Einde duel

Een paar uur later werd hij wakker in zijn hut door het razende kloppen van zijn hart.

Terwijl hij uit zijn kooi kwam luisterde hij gespannen. Maar er was geen geluid te horen, behalve dan het allesdoordringende gebulder van de enorme woeste gasmassa’s buiten.

Hij kleedde zich vlug aan, liep naar de deur die uitkwam op het gangpad en keek de gang in. Die was leeg.

Eigenaardig – meestal zag je toch wel een twee á drie mannen die zich haastten met een of ander belangrijk karwei. Zijn hartslag was gestegen tot honderd tachtig.

Het enige wat hij hoefde te doen was zijn onfeilbare neus voor gevaar volgen. Hij stapte bruusk de gang in en beende naar Shey’s kantoor. In enkele ogenblikken was hij daar en luisterde hij aan de deur. Geen geluid. Hij klopte kort, maar zonder resultaat. Hij klopte nog eens. Waarom gaf Shey geen antwoord? Bewoog daar iemand stiekem in de kamer?

Zijn hartslag was nu bijna honderd vijfentachtig en nam nog steeds toe. Zijn rechterhand ging zenuwachtig open en dicht. Zou hij eerst zijn sabel gaan halen?

Hij schudde de neiging van zich af om naar zijn hut terug te rennen. Als hier gevaar was, zou dat in ieder geval informatief gevaar zijn. Maar op een of andere manier dacht hij eigenlijk niet dat een wapen de uitkomst zou kunnen beïnvloeden. Hij keek om zich heen. De gang was nog steeds verlaten.

De belachelijke gedachte kwam in hem op dat hij de enige levende ziel aan boord was. Toen lachte hij vreugdeloos. Zijn vruchtbare verbeelding werd zelfs hemzelf te veel. Hij pakte de deurknop beet, draaide die vlug om en sprong de kamer binnen.

Terwijl zijn hartslag opliep tot tweehonderd, ontwaarde hij in het schemerlicht een aantal dingen.

Het eerste was Shey’s opgezwollen, van zinnen beroofde gezicht dat in een omlijsting van krullen op hem neer staarde van ongeveer dertig centimeter onder de lamphaak midden in het plafond. Het abnormale uitpuilen van de ogen werd ongetwijfeld veroorzaakt door de smalle leren riem die uit de plooien van de nek omhoog liep naar de haak. Naast de bungelende voeten van de kleine man lag de omgeschopte projectietafel.

Achter het zacht heen en weer bungelende lijk, voor het kubusscherm, zat Thurmond die Alar zwijgend aanstaarde met een raadselachtige blik. Aan weerszijden naast de minister stond een Kadeskanon opgesteld dat op Alars borst was gericht.

Beide mannen leken in de greep van elkaars blik. Net als de platen van een condensator, dacht Alar eigenaardig, met een lijk als diëlektricum. Lange tijd had de Dief de vreemde gewaarwording dat hij deel uitmaakte van een drie-deeprojectie, dat Thurmond hem eeuwigdurend strak zou blijven aanstaren zonder te knipperen, dat hij veilig was omdat een Kades in een drie-deeprojectie niet echt afgevuurd kon worden.

De hut schommelde een beetje onder hun voeten toen het solarion getroffen werd door een buitengewoon hevige en luidruchtige gaskolk. Het wekte hen allebei uit hun verlamde droomtoestand.

Thurmond was de eerste die zijn mond opendeed.

‘Voorheen,’ klonk zijn kille, dorre stem, ‘waren onze valstrikken voor jou onderhevig aan menselijke fouten. Deze factor werkt niet langer in jouw voordeel. Als je een stap doet van de plaats waar je nu staat, zullen de Kades automatisch vuren.’

Alar lachte kort. ‘Als je er voorheen van overtuigd was dat je voldoende voorzorgen had getroffen bij je pogingen om mij te vangen, werd je altijd in het ongelijk gesteld. Ik zie heel goed dat de zelfmoord van je maat je heeft geschokt – anders zou je niet geprobeerd hebben het lot dat mij te wachten staat uiteen te zetten. Je hebt je valstrik voornamelijk uitgelegd om jezelf gerust te stellen. Jouw verwachting dat ik zal sterven is eigenlijk meer een hoop dan een overtuiging. Mag ik opperen dat de omstandigheden voor jou even gevaarlijk zijn als voor mij?’

In zijn stem klonk een zelfvertrouwen dat hij helemaal niet voelde. Hij was ongetwijfeld omringd door verklikkerapparatuur, misschien capaciteitsgevoelige of foto-elektrische relais, die de Kades zouden activeren. Als hij de man besprong zou hij eenvoudig naar de vloer zweven – als een massa doorweekte asvlokken.

Thurmond fronste bijna onmerkbaar zijn wenkbrauwen. ‘Je blufte natuurlijk toen je opperde dat de toestand voor mij even gevaarlijk is als voor jou, aangezien jij in elk geval moet sterven, terwijl ik me alleen zorgen hoef te maken over het algemene gevaar aan boord van een solarion en over het tussenbeide komen van de bemanning.

Ik heb die laatste mogelijkheid geminimaliseerd door alle bemanningsleden naar Mercurius over te plaatsen op een kleine kerngroep na – de ploeg van Miles. En ik heb hen gewaarschuwd de Phobos op te roepen en met mij te vertrekken zodra ik terugkeer in de vergaderkamer en dat zal over ongeveer tien minuten zijn.’ Hij stond bijna onverschillig op, glipte langs het dichtstbijzijnde Kadeskanon en schoof zijdelings langs de muur naar het deurpaneel, waarbij hij het deel van de kamer dat door de wapens bestreken werd zorgvuldig vermeed.

Thurmond had weer eens laten zien waarom Haze-Gaunt hem had gevraagd voor de wolvenmeute. Hij vertrouwde op de hefkracht van reusachtige krachten als het hem moeilijk viel om een obstakel uit de weg te ruimen, en de kosten lapte hij aan zijn laars.

Het was uiterst eenvoudig. Er zou geen strijd plaatsvinden, geen persoonlijk gevecht. Er zou niet direct een resultaat behaald worden. En toch zou Alar, binnen een bevredigend korte periode, dood zijn. Hij kon zich niet verroeren zonder de twee Kades inwerking te stellen, en er was niemand meer die hem kon komen bevrijden. Het solarion zou binnen een paar minuten geëvacueerd zijn. Het prijsgegeven station zou lang voor hij van vermoeidheid in elkaar zakte over de rand van de zonnevlek glijden.

De wolvenmeute was bereid een van zijn zes waardevolste munitiefabrieken in te ruilen tegen zijn leven.

En toch was het niet genoeg. De Dief ademde nauwelijks nog omdat hij nu meende te weten waarover Miles en Florez hadden gesproken in de gang.

Thurmond stond nu bij de deur en hij draaide langzaam de knop om.

‘Jouw programma,’ zei Alar zachtjes, ‘sluit als een bus, op één nogal duistere, maar belangrijke kleinigheid na. Jouw minachting voor de Toynbeeaanse beginselen maakt je natuurlijk blind voor het bestaan van een factor als “zelfbeschikking binnen een gemeenschap”.’

De minister van politie aarzelde een fractie van een seconde voor hij door het deurpaneel stapte.

De Dief ging verder: ‘Begrijp jij een Fraunhoferverslag? Kun je omgaan met de stuwers van de stuurraketten? Als dat niet het geval is, kun je maar beter de Kades uitschakelen omdat je mij nog heel erg nodig zult hebben, en vlug ook. Je zult geen tijd hebben om de Phobos nog te waarschuwen.’

De minister van politie bleef net buiten de deur aarzelend staan. ‘Als jij denkt,’ zei Alar, ‘dat op het ogenblik het station beheerd wordt door een kerngroep bemanningsleden onder leiding van Miles, dan kan je beter eerst wat rondkijken.’

Er kwam geen antwoord. Kennelijk vond Thurmond dat overbodig. Zijn voetstappen stierven weg in de gang.

Alar keek vragend naar Shey’s gezwollen gezicht met de uitpuilende ogen en toen naar de twee Kadeskanonnen. ‘Hij komt wel terug,’ mompelde hij terwijl hij zijn armen voor zijn borst kruiste.

Maar toen hij de voetstappen aanzienlijk sneller hoorde terugkeren dan toen ze weggingen, maakte deze bevestiging van zijn gissing omtrent Andrews’ bemanning hem vreselijk somber. Maar het was niet te vermijden geweest. Nadat hij eenmaal die zeven had gegooid, had niets hen meer kunnen redden.

Thurmond liep vlug de hut binnen. ‘Je had gelijk,’ zei hij. ‘Waar hebben ze zich verstopt?’

‘Ze hebben zich verstopt,’ zei Alar uitdrukkingsloos, ‘maar niet op de manier die jij denkt. Ze waren er alle tien van overtuigd dat ze tijdens deze dienst zouden omkomen. Ze hadden een fatalistisch vertrouwen in hun lot. Behouden met jou terugkeren zou betekend hebben dat ze dat vertrouwen moesten opgeven met de daaruit voortvloeiende consequentie van geestelijk en moreel verval. Ze wilden liever sterven. Je zult hun lijken waarschijnlijk in de muiriumruimen aantreffen.’

Thurmonds mond verstrakte. ‘Je liegt.’

‘Aangezien jij geen historische achtergrond hebt, denk je dat natuurlijk. Maar wat er ook met Miles en zijn bemanning is gebeurd, je zult toch de komende twee minuten een beslissing omtrent mij moeten nemen. Vanaf het moment dat ik deze hut binnenstapte, drijven we stuurloos rond in de Evershed-gordel. Je kunt me bevrijden om me een poging met de stuurraketten te laten doen, of me hier laten – en samen met mij sterven.’

Hij bekeek de innerlijke strijd die in de minister van politie plaatsvond. Zou ‘s mans persoonlijke trouw aan Haze-Gaunt of misschien een kil, bikkelhard plichtsbesef van hem verlangen dat hij Alar hier vasthield ten koste van zijn eigen leven?

Thurmond speelde bedachtzaam met het gevest van de dolk die hij op zijn borst droeg. ‘Goed dan,’ zei hij ten slotte. Hij schoof achter de Kades langs en haalde van beide stukken de schakelaar over. ‘Schiet maar op. Het is nu ongevaarlijk.’

‘Op de tafel naast je liggen Shey’s zwaard en zijn schede,’ zei de Dief. ‘Geef die aan mij.’

Thurmond moest lachen toen hij de sabel overhandigde. Alar wist dat de man van plan was hem te doden zodra het station weer veilig was en dat het voor de beste zwaardvechter van het Keizerrijk weinig uitmaakte of de Dief bewapend was.

‘Een vraag,’ zei de Dief terwijl hij de schede aan zijn riem gespte. Was jij samen met Shey aan boord van de Phobos?’

‘Ik was op de Phobos. Maar niet met Shey. Ik heb hem eerst zijn eigen plan laten proberen.’

‘En toen dat mislukte…’

‘Greep ik in.’

‘Nog één vraag,’ hield de Dief onverstoorbaar vol. ‘Hoe wisten Shey en jij waar jullie me konden vinden?’

‘Van het Microfilmbrein.’

Het was onbegrijpelijk. Het Brein stortte hem de ene keer in de verdoemenis en de andere keer verloste het hem. Waarom? Waarom? Zou hij dat ooit weten?’

‘Goed,’ zei hij kortaf. ‘Kom mee.’

Samen liepen ze vlug naar de regelkamer.

Een uur later stapten ze, overvloedig transpirerend, weer naar buiten.

Alar draaide zich om en bekeek zijn aartsvijand kort. Hij zei: ‘Het is duidelijk dat ik niet kan toestaan dat je de Phobos waarschuwt voordat mijn eigen positie tot mijn genoegen is opgehelderd. Ik zie geen bijzonder voordeel in uitstel van wat sinds onze eerste ontmoeting onvermijdelijk was.’ Kil en vastberaden trok hij zijn sabel, hopend dat zijn zekere houding indruk zou maken op Thurmond.

De minister van politie zwiepte met minachtende soepelheid zijn eigen wapen uit de schede. ‘Je hebt groot gelijk. Je moest toch sterven. Om mijn eigen leven te redden heb ik er heel terecht op gerekend dat jij het jouwe zou willen rekken. Sterf!’

Zoals vele keren in het verleden als hij de dood onder ogen zag, kroop de tijd voor de Dief en hij onderging Thurmonds kreet en zijn gelijktijdige uitval als een onderdeel van een traag gespeeld toneelstuk. Thurmonds beweging was een rol die bestudeerd, geanalyseerd en opbouwend bekritiseerd moest worden met reacties in woord en gebaar van hem, goed doordacht en tot een harmonieus geheel gesmeed.

Hij wist, zonder na te denken over de aard van de geest die hem dit liet weten, ja hem er zelfs toe dwong, dat Thurmonds schreeuwende uitval niet was bedoeld om hem te doden. Schijnbaar was Thurmonds fleche naar rechtsboven gericht en zou hij, indien raak, regelrecht Alars hart en rechterlong doorboren. Kenners weerden gewoonlijk zo’n stoot af met een gewone tierce of misschien een quinte met daaraan volgend een tegenstoot in de richting van de buik van de tegenstander.

Toch had de kreet van Thurmond iets gewaagds en twijfelachtigs. De man had kennelijk verwacht dat de Dief zijn bedrog zou doorzien, dat hij zou beseffen dat hij een zeer ingewikkelde samengestelde aanval van plan was, die gebaseerd was op Alars bijna instinctieve reactie op de hoge stoot en de vaardige Dief zou volgens verwachting een mogelijke valstrik verhinderen door eenvoudigweg de wapens op elkaar stuik te laten lopen en opnieuw te beginnen.

Deze analyse van de aanval was redelijk op één ding na: Thurmond die nimmer onnodige risico’s nam, zou in plaats van zijn wapen terug te trekken eerder de dolk op zijn borst grijpen en die de tegenstander in de keel steken.

Toch kon de Dief niet tegelijk de schede van de dolk wegslaan en de uitval ontwijken.

Toen was plotseling alles achter de rug. Thurmond was kwaadaardig sputterend achteruit gesprongen en de schede met de dolk tolde achter hem woest door de lucht. Op de borst van de Dief breidde een rode streep zich snel uit. De minister van politie lachte luchtig.

Alars hart klopte erg hard – hoe hard wist hij niet precies – en het pompte zijn levenssap door de bedrieglijk simpele snee in zijn long naar binnen. Er was niets aan te doen geweest. Als hij nu Thurmond betrekkelijk vlug kon verwonden of ontwapenen, zou hij zelfs de Phobos nog kunnen waarschuwen om onder bescherming van kapitein Andrews te ontsnappen voor hij aan bloedverlies overleed.

Zijn kundige tegenstander zou natuurlijk proberen tijd te winnen, zou hem scherp in de gaten houden, op zoek naar het eerste verschijnsel van echte verzwakking dat zou kunnen bestaan uit niet meer dan een verplaatsen van een duim op het gevest van het wapen, een stoot die iets te heftig werd afgeweerd of een licht spannen van de vingers van de gekromde linkerhand.

Thurmond zou het weten. Misschien was dit de klaarheid brengende dood die voor hem was voorspeld door die duistere sfinx, het Microfilmbrein.

Thurmond wachtte, lachend, oplettend en vol oppermachtig zelfvertrouwen. Hij zou verwachten dat Alar zou uitvallen en met elke zenuw proberen de paar minuten krachtig en kundig schermen die hem nog restten voor hij door bloedverlies flauw viel, tot het uiterste te benutten.

De Dief kwam naar voren en zijn zwaard sprong als een pijl weg in een ongelooflijk ingewikkelde schijnbeweging. Maar zijn zogenaamde stoot werd afgeslagen met een onverschillige zogenaamde afweerbeweging die in zijn dubbelzinnigheid bijna filosofisch aandeed. De bestudeerde onbepaaldheid die hiermee werd overgebracht bewees dat Thurmond zijn oppermachtige positie volledig begreep – dat een volmaakte verdediging een risicoloze overwinning zou meebrengen.

Alar had niet werkelijk verwacht dat hij in deze aanval Thurmond zou raken. Hij wilde alleen zeker weten dat Thurmond besefte dat hij in het voordeel was. En dat was overduidelijk het geval. Op het moment dat hij dit inzag, trok de Dief zich voortijdig terug, geheel tegen de verwachting van Thurmond in die op een geïmproviseerde voortzetting van de aanval had gerekend; hij hoestte en spuugde een mondvol warme, zilte vloeistof uit.

Zijn rechterlong was langzaam volgelopen. De enige vraag was wanneer hij moest hoesten om het bloed op te geven. Hij had dit ogenblik gekozen. Nu moest zijn tegenstander het initiatief overnemen en moest hij ertoe verleid worden zijn nek te ver uit te steken.

Thurmond lachte geluidloos en kwam op hem af met een gemene stoot op de benen, onmiddellijk gevolgd door een haal over zijn gezicht die de Dief allebei met de grootste moeite wist af te weren. Maar het was duidelijk dat Thurmond zich niet tot het uiterste inspande. Hij nam geen risico’s omdat hij dat niet hoefde.

Hij kon zijn doel vanzelf bereiken door eenvoudig niets te doen, of nu, als hij dat wilde, door de Dief te dwingen zich voortdurend in te spannen. Thurmond hoefde er alleen maar voor te zorgen dat hij in leven bleef, terwijl Alar niet alleen dat moest doen, maar ook nog zijn tegenstander moest ontwapenen. Meer kon hij niet proberen. Zijn Dieveneed verbood hem zelfs uit noodweer iemand in dienst van het Keizerrijk te doden.

Zonder zich wanhopig te voelen, voelde hij alle tekenen van wanhoop – het dichtknijpen van de keel, het lichte trillen van zijn gelaatszenuwen en een overweldigende vermoeidheid.

“Om in een situatie met bekende factoren gevangenneming of de dood te vermijden,” ‘ spotte Thurmond, “moet de Dief een of meer nieuwe variabelen invoeren, meestal door een betrekkelijk veilige factor om te zetten in een betrekkelijk onveilige factor.”‘

Op dat ogenblik peilde Alar pas de diepten van dit buitengewone karakter dat het bevel voerde over de veiligheidstroepen van een heel halfrond. Het was een vlammend, berekenend verstand dat tegenstand verpletterde omdat het zijn tegenstanders beter begreep dan zij zichzelf, omdat hij zwijgend elke zet van hen kon voorzien en dan – tot hun kortdurende verbazing – klaar stond met een dodelijk antwoord.

Thurmond kende het Gevechtshandboek voor Dieven uit zijn hoofd.

Alar liet langzaam zijn wapen zakken. ‘Dan is het dus zinloos je mijn wapen aan te bieden en me over te geven in de verwachting dat jij dat met je linkerhand zou aanpakken – ‘

‘ – om dan over jouw schouder door de lucht te vliegen? Nee, dank je.’

‘Of “uit te glijden” in mijn eigen bloed – ‘

‘ – om mij te doorsteken als ik kom aansnellen om je af te maken.’

‘En toch,’ zei de Dief weer, ‘is de filosofie van omkering van veiligheid niet beperkt tot de duidelijk nogal kinderlijke trucs die we zo juist besproken hebben, zoals ik binnen kort zal aantonen.’ Zijn mond vertrok tot een bittere grijns.

Maar alleen de meest wilde, belachelijke eisen aan zijn onaardse lichaam zouden hem nu nog kunnen redden. Bovendien vereiste het plan dat hij in zijn hoofd had, dat hij zijn sabel kwijtspeelde en toch enkele ogenblikken veilig voor Thurmond bleef.

Zijn wapen schoof over de plastic tegels in de richting van Thurmond die in ongeveinsde verbazing een stap achteruit deed, dan zijn eigen wapen steviger beetpakte en naar voren kwam.

‘Het opofferen van veiligheid is mijn manier van verdediging,’ ging Alar ongehaast verder. (Grote goedheid! Zou die man nooit stilstaan?) ‘Ik heb hem omgezet in een onbekende variabele, want je bent achterdochtig over mijn volgende stap. Je loopt al wat trager.

Je ziet niet in waarom je mij nu niet heel vlug kan doden, maar je hebt – laten we zeggen, plankenkoorts. Je bent nieuwsgierig naar wat ik zonder wapen zou kunnen bereiken dat ik mét dat wapen niet kon. Je vraagt je af waarom ik herhaaldelijk mijn armen strek en buig en waarom ik die kniebuigingen maak.

Je bent ervan overtuigd dat je me kunt doden, dat je alleen maar hoeft te naderen en toe te steken met je wapen. En toch ben je blijven staan om te kijken, verteerd door jaloezie. En je bent ook een heel klein beetje bang.’

Terwijl hij een hoestbui onderdrukte ging de Dief rechtop staan en kneep hij zijn vuisten stijf dicht. Zijn kleren knetterden droog en zacht toen hij de korte afstand aflegde die hem van Thurmond scheidde.

De minister van politie haalde zenuwachtig snel adem, maar hij bleef standvastig.

‘Begrijp je niet, Thurmond, dat een mens die in staat is het visuele proces om te keren door zijn netvlies van energiequanta te voorzien, onder druk dat proces ook kan omkeren? Dat hij, in plaats van elektrische potentiaalverschillen langs aanvoerzenuwen te sturen voor gewone spierwerking, het proces ook kan omdraaien en in de spieren een aanzienlijk elektrisch vermogen kan opslaan om via de zenuwen en de vingertoppen te ontladen?

Wist jij dat bepaalde sidderalen verscheidene honderden volts kunnen ontladen – genoeg om kikkers en vissen te elektrocuteren? Met mijn huidige spanning zou ik je makkelijk kunnen doden, maar ik ben van plan je alleen een flinke schok te geven. Aangezien elektrostatische ladingen heel makkelijk via metaalpunten ontsnappen, zul je nu wel begrijpen waarom ik mijn sabel moest weggooien, zelfs hoewel ik daarbij het risico liep dat ik door jou doorstoken werd voor ik de noodzakelijke lading kon opbouwen.’

Thurmonds wapen vloog omhoog. ‘Kom niet dichterbij!’ schreeuwde hij schor.

De Dief bleef staan met zijn blote borst amper vijftien centimeter bij de trillende punt vandaan. ‘Metaal is een uitstekende geleider,’ lachte hij en hij kwam naar voren.

De minister van politie sprong achteruit, greep zijn sabel vast als een lans, nam een fractie van een seconde de tijd om op Alars hart te richten en –

Viel krijsend op de vloer terwijl een blauwe gloed zijn kronkelende lijf omhulde. Hij slaagde erin zijn pistool uit zijn holster te trekken en twee schoten af te vuren, die ongevaarlijk van Alars Dievenpantser ketsten.

Toen volgde er een korte, hijgende pauze waarin hij zijn buitengewone overwinnaar krankzinnig aanstaarde.

Het derde schot kwam in zijn eigen hersens terecht.

Voor de weerklank van het laatste schot was verstomd was Alar de regelkamer al binnengesprongen. Hun duel had bijna veertig minuten geduurd. Hoe ver was het solarion afgedreven?

De pyrometer stond op 4500 K. Het feit dat de temperatuur zo gedaald was na de 5700 K van de fotosfeer gaf haarscherp aan dat het solarion zich nu in het koelste deel van de zonnevlek bevond – het midden.

En dat betekende dat het station al enige minuten bezig was regelrecht naar het hart van de zon te vallen.

GTX de luxe - SF130
titlepage.xhtml
GTX_de_luxe_-_SF130_split_000.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_001.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_002.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_003.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_004.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_005.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_006.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_007.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_008.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_009.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_010.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_011.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_012.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_013.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_014.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_015.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_016.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_017.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_018.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_019.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_020.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_021.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_022.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_023.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_024.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_025.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_026.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_027.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_028.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_029.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_030.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_031.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_032.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_033.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_034.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_035.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_036.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_037.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_038.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_039.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_040.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_041.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_042.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_043.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_044.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_045.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_046.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_047.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_048.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_049.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_050.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_051.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_052.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_053.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_054.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_055.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_056.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_057.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_058.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_059.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_060.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_061.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_062.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_063.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_064.html