Tweeëntwintig

Het is zondagavond en de enige persoon die zich niet uit onze kleine, stampvolle tv-kamer laat verdringen is Maggie, de ster van de show, de vedette van de avond. Ze heeft de dag bloednerveus doorgebracht met het roken van de ene sigaret na de andere en telt de uren af tot acht uur, wanneer de wedstrijd officieel begint. En ze bestookt me voortdurend met vragen als: ‘Die Michael Jackson-grappen. Laatste kans: wel of niet doen?’

‘Niet,’ antwoord ik ferm, zo ongeveer voor de twintigste keer. ‘Overdreven, ongepast en bovendien lang niet zo geestig als de rest van de grappen.’

‘En moet die anekdote over de Renaissance en wentelteefjes er echt in blijven?’

‘Absoluut. Die is hartstikke goed.’

Tegen zevenen krijgen haar zenuwen de overhand, en ze besluit alleen naar de Comedy Cellar te gaan, om haar hoofd vrij te maken en ‘in de zone’ te raken. Haar woorden, niet die van mij. Ze heeft nog nooit opgetreden maar gebruikt het jargon van een prof die een BBC-contract in zijn zak heeft. Daar gaat ze dan, en wij blijven achter om haar later te volgen, op tijd voor de show.

Joan heeft in de tv-kamer haar eigen kleine feestje georganiseerd met haar ‘zakenpartner’ (ik zweer het je, telkens als ze hem voorstelt hóór ik haar bijna die aanhalingstekens zeggen). Ja, niemand minder dan Jimmy Watson, ik herken hem van de avond dat ik met Sharon in de Swiss Cottage was. Kort, dik en blozend, en een en al oog voor Joan, dat moet gezegd. Hoe dan ook, die twee hebben hun vrienden uit de kroeg uitgenodigd en de sfeer begint er al aardig in te komen. Ik ken niet iedereen, maar ze schijnen mij wel te kennen en zeggen dingen als: ‘Gefeliciteerd, Jessie! We hebben er natuurlijk geen moment aan getwijfeld dat je binnen de kortste keren weer op tv zou zijn!’ Iedereen komt hier even borrelen voor we naar Maggies optreden in de stad gaan en Joan heeft mij met de taak van het inschenken van de drankjes opgezadeld, dus ik draaf heen en weer van de tv-kamer naar de keuken. Ik zweer het, de dienbladen worden elke keer voller met chardonnay en hapjes van de Tesco, en alles wordt op uitdrukkelijk verzoek van madam in het deftige kerstmiskristal geserveerd.

Joan is helemaal in haar element, ze staat in het middelpunt van de belangstelling, kondigt met veel poeha aan dat IPrayForYou.com binnenkort van start gaat en nodigt iedereen uit voor de officiële lancering. Dan gaat voor de zoveelste keer de deurbel. Omdat Sharon nog steeds boven bezig is met haar make-up doe ik de deur open. Het is Matt met twee sixpacks Bulmers, Sharons lievelingsdrankje. De lieverd. Ik omhels hem, zeg dat hij door kan lopen naar de keuken en ren naar boven om Sharon te waarschuwen dat hij er is. Ik moet hem bij Joan uit de buurt houden; ze is in zo’n stemming dat het me niets zou verbazen als ze hem aan iedereen als haar toekomstige schoonzoon zou voorstellen. In gezelschap van die arme Matt heeft ze namelijk altijd de neiging om zich te gedragen als een op hol geslagen Mrs. Bennet uit Pride and Prejudice.

Ik timmer op de slaapkamerdeur en roep naar Sharon dat ze naar beneden moet komen, maar in plaats van dat ze teruggilt dat ze eraan komt, vraagt ze me binnen te komen en de deur dicht te doen.

‘Wat is er?’ vraag ik.

‘Vanavond gaat het gebeuren,’ antwoordt ze, resoluut en zelfverzekerd.

Ik kijk haar niet-begrijpend aan en denk: waar heeft ze het over? Is ze van plan om voor het eerst met hem naar bed te gaan, aan te kondigen dat ze zwanger is of haar verloving bekend te maken? Wat bedoelt ze?

‘Vanavond ga ik Matt dumpen,’ maakt ze haar zin af.

Ik plof op het bed naast haar neer. ‘Sharon, dat kun je niet maken, hij is verschrikkelijk verliefd op je! Mijn god, hij kwam net zelfs met twee sixpacks voor je aan, terwijl hij zelf niet drinkt.’

‘Jess, ik ben je heel dankbaar voor alles wat je voor me hebt gedaan, maar je kunt me hier niet van weerhouden. Hij was mijn “Sla in geval van nood het ruitje in”-man, maar ik heb nu andere pijlen op mijn boog.’

‘Maar hij zal er kapot van zijn!’

‘Hij heeft de kloof tussen eikel en heilige graal overbrugd en het is hoog tijd dat ik verderga.’

Ik heb nauwelijks tijd om te reageren want Joan gilt naar boven dat er een gast voor me is.

Hij is dus gekomen. Ik wist eigenlijk niet zo zeker of hij dat zou doen, en had er niet van opgekeken als hij gebeld had om te zeggen dat hij niet kwam vanwege ‘een spoedgeval op zijn werk’. Op zondagavond. Maar ik vergis me niet, en tegen de tijd dat ik beneden ben, zit Sam in Maggies leunstoel, de ereplaats, en wordt hij betutteld en verwend door Joan die eruitziet alsof ze zojuist de Messias heeft gezien. Mijn gevoel zegt me hem ogenblikkelijk te redden, maar hij lijkt het prima naar zijn zin te hebben. Hij heeft zich aan iedereen voorgesteld, ook aan Joan en wordt nu op zijn wenken bediend.

‘Is dat jouw Bentley die voor op straat geparkeerd staat?’ vraagt een opgeblazen, roodaangelopen Jimmy Watson hem. ‘Die wagen zal een aardige duit gekost hebben.’

‘Inderdaad bijna tweehonderdtachtigduizend euro,’ zegt Sam kalm, terwijl de hele kamer diep onder de indruk lijkt. Dan ziet hij mij. Hij springt op om me een kus op mijn wang te geven. ‘Jessie, wat zie je er prachtig uit. Waarom heb je me hier nooit eerder uitgenodigd? Je stiefmoeder is de charmantste vrouw die ik ooit heb ontmoet. En wat heeft ze haar huis smaakvol en stijlvol ingericht.’

Er zit een toontje in zijn stem dat alleen ik begrijp; een minieme stijging van toonhoogte die Sam laat horen wanneer hij iemand in de maling neemt. Maar Joan is zich er niet van bewust en begint als een bakvis te giechelen. Ze is zo ingenomen met deze eregast dat het me niet zou verbazen als ze hem zou proberen te versieren.

‘Jessica, schat,’ zegt ze zo bekakt als ze maar kan. ‘Schenk eens een heerlijke gekoelde chardonnay in voor Sam. In het John Rocha-kristal.’ Met een nauwelijks zichtbare knipoog van Sam loop ik naar de keuken om te doen wat ze beveelt, maar dan gaat opnieuw de bel en ik draaf naar de gang om open te doen.

Ik kan mijn ogen niet geloven. Het is Steve.

Ik wist dat hij vanavond met zijn familie naar Maggies optreden zou gaan, maar had absoluut niet verwacht dat hij eerst hierheen zou komen.

Ogodogodogodditwordtvreselijkvreselijkvreselijkvreselijk…

‘Hoi!’ zegt hij, terwijl zijn gezicht begint te stralen en hij vooroverbuigt om me te omhelzen. ‘Heb je me gemist? Kon Radio Dublin het zonder mij af?’

Nog voor ik kan antwoorden staat Sam opeens achter me in de deuropening.

‘Wie is dat, schat?’ vraagt hij, Steve enigszins argwanend opnemend.

‘Dit is Steve, een goede vriend van me,’ stamel ik. ‘En hij is ook mijn baas.’

Steve gaat rechtop staan en herkent Sam onmiddellijk. Hij is een kop groter dan Sam, maar ja, hij is nu eenmaal een kop groter dan de rest van de mensheid. ‘Ja, ik weet wie je bent,’ zegt Steve, killer dan ik hem ooit gehoord heb. ‘Ik weet precies wie je bent. Ik heb je in die documentaire over Jessie gezien.’

‘Dat kan wel kloppen, volgens mij kwam ik daarin voor, ja. Ik was op zakenreis toen die uitgezonden werd dus heb hem eigenlijk nooit gezien. Ik heb trouwens sowieso geen tijd om tv te kijken.’

‘Je gebruikte die documentaire om reclame te maken voor je nieuwe boek.’

‘O ja?’ zegt Sam lachend, maar dan ziet hij plotseling een stel kinderen om zijn Bentley staan, met hun neuzen tegen de ramen gedrukt.

‘Jezus, Jessie, moet je kijken, die kinderen zitten aan mijn auto!’

‘Daar zijn het kinderen voor,’ zegt Steve koud. Echt koud, en dat is helemaal niets voor hem.

‘Kan iemand ze even wegsturen of zo? Straks stelen ze mijn navigatiesysteem.’

Als het tijd is om te gaan zit ik opnieuw in een lastige situatie; Steve en Sam staan aan weerszijden van me en bieden me allebei een lift aan.

Buiten staat de Bentley pal naast de eenvoudige motor van Steve geparkeerd. Wat moet ik doen? Glazen koets of pompoen? Mijn hemel. De avond is nauwelijks begonnen of ik heb er al schoon genoeg van.

En in de Comedy Cellar wordt het er al niet beter op. Ik doe alle mogelijke moeite om Steve te bereiken om hem te bedanken voor het aanbod van de lift. Ik wilde hem ook uitleggen dat ik Sam niet alleen wilde laten omdat hij helemaal niemand kent en dat dit de enige reden was waarom ik met hem meereed, maar ik krijg de kans niet. Het is stampvol in de zaal en er zijn zoveel mensen dat we geluk hebben dat we bij elkaar aan een tafel kunnen zitten.

De anderen zijn er al: Joan zit naast Jimmy, hoewel ze de hele tijd een gesprek met Sam probeert aan te knopen, die in het midden van de groep zetelt, het ene rondje na het andere geeft en niet toestaat dat een ander zijn portemonnee tevoorschijn haalt.

Het programma is net begonnen, een presentator op het toneel warmt het publiek op, legt uit wat de wedstrijd inhoudt en deelt mee dat de gelukkige winnaar behalve een pittig bedrag aan contant geld ook een agent toegewezen krijgt. Maar ik luister niet naar wat hij zegt. Niemand luistert trouwens, iedereen is aan het kletsen, haalt wat te drinken en komt langzaam in de stemming om straks, wanneer de acts van start gaan, te juichen, boe te roepen of met rotte tomaten te gaan gooien.

Ik draai rond op mijn stoel om te kijken of ik Steve kan ontdekken. Uiteindelijk zie ik hem bij de bar met Hannah en haar man Paul, die ook net gearriveerd zijn. En net als ik naar hem toe loop en vraag of ze bij ons komen zitten komt Sharon binnen… alleen.

Als ik Hannah en Paul aan de anderen voorstel, valt Sam me in de rede. ‘Luister allemaal, ik heb een verrassing.’ Hij werpt me een veelbetekenende blik toe en heel even staat mijn hart stil. Niet van opwinding, maar van angst. Maar ik zou je niet kunnen zeggen waarvoor.

‘Morgen is een speciale dag voor me,’ gaat Sam verder. Alle ogen zijn op hem gericht en hij straalt een en al hartelijkheid uit. Plotseling is alles weer oké en kan ik weer ademen. Want ik weet wat er gaat komen, ik ken de datum maar al te goed.

‘Ik word vijfendertig en zou het geweldig vinden als jullie allemaal op mijn verjaardagsfeest komen. Ik vier het in Bentleys om acht uur, en jullie zijn allemaal welkom als mijn persoonlijke gasten. Ik weet het, het is maandagavond en alles, maar het zou fantastisch zijn als jullie er allemaal bij zouden zijn. Het wordt een topavond. En Jessies vrienden zijn mijn vrienden.’

Ik moet het hem nageven, hij houdt zich goed aan zijn belofte mijn familie en vrienden beter te leren kennen. De triomfantelijke blik die hij me toewerpt bevestigt dat. Hij krijgt zelfs een applausje van het gezelschap. Van iedereen, behalve Steve. In koor wordt er ‘O, hartstikke bedankt!’ geroepen en ik hoor Joan zelfs vragen of er ook beroemdheden zullen zijn.

‘Bedankt voor de uitnodiging, maar ik denk niet dat ik kan komen,’ zegt Steve rustig, een subtiele blik in mijn richting werpend.

Waarop Sharon hem smekend aankijkt en roept: ‘Nee, nee, je moet komen! Kun je me niet een lift op je motor geven? Ik heb altijd al een keer achter op een motor willen zitten. Kom op, Steve, alsjeblieft!’

Hij kijkt haar vriendelijk aan en zegt: ‘Als je het zo graag wilt, oké dan.’

Nu kan ik het niet langer meer aan. Ik baan me een weg naar Steve en vraag of ik hem apart kan spreken. Nu. Voordat Maggie opkomt. Tamelijk lomp, ik weet het, maar het moet. Ik voel Sams ogen in mijn rug boren, maar het kan me niet schelen. Ik moet dit doen.

Steve knikt en neemt me mee naar de andere kant van de zaal, ruim buiten gehoorsafstand.

‘Ik moet met je praten,’ begin ik, hoewel ik nauwelijks weet wat ik wil zeggen.

‘Ik moet ook met jou praten.’

‘Ik… ik… nou ja, om te beginnen wil ik… je alles. je weet wel… uitleggen. Ik had niet verwacht dat je langs zou komen, weet je, en ik hoop dat ik niet onbeleefd was…’

‘Jessie,’ zegt hij rustig. ‘Ik moet je iets vragen.’

‘Ja?’ Mijn hart gaat als een bezetene tekeer, maar ik heb geen idee waarom.

‘Ben je weer terug bij die vent?’

‘Nee! Nee, helemaal niet, we zijn gewoon… Nou ja, herinner je je die beller laatst tijdens de show? Die allerlaatste? Nou, dat was hij.’

‘Dat dacht ik al. Ik had heus wel door er iets goed mis was toen je na afloop op weg naar huis nauwelijks een woord zei.’

‘Ik was in shock, ik hoop dat je dat begrijpt. Je hebt geen idee. Sam heeft me vreselijk behandeld…’

‘Dat weet ik. Mijn vraag is, en ik hoop echt dat je eerlijk antwoordt, ben je van plan naar hem terug te gaan?’

Plotseling voel ik een golf van ergernis. Alsof er na alle spanningen van de afgelopen tijd iets in me knapt. ‘Weet je, ik vind dat ik het volste recht heb je te zeggen dat het je niets aangaat.’

‘Dat is niet waar en bovendien niet eerlijk. Het gaat me wel degelijk aan met wie je omgaat.’

‘Wat zei je?’

‘Want… Jessie, ik zou het je liever op een andere manier willen zeggen. Maar ik heb weinig keus meer.’

Ik kijk hem niet-begrijpend aan, terwijl ik wanhopig de achtergrondgeluiden probeer te negeren om me te concentreren op wat hij gaat zeggen. Wat het ook zal zijn.

‘Want…’ Hij haalt diep adem en strijkt zijn steile, blonde haar naar achteren, en ineens merk ik dat ik sneller ga ademen. ‘Want ik ben gek op je, Jessie Woods. Ik ben smoor- en stapelverliefd op je. Ik denk dag en nacht aan je en… Jezus, moet je mij nou horen, ik lijk wel een tiener… Maar als ik niet aan je denk, tel ik de uren af tot ik je weer zie. De enige reden waarom ik je dit nooit eerder heb verteld, is omdat ik dacht dat je nog niet over die verwaande kwast heen bent. Dat ik het beter rustig aan kon doen en je tijd en ruimte moest geven. Ik wil niet als buffer dienen. Maar ik ben nog geen paar dagen weg of hij is er weer. In zijn Bentley. En hij doet net of je van hem bent. Maar hij is níét de man voor jou, Jessie. Misschien vind je wel dat ik dat ook niet ben, maar hij is het in elk geval niet. Zie je dat zelf niet? Je bent een slimme meid, waarom gedraag je je zo achterlijk? Hij breekt je hart, laat je vallen als een baksteen en laat maandenlang niets van zich horen. Maar als je weer officieel succes boekt, duikt hij opnieuw in je leven op. Dat is geen toeval, Jessie. Denk er maar over na. Diep in je hart weet je dat ik gelijk heb.’

‘Steve, alsjeblieft…’ Ik ben niet in staat mijn zin af te maken. Want net op dat moment vraagt de presentator het woord.

‘Dames en heren, ik wil u vragen de eerste stand-upcomedian van vanavond met een hartverwarmend applaus te verwelkomen. Mag ik u voorstellen: Maggie Woods!

Ik denk dat ik elk moment kan flauwvallen. Terwijl ik Steves woorden probeer te laten bezinken en me op Maggies act probeer te concentreren tolt mijn hoofd en mijn ademhaling is kort en pijnlijk. Alsof er een vreemd omkeerproces heeft plaatsgevonden en ik haar plankenkoorts heb overgenomen.

Want Maggie is gewéldig. Geen spoortje van zenuwen in haar lijf. Zwartgallig. Nihilistisch. En hoewel ik bepaald niet vrolijk ben, moet ik om sommige van haar precisiebom-grappen toch lachen.

‘Ik kan niet multitasken,’ is haar openingszin. ‘Ik had eens op één ochtend twee afspraken: een met de tandarts en een met de gynaecoloog. Uiteindelijk lag ik verkeerd om in de verkeerde stoel. Zeer schokkend voor mijn homoseksuele tandarts.’

Het publiek schatert het uit en moeiteloos gaat Maggie verder met een uitentreuren gerepeteerd verhaal over werken bij het belastingkantoor en alle vreemde figuren/excentriekelingen/halvegaren daar. Het is verbazingwekkend, maar binnen een paar seconden voel je dat ze de hele zaal totaal, voor de volle honderd procent aan haar kant heeft. Wat moet ik ervan zeggen. A star is born.

Maggie wint niet. Ondanks veel gestamp en algemeen misnoegen wordt ze tweede, een nipte nederlaag tegen een jongen met een gitaar die liedjes zingt over hoe hij zich voelde toen het uitging met zijn vriendin en hoe ontroostbaar hij was. Om zijn leven weer op te pakken besloot hij een bedrijfje in wenskaarten op te zetten voor jongens die in dezelfde positie als hij zijn. Een van zijn grote successen is een eenvoudige kaart met de tekst: ‘Voor mijn ex. In deze tijd van het jaar moet ik altijd aan je denken’. Als je de kaart openvouwt staat er: ‘Gelukkige Halloween, heks die je bent’. Op een andere populaire kaart staat: ‘Wil je met me trouwen?’ En binnenin: ‘Ha, ha, geintje, volgens mij is het tijd om eens wat andere mensen te ontmoeten’. Je snapt het wel.

Hoe dan ook, het beste en waarschijnlijk het enige moment van de avond waar ik met een blij gevoel op terugkijk, komt pal na de act, wanneer iedereen om een stralende Maggie heen staat om haar te feliciteren. Zelfs Sam neemt die moeite en hij nodigt haar niet alleen uit voor zijn verjaardagsfeest, maar vraagt ook of ze haar act voor zijn gasten wil herhalen. Er zullen flink wat invloedrijke figuren aanwezig zijn, zegt hij, die voor prachtige contacten kunnen zorgen.

Ik kijk om me heen en ben waarschijnlijk de enige die zijn woorden misselijkmakend bevoogdend vindt. Alle anderen roepen oh en ah en kijken naar Sam alsof hij de nieuwe Simon Cowell is. Dan komt er een man van een jaar of veertig op Maggie afgestevend. Hij geeft haar zijn visitekaartje en zegt dat hij agent is en haar graag wil vertegenwoordigen. Is het misschien mogelijk een lunchafspraak te maken als ze tijd heeft? Morgen misschien?

Stomverbaasd kijken Maggie en ik elkaar aan. Oké, ze heeft dan wel niet gewonnen, maar wie had dit durven dromen?

‘O, jij bent Jessie Woods, hallo!’ zegt de agent, die me onmiddellijk herkent en me een hand geeft. ‘Ben je een vriendin van Maggie?’

‘Nee,’ zegt Maggie beslist. En met een liefhebbende blik slaat ze haar arm om mijn schouder en zegt: ‘Ze is… mijn zus. We zijn familie.’

Van deze hele ellendige, gruwelijke avond is dit het allermooiste moment.

Uren later zijn Sharon en ik in onze slaapkamer. Met zorg verwijdert ze haar make-up, terwijl ik op bed lig en zwijgend naar het plafond staar, in een wanhopige poging de door mij heen stormende gevoelens te ontwarren.

‘Tot nu toe vier telefoontjes en zes sms’jes,’ zegt ze met haar rug naar mij toe, terwijl ze in de spiegel staart en met haar mobiele telefoon speelt.

‘Hmm?’

‘Van Matt. Nadat ik hem gedumpt heb. Hij zegt dat ik een grote fout maak en hem nog een kans moet geven.’

‘En wat ga je doen?’ Mijn vragen zijn saai. Automatisch. Ik kan niet helder denken.

‘Dat heb ik je toch al verteld. Ik heb een andere man op het oog. Ik heb mijn zinnen op een ander gezet en ik denk dat hij mij ook leuk vindt. En zodra ik mijn kans schoon zie, sla ik hem aan de haak.’

Plotseling schiet ik overeind. ‘Sharon, die nieuwe vlam van je, is dat toevallig… Ik bedoel, is het iemand die ik ken?’

Maar voor ze iets zegt, weet ik het antwoord al. ‘Natuurlijk ken je hem, suffie. Het is Steve. Wie anders?’