Keizerlijk toevluchtsoord

Een uur later keek Alar – als een standbeeld op één knie met zijn stalen vingertoppen op het koude oppervlak van de marmeren vensterbank balancerend – zijn ogen uit.

De vrouw was ongeveer van zijn leeftijd en ze droeg een witte avondjapon die bijzonder zacht en glanzend was. Haar lange blauwzwarte haar waar een onopvallend gouden net doorheen gevlochten was, hing als een breed lint over haar linkerborst.

Haar hoofd leek ongewoon groot, ongeveer zoals het zijne en ze had grote zwarte ogen waarmee ze hem zorgvuldig bestudeerde. De deskundig aangezette lippen vormden een vreemd contrast met de bleke, volkomen uitdrukkingloze wangen. Ze stond niet rechtop, maar haar linkerheup wees iets omlaag zodat linkerdij en knie zich scherp aftekenden onder haar japon.

De hele indruk die ze wekte was er een van oplettende hooghartigheid.

Alar bespeurde een groeiende, onbenoembare opwinding. Hij liet zich geluidloos op de vloer zakken en verplaatste zich naar die kant van het raam waar hij vanuit de binnenplaats niet te zien was en op het moment dat hij zich omdraaide om haar weer aan te kijken, flitste er iets langs zijn gezicht dat zich in de lambrisering vlak naast zijn oor begroef.

Hij bleef doodstil staan.

‘Ik ben blij dat je je logisch gedraagt,’ zei ze kalm. ‘Dat spaart tijd. Ben jij de voortvluchtige Dief?’ Hij zag de lichtpuntjes in haar ogen en schatte snel haar karakter: beheerst en gevaarlijk.

Hij gaf geen antwoord.

Het meisje deed een paar passen in zijn richting en hief tegelijk haar rechterarm. Die beweging trok de witte japon strak over haar figuur en benadrukte haar welvingen. In de opgeheven hand hield ze een tweede mes. Het glansde gemeen in het zachte licht.

‘Het is in je voordeel als je snel en waarheidsgetrouw antwoordt,’ zei ze.

Hij gaf nog geen antwoord. Hij had nu zijn ogen wijd open en keek haar strak aan, maar die grote ogen met hun zwarte binnenbrand waren kalm en ze sloeg ze niet neer.

Onverwacht klonk er een korte lach uit haar mond. ‘Denk je dat je mij verlegen kunt maken?’ vroeg ze. Het mes bewoog veelbetekenend in haar vingers. ‘Vooruit nu. Als je de Dief bent, pak dan je masker.’

Hij grijnsde vol zelfspot, haalde zijn schouders op en trok het masker uit zijn zak.

‘Waarom ben je niet naar het Dievenhuis gegaan? Waarom ben je hier gekomen?’ Ze liet haar arm zakken maar hield het mes stevig vast.

Hij keek haar nauwlettend aan. ‘Ik heb het geprobeerd. Alle wegen waren over kilometers afgezet. De route die het minst bewaakt werd leidde hierheen, naar de kanselarij. Wie bent u?’

Keiris negeerde de vraag. Ze kwam een stap dichterbij en nam hem scherp op van zijn zachte schoenen tot en met zijn zwarte muts. Toen bekeek ze zijn gezicht en er verscheen een vage, enigszins verbaasde frons tussen haar wenkbrauwen.

‘Heeft u mij eerder gezien?’ vroeg hij. Er was iets aan haar gelaatsuitdrukking dat hem hinderde. Het deed de opwinding die in zijn binnenste groeide op geheimzinnige wijze toenemen.

Die vraag negeerde ze ook. Ze zei: ‘Wat zal ik met je doen?’ Het klonk plechtig en vereiste een serieus antwoord.

Bijna zei hij schertsend: ‘Roep de KP’s maar, die weten wel wat ze met me aan moeten.’ Maar in plaats daarvan zei hij eenvoudig: ‘Help me.’

‘Ik moet weg,’ peinsde ze. ‘Maar ik kan je niet in de steek laten. Voor het uur om is zullen deze vertrekken doorzocht worden.’

‘Dan helpt u me dus?’ Hij voelde zich onmiddellijk een idioot dat hij dat had gezegd. Gewoonlijk trad hij het onverwachte volkomen beheerst tegemoet – het maakte hem ongerust dat dit meisje hem in verwarring kon brengen. Om zijn evenwicht te herwinnen ging hij vlug verder: ‘Misschien kan ik met u meegaan?’

‘Ik moet op een bal verschijnen,’ legde ze uit.

‘Een bal?’ De Dief overwoog vlug alle mogelijkheden; haar hulp aanvaardde hij nu als vanzelfsprekend. ‘Waarom kan ik niet mee? Ik ga gewoon als uw begeleider.’

Ze keek hem nieuwsgierig aan. Haar aangezette lippen weken net genoeg vaneen om hem een glimp te laten zien van haar witte tanden. ‘Dit is een gemaskerd bal.’

‘Zo iets?’ Hij zette ijskoud zijn Dievenmasker op.

Haar ogen vlogen onwaarneembaar wijder open. ‘Ik neem uw uitnodiging aan.’

Als hij een uurtje geleden niet alle zin voor verhoudingen en waarschijnlijkheid was kwijtgeraakt, zou hij even met woorden als fantastisch, belachelijk en krankzinnig gespeeld hebben en zich afvragen wanneer de fluit van het koffiewater hem zou wekken.

Hij boog spottend.

‘Zeer vereerd.’

Zij vervolgde zonder gekheid: ‘Je bent natuurlijk van plan de feestzaal te verlaten bij de eerste gelegenheid die zich voordoet. Ik wil je wel vertellen dat dat erg gevaarlijk zou zijn. Men weet dat je in deze omgeving bent en het paleisterrein krioelt van de politie.’

‘Wat dan?’

‘Dwaal wat rond door de balzaal en salon, dan zullen we na een poos je ontsnapping proberen te regelen.’

‘We?’ vroeg hij zogenaamd achterdochtig.

Daar lachte ze om met een lichte kromming van haar ene mondhoek, die bij hem bijzonder uitdagend overkwam. ‘De Broederschap natuurlijk. Wie anders?’ Ze keek omlaag en legde het mes op een bijzettafeltje. Hij zag dat haar wimpers net als haar haren lang en zwart waren en haar ongewoon bleke wangen accentueerden. Hij moest zich inspannen om zijn aandacht bij haar woorden te houden. Hield ze hem voor de gek?

‘Aha! U bent dus het mooie Dievenmeisje dat binnen de muren van het paleis spioneert!’ Zijn eigen mond weerspiegelde haar lach.

‘Helemaal niet.’ Plotseling was ze weer op haar hoede en haar lach stierf weg. ‘Zul je doen wat ik zeg?’

Hij had geen keus. Hij knikte. ‘Vertelt u me eens,’ zei hij, ‘wat zeggen de nieuwsberichten over de toestand in Vleugel M?’

Voor het eerst aarzelde ze even, maar ze scheen haar zelfbeheersing geenszins te verliezen. ‘Dr. Haven is ontkomen.’

Hij zoog zijn adem naar binnen. ‘En de mutaties?’

‘Verkocht.’

Hij leunde doodop tegen de wand en werd zich langzaam bewust van zweetdruppels die ergerlijk kriebelend langs zijn benen omlaag sijpelden. Zijn oksels waren kletsnat en zijn gezicht en zijn armen prikten van een stinkend mengsel van zweet en vuil.

‘Het spijt me, Dief.’

Hij keek haar aan en zag dat ze het meende. ‘Dan is het dus afgelopen,’ zei hij moeizaam terwijl hij naar haar toilettafel liep en in de spiegel keek. ‘Ik heb een douche nodig en ontharingscrème. En kleren. Kunt u die voor me zoeken? En vergeet vooral de sabel niet.’

‘Ik kan voor alles zorgen. De badkamer is daar.’

Een kwartier later nam ze zijn arm en liepen ze heel bedaard de gang door naar de brede trap die in een fraaie boog naar de grote ontvangsthal beneden leidde. Alar wriemelde zenuwachtig aan zijn masker terwijl hij de schitterende wandtapijten en schilderijen bekeek die aan de koude, marmeren muren hingen.

Alles getuigde van een verfijnde smaak, maar hij kreeg de indruk dat het de gekochte smaak van een interieurarchitect was – dat de mensen die hun stralende maar onzekere dagen in deze vertrekken doorbrachten, al lang niet meer in staat waren het subtiele zonlicht van Renoir te waarderen of de geweldige kleurenuitbarstingen van Van Gogh.

‘Laat je masker met rust,’ fluisterde zijn metgezellin. ‘Je ziet er prima uit.’

Nu liepen ze de trap af. Hij kon geen overzicht van het tafereel krijgen – alleen afzonderlijke flarden. Dit was leven op een schaal die hij nooit had verwacht te zullen meemaken. Trapleuning van massief goud. Tapijten met een pool die tot zijn enkels leek te komen. Weelderig gebeeldhouwde Carrara-balustraden. Overal lampen van glanzend albast. Het beeld van de ontvangstzaal dat hen tegemoet snelde. Wel duizend onbekende mannen en vrouwen.

Het was allemaal vreemd maar hij had het gevoel dat hij dit altijd al gekend had, dat hij hier thuishoorde.

Af en toe riep de schitterend geüniformeerde ceremoniemeester de namen van laatkomers door de microfoon van de geluidsinstallatie. Te midden van de zee van hoofden zag hij ogen die naar hem en de vrouw staarden.

En plotseling stonden ze onderaan de trap en de ceremoniemeester maakte een diepe buiging en zei: ‘Goedenavond, Mevrouw.’

‘Goedenavond, Jules.’

Jules keek Alar met verontschuldigende nieuwsgierigheid aan. ‘Ik vrees, edelachtbare, dat ik niet – ‘

De Dief mompelde kil: ‘Dr. Hallmarck.’

Jules boog nogmaals. ‘Natuurlijk, meneer.’

Hij pakte de microfoon en riep vlot: ‘Dr. Hallmarck in gezelschap van Mevrouw Haze-Gaunt!’

Keiris deed net of ze de geschrokken blik van de Dief niet zag. ‘Je hoeft niet voortdurend je masker te dragen,’ stelde ze voor. ‘Alleen als je iemand achterdochtig ziet kijken. Kom mee, ik zal je aan een groepje mensen voorstellen. Ga een flinke discussie aan, dan zal niemand je in de gaten krijgen. Ik laat je achter bij senator Donnan. Hij is luidruchtig maar ongevaarlijk.’

Senator Donnan zette een indrukwekkend brede borst op. ‘Ik beheer een vrije pers, dr. Hallmarck,’ zei hij tegen Alar. ‘Ik zeg wat ik wil. Ik druk wat ik wil. Zelfs Haze-Gaunt zou vast bang zijn mij dicht te gooien. Ik werk mensen op de zenuwen. Ze lezen me, of ze nu willen of niet.’

Alar keek hem nieuwsgierig aan. De verhalen die hij over de senator had gehoord, hadden niet de indruk gewekt van een Voorvechter van de Verworpenen. ‘O ja?’ zei hij beleefd.

De senator ging verder. ‘Ik zeg, behandel de slaven alsof ze ooit mensen waren, net als wij. Ze hebben rechten, weet je. Als je ze slecht behandelt, gaan ze onder je handen dood. De slaven in mijn drukkerijen klaagden altijd over het lawaai. Ik heb ze ervan verlost.’

‘Dat heb ik wel eens gehoord, senator. Erg menslievend. U liet hun trommelvliezen verwijderen, niet waar?’

‘Precies. Nu klagen ze nergens meer over. Ha! Daar is ouwe Perkins, de internationale bankier. Hallo daar, Perk! Dit is professor Hallmarck.’

Alar boog, Perkins knikte met een zuur gezicht.

Donnan lachte. ‘Ik heb zijn slavernijwet afgemaakt in de slavernijcommissie van de senaat. Ouwe Perk is niet realistisch.’

‘De meesten van ons vonden uw voorstel voor de slavernijwet nogal opvallend, meneer Perkins,’ zei Alar gladjes. ‘Vooral de voorziening voor veroordeling en verkoop van schuldenaren had mijn belangstelling.’

‘Een gezonde regel, meneer. Die zou tenminste de nietsnutten van de straat halen.’

Donnan grinnikte. ‘Dat zou ik wel denken. Perk heeft tachtig procent van het krediet van het Keizerrijk in handen. Als een arme duivel een paar unitas achter raakt op zijn termijnbetaling, dan pats – daar heeft Perk bijna voor niets een slaaf die een paar duizend unitas waard is.’

De mond van de geldschieter verstrakte. ‘Uw opmerking is sterk overdreven, senator. Alleen de kosten van de gerechtelijke procedure al…’ Hij liep mompelend weg.

Donnan leek enorm in zijn sas. ‘Er is hier vanavond van alles, professor. Aha, daar komt iets interessants. De Keizerin, Juana-Maria in haar elektrische rolstoel met aan weerszijden Shimatsu, de ambassadeur van de Oostelijke Statenbond en Talbot, de historicus uit de school van Toynbee.’

Alar boog diep mee met de groep toen het drietal naderde en hij keek nieuwsgierig naar de titulaire heerseres van het westelijk halfrond. De Keizerin was een oude vrouw met een klein, misvormd lichaam, maar haar ogen schitterden en haar gezicht was beweeglijk en aantrekkelijk ondanks de menigte rimpels.

Het gerucht ging dat Haze-Gaunt de bommen in het keizerlijk rijtuig had laten plaatsen die de Keizer en zijn drie zoons het leven hadden benomen en die de Keizerin gedurende drie jaar aan haar bed hadden gekluisterd, zodat ze niet in staat was geweest een veto uit te spreken over zijn kanselierschap. Toen ze eindelijk zover was dat ze zich in een gemotoriseerde rolstoel voort kon bewegen, waren de teugels van de heerschappij over het Keizerrijk volledig overgegaan van het huis Chatham-Perez in de hardhandige handen van Bern Haze-Gaunt.

‘Goedenavond, heren,’ zei Juana-Maria. ‘We hebben geluk vanavond.’

‘We zijn altijd gelukkig als u bij ons bent, mevrouw,’ zei Donnan met oprecht ontzag.

‘Ach, doe niet zo stom, Herbert. Een zeer belangrijke en gevaarlijke Dief, ene professor Alar van de Universiteit – stel je voor, zeg – is ontkomen uit een waterdichte val die de politie voor hem had opgezet, en zijn spoor leidde naar het paleisterrein. Misschien is hij op dit ogenblik wel in het paleis. Generaal Thurmond is op zijn rustige manier ziedend. Hij heeft een ontzettende menigte bewakers om het terrein opgesteld en hij laat het hele paleis doorzoeken. Hij heeft in eigen persoon onze bescherming op zich genomen. Is het niet opwindend?’ Haar stem leek droog en spottend.

‘Blij het te horen,’ merkte senator Donnan in volle ernst op. ‘De boeven hebben vorige week nog mijn privésafe geplunderd. Ik moest veertig mensen vrijmaken om mijn spullen terug te krijgen. Het is hoog tijd dat ze de topmensen te pakken krijgen.’

Alar slikte zenuwachtig achter zijn masker en keek steels om zich heen. Thurmond was nog nergens te bekennen maar verscheidene mannen die zijn geoefend oog als KP’s in burger herkende, begaven zich langzaam en oplettend onder de menigte. Een van hen stond hem van een afstand van een paar meter rustig te bestuderen. Eindelijk liep hij verder.

‘Waarom doet u zelf niet iets aan die Dieven, majesteit?’ vroeg Donnan. ‘Ze richten uw Rijk te gronde.’

Juana-Maria lachte. ‘Werkelijk? Maar als ze dat doen – wat ik betwijfel! – wat dan nog? Waarom zou ik er iets aan doen? Ik doe wat mij behaagt. Mijn vader was soldaat en politicus. Het heeft hem behaagd tijdens de Derde Wereldoorlog de beide Amerika’s tot één rijk samen te voegen. Als onze beschaving het nog een paar honderd jaar uithoudt, zal hij ongetwijfeld zijn plaats toegewezen krijgen als maker van geschiedenis.

Maar ik schep behagen in louter waarnemen, in begrijpen. Ik ben een student van de geschiedenis – een amateur-Toynbeeaan. Ik zie het schip van mijn rijk schipbreuk lijden. Als ik mijn vader was zou ik de zeilen naaien, de touwen repareren en maken dat ik wegkwam naar rustiger vaarwater. Maar aangezien ik niemand anders ben dan mezelf, moet ik tevreden zijn met toekijken en voorspellen.’

‘Voorspelt u verwoesting, majesteit?’ vroeg Shimatsu terwijl hij zijn ogen half dichtkneep.

‘Verwoesting waarvan?’ vroeg Juana-Maria. ‘De ziel is onverwoestbaar en dat is het enige dat voor een oude vrouw belangrijk is. Maar of mijn kanselier van plan is al het andere te verwoesten…’ Ze haalde haar tengere schouders op.

Shimatsu boog en mompelde toen: ‘Als uw nieuwe ultrageheime bom zo goed is als onze agenten zeggen, kunnen wij ons er niet tegen beschermen. En als we geen bescherming hebben, moeten we zolang we daartoe in staat zijn de aanval van Haze-Gaunt beantwoorden met onze eigen aanval. En wij hebben twee voordelen boven jullie keizerlingen.

Jullie zijn er zo zeker van dat je een overweldigende overmacht bezit, dat jullie nooit de moeite hebt genomen een schatting te maken van de wapens die tegen jullie gebruikt kunnen worden. Ook hebben jullie altijd aangenomen dat wij beleefd moeten afwachten en jullie het tijdstip moeten laten kiezen. Mag ik mijn mening geven, majesteit en heren, dat het Rijk niet door de beruchte “wolvenmeute” wordt geregeerd, maar door goedgelovige kinderen?’

Donnan lachte bulderend. ‘Daar hebt u ons te pakken!’ riep hij. ‘Goedgelovige kinderen!’

Shimatsu pakte de cape van berebont die hij over zijn arm droeg en met een definitief gebaar gooide hij die om zijn schouders. ‘Nu vindt u het vermakelijk. Maar bereid u voor op een schok als het uur nul nadert.’ Hij maakte een diepe buiging en liep weg.

Alar wist dat de man een gevaarlijke waarschuwing had gegeven.

‘Is dat nu geen vreemd toeval?’ merkte Juana-Maria op. ‘Dr. Talbot vertelde me nog geen minuut geleden dat het Rijk er momenteel net zo voor staat als het Assyrische Keizerrijk van v. C. Misschien weet Shimatsu wel waar hij het over heeft.’

‘Wat gebeurde er in 614 v. C., dr. Talbot?’ vroeg Alar.

‘Toen werd de toonaangevende beschaving van de wereld totaal verpulverd,’ antwoordde de volgeling van Toynbee, terwijl hij bedachtzaam over zijn sik streek. ‘Het is een heel verhaal. De Assyriërs hadden meer dan tweeduizend jaar lang strijd gevoerd om de heerschappij over de wereld zoals zij die kenden. Omtrent 614 v. C. overheerste de Assyrische ethos in een gebied dat zich uitstrekte van Jeruzalem tot Lydië. Vier jaar later stond er geen enkele Assyrische stad meer overeind. De verwoesting ervan was zo volledig dat toen Xenophon twee eeuwen later zijn Grieken langs de ruïnes van Niniveh en Calah voerde, niemand hem kon vertellen wie daar had gewoond.’

‘Dat is inderdaad een flinke nederlaag, dr. Talbot,’ was Alar het met hem eens. ‘Maar hoe trekt u de parallel tussen Assyrië en Keizerlijk Amerika?’

‘Er bestaan bepaalde onfeilbare richtlijnen. In het Toynbeeaanse vakjargon heten die “falen van zelfbeschikking”, “scheuring in het sociale lichaam” en “scheuring in de ziel”. Deze zinsneden volgen natuurlijk allemaal op de “moeilijke tijden”, “universele staat” en “universele vrede”. Die laatste twee zorgen er paradoxaal genoeg voor dat elke beschaving ten dode is opgeschreven terwijl hij schijnbaar zijn sterkste periode beleeft.’

Donnan gromde ongelovig. ‘Verenigde Kernbedrijven sloot vanmorgen af met een koers van vijfhonderd zes. Als jullie Toynbeeaanhangers denken dat het Rijk aan het afglijden is, dan zijn jullie de enigen.’

Dr. Talbot lachte. ‘Wij volgelingen van Toynbee zijn het met u eens. Maar toch proberen we niet onze opvattingen aan het publiek op te dringen en wel om twee redenen. In de eerste plaats houden Toynbeeaanhangers zich alleen bezig met het bestuderen van de geschiedenis – ze mengen zich er niet actief in. En in de tweede plaats kan niemand een lawine tot staan brengen.’

Donnan was niet overtuigd. ‘Jullie boekenwurmen raken altijd verstrikt in wat er in de oudheid gebeurde. Dit is hier en nu – Keizerlijk Amerika, zes juni van het jaar eenentwintighonderd zevenenzeventig. Wij hebben onze betovering over de hele wereld verspreid.’

Dr. Talbot zuchtte. ‘Ik hoop van harte dat u gelijk hebt, senator.’ Juana-Maria zei: ‘Als ik even tussenbeide mag komen…’

De groep boog.

‘Misschien stelt de senator er belang in te weten dat de Toynbeeaanhangers zich de afgelopen acht maanden uitsluitend hebben beziggehouden met één project – een herbeschouwing van hun voornaamste stelling dat alle beschavingen hetzelfde onvermijdelijke sociologische patroon volgen. Heb ik gelijk, dr. Talbot?’

‘Ja, majesteit. Net als andere mensen willen wij graag gelijk hebben. Maar diep in ons hart hopen we wanhopig dat ons ongelijk bewezen zal worden. We grijpen elke strohalm aan. We onderzoeken het verleden om te weten te komen of er niet een aantal gevallen geweest zijn waarin de universele staat niet gevolgd werd door verwoesting.

We zoeken naar voorbeelden van beschavingen die standhielden ondanks geestelijke gelaagdheid. We bekijken de geschiedenis van de slavernij om te zien of de gemeenschap die van de slavernij profiteert ooit aan de vergelding is ontkomen.

We vergelijken onze moeilijke tijden – de Derde Wereldoorlog – met de Punische oorlogen die de stoere klasse van Romeinse boeren tot de slavernij brachten en we bestuderen de Burgeroorlog van onze Noord Amerikaanse voorouders over het slavernijvraagstuk. Dan nemen we in overweging hoe lang het Spartaanse Rijk stand hield nadat de Peloponnesische Oorlog zijn eens zo trotse soldatenstand tot slavernij had gebracht.

We zoeken situaties in het verleden die vergelijkbaar zijn met onze religieuze verdeeldheid, de voorouder-verering die op de keizerlijke scholen aan onze jongens en meisjes wordt geleerd en het monotheïsme dat door de oudere mensen wordt aangehangen. We weten wat een verdeelde geestelijke instelling de Grieken van Pericles heeft aangedaan, het Romeinse Rijk, de ontluikende Scandinavische maatschappij, de Kelten uit Ierland en de eerste Christenen.

We vergelijken onze huidige politieke verscheurdheid – de Dieven tegenover de regering – met de verbeten, maar niet vertegenwoordigde, oppositionele minderheidsgroeperingen die uiteindelijk het Ottomaanse Rijk van de kaart veegden, de Hongaars Oostenrijkse Bond en de Latere Indiase maatschappij alsmede diverse andere beschavingen.

Maar tot dusver hebben we geen afwijkingen van het patroon gevonden.’

‘U sprak een paar maal over de slavernij alsof die het Rijk zou ondermijnen,’ zei Donnan. ‘Hoe bent u tot die slotsom gekomen?’

‘De opkomst van de slavernij in het Rijk komt volledig overeen met de opkomst ervan in Assyrië, Sparta, Rome en alle andere slavenhoudende rijken,’ antwoordde Talbot voorzichtig. ‘Een cultuur kan niet verscheidene generaties lang oorlog voeren zonder zijn boerenstand tot armoede te brengen. Een behoorlijk deel van de bevolking in zowel het veroverende als het veroverde land heeft geen ander bezit dan zijn eigen lichaam.

Zij worden door hun rijkere broeders opgeslokt door middel van dienstverbandcontracten. Aangezien hun productie hun eigendom niet is, hebben ze geen middelen waarmee ze het lot van hun talrijk kroost kunnen verbeteren en zo ontstaat een eeuwige slavenklasse. De bevolking van het Rijk is momenteel ruim anderhalf miljard. Een derde van dat aantal zielen is slaaf.’

‘Dat is waar,’ gaf Donnan toe, ‘maar ze hebben het toch eigenlijk niet zo slecht. Ze hebben genoeg te eten, en een slaapplaats – iets dat een heleboel vrijen niet hebben.’

‘Dat,’ merkte Juana-Maria droog op, ‘is natuurlijk een enorme aanbeveling voor zowel het vrije ondernemerschap als het slavernijstelsel. Om brood te kopen voor zijn hongerende kinderen kan hun vader ze altijd aan de hoogste bieder verkopen. Maar we dwalen af. Op wat voor manier bepaalt u de waarde van dingen, dr. Talbot? Hoe bepaalt u welke beschavingen u als voorbeeld moet gebruiken en welk gewicht u aan elk voorbeeld moet toekennen?’

‘De geschiedkundige kan zijn eigen maatschappij slechts naar waarde schatten als een afgewogen synthese van zijn microkosmische onderdelen,’ gaf Talbot toe terwijl hij aan zijn sik trok. ‘Hij kan op zijn best slechts een waarschijnlijkheid bepalen met betrekking tot het stadium dat hij heeft bereikt in het onveranderlijke patroon dat beschavingen moeten volgen. Maar als hij groep na groep bestudeert, zoals ik heb gedaan, van de edelste geslachten – neemt u me niet kwalijk, majesteit – tot de groepen ontsnapte slaven die in de braakliggende provincies Texas en Arizona leven – ‘

‘Heeft u ooit de Dieven bestudeerd, dr. Talbot?’ viel Alar hem in de rede.

GTX de luxe - SF130
titlepage.xhtml
GTX_de_luxe_-_SF130_split_000.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_001.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_002.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_003.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_004.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_005.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_006.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_007.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_008.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_009.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_010.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_011.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_012.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_013.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_014.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_015.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_016.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_017.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_018.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_019.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_020.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_021.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_022.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_023.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_024.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_025.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_026.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_027.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_028.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_029.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_030.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_031.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_032.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_033.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_034.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_035.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_036.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_037.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_038.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_039.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_040.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_041.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_042.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_043.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_044.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_045.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_046.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_047.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_048.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_049.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_050.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_051.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_052.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_053.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_054.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_055.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_056.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_057.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_058.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_059.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_060.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_061.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_062.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_063.html
GTX_de_luxe_-_SF130_split_064.html