.
Maar misschien was het meest opmerkelijke aan hem het spookdiertje met zijn enorme ogen, dat in eeuwige angst op ‘s mans schouders ineengedoken zat en dat alles wat er gezegd werd leek te begrijpen.
Zonder te lachen zei Haze-Gaunt: ‘Geen interesse?’ In een onwillekeurige beweging hief hij zijn hand op en aaide zijn ineengedoken troeteldiertje.
Hij lachte nooit. Ze had hem alleen een paar maal zijn voorhoofd zien fronsen. Een ijzeren discipline behoedde zijn gezicht voor wat hij scheen te beschouwen als kinderlijke, emotionele onzin. En toch kon hij voor haar nooit zijn gevoelens verborgen houden.
‘Natuurlijk heb ik interesse, Bern. Heb je een bindende afspraak gemaakt om mij weg te doen?’
Als hij zich gekwetst voelde liet hij dat aan niets merken, op een onmerkbaar verstrakken van zijn kaakspieren na. Maar zij wist dat hij graag het met edelstenen bezette kwastje van zijn gegraveerde basis gerukt zou hebben om het door de kamer te smijten.
Ze bleef onverstoorbaar haar haren borstelen en keek met haar uitdrukkingloze ogen rustig naar het spiegelbeeld van de zijne.
Hij zei: ‘Ik vernam dat je vanmorgen vroeg op straat een man hebt aangeroepen toen de stoelslaven je thuisbrachten.’
‘O ja? Ik herinner me het niet. Misschien was ik dronken.’
‘Op een goeie dag,’ mompelde hij, ‘zal ik je echt aan Shey verkopen. Hij is dol op proefnemingen. Ik vraag me af wat hij met jou zou doen.’
‘Als je me wilt verkopen, verkoop me dan.’
Zijn mondhoeken krulden licht omhoog. ‘Nog niet. Tenslotte ben je mijn echtgenote.’ Hij zei het zonder enig gevoel, maar in zijn mondhoeken was een spoor van spot te bespeuren.
‘O ja?’ Ze voelde haar gezicht warm worden en zag in de spiegel de donkerder tint roze omhoog kruipen naar haar oren. ‘Ik dacht dat ik je slavin was.’
De ogen van Haze-Gaunt schitterden in de spiegel. Hij had de blos op haar huid gezien en inwendig was ze daar woedend over. Dit waren zijn momenten van genoegdoening tegenover haar echtgenoot – haar werkelijke echtgenoot.
‘Dat is hetzelfde, niet waar,’ zei hij. De vage spot van zijn grijns was haast onmerkbaar overgegaan in zelfgenoegzaamheid.
Ze had gelijk: hij had een punt behaald en zijn genoegen gevonden. Zij probeerde de richting van het gesprek te veranderen.
‘Waarom neem je eigenlijk nog de moeite het bod van Shey te noemen? Ik weet dat ik je veel te veel genoegen schenk om tegen nog een beetje meer rijkdom in te wisselen. Meer geld zal je haat niet bevredigen.’
Zijn mondhoeken zakten omlaag, zodat zijn mond slechts een scherpe lijn bleef. Zijn blik ontmoette de hare in de spiegel.
‘Er is nu niemand die ik moet haten,’ antwoordde hij.
Ze wist dat wat hij zei waar was, maar het was een halve waarheid. Hij hoefde haar echtgenoot niet te haten, want hij had haar echtgenoot vernietigd. Hij hoefde niet te haten, maar hij deed het toch. Zijn bittere haat en zijn afgunst op de verrichtingen van de man van wie zij hield was nog even hevig als ooit. Die zou nooit gedoofd worden. Dat was ook de reden van haar slavernij. Zij was de geliefde geweest van de man die hij haatte – zij was een manier om wraak te nemen op een dode.
‘Dat is altijd waar geweest,’ zei ze, terwijl ze hem rustig en kalm bleef aankijken.
‘Er is nu niemand,’ herhaalde hij langzaam, ‘die ik moet haten.’ Hij legde net genoeg nadruk op het woordje nu, om haar erop attent te maken. ‘Jij kan niet ontkomen aan het feit dat ik je in mijn macht heb.’
Ze gaf opzettelijk geen antwoord. In plaats daarvan nam ze traag de borstel over van haar ene hand in haar andere, in een poging van de beweging een onbeschaamd gebaar te maken. Ze zei in zichzelf: ‘Jij denkt dat ik niet kan ontsnappen, dat ik bij je blijf omdat ik wel moet. Wat weet jij er weinig van, Haze-Gaunt!’
‘Op een goeie dag,’ mompelde hij, ‘zal ik je waarlijk aan Shey verkopen.’
‘Dat heb je al gezegd.’
‘Ik wil dat je weet dat ik het meen.’
‘Doe het wanneer je maar wilt.’
Zijn lippen krulden weer op. ‘Dat zal ik zeker. Maar nog niet. Alles op zijn tijd.’
‘Zoals je zegt, Bern.’
De televisie zoemde. Haze-Gaunt bukte zich, haalde de inschakelaar over en werd onmiddellijk vergast op een zenuwachtig gegiechel. Het scherm dat zich in een intiem boudoir bevond, had een met de hand bedienbare knop die voortdurend ingedrukt moest worden om in twee richtingen beeld te krijgen. Haze-Gaunt drukte de knop in. Het scherm bleef leeg.
‘Aha,’ zei de stem van degene die opbelde, waarna enig keelgeschraap volgde. ‘Bern!’ Het was Shey.
‘Zo, zo. Graaf Shey.’ Haze-Gaunt keek naar de vrouw. Ze had de borstel op haar schoot laten vallen en haar kamerjas recht getrokken toen hij naar de schakelaar reikte. ‘Misschien belt hij om zijn toch al gulle bod op jou te verhogen, Keiris. Maar ik blijf standvastig.’
Keiris zei niets. Aan de andere kant van de lijn kwaakte Shey ruzieachtig, waarschijnlijk meer over de onverwachte begroeting dan uit verlegenheid. Maar zij wist wat voor subtiele bedoeling er achter de opmerking van Haze-Gaunt stak. Hij diende nog een ander doel dan alleen haar te kwetsen; Shey was op de hoogte gesteld van het feit dat zij aanwezig was en dat hij dus op zijn woorden moest letten.
‘En Shey,’ zei Haze-Gaunt kortaf. ‘Wat is de reden van dit contact?’
‘Ik heb vannacht een ongelukkige ontmoeting gehad.’
‘Ja?’
‘Met een Dief.’ Shey zweeg hier even om zijn woorden een dramatisch effect te geven, maar Keiris merkte op dat de keizerlijke kanselier geen spier in zijn gezicht vertrok. Zijn enige reactie was een aantal snelle, ruwe aaien over de vacht van het diertje op zijn schouder. Het halfaapje huiverde en zijn wilde ogen keken banger dan ooit.
‘Mijn keel werd dichtgesnoerd,’ ging Shey verder, toen duidelijk werd dat er geen commentaar zou komen. ‘Mijn persoonlijke heelmeester is de hele morgen met me bezig geweest.’ Er klonk een zucht. ‘Niets ernstigs, geen interessante pijn, alleen een beetje zeer. En natuurlijk een verband dat alleen tot doel heeft mij er belachelijk uit te laten zien.’ Dat was natuurlijk de reden, bedacht Keiris met stiekem leedvermaak, voor dat lege scherm – Shey’s ijdelheid.
De bijzonderheden van de aanval en de ontsnapping van de Dief kwamen er vlug uit. Shey’s keel was kennelijk voldoende hersteld om zijn vlotte woordenstroom niet te belemmeren. Hij besloot zijn verhaal door de kanselier te vragen hem vooral over korte tijd in de kamer van het Microfilmbrein te ontmoeten.
‘Uitstekend,’ stemde Haze-Gaunt toe en hij schakelde de televisie uit.
‘Dieven,’ zei de vrouw en ze begon haar haar weer te borstelen. ‘Misdadigers.’
‘De Broederschap van Dieven,’ peinsde Keiris, ‘is ongeveer de enige zedelijke macht in Keizerlijk Amerika. Wat vreemd! Wij vernietigen onze kerken en we verzadigen onze ziel aan rovers!’
‘Hun slachtoffers doen zelden aangifte van een geestelijk ontwaken,’ merkte Haze-Gaunt op zijn beurt droog op.
‘Je kan nauwelijks anders verwachten,’ wierp zij tegen. ‘Die weinigen die over hun nietige verliezen jammeren, zijn blind voor de verlossing die het aan de massa brengt.’
‘Onthou goed dat de Broederschap nog altijd bestaat uit doodgewone dieven, hoe ze hun buit ook gebruiken. Doodgewone gevallen voor de politie.’
‘Doodgewone gevallen voor de politie! Gister nog heeft de minister van subversieve activiteiten in het openbaar verkondigd dat als ze niet binnen tien jaar uitgeroeid waren – ‘
‘Ik weet het, ik weet het,’ zei Haze-Gaunt ongeduldig in een poging haar de mond te snoeren.
Keiris weigerde zich in de rede te laten vallen. ‘ – dat als ze niet binnen tien jaar uitgeroeid waren, dat de Dieven dan het huidige “gunstige” evenwicht tussen vrijen en slaven zouden vernietigen.’
‘Hij heeft volkomen gelijk.’
‘Misschien. Maar vertel me dit eens: heeft mijn echtgenoot waarlijk de Broederschap van Dieven opgericht?’
‘Je voormalige echtgenoot?’
‘Geen haarkloverijen nu. Je weet wie ik bedoel.’
‘Ja,’ gaf hij toe, ‘ik weet wie je bedoelt.’ Een moment leek zijn gezicht, hoewel volkomen onbeweeglijk, veranderd in iets afschuwelijks.
De man bleef lange tijd zwijgen. Eindelijk zei hij: ‘Dat is een heel verhaal. Het grootste deel ervan ken je al.’
‘Misschien weet ik er minder over dan jij denkt. Ik weet dat hij en jij als studenten aan de Keizerlijke Universiteit bittere vijanden waren, dat jij dacht dat hij met opzet probeerde jou te overvleugelen en je te verslaan in studentenwedstrijden. Na jullie doctoraal leek iedereen te denken dat zijn onderzoek een tikkeltje briljanter was dan dat van jou. En toen kwam er daar ergens een duel tussen, niet?’
Keiris had het altijd een beetje vreemd gevonden dat het duel, compleet met dodelijke wapens en een strenge etiquette, was teruggekeerd in een beschaving die zo kil wetenschappelijk was als de huidige. Het was uiteraard door velen verklaard. Het bestuursapparaat had zich erbij neergelegd; er bestonden natuurlijk wetten tegen, maar wat kon een regering uitrichten als de mensen zelf vasthielden aan de belachelijke gewoonte? Maar Keiris wist dat het ondanks het wettelijke standpunt heimelijk werd aangemoedigd. Ze had vele bestuursambtenaren openlijk horen pochen over hun duels en ze had ze zelfverzekerd horen uitleggen dat het een gezonde, krachtige geest in de aristocratie inbracht. Het tijdperk van de ridderlijkheid, beweerden ze, was teruggekeerd. Maar wat zelden door iemand werd uitgesproken was het onder dat alles schuil gaande gevoel dat duelleren noodzakelijk was voor het in stand houden van de staat. De Broederschap van Dieven had het zwaard als grondwerktuig voor overleving teruggebracht – de laatste verdediging van de despoten. Haar vraag was niet beantwoord en dus bleef ze aandringen: ‘Jij daagde hem uit voor een duel, niet? En toen verdween je een paar maanden lang.’
‘Ik schoot eerst – en miste,’ zei Haze-Gaunt kortaf. ‘Met zijn karakteristieke, onverdraaglijke grootmoedigheid, schoot Muir in de lucht. De KP’s keken toe en we werden gearresteerd. Muir werd voorwaardelijk vrijgelaten. Ik werd veroordeeld en verkocht aan een groot fruitsyndicaat.
Een ondergrondse, hydroponische fruitkwekerij, lieve Keiris, is niet de landelijke idylle uit de negentiende eeuw. Bijna een jaar lang heb ik de zon niet gezien. Met duizenden tonnen groeiende appels om me heen, kreeg ik afval te eten waarvoor een rat nog zijn neus zou ophalen. De paar medeslaven die fruit probeerden te stelen werden betrapt en dood gegeseld. Ik was voorzichtig. Mijn haat hield me op de been. Ik kon wachten.’
‘Wachten? Waarop?’
‘Op ontsnapping. We gingen op de beurt af, maakten nauwkeurige plannen en hadden vaak succes. Maar op de dag voor het mijn beurt was, werd ik gekocht – en vrijgelaten.’
‘Wat een geluk. Door wie?’
‘Door “een onbekend iemand”, stond op de akte. Maar het kon alleen Muir geweest zijn. Hij had maandenlang geïntrigeerd, geleend en gespaard om me met dit laatste verachtelijk medelijdend gebaar in het gezicht te slaan.’
Het spookdiertje voelde de ijzige woestheid in de mannenstem en rende angstig langs zijn mouw omlaag naar de rug van zijn hand. Haze-Gaunt aaide zijn troeteldier met een gekromde wijsvinger.
Het enige geluid in de kamer was de zachte, weelderige botsing tussen borstel en zwart haar terwijl Keiris haar zwijgende taak voortzette. Ze verbaasde zich over de krankzinnige verbittering die was opgewekt door een eenvoudige daad van menselijkheid.
Haze-Gaunt verklaarde: ‘Het was niet te verdragen. Toen besloot ik de rest van mijn leven te wijden aan de vernietiging van Kennicot Muir. Ik had een moordenaar kunnen huren, maar ik wilde hem zelf doden. In de tussentijd ging ik in de politiek en maakte ik snelle vorderingen. Ik wist hoe ik mensen moest gebruiken. Mijn jaar onder de grond had me geleerd dat angst resultaten afwerpt.
Maar zelfs in mijn nieuwe loopbaan wist ik niet aan Muir te ontkomen. Op de dag dat ik tot minister van oorlog werd benoemd, landde Muir op de Maan.’
‘Je beschuldigt hem er toch zeker niet van,’ zei Keiris die zorgvuldig alle spot uit haar woorden wegzeefde, ‘dat hij dat toeval opzettelijk had geregeld?’
‘Wat doet het ertoe hoe het gebeurde? De zaak is dat het gebeurde. En zulke dingen bleven gebeuren. Een paar jaar later, aan de vooravond van de verkiezingen die mij kanselier van Keizerlijk Amerika zouden maken, keerde Muir terug van zijn tocht naar de Zon.’
‘Dat was inderdaad een opwindende periode voor de wereld.’
‘Voor Muir was het ook een opwindende periode. Alsof de tocht alleen niet genoeg was om de bevolking in beroering te brengen, kondigde hij ook nog een belangrijke ontdekking aan. Hij had een manier gevonden om de geweldige zwaartekracht van de Zon te verslaan door de voortdurende synthese van zonnematerie in een opmerkelijke splijtingsbrandstof via een anti-zwaartekrachtmechanisme. Weer werd hij gevierd in de keizerlijke gemeenschap – en mijn grootste politieke triomf werd genegeerd.’
Keiris verwonderde zich niet over de bittere klank van deze woorden, ze begreep maar al te goed welk een wrok Haze-Gaunt op dat ogenblik gevoeld moest hebben, en zelfs nu nog voelde. Precies op het moment dat hij een succesvol politicus was geworden, werd Muir een openbare held. Daar stak hij niet gunstig bij af.
‘Maar,’ ging hij met half dichtgeknepen ogen verder, ‘ten slotte werd mijn geduld beloond. Het was bijna precies tien jaar geleden. Muir was eindelijk zo roekeloos om met mij van mening te verschillen over een strikt politieke zaak en toen wist ik dat ik hem vlug moest doden omdat ik anders voorgoed door hem in de schaduw gesteld zou worden.’
‘Je bedoelt dat je hem moest láten – ‘ Ze sprak het woord zonder met haar ogen te knipperen uit – ‘doden.’
‘Nee, ik moest het in eigen persoon doen.’
‘Toch vast niet in een duel.’
‘Vast niet.’
‘Ik wist niet dat Kim zich ooit met politiek bemoeide,’ mompelde Keiris.
‘Hij beschouwde het niet als een politieke zaak.’
‘Waarover ging het meningsverschil?’
‘Het betrof het volgende: nadat de zonnestations gevestigd waren, wilde Muir dat Amerika zijn persoonlijke beleidslijn volgde bij het gebruik van muirium.’
‘En,’ bleef Keiris vissen, ‘wat was die beleidslijn precies?’
‘Hij wilde dat de productie ervan gebruikt zou worden om de algemene levensstandaard op te vijzelen en de slaven te bevrijden, terwijl ik, kanselier van Keizerlijk Amerika, beweerde dat het materiaal nodig was om het Keizerrijk te verdedigen. Ik droeg hem op om naar de Aarde terug te keren en zich te melden bij mij op de kanselarij. We waren alleen in mijn privé-kantoor.’
‘Kim was natuurlijk ongewapend.’
‘Natuurlijk. En toen ik hem vertelde dat hij een staatsvijand was en dat het mijn plicht was hem dood te schieten, lachte hij.’
‘En dus schoot je hem dood.’
‘Door het hart. Hij viel. Ik verliet het vertrek om opdracht te geven zijn lijk weg te halen. Toen ik met een huisslaaf terugkwam, was hij – of zijn lijk – verdwenen. Had een bondgenoot hem weggedragen? Had ik hem wel echt gedood? Wie weet? In ieder geval namen de diefstallen de volgende dag een aanvang.’
‘Was hij de eerste Dief?’
‘Dat weten we natuurlijk niet precies. Het enige dat we weten is dat alle Dieven onkwetsbaar lijken voor politiekogels. Droeg Muir hetzelfde soort beschermend pantser toen ik hem neerschoot? Ik denk niet dat ik er ooit achter zal komen.’
‘Wat is het eigenlijk voor een pantser? Kim heeft er met mij nooit over gesproken.’
‘Dat is weer iets dat we niet weten. De paar Dieven die we levend te pakken hebben gekregen, weten het ook niet. Onder invloed van Shey’s overredingskracht vertelden ze dat het een op snelheid reagerend veld was, elektrisch gebaseerd op hun individuele encefalogrammen en in stand gehouden door hun hersengolven. Het verspreidt in feite de klap van de kogel over een groter gebied. Het zet het moment van de kogel om in een even groot moment van een kussen.’
‘Maar de politie heeft toch met een pantser beschermde Dieven gedood, niet waar?’
‘Dat is waar. We hebben semi-draagbare Kadeskanonnen die hittestoten met een kort bereik afvuren. En dan natuurlijk de gewone artillerie met explosieve atoomgranaten; het pantser blijft ongedeerd, maar de Dief sterft tamelijk vlug aan inwendig letsel. Maar je bent volledig bekend met het voornaamste tegenwapen.’
‘Het zwaard.’
‘Juist. Aangezien de weerstand van het pantser evenredig is met de snelheid van het projectiel, biedt het geen bescherming tegen betrekkelijk traag bewegende dingen, zoals een rapier, een geworpen mes of zelfs een knuppel. En al dit gepraat over zwaarden doet me eraan denken dat ik nog iets te regelen heb met de minister van politie voor ik Shey ontmoet. Ga met me mee, dan kijken we een paar minuten naar Thurmond bij zijn zwaardoefeningen.’
‘Ik wist niet dat jouw beroemde minister van politie oefening nodig had. Is hij niet de beste zwaardvechter van het Keizerrijk?’
‘De allerbeste. En door oefening blijft dat zo.’
‘Nog één vraag, Bern. Ik zou denken dat jij als ex-slaaf eerder voor afschaffing van slavernij zou zijn dan voor uitbreiding ervan.’
Hij antwoordde spottend: ‘Degenen die geweldig tegen de slavernij strijden, kunnen hun succes het best smaken door anderen tot slaaf te maken. Lees je geschiedenisboeken er maar op na.’