Tien
Het is nu zaak dat ik uiterst kalm blijf. Zenachtig, zo je wilt. Want dit is een typische A- of B-situatie. Of Sam heeft zijn vakantie afgebroken om me zo snel mogelijk om een verzoening te smeken, óf… Nee, eigenlijk is er geen B. Het is namelijk absoluut ondenkbaar dat Sam zo kort na onze breuk al een ander heeft. Misschien hadden we deze tijd op de een of andere bizarre manier gewoon nodig om te beseffen hoeveel we voor elkaar betekenen. Of beter gezegd, misschien had Sam deze time-out nodig om tot zichzelf te komen, want ook al is hij hard op weg de nieuwe Richard Branson te worden, op emotioneel gebied is hij, net zoals de meeste mannen, een nitwit. En als alle tv-programma’s die ik de laatste tijd overdag gezien heb me iets hebben geleerd is het wel dit: er is maar één ding in het leven absoluut onmogelijk en dat is twee soulmates gescheiden te houden (bedankt, Oprah). Dus eigenlijk hoef ik alleen maar rustig te wachten tot de telefoon gaat.
Want dat gaat gebeuren. Natuurlijk. Ik bedoel, er staat in de krant: ‘We kunnen binnenkort een hereniging verwachten’. De ‘mol’ uit de column moet volgens mij of Nathaniel of Eva zijn, wie anders? Ik heb ze gebeld, maar er werd niet opgenomen, dus sprak ik voor ieder apart een paar boodschappen in en gaf het toen op. Ik heb immers véél belangrijkere zaken aan mijn hoofd. Het belangrijkste is dat ik niet als eerste initiatief neem. Niet nu het tij eindelijk in mijn voordeel is gekeerd. Ik huiver een beetje als ik eraan terugdenk dat ik me de eerste weken nadat het uit was tegenover Sam volslagen belachelijk heb gedragen, maar die tijden zijn voorbij, en ik neem me één ding plechtig voor. Dit keer zal het anders gaan. Nu duidelijk is dat hij me terug wil, is het niet te laat om weer enige mate van zelfrespect te krijgen.
Ik besluit dat het het beste is om me gewoon aan mijn dagelijkse ochtendbezigheden te wijden en niet de hele tijd naar mijn telefoon te staren, want iedereen weet dat een telefoon die in de gaten gehouden wordt, niet overgaat. Als toonbeeld van geduld en zelfbeheersing laat ik doelbewust mijn mobiel helemaal onder in mijn tas zitten in het halletje, en ga ik naar de keuken om met mijn dagelijkse taken te beginnen. Maar het vervelende is dat ik telkens iets laat vallen als ik een geluid hoor dat wel eens mijn mobiel kan zijn. Om 10.30 uur heb ik twee van die monsterlijke, perzikkleurige boterhambordjes van Joan laten kletteren (met klimopbladeren aan de randen, getver, getver, getver), toen ik zeker wist dat ik een sms’je hoorde binnenkomen, maar het een ijskarretje op straat bleek te zijn. Niet zo’n gekke vergissing: mijn ringtone en het liedje van de ijskar klinken vrijwel hetzelfde en zijn beide even irritant. Even later liet ik een porseleinen herderinnetje dat ik aan het afstoffen was aan diggelen vallen toen de voordeurbel ging. (Geen probleem, er staan hier namelijk zoveel herderinnen dat het wel een mini-Laura Ashley-expositie lijkt). Dat moet Sam wel zijn, kan niet anders, denk ik, terwijl ik me in de haast de deur te openen bijna aan het gangtafeltje spiets. Wie zou het anders moeten zijn? Het is een logische veronderstelling, gezien het feit dat je als buurtbewoner wel heel dapper moet zijn om bij de Woeste Diepten aan te bellen. Bij Het Huis Dat Geen Manieren Kent. Sam dacht waarschijnlijk dat hij zich door de telefoon niet goed zou kunnen uiten, al die diepe verontschuldigingen, overvloedige betuigingen van eeuwige liefde, je weet wel. Het is stukken beter om langs te komen en me te overladen met bloemen, champagne en noem maar op.
Maar als ik met de meest ‘verraste’ glimlach op mijn gezicht de deur openzwaai, is het Sam helemaal niet. Het is een jongen die lootjes probeert te verkopen ten bate van het plaatselijke sterfhuis. Ik ben enigszins teleurgesteld, maar zet me er snel weer overheen. De ochtend is nog lang. Ik moet reëel zijn, hij is pas gisteren terug in Ierland, ik moet hem even de tijd geven. Hij is vanmorgen vast regelrecht naar zijn kantoor gegaan om orde op zaken te stellen en bewaart ongetwijfeld het grote, romantische herenigingstafereel voor later op de dag.
Ik hoop maar dat Maggie op tijd van haar werk thuis is om het te zien, ha, ha.
Hoe dan ook, morgen om deze tijd ben ik waarschijnlijk naar Sams huis verhuisd met al mijn dozen en vuilniszakken, en lacht het leven me weer toe. Ik zal natuurlijk nog geen baan hebben, maar met hem aan mijn zijde is dat om de een of andere reden minder belangrijk. Het slapen op die bultige bank zal ik zeker niet missen, en Maggie met haar eeuwige kleinerende opmerkingen en Joan met haar stemmingswisselingen evenmin, maar ik denk dat ik Sharon, die veel zusjesachtiger blijkt te zijn dan ik me ooit had kunnen voorstellen, wel zal missen.
Weet je wat? Huishouden is een waardeloos idee. Ik ben veel te zenuwachtig om iets te doen, dus klop ik, om de tijd te doden, op Sharons slaapkamerdeur en ik tref haar vastgenageld aan het computerscherm aan, druk bezig op de NeverTooLateToMate-website. Ze heeft vandaag vrij en is blijkbaar van plan om de hele dag op haar kont voor de computer te zitten en te ‘knipogen’ naar leuke mannen.
Super. Ik had me geen betere afleiding kunnen bedenken. Bovendien geeft het me een zelfvoldaan gevoel om iemand anders in de wereld van romantiek en liefde wegwijs te maken, terwijl ik weet dat ík degene zal zijn die om deze tijd vanavond een vriend heeft.
‘Dit geloof je niet!’ gilt ze enthousiast voordat ik zelfs maar de kans heb te gaan zitten.
‘Ik heb ook nieuws voor jou, maar jij mag eerst.’
‘Ik ben er vannacht ongeveer vijf keer uit gegaan om te kijken of een leuke vent me gemaild had en wat denk je? Zeventien berichten tot nu toe! Zéventien! Ongelooflijk, hè? En ik ben niet eens de deur uit geweest om ze te ontmoeten, dat is nog het mooiste! Hoefde me niet in een corrigerende slip te persen of make-up op te smeren. Je bent een genie, Jessie Woods. Ik had me al jaren geleden voor zo’n datingsite moeten opgeven!’
Ze is nog steeds in haar pyjama en – het valt me onwillekeurig op – zo in de ban van het e-mailen dat ze zelfs niet naar beneden is gekomen voor haar gebruikelijke overgebleven-pizza-ontbijt.
‘Fantastisch!’ zeg ik, terwijl ik een stoel pak en naast haar neerplof. ‘Oké, laten we alle e-mails doornemen en de sukkels van de leukerds scheiden.’
‘Goed plan. Hé, moet je deze vent kijken, ik denk dat ik hem delete.’
‘Waarom?’
‘Ik kan hem toch niet mee naar huis nemen zolang Maggie hier woont? Je weet hoe ze is; haar favoriete hobby is gasten treiteren.’
‘Ik volg je niet.’
‘Kijk dan verdomme naar zijn foto. Die vent zit onder de blauwe plekken en heeft bijna geen tand meer in zijn mond; je kunt er donder op zeggen dat hij gevoelig is voor kritiek. Maggie zal zich natuurlijk helemaal op hem uitleven en uiteindelijk vliegt hij haar naar de keel.’
‘Oké, ik weet dat we iemand niet alleen op zijn foto moeten afwijzen, maar zijn profiel is ook niet “waanzinnig romantisch”, of wel soms?’
We lezen het samen en barsten in lachen uit.
‘STOCKY, 30, GESCHOREN HOOFD, HOUDT VAN HEAVY METAL, ZOEKT GELIJKGESTEMDE VOOR RAUWE, HETE PLEZIERTJES.’
‘De volgende ook maar deleten, hè?’
‘Wat is er mis met hem?’
‘In godsnaam, Jessie, hij lijkt wel de zoon van de Kerstman en zijn gebruikersnaam is Desperado.’
‘Laat zijn profiel eens zien.’
‘Hij is vierenzestig jaar, gescheiden en heeft vier kinderen. Hij rookt niet en zijn motto is “Haal me uit deze misère.” Bah. Zie je mij al als stiefmoeder? Met ma als lichtend voorbeeld?’
Ik kan het niet ontkennen dus laat ik haar Desperado deleten. Hoe dan ook, we weten nog een vol halfuur op deze manier te doden voordat het zelfs maar in mijn hoofd opkomt naar beneden te gaan om te kijken of ik sms’jes heb.
Maar tegen 11.00 uur begin ik een pietsie ongedurig te worden; ik ren naar beneden naar mijn tas, pak mijn telefoon eruit en hou hem bij me. Dat kan geen kwaad. Ik laat Sharon ook de krant van gisteren zien en vertel haar alles over deze nieuwste ontwikkeling in mijn liefdesleven, voornamelijk omdat ik oprecht hoop dat ze contact met me blijft houden als ik hier weg ben.
Haar reactie is aandoenlijk, ze kijkt echt een beetje teleurgesteld als ik haar vertel dat mijn dagen hier geteld zijn.
‘Dus, eh… je gaat weer naar hem terug?’
‘Nou, dat niet direct, maar ik weet zeker dat het een kwestie van tijd is. Hij zal vandaag wel bellen, misschien zo meteen al. Maar in de tussentijd wacht ik het rustig af, en dat is ook het beste voor jou.’
‘Waarom?’
‘O, Sharon, je hebt nog heel veel van me te leren,’ zeg ik glimlachend en een beetje belerend. ‘Weet je, het punt met mannen is dat ze je alleen maar waarderen als je een soort prijs voor ze bent. En prijzen moeten gewonnen worden. Ik raad je dus aan om hetzelfde te doen als ik. Stuur de mannen die je leuk vindt pas na minimaal vierentwintig uur een berichtje terug. Laat je niet kennen. Kijk naar mij en leer van de meester. Ik bedoel, je ziet mij toch ook niet de telefoon grijpen om Sam te bellen?’
‘Toen je hier pas was, deed je niet anders. Maggie en ik dachten dat je de hele tijd in jezelf aan het praten was, totdat Maggie erachter kwam dat je ongeveer tweehonderd berichten voor hem had achtergelaten. Jezus, je was net Sky News, om het uur was het weer zover.’
Oké, ik hoopte eigenlijk dat dit niet ter sprake zou komen.
‘Klopt, maar zo ben ik nu niet meer,’ kaats ik verdedigend terug. ‘Het gaat erom dat er momenten zijn waarop je een man achter je aan moet laten lopen, en dit is zo’n moment. Voor ons allebei. En als een vent ervoor kiest geen jacht op je te maken, blijf je vriendelijk en beleefd en ga je door met je leven. Kerels zat.’
‘Kan ik deze man niet even een berichtje sturen? Zijn profiel is zo grappig. Kijk, hij schrijft: “Vraag alsjeblieft niet naar mijn leeftijd; in hondenjaren ben ik al dood.” Bovendien is hij nu online.’
‘Sharon!’
Ik hou het verbazingwekkend goed uit en weet het zonder mijn telefoon te pakken tot 11.30 uur te rekken, maar dan denk ik, weet je, dit zou wel eens heel erg moeilijk voor Sam kunnen zijn. Hij is per slot van rekening niet iemand die makkelijk toegeeft dat hij fout is geweest, dus… Waarom zou ik hem niet een kort sms’je sturen? Gewoon om hem te laten weten dat ik aan hem denk, meer niet. Maar omdat ik niet wil dat Sharon het ziet, glip ik naar de badkamer en sms hem daar. Niets stiekems aan, ik heb gewoon wat privacy nodig.
Tegen lunchtijd is er nog geen antwoord. Dus sluip ik opnieuw naar de badkamer en stuur een tweede sms.
Weer geen antwoord.
Een paar minuten later loop ik weer naar de badkamer en sms opnieuw. Dan glip ik weer terug naar Sharons kamer en geef haar een lesje dat als een man in je geïnteresseerd is je helemaal niets hoeft te doen. Zij doen al het werk en vinden dat nog leuk ook. Ze wordt totaal in beslag genomen door het computerscherm en ik heb mijn mobiel in de zak van mijn ochtendjas, waardoor ik die zo om de twee minuten kan blijven checken.
‘Is er iets met je?’ vraagt ze na een poosje ongerust.
‘Nee, hoezo?’
‘Omdat je zo voor je uit zit te staren. Wil je me soms iets vertellen?’
‘Nee, ik moet… gewoon naar de wc. Ik heb gisteravond iets gegeten wat… verkeerd is gevallen. Dat is alles.’
Verdomme, ik kan beter maar een voicemail inspreken. Al dat sms-gedoe slaat nergens op. Wie A zegt moet ook B zeggen. Omdat hij niet opneemt, wacht ik op de piep om mijn boodschap in te spreken. Ik zit dus in de kleine badkamer, balancerend op de rand van het bad, een boodschap voor Sam in te spreken die zo lang is dat de pieptoon er een eind aan maakt, als plotseling de deur openvliegt.
‘Ik wist het! Je zit die Sam Hughes de hele tijd te bellen, hè?’ gilt Sharon, terwijl ze de telefoon uit mijn handen grist en het nummer checkt. ‘En ik maar advies van je aannemen, sukkel die ik ben!’ Ze is zo razend dat je zou denken dat ze me op het spuiten van heroïne heeft betrapt.
‘Je hoeft niet zo kwaad te worden…’
‘Waarom eigenlijk niet?’
‘Omdat… het voor mij anders ligt. Ik ben al twee jaar met hem, weet je, voor mij gelden er andere regels.’
‘Lazer toch op, Juffie Ik-zeg-dit-maar-doe-dat. Je bent niet goed bij je hoofd, jij. Mijn hemel, jij zou Heather Mills nog een lesje zelfmisleiding kunnen geven.’
Tegen 14.00 uur heb ik al mijn trots laten varen en acht keer gebeld, de sms’jes niet meegerekend. Ik heb ze niet geteld, dat deed Sharon. En nog steeds geen antwoord. Ik heb zelfs Eva geprobeerd te bellen, die nog steeds met Nathaniel in Spanje zit, maar surprise, surprise, ook zij nam niet op.
Om 14.10 uur heb ik mezelf ervan overtuigd dat Sam me natuurlijk na zijn werk belt. Dan gaat er een volgende alarmbel rinkelen. Terwijl ik in het kleine halletje heen en weer loop, zie ik mezelf plotseling in een van de vele spiegels die Joan daar opgehangen heeft. Mijn hemel, wat zie ik eruit! Sinds ik hier woon heb ik niet één keer de moeite genomen mezelf eens goed te bekijken. Ik zie er grauw en uitgeput uit en ik ben zo broodmager dat je zou denken dat ik niet meer dan een pak melk weeg. De kringen onder mijn ogen zijn pikzwart, alsof een peuter van twee me met een krijtje heeft bewerkt, en ik heb nog steeds dezelfde slonzige ochtendjas en pyjama aan waarin ik nu al weken leef, eet, drink en slaap. Begrijp me goed, ik heb ze heus wel een paar keer in de wasmachine gesmeten, maar ze zijn intussen zo aftands dat alleen een vogelverschrikker er misschien nog blij mee zou zijn. En dan mijn haar. De muisbruine uitgroei valt zo op dat ik er met afschuw naar sta te kijken. Het is zo lang geleden dat ik mijn eigen kleur heb gezien dat ik die helemaal vergeten was.
In blinde paniek stuif ik de trap op naar de badkamer, schiet mijn pyjama uit, zet de douche aan en duik eronder. Dan krijg ik plotseling nog een veel beter idee. Twee seconden later sta ik, gehuld in een handdoek en druipend van het water, op Sharons deur te bonzen.
‘Kom binnen.’ Ze is nog steeds zo verdiept in NeverTooLateToMate.com dat ze niet eens opkijkt.
‘Sharon, alarmfase 1! Kun je me wat geld lenen?’
‘Oprotten. Ik heb je al geld geleend voor je mobiele telefoon.’
‘Ik heb toch gezegd dat ik je dat zal terugbetalen zodra mijn nooduitkering binnenkomt. Ik heb nu echt wat geld nodig.’
‘Waarvoor?’
‘Om mijn uitgroei te verven. Nu. Vandaag. Kijk dan eens hoe ik eruitzie. Myra Hindley had nog fatsoenlijker haar. Ik vind het onbegrijpelijk dat je me er nog nooit op hebt gewezen dat ik er zo monsterlijk uitzie. Het is in zekere zin dus eigenlijk jouw fout. Je moet me wat geld lenen.’
Geen antwoord.
‘Kom op, Sharon, laat me niet zo bedelen!’
Ze kijkt op en ziet me halfnaakt in de deuropening staan op het Laura Ashley-bloemetjeskleed van Joan waarop zich rondom mij inmiddels een plas heeft gevormd.
‘Denk je met dat gestoorde hoofd van je nou echt dat Sam Hughes op weg is om je op te halen en je mee naar zijn landhuis te nemen?’
‘Ik denk dat niet alleen, ik weet het.’
‘Hoewel hij twintig telefoontjes negeert en geen enkele moeite voor je doet? Je leest één stompzinnig artikeltje uit zo’n flutblaadje van ma en je gedraagt je meteen als een halvegare.’
Goed. Dit verlangt een subtielere onderhandelingsmethode. ‘Als je nog een minuutje voor me hebt,’ zeg ik, en ik loop nonchalant naar haar computer en ga er met mijn druipende, natte arm boven hangen. ‘Als alles goed gaat heb je binnenkort een date met een betrouwbare, ongetrouwde man. Toch?’
‘Betrouwbaar en ongetrouwd betekent dat hij de Sharon-test doorstaat, ja.’
‘Laten we daar eens even bij stilstaan. Je wilt er voor die date natuurlijk op je best uitzien. Je wilt misschien zelfs wel gestyled worden.’
‘Als je soms denkt dat ik kledingadvies aanneem van iemand die de godganse dag in pyjama rondloopt, heb je het goed mis.’
‘Ik wil alleen maar zeggen, lieverd, dat ik de garage beneden vol designspullen heb liggen. Er zitten Gucci-handtassen bij. En een Hermès-sjaal.’
Ze kijkt op, wantrouwig.
‘Misschien heb je interesse in een Louis Vuitton-avondtasje, dat op dit moment beneden in een vuilniszak ligt.’
Nu verschijnt er een sprankje interesse in haar ogen.
‘Om nog maar te zwijgen van een hele koffer vol La Prairie-gezichtscrème. En Laura Mercier-foundation. En een berg Mac-make-up.’
‘Wat J-Lo gebruikt?’
‘Precies, ja. Je kunt het allemaal krijgen…’ – ik heb nu de toon van een marktverkoper te pakken – ‘…als ik een paar armzalige euro’s van je mag lenen.’
Ze zucht zo diep dat het bijna vanuit haar tenen komt als ze uitademt.
‘Goed dan. Hoeveel heb je nodig?’
Ik probeer mijn triomf te verbergen. ‘Oké, eens even denken, knippen, verven en föhnen… Tweeënhalf moet genoeg zijn. Of maak er maar drie van, iets extra’s voor een fooitje.’
‘Drie euro? Die kun je ook wel uit het blikje met kleingeld pakken dat in de keuken staat, troela.’
‘Ehh… ik bedoel driehónderd euro.’
Even denk ik dat ze op het punt staat een aneurysma te krijgen.
‘Driehonderd euro om je haar te laten doen? Lieve help, Jessie, dat zou Cheryl Cole nog niet eens neertellen, en zij heeft extensions!’
‘Je begrijpt het niet. Ik ga al jaren naar Chez Pierre, hij is echt een kunstenaar, hij begrijpt dat mijn haar…’
‘Is die driehonderd euro inclusief een retourvlucht Frankrijk? Daar zit die Pierre-eikel toch?’
‘Ehh… nee, zijn kapsalon is in Dawson Street,’ zeg ik met een piepstemmetje.
‘Vind je het gek dat je zo diep in de financiële puree bent geraakt?’
Uiteindelijk geeft ze me met tegenzin € 15 en ren ik naar de supermarkt om Nice and Easy-haarverf, champagneblond, te kopen. En daarvoor heb ik haar mijn hele La Prairie-starter-kit van zo’n € 200 beloofd, niet bepaald een slimme ruil. Om halfvijf ben ik gedoucht, gescrubd, opgemaakt en heb ik mijn DVB-jeans aan met een topje dat Sam altijd zo mooi vond. Ik moet alleen nog de verf uit mijn haar spoelen.
‘Een kind van vijf kan met Nice and Easy overweg,’ verzekert Sharon me, terwijl ze naast me in de badkamer staat en met de La Prairie-spulletjes speelt die ze net heeft buitgemaakt. Als een kind op kerstochtend dat alleen maar oog heeft voor zijn cadeautjes. ‘Ongelooflijk, joh,’ zegt ze, met haar gezicht tegen de badkamerspiegel gedrukt, ‘deze concealer is verdomd goed. Je ziet mijn acnelittekens amper meer. Oké, Jessie, spoel je haar maar uit, de tijd is allang om. Je zult er geweldig uitzien en hebt ook nog een vermogen uitgespaard.’
Ze heeft helemaal gelijk, denk ik, terwijl ik mijn hoofd onder de douchekop hou. Denk eens aan al het geld dat ik al die jaren had kunnen uitsparen door zelf mijn haar te verven!
En het is zo makkelijk. Ik heb Sharons instructies nauwgezet opgevolgd. Een fluitje van een cent. Voor de badkamerspiegel wrijf ik mijn haar met een handdoek droog, klaar om door het resultaat verblind te worden.
Het is ongelooflijk, maar mijn haar is oranje. Feloranje. Als een poppenkastpop. Niet rood, niet rossig, nee… oranje. Stel je het meest afgrijselijke oranje voor, en dan is mijn haar nog een graadje erger. Ik zie er nog meer uit als een wortel dan Mick Hucknall. Of prins Harry.
Ik staar als door de bliksem getroffen in de spiegel, mijn mond in een perfecte ‘o’.
‘Leuk wel voor de verandering, hè?’ zegt Sharon hoopvol.
‘Sharon. Ik sta op het punt om eindelijk herenigd te worden met mijn vriend en ik zie eruit als Beaker uit die onzalige Muppet Show. En dat is verdomme jouw schuld!’
‘Je had het niet zo lang moeten laten intrekken,’ zegt ze, de zijkant van de verpakking lezend.
‘Lees je die gebruiksaanwijzing nú pas?’
Het kost me een spiksplinternieuwe pot Crème de la Mer om haar over te halen een kleur te kopen die het oranje moet bedekken. Of een tuinschaar om mijn haar af te knippen. Ik had voor het bedrag van al die dure spullen die ik haar heb gegeven drie bezoeken aan Chez Pierre kunnen brengen, dus dit hele geintje heeft me uiteindelijk toch nog een smak geld gekost.
Twee uur en een verfbeurt later is mijn oranje haar een paar tinten lichter. Het is nog steeds rossig, maar ik kan er nu in elk geval mee over straat zonder dat mensen denken dat er een pylon op mijn hoofd zit.
‘Nicole Kidman-achtig,’ zegt Sharon goedkeurend knikkend, terwijl ze uit schuldgevoel mijn haar föhnt. ‘Rossig blond staat je goed. En er zit nog een ander voordeel aan.’
Bij wijze van antwoord werp ik een blik in de spiegel; ik ben nog steeds laaiend op haar dat ze de gebruiksaanwijzing niet heeft gelezen.
‘Niemand herkent je met zulk haar. Komt toch goed uit?’
Tegen halfzeven heb ik de haarcrisis doorstaan. Ik probeer Sams kantoor te bellen en ik krijg Margaret, zijn arrogante secretaresse, aan de lijn. ‘Nee,’ zegt ze opgewekt, ‘meneer Hughes is de hele middag in vergadering en kan niet gestoord worden.’ Haar standaard ‘val me niet lastig’-zin. Ik laat weer een boodschap achter en zweer dat ik iets van triomf in die bitch haar stem hoor als ze zegt dat ze die met alle genoegen zal doorgeven. Maar de onderliggende tekst is helder; je kunt wachten tot je een ons weegt voordat hij naar jou teruggaat, meissie. Margaret kan de pot op. Kennelijk heeft ze de krant van gisteravond niet gelezen en geen idee van de laatste ontwikkelingen. Als ik bij Sam terug ben, vliegt zij eruit en belandt ze met een beetje geluk in dezelfde uitkeringsrij als waarin ik heb staan lijden.
Het is kwart voor zes en mijn zenuwen beginnen me nu parten te spelen. Om de paar seconden check ik mijn mobiel, maar helaas. Om deze tijd is zowel Maggie als Joan thuis van hun werk; Maggie staat in de keuken en ik hoor Joan haar tas beneden op het gangtafeltje neersmijten, waardoor de porseleinen beeldjes rammelen. Kennelijk is ze dus in een slecht humeur. Dan krijg ik vanuit de diepten van mijn groeiende hysterie plotseling… een brainwave! Waar om zou ik mezelf nog langer kwellen met wachten? Ik zou Joans auto kunnen lenen, naar Sams huis rijden en hem daar kunnen opwachten. Super! Wat ben ik toch een sukkel. Want waar hij ook uithangt, ooit zal hij wel weer naar huis gaan!
Maar mijn snode plannetje is helemaal afhankelijk van Joans bereidheid mij haar auto te lenen omdat Sams huis in Kildare staat, en dat is kilometers ver weg. Zelfs als ik met de bus naar het dorp Kildare zou gaan, is het nog vijfentwintig kilometer wandelen. En omdat een taxi toch gauw zo’n € 200 kost, wat ik natuurlijk niet heb.
‘Hé hallo, Joan, hoe is het? Wauw, wat zie je er vandaag fantastisch uit. Leuk… ehhh… broekpak. Heel… Jackie O-achtig,’ zeg ik glimlachend als ik naar beneden loop, de zachte, fluwelenhandschoenen-aanpak proberend.
‘Christene zielen, Jessica, wat heb je in hemelsnaam met je haar gedaan? Je lijkt Bianca uit EastEnders wel.’
‘Ja, het is een beetje misgegaan met een thuiskleuring…’
‘Dat zie ik, ja,’ zegt ze, terwijl ze me een blik toewerpt die kwik zou doen bevriezen. ‘Je hebt dus de hele dag met je haar zitten klungelen in plaats van de takenlijst die ik je heb gegeven af te werken? Het ontbijtporselein is nog niet eens afgewassen. Bovendien is een van mijn Lladro-beeldjes op mysterieuze wijze verdwenen. Je draagt niets bij aan het huishouden, Jessica, en dat pik ik niet.’
Jezus, Joan met haar achterlijke beeldjes. Het zou me niets verbazen als ze bijhoudt waar ze allemaal in huis staan.
‘Ik kan je uitleggen wat er met dat beeldje is gebeurd, echt, maar ik zou nu graag je auto willen lenen… Er is sprake van een noodsituatie.’
‘Mijn auto lenen? Madam Woods, nu moet je eens even goed luisteren. Om de buren te mijden ga je voortdurend met mijn auto naar de supermarkt, maar je hebt er nog niet één druppel benzine in gegooid.’
‘Ik weet het. Het spijt me, zodra mijn…’
‘Ja, ja, zodra je nooduitkering binnenkomt. Je bent net een grammofoonplaat die blijft steken. Je zou haast denken dat je de loterij gewonnen hebt, zoals je er maar over door blijft gaan. Mag ik je eraan herinneren dat het gewoon maar een uitkering is?’
‘Alsjeblieft, Joan, alleen vanavond, je krijgt het benzinegeld echt terug.’
‘Geen haar op mijn hoofd. Trouwens, ik heb vanavond mijn muzieksoiree.’
‘Met muzieksoiree bedoelt ze liedjes kwelen in de Swiss Cottage,’ grauwt Sharon, terwijl ze de trap af schommelt en langs ons heen naar de keuken waggelt. ‘De waard heeft een piano in de achterkamer laten zetten en de laatste keer dat ma ging zingen is hij gevlucht.’
‘We oefenen voor een uitvoering van The Mikado, als je het wilt weten,’ kaatst Joan terug. ‘Moet je trouwens eens zien hoe je erbij loopt! Op dit uur van de dag nog in nachtkleding, het is echt een schande.’
‘Bemoei je er niet mee, het is mijn vrije dag.’
‘Zou je je wat die auto betreft niet… een beetje… flexibel op kunnen stellen, Joan?’ vraag ik in een laatste wanhopige poging haar over te halen.
‘Wek ik de indruk dat ik flexibel ben? Ik wil er geen woord meer over horen, de zaak is gesloten,’ snauwt ze, naar boven lopend. ‘En wanneer ik straks beneden kom, moet die keuken opgeruimd zijn.’ Ze kijkt me dreigend aan, en om haar punt duidelijk te maken grist ze haar autosleutels van het gangtafeltje en neemt ze mee naar boven.
Balen. Ik wil haar naroepen dat ze ook haar bezemsteel kan gebruiken als ze vanavond uitgaat. Het frustrerende is dat ze vanochtend nog in een opperbest humeur was. Als ik haar toen mijn situatie had uitgelegd, had ze misschien zelfs aangeboden me te rijden, zodat ze het interieur van Sams huis even goed zou kunnen bekijken. Maar dan zie ik vanuit mijn ooghoek, onder een stapel onbetaalde rekeningen, iets glinsteren. De sleutels van Maggies kleine Fiat Uno.
En wat denk je, het geluk is weer met me. Twee seconden later sta ik in de keuken waar zij restjes kip tikka masala eet die ze in de magnetron heeft opgewarmd, terwijl Sharon de collectie afhaalmenu’s doorneemt om iets te kiezen voor het avondeten. Briljante timing. Perfect. Ik had het niet beter kunnen plannen. Maggie is altijd op haar best als ze net gegeten heeft. Een beetje zoals een nijlpaard.
‘Maggie, kan ik je even spreken?’
Ze kijkt me verbaasd aan en reageert, hoe kan het ook anders, met een hatelijkheid. ‘Als je met me wilt communiceren, Cinderella Rockefeller, dan raad ik je aan een post-itbriefje op de koelkast te plakken. Trouwens, was dat haar de bedoeling?’
‘Ha, ha, HA!’ Ik forceer een lach in een poging haar voor me te winnen. ‘Je bent zo droog en gevat, heb je ooit overwogen stand-upcomedian te worden?’
‘Helemaal geen gek idee, Mags,’ zegt Sharon met haar mond vol. ‘Je zegt altijd dat stand-upcomedy je zo leuk lijkt. Je zou er geweldig in zijn, de nieuwe Jo Brand!’
‘Ik beledig je,’ zegt Maggie terwijl ze haar armen vouwt en zich langzaam omdraait om me aan te kijken, ‘en dan geef jij me een compliment. Hmm… moet je iets van me?’
‘Ik heb je auto nodig. Alsjeblieft? Het is maar voor een paar uur. In ruil zal ik…’ Ik wilde zeggen: ‘… de komende maand al je was doen en je kamer opruimen,’ maar dat doe ik sowieso al. ‘Ik zal het op de een of andere manier goedmaken, Maggie. Ik beloof het je.’
Ze gaat achterover zitten, kijkt me met een harde blik aan, en een fractie van een seconde bedenk ik hoe afschuwelijk het moet zijn als je haar toegewezen krijgt voor een belastingcontrole.
‘Ik heb duizend-en-een redenen om nee te zeggen,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Wil je dat ik ze een voor een opsom, zodat je zelf je favoriet kunt kiezen?’
‘Weet je wat het mooie is?’ vraagt Sharon giechelend en niet echt loyaal naar mij. ‘Ze wil je auto alleen om Sam Hughes’ huis te bespieden. Dat is toch van de gekke? Ik zou voor de gein bijna met je meegaan, Jessie, maar er is Coronation Street vanavond en daar kijk ik al de hele dag naar uit.’
Dan gaat de voordeurbel, en we staren elkaar geschrokken aan. Er belt hier nooit iemand aan. Niemand. Alleen mensen die ons niet kennen.
‘Jij moet opendoen,’ gebieden ze me in koor.
‘Als het iemand voor een van ons is,’ vervolgt Sharon, ‘zijn we er niet. Welke oen belt er nu woensdagavond aan? Iedereen weet toch dat dan Corrie op tv is?’
Ik ren door de gang, laathetalsjeblieftSamzijnlaathetalsjeblieftSamzijn mompelend. Maar als ik de deur openzwaai, is het hem niet. Het is een belachelijk lang figuur in een witlinnen overhemd en een zwartleren jack van ongeveer begin dertig. Hij heeft lichtblond haar en is zo mager als een lat. Hij staat op de stoep met een keurig bosje in cellofaan verpakte chrysanten en anjers in zijn hand. Hij komt me vaag bekend voor. Ik neem hem langzaam op, alsof hij een buitenlander is van wie ik het accent niet goed kan thuisbrengen. Hij kijkt me hoopvol, verwachtingsvol aan. Alsof ik hoor te weten wie hij is.
‘Eh… het spijt me, maar ik denk dat je verkeerd bent,’ zeg ik zo beleefd mogelijk, voor zover ik dat kan nu ik midden in een emotionele crisis zit. Een logische gedachte, want kom op, wie zou er hier nou met bloemen aanbellen?
‘Jessie? Herken je me niet?’
Ik kijk hem vluchtig aan en heel even zie ik iets bekends in die lichtblauwe ogen, maar ik zou niet weten waar ik hem van ken.
‘Ik ben Steve,’ zegt hij, en hij klinkt enigszins teleurgesteld. ‘Heeft Joan niet verteld dat ik langs zou komen?’
Steve, Steve, Steve…?
O verrek, ik kan het niet geloven. ‘Ben je Steve Háyes?’
‘De enige echte,’ antwoordt hij, opgelucht glimlachend.
Mijn god, Hannahs grote broer. Vaag herinner ik me dat Joan laatst zei dat ze Steve tegen het lijf was gelopen en dat hij had beloofd langs te komen, maar met al die toestanden aan mijn hoofd was ik dat helemaal vergeten.
‘Hannah woont tegenwoordig een paar straten verderop, weet je,’ zegt hij met een stralend gezicht, terwijl er van jaren her een andere eigenschap van hem bij me komt bovendrijven. Ik was vergeten dat hij zo’n type is dat altijd positief/vrolijk/het glas halfvol/gelijkmoedig is. God, geen wonder dat Maggie en Sharon hem altijd zaten te treiteren. ‘Ze heeft pas weer een baby gekregen, nummer twee. Gek, hè?’ zegt hij, schalks grijnzend. ‘Ik heb vaak het gevoel dat we zelf nog kinderen zijn.’
‘Ja! Ja, idioot gewoon. Goh… wat ben je… ehh… veranderd, Steve. Ik had je bijna niet herkend!’ Het is de waarheid. De laatste keer dat ik hem zag was ik amper eenentwintig, net voordat ik mijn eerste baan bij Channel Six kreeg. Zijn haar was toen veel blonder, en hij droeg toen altijd een rond brilletje met jampotglazen. Grappig hoe de tussenliggende jaren hem hebben veranderd; hij is gegroeid, niet zozeer in lengte als wel in postuur. De Steve van vroeger was nogal klungelig en onzeker, maar de Steve die nu voor me staat is een man. En nog leuk om te zien ook.
‘O ja, deze zijn voor jou, trouwens,’ zegt hij glimlachend, terwijl hij de bloemen onhandig in mijn handen duwt. ‘Om je in de buurt te verwelkomen en te laten weten dat ik het rot vind wat er op je werk gebeurd is. Leuk trouwens, je haar. Je ziet er heel anders uit dan op tv. Heel… hoe moet ik het zeggen… ja, ik weet het: heel Nicole Kidman-achtig.’
Ik lach zenuwachtig, terwijl ik bedenk hoe ik in godsnaam van hem af moet komen. Sorry, ik bedoel het niet gemeen, maar gezellige ontmoetingen met oude bekenden staan niet op de agenda voor vanavond.
‘Ik ben trouwens blij dat jij opendeed,’ zegt hij, zijn idioot lange gestalte beslaat bijna de hele deuropening. ‘Niet Maggie of Sharon, bedoel ik. Als ze me hier met bloemen zagen aankomen, zouden ze me afmaken. Tenzij ze intussen veranderd zijn,’ voegt hij er knipogend aan toe.
Ik luister maar half, mijn gedachten tollen, maar dan vang ik de woorden Maggie en Sharon op. Ik bekijk hem plotseling vol interesse terwijl zich in mijn achterhoofd een plan vormt. Perfect. Een afleidingsmanoeuvre. Had het niet mooier kunnen bedenken.
‘Ja… weet je, ze zitten allebei binnen… en, weet je wat? Ze zouden het heel erg vervelend vinden als je ze niet even gedag zegt. Kom verder!’
‘Jessie,’ sist hij, terwijl er paniek in zijn stem doorklinkt, ‘je begrijpt het niet, ik kom hier voor jou.’
Maar ik ga er niet op in. Ik wil een afleidingsmanoeuvre creëren en er stiekem vandoor gaan. Niet erg aardig van me, ik weet het, maar het dient een hoger doel. Trouwens, ik kan later altijd nog mijn excuses aanbieden.
‘Loop maar door naar de keuken,’ roep ik vrolijk, ‘en zeg maar tegen ze dat ik zo terugkom!’
Dertig seconden later heb ik Maggies autosleuteltjes gepakt, zit ik in de auto en rij ik achteruit de garage uit. Ik ben bijna… bijna veilig. als plotseling Maggie en Sharon zich als twee exploderende projectielen op de motorkap storten, Maggies mond als in een stomme film bevroren in een uitdrukking van afgrijzen. Ik ben gedwongen te remmen of over hen heen te rijden, en rem dus; maar voordat ik de weg op schiet, verlies ik twee kritieke seconden omdat ik de versnellingspook van Maggies auto niet direct snap.
Het zijn twee seconden te veel.
Het volgende moment zitten die twee bij me in de auto, hijgend en puffend en stinkend naar de curry.
‘Halfgare bítch!’ schreeuwt Maggie vanaf de achterbank, terwijl ze een pluk haar van me vastgrijpt. ‘Stoppen of ik vermoord je!’
‘Laat mijn haar los, of ik rij die verdomde auto van je te pletter.’
Zonder commentaar doet ze wat ik zeg.
‘Ik stop niet. We gaan een ritje maken.’
Ze hebben het maar te pikken. Ik zit per slot van rekening achter het stuur.
Zo, nu ben ik dus op weg naar een romantisch weerzien met mijn ex in zijn vorstelijke landhuis op het platteland. Maar ik had nooit gedacht dat Laurel en Hardy me op deze rit zouden vergezellen.