Twaalf

Ik heb goed nieuws en slecht nieuws te melden. Eerst het goede: ik slaap thuis niet langer op de bank. Ik weet het, het is een wonder. Sharon kreeg in een vlaag van ruimhartigheid medelijden met me, waarvoor ik haar eeuwig dankbaar zal zijn, en zei dat ik voortaan op een geïmproviseerd opklapbed in haar kamer mag slapen. En dat is heel wat beter dan op die door achterwerken ingedeukte bank, kan ik je vertellen.

We zijn maatjes geworden, Sharon en ik. Zij heeft mij geholpen en ik haar. Elke vrije minuut die we hebben zoeken we op internet geschikte mannen voor haar en scheiden we de LOTO’s (Leukerds Om Te Ontmoeten) van de LME’s (Lijken Me Engerds). ’s Nachts liggen we te giechelen en te keten, en we kletsen over mannen en de gekke e-mails die ze heeft gekregen, totdat Joan op de slaapkamerdeur timmert en zegt dat we stil moeten zijn omdat we haar uit haar slaap houden.

Het is alsof we weer tieners zijn, maar dan zonder huiswerk/puistjes/wanhopige verliefdheden op jongens uit een band/onbereikbare types op school. Ik zweer je, dit is in meerdere opzichten goed voor me. Om te beginnen doet het mijn geloof herleven dat er in elk geval in de digitale wereld liefde en romantiek bestaan. En elk gespreksonderwerp dat me van die andere kwestie afleidt is meer dan welkom, toch? We zijn hier in huis tot de stilzwijgende afspraak gekomen een ijzeren sluier te trekken over die gruwelijke gebeurtenis in april en de unanieme gêne over mijn aanstellerij. Zelfs Maggie, koningin der schimpscheuten, heeft me met rust gelaten en niet gepest. Dat wil zeggen, niet met het onderwerp Hij Van Wie De Naam Voor Eeuwig Onuitgesproken Blijft. Wat alle overige onderwerpen betreft is ze dezelfde als altijd; een gemeen kreng dat me al kan wurgen als ik alleen al vanuit mijn ooghoek naar haar kijk.

Na bovengenoemde gebeurtenis heeft Sharon me in onbedekte termen gezegd dat het mislukken van het grote romantische gebaar dat ik heb gemaakt bewijst dat haar theorie klopt. Namelijk dat Sam een klootzak zonder kloten is. Bovendien denkt ze dat zijn gedrag ten aanzien van mij op die afschuwelijke avond precies de elektrische-schokbehandeling was die ik nodig had om me in de realiteit terug te brengen. Vanaf die avond is ze ook begonnen mijn gedrag in de gaten te houden; ze heeft mijn mobieltje uit mijn tas gepikt, Sams nummer gewist en de foto gedeletet van hem en mij samen op vakantie aan de Caribische Zee die ik als screensaver gebruikte. Ze bedoelde het goed, maar verspilde haar tijd, want vanaf de dag dat hij me zijn nummer heeft gegeven ken ik het uit mijn hoofd.

’s Avonds in bed probeert ze me vaak met allerlei wilde, idiote wraakfantasieën aan het lachen te krijgen. Dat hij sinds we hebben gebroken aan de drugs is en er twee mille per dag doorheen jaagt om zijn verslaving te onderhouden is een speciale favoriet.

‘Wacht, ik weet nog een goeie,’ riep Sharon enthousiast op een avond terwijl ze al rokend naar het plafond lag te staren en ik een van haar Danielle Steel-romans probeerde te lezen. ‘Heb je er ooit aan gedacht dat hij gay is en het nu pas beseft? Dat heb ik eerder gezien, weet je. Zo’n rokkenjager die de ene vriendin na de andere verslijt en er dan opeens met een of ander broodmager David Furnish-typetje vandoor gaat.’

‘Waar heb je dat eerder gezien?’

Ik denk: misschien iemand uit de straat? Een of andere sappige buurtroddel die ik niet ken?

‘Bij EastEnders. Sorry, ik had het niet over de werkelijkheid. Denk je trouwens dat ik voor mannen aantrekkelijker ben als ik mijn naam zou veranderen?’

‘In wat?’

‘Shazwanda.’

‘Ehhh… nee. Absoluut niet. Nou, welterusten… Shazwanda.’

Liefdesverdriet, heb ik ontdekt, is eigenlijk net zoiets als de mazelen; hoe ouder je bent als je het krijgt, hoe erger het is. Maar nu het genezingsproces is begonnen ben ik in staat om in mijn rustigere, kalmere momenten en met de kennis die ik nu heb de volgende redenering te accepteren: als Sam mij zo makkelijk uit zijn leven kan wegbonjouren, leek onze relatie sowieso op het communisme; in theorie goed, maar in de praktijk waardeloos. Hij kende al mijn gedaanteveranderingen, van eenvoudig manusje-van-alles bij Channel Six en weervrouw tot volleerd tv-presentatrice. Maar de gedaanteverandering waar hij niet mee overweg kon was de werkeloze loser. Wat, als je erover nadenkt, meer over hem zegt dan over mij. En dat ik de hele tijd contact met hem zocht was, om Sharons metafoor te gebruiken, net zoiets als haar relatie met Pot Noodles. Op de korte termijn onweerstaanbaar, uiterst bevredigend en bijna onmogelijk te weigeren, maar naderhand ben je gegarandeerd kotsmisselijk en heb je een nog grotere hekel aan jezelf omdat je je niet hebt kunnen beheersen. Sharon is dol op alle metaforen die met eten te maken hebben.

Goed, ik ben dus gestopt. Ik bel niet meer en ben niet meer voortdurend aan het sms’en. Ik lees zelfs geen kranten omdat er roddels over hem in kunnen staan. Als een alcoholist die zijn verslaving aan het overwinnen is, leef ik met de dag. Ik heb nu al bijna zeventig dagen geen contact meer met hem gezocht en ik vind dat een ongelooflijke prestatie van mezelf.

Er is niet echt veel positiefs te melden wat Sharons liefdesleven betreft. Na een intensieve websitespeurtocht en veel voorzichtige begeleiding van mij heeft ze uiteindelijk uit alle mannen met wie ze regelmatig e-mailde één man gekozen. Hij heette Dave en werkte in de IT: vijfendertig, gescheiden, geen kinderen. Hij zag er op de foto leuk uit, voor zover je dat kon zien want de foto was van een behoorlijke afstand genomen. Het enige minpuntje was dat hij zich in een nachtelijke e-mail aan Sharon had laten ontvallen dat hij vond dat ze wel erg veel tv-keek, terwijl hij iemand was die het echte leven een stuk interessanter vond. Een kardinale fout. Het heeft me een paar uur gekost om haar ervan te overtuigen dat dit een heel normale opvatting is en hij er echt niet alleen in staat. Maar goed, op een gegeven moment e-mailden ze elkaar dagelijks, soms zelfs meerdere keren per dag en toen het uiteindelijk zover was dat ze elkaar zouden ontmoeten, was ze helemaal door het dolle. Ze had het plan opgevat om af te spreken in een duur restaurant in de stad; een heuse, volwassen afspraak die met een beetje geluk aan het eind van de avond zou uitmonden in een potje zoenen.

Geen goed idee, zei ik, ook al vond ik het vervelend om advocaat van de duivel te spelen, maar ervan overtuigd dat ik geen keus had. Je komt online veel van iemand te weten, maar je kunt niet inschatten of de mysterieuze ‘vonk’ ook in het echt overslaat. Stel dat je na vijf minuten al weet dat je hem niet leuk vindt. Wat dan? Je verveelt je kapot, en hebt ook nog een etentje van twee uur voor de boeg dat je je week-salaris kost. Of nog erger, ik vond het echt vreselijk om te zeggen, maar iemand moest het doen: stel dat hij niet op komt dagen en je daar in je eentje met een glas kraanwater in zo’n kakkerig restaurant laat zitten? Nee, je kunt de eerste keer veel beter in een koffiebar afspreken. Dat duurt niet langer dan een halfuur, en als het klikt maken jullie gewoon een nieuwe afspraak. En als het niet klikt, kost het niet meer dan een halfuurtje en een americano.

‘En er zit nog een ander voordeel aan een koffieafspraak,’ voeg ik er zelfgenoegzaam aan toe.

‘Namelijk?’

‘Je kunt heel veel afleiden uit de manier waarop een man drinkt. Als hij bijvoorbeeld op zijn koffie blaast om het af te laten koelen, is de kans groot dat hij in bed overdreven voorzichtig is. En als hij slurpt kun je er donder op zeggen dat hij nat zoent.’

‘Jemig, je zou je brood hiermee kunnen verdienen.’

Voor we het wisten moest Sharon van alles gaan regelen om zich op de grote avond voor te bereiden. Ik nam haar uiterlijk voor mijn rekening, iets wat ik al heel lang dolgraag wilde, en ik kreeg haar zelfs zover dat ze een afspraak met die kapsalon van Joan maakte om iets aan dat vreselijke haar te laten doen. En alsof dat nog niet genoeg was, trok ik alle overtollige haren uit haar wenkbrauwen en kon ik haar er zelfs toe overhalen dat ik haar snor onder handen mocht nemen, na veel gemopper over hoe pijnlijk dat zou zijn. Ze had zichzelf op een nieuwe spijkerbroek getrakteerd en achter in Joans kledingkast vond ik een Whistles-twinsetje dat haar perfect paste. Daarna doorzochten we samen mijn spullen in de garage en vonden voor haar een van mijn Birkin-tassen, nepoorbellen en een ketting.

Het resultaat? Een complete transformatie.

Maggies commentaar? ‘Ik vind dat je meer accessoires nodig hebt. Een pooier en een lantaarnpaal, bijvoorbeeld.’ Toen Sharon de kamer uit was, wendde Maggie zich tot mij en grauwde, grauwde, dat als er iets met Sharon zou gebeuren ze mij daarvoor verantwoordelijk hield. Ik begon me te verdedigen, mompelde iets over dat het beter is de liefde gekend te hebben en te verliezen dan niet te weten wat liefde is (komt door de Danielle Steels die ik lees), maar Maggies antwoord was: ‘Alsjeblieft zeg. Kijk nou eens hoe je haar de deur laat uit gaan. Waarom zet je haar niet meteen in hotpants bij de haven af?’

Ik vertelde Sharon niets over deze woordenwisseling, maar herinnerde mezelf er in stilte aan dat mensen nu eenmaal altijd hun maatschappelijke status aan anderen willen spiegelen om zich goed te voelen. Wat de enige reden kan zijn waarom Maggie zich zo bedreigd voelde door dit alles. Ze is single en wil dat het hele huis haar gezelschap houdt.

Maar Joan vond het allemaal geweldig. Ik denk dat de gedachte dat een van haar dochters een afspraakje had haar misschien zelfs in een goed humeur bracht. Het enige probleem was dat veel van haar goedbedoelde adviezen lijnrecht tegen die van mij in gingen. Ik adviseerde Sharon bijvoorbeeld gevat en hartelijk te zijn maar toch enige reserve te houden; het kan immers geen kwaad een beetje geheimzinnig tegen heren te doen. Terwijl Joan zei: ‘Laat vooral duidelijk blijken dat je beschikbaar bent en bedenk dat je zo’n twaalf jaar hebt drooggestaan, dus ik zou zeggen: pak wat je pakken kan.’

Ook raadde ik Sharon aan de tijd goed in de gaten te houden en na ongeveer veertig minuten te doen alsof ze weg moest, dat ze nog een ontzettend belangrijke afspraak had. Dit is gebaseerd op het showbizzprincipe dat het altijd goed is de ander naar meer te laten verlangen. Maar Joan zei dat ze hem best mee naar huis kon nemen. Dan kon zij hem ook goed bekijken, en als hij wilde blijven slapen zou ze de volgende ochtend een compleet Engels ontbijt voor hem klaarmaken.

‘Jezus, zie je het voor je?’ fluisterde Sharon toen we naar de deur liepen. ‘Dat ik die arme ziel voor het eerst mee naar huis neem en dat ma ons zit op te wachten? Je weet hoe ze is; hoe aardiger ze tegen hem doet, hoe meer ze hem zou afschrikken. Als een soort reusachtige dating-vogelverschrikker.’

Ik leende Joans auto en zette Sharon af bij Starbucks in Dame Street, midden in het centrum van de stad; zij bibberend als een juffershondje van de zenuwen en ik helemaal opgaand in mijn rol als relatiegoeroe. Ik verzekerde haar dat ik in mijn leven heel wat mensen op relatiegebied gecoacht heb en dat het allemaal goed afgelopen is.

Ik hoopte zo dat het iets zou worden, maar… helaas. Ik was nog niet terug in Whitehall of mijn telefoon ging. Sharon, in tranen, wilde opgehaald worden. Als hij nou niet op was komen dagen was het niet zo erg geweest, maar wat er gebeurde was veel, veel erger. De man kwam binnen, sloeg een blik op Sharon en zei dat hij vergeten was de parkeerautomaat bij te vullen. Hij kwam nooit meer terug, de schoft.

‘Ik heb me nog nooit van mijn leven zo vernederd gevoeld,’ snikte ze al rokend toen we naar huis reden. ‘En ik gril verdomme hamburgers voor de kost. Het was alsof zijn lippen “nee” zeiden en zijn ogen “lees mijn lippen”. Nietige eikel.’

Goed beschouwd is het nu dus één-nul voor Maggie.

De ruzie die avond zal ik nooit vergeten. Voornamelijk vanwege het uitzonderlijke feit dat ik er nu eens niet bij betrokken was. Ik was heel onschuldig de afwasmachine aan het inruimen toen ik Maggie tegen Sharon tekeer hoorde gaan, een hoogst ongebruikelijk fenomeen. ‘Zie je nou wel? Dat gebeurt er nou als je beste vriendinnen wordt met zo’n trut als Cinderella Rockefeller. Wedden dat zij zich rot lacht? Ze dost je uit als een of andere malloot voor die vent, maar hij heeft je nog niet gezien of hij neemt al de benen.’

‘Hou Jessie erbuiten, wil je? Zij kan er niks aan doen. Bemoei je er niet mee en laat haar met rust!’

‘Het verbaast me niks dat je het voor haar opneemt. Jullie zijn wel dikke maatjes tegenwoordig, hè? Slapen in dezelfde slaapkamer, lekker roddelen en kletsen en internet afspeuren naar sukkels voor wie je hard weggerend zou zijn als je ze gewoon in de kroeg tegenkwam. Ze bespeelt je als een viool, en je hebt het niet eens door. Ze heeft zich in je leven gewurmd, alleen maar om te krijgen wat ze zelf wil. En ze heeft nog succes ook; ze heeft je zover gekregen dat je je kamer met haar deelt en nu heeft ze het zelfs voor elkaar dat wij elkaar naar de keel vliegen.’

‘Weet je, Maggie,’ zegt Sharon, en ze klinkt sterker dan ooit. ‘Toen Jessie hier kwam wonen, hebben we haar opzettelijk de goorste klusjes laten doen. En zij heeft het allemaal gedaan en nooit gemopperd of geklaagd. Nooit.’

‘Alsjeblieft zeg, Jessie Woods en huishoudelijk werk zijn twee absoluut onverenigbare zaken.’

‘Je zou jezelf eens moeten horen! Je moet verdomme eens ophouden met haar altijd zo af te kraken! En je moet ook eens kappen met op mij te katten! Ik ben het zat om alleen te…’

‘Je bent niet alleen…’

‘Ik ben het spuugzat om eeuwig en altijd voor de tv te zitten en al helemaal om alleen te zijn. Ik ben verdomme tweeendertig, en ma heeft een leuker sociaal leven dan wij. Ik wil niet dat jij en ik eindigen als twee gestoorde ouwe wijven die uitgejouwd worden door de kinderen in de straat, en bij wie ze belletje trekken en dan hard wegrennen.’

‘Wat is er met jullie aan de hand?’ hoor ik Joan van boven aan de trap schreeuwen.

NIKS,’ gillen ze in perfecte harmonie terug.

‘Kan het wat rustiger dan?’ roept Joan. ‘En als er bloed vergoten wordt op het tapijt zullen jullie je bij mij moeten verantwoorden.’

De badkamerdeur wordt met een klap dichtgesmeten en de ruzie wordt hervat, een tikje zachter dit keer.

‘Weet je,’ zegt Sharon, ietsje kalmer nu. ‘Ik wil een vriend en ik ga mijn best doen er een te vinden. En als het niet lukt, heb ik het tenminste geprobeerd. Ben ik in elk geval met m’n luie kont van de bank gekomen en heb ik voor de verandering eens een poging gedaan te krijgen wat ik wil.’

‘Ik zit helemaal niet avond na avond met mijn kont op de bank…’

‘Maggie, kijk nou eens naar jezelf! Je kunt zoveel meer met je leven. Jemig, je bent de grappigste, scherpste persoon die ik ken en je zegt altijd dat je ervan droomt stand-upcomedian te worden. Je zou er geweldig in zijn, je zou het leuk vinden en je kunt het slapend. Maar nee, je vindt het wel best om elke avond op de bank te hangen en steeds maar weer herhalingen van dezelfde programma’s te bekijken. Maar ik heb er schoon genoeg van. Ik wil meer.’

‘Wacht even…’

‘Want als ik één ding van Jessie heb geleerd, is het wel dat dit de gouden jaren zijn waarin we kunnen bewijzen dat onze moeder ongelijk had. En dat is precies wat ik ga doen.’

De deur werd dichtgeslagen. Net als in een soapserie.

Ik stond in de keuken, theedoek in de ene hand, de andere hand op mijn mond, elk woord in me opnemend. En ik dacht maar één ding. Bravo, Sharon.

Nog meer nieuws. Ongeveer twee weken geleden belde Emma ’s ochtends vroeg. Ze wilde vragen of ik tijd had (Ik? Geen tijd? Laat me niet lachen). Ik legde haar de weg uit en een uur later zat ze aan de keukentafel en dronk ze koffie uit een van die afzichtelijke, perzikkleurige bekers van Joan. Het was zo fijn haar te zien dat ik me moest bedwingen niet te gaan huilen. We hadden natuurlijk wel telefonisch contact gehouden, maar het was zo lief van haar dat ze de tijd en moeite had genomen me helemaal hier in Whitehall op te zoeken.

Zoals altijd zag ze er in een van haar keurige nieuwslezeroutfits beeldschoon uit en was tiptop verzorgd. Haar huid was goudgebruind; ze was met haar vriend Simon net terug van een weekje Portugal, waar ze van plan zijn dit jaar kerst te vieren. Ze nodigde me uit om ook te komen, onwijs aardig natuurlijk, maar aangezien ik er niet op hoef te rekenen dat ik in de tussentijd de loterij win is de kans nihil dat dat gebeurt. Emma is een engel, ze gaf me zelfs een compliment over mijn nieuwe rode kapsel. Maar terwijl ze over alles en iedereen van Channel Six vertelde vond ik het heel vreemd om aan mijn oude leven herinnerd te worden. Te beseffen wat ik allemaal mis.

Hoe dan ook, ze had onlangs gesproken met Liz Walsh, hoofd Televisie, en het zag ernaar uit dat ze haar eigen talkshow krijgt in de eind zomer-/begin herfstprogrammering. Ook nog eens op primetime, en niemand verdient het meer dan zij. Emma doet ook niet neerbuigend of laatdunkend over mijn, hoe zal ik het zeggen, mindere omstandigheden, maar drukt me steeds opnieuw op het hart dat het echt allemaal goed komt en dat ik niet moet aarzelen haar te bellen als ik haar nodig heb.

Dame als ze is, begon ze zelfs een praatje met Joan. Toen die zich uiteindelijk uit bed had gesleept en naar beneden was afgedaald zag ze aan haar keukentafel een echte tv-ster zitten. Overbodig te zeggen dat Joan bij de aanblik van Emma ogenblikkelijk in een opperbest humeur schoot en per se met haar mobieltje foto’s van haar wilde nemen. ‘Om aan de dames op mijn werk te laten zien.’

Daarna beraamden ze samen een plan waarmee ik geld kon verdienen; ik zou de zakken met spullen uit de garage eens moeten verkopen. Iets wat ik al een eeuw geleden had moeten doen, maar waar ik me al die tijd niet toe kon zetten. Dat komt denk ik vooral omdat het zou betekenen dat ik mijn oude leven voorgoed vaarwel zeg en de laatste verbinding ermee verbreek. Maar aan de andere kant kon ik het geld verdomd goed gebruiken en toen Emma zei dat ze een tweedehandswinkel in de stad kent waar ze alleen designertassen en schoenen en zo aannamen en je een percentage van de winst kreeg, leek het moment me gekomen om aan de slag te gaan.

‘Wat een geweldig idee,’ kirde Joan, bewonderend naar Emma kijkend. Ze zag mijn geplande grote schoonmaak als de perfecte gelegenheid om van een berg oude, versleten kleren van Sharon en Maggie af te komen en die naar Oxfam te brengen. Een klus die gedaan moet worden als die twee veilig op hun werk zitten.

‘We komen meteen in actie,’ riep Emma vrolijk, want ze was de rest van de ochtend toch vrij en wilde me zelfs naar de tweedehandswinkel rijden omdat haar auto een enorme kofferbak had waar heel veel in kon. Het volgende uur ploegden we in de garage al mijn vuilniszakken door en legden we zonder pardon alles opzij waar ik nog wat poen voor zou kunnen krijgen. Prada-jurken, Vuitton-tassen, Jimmy Chooschoenen, noem maar op.

Het was fantastisch om Emma naast me te hebben; ik deed mijn uiterste best haar positieve, ik-kan-alles-aan-houding over te nemen en stond mezelf niet toe te treuren over de gelukkige tijd waarin ik al die kleding daadwerkelijk droeg. Ik bleef me erop focussen dat ik er straks waarschijnlijk geld voor kreeg. Ik hield alleen een paar spijkerbroeken en truitjes achter die ik nog goed kan gebruiken, een pakje voor het geval er een wonder gebeurt en ik een baan krijg, en een paar accessoires zoals sjaaltjes en wat nepsieraden die Sharon misschien kan afdragen. Ze was namelijk bezig om, zoals zij het noemt, ‘haar uiterlijk te herzien’, dus bewaarde ik alles wat haar goed zou kunnen staan. Verder niets.

Ik had geld nodig, geen herinneringen.

In de tussentijd mestte Joan de kasten van Sharon en Maggie uit en vulde maar liefst vier vuilniszakken met de meest afstotelijke, walgelijke exemplaren van hun trainingspakken, sweatshirts en olifantenonderbroeken. Tegen lunchtijd waren we alle drie klaar om te gaan; Emma en ik met haar auto naar de stad en Joan in haar eigen auto naar de Oxfam-shop. We laadden beide auto’s vol met de zwarte vuilniszakken en gingen ieder een andere kant op. Joan liet de arme, geduldige Emma bijna op de Bijbel zweren dat ze ons zou bellen en binnenkort weer langs zou komen.

Nu denk je misschien dat het allemaal van een leien dakje ging, maar zoals zoveel in mijn leven, liep het binnen de kortste keren op een ramp uit. Op een soort klucht. Toen Emma en ik binnenstapten bij de winkel in de stad, die Second Avenue heet, vroeg de verkoopster me de kleren op de toonbank uit te stallen zodat ze ze kon uitzoeken. Wat ik deed.

Ik stak mijn hand in de dichtstbijzijnde vuilniszak en wat ik tevoorschijn trok… was geen Prada-jurk en geen prachtig, elegant Jimmy Choo-sandaaltje, maar Maggies weerzinwekkendste trainingspak, die ene felroze Hubba Bubbakleurige. In paniek gooide ik de rest van de zakken op de vloer van de winkel leeg en ik zie… Maggies onsmakelijkste panty’s, nachtponnen van Sharon met gaten erin, versleten bh’s waar de haakjes van ontbreken en onderbroeken die vaal zien van het vele wassen. Niets van mijn designerspullen, helemaal niets.

Wat betekent dat de zakken op de een of andere manier verwisseld waren en al mijn spullen zich op dat moment in de liefdadigheidswinkel bevonden. En ik geen cent zou krijgen. Ik zal nooit de met afschuw vervulde blik op het gezicht van de verkoopster vergeten toen ze me beleefd maar duidelijk zei dat het haar erg speet, maar dat dit niet het type kleding was dat ze zocht. Toen we even daarna langs de liefdadigheidswinkel reden zag ik in de etalage een pop in mijn Marni-avondjurk en met mijn Manolo Blahniks. Emma probeerde nog me de positieve kant ervan te laten inzien: Oxfam zou mijn spullen voor een fortuin verkopen en al dat geld ging rechtstreeks naar de arme kindjes in Afrika enzovoort. Ze had natuurlijk gelijk, maar ik was het liefst ineengeklapt van diepe frustratie en onuitgesproken woede. Die jurk in de etalage was zelfs nog nooit gedragen. Ik kon het prijsje zien hangen.

Emma reed me naar huis en toen we uit de auto stapten herkenden een paar kinderen op straat haar, ze renden op haar af, vroegen haar handtekening en namen foto’s met hun mobieltje. Toen vlogen de buren naar buiten om te zien wat er aan de hand was, je weet hoe onze straat is, en verdrongen zich om Emma om haar de hand te schudden, alsof ze iemand van het koninklijk huis was. Maar ze begroette iedereen hartelijk, gaf haar handtekening en accepteerde opmerkingen als: ‘Kun je niet even een goed woordje voor Jessie doen zodat ze weer op tv komt? Ze is zo eenzaam hier. Ze komt nooit naar buiten voor een praatje, je ziet haar alleen met een baseballpet en een zonnebril op van en naar de auto rennen.’

Ik word afgeschilderd als een soort Norma Desmond uit Sunset Boulevard, maar ja, het is typisch een opmerking voor mijn buren. Goedbedoeld, maar het komt hard aan. Vandaar dat mijn langetermijnstrategie om te overleven uit vermijdgedrag bestaat. En natuurlijk handelde Emma het allemaal blijmoedig en glimlachend af. Toen ze uiteindelijk weg moest, omarmde ze me stevig voordat ze in haar auto stapte en zoefde toen mijn nieuwe leven uit en mijn oude leven in.

En nu… tadáá! Het goede nieuws. Ik heb een baan. Maar stel je er vooral niet te veel van voor. Het lijkt niet op wat ik vroeger heb gedaan. Helemaal niet. Niet in de verste verte.

Het gebeurde als volgt: eindelijk kwam mijn spoeduitke-ring binnen, maar toen ik Sharon had terugbetaald en die lui van Visa, die een ‘aflossingsregeling’ hebben opgesteld waar ik voor de rest van mijn leven aan vastzit, was er niets meer over. Niets meer. En ik wilde per se niet meer lenen, vooral niet van Joan, zij is zo iemand die het je voortdurend inpepert als je haar geld verschuldigd bent.

Bovendien was het feit dat ik helemaal niets te doen had bepaald niet bevorderlijk voor de depressie die ik de afgelopen paar maanden heb doorgemaakt. Na het bezoek van Emma kwam het op de een of andere manier allemaal weer bij me boven. Vroeger was ik net als zij; altijd druk en onderweg, actief vanaf het moment dat ik uit bed sprong tot het onzalige uur dat ik er weer in kroop. Oké, ik was veel tijd kwijt met schulden maken, maar je begrijpt wat ik bedoel. Bezig zijn is goed voor me. Geld verdienen is nog beter.

Ik heb Roger mijn agent de afgelopen weken zo vaak gebeld dat ik al voor me zag hoe hij met zijn zakdoek met monogram naar zijn secretaresse zwaaide en mimede: ‘Als dat Jessie Woods weer is, ben ik er niet en nee, er zijn géén banen.’ En dat geldt niet alleen voor de showbizz. Niemand neemt mensen aan. Niemand. De uitdragerij op de hoek van de straat niet, de afhaalrestaurants niet, zelfs het bezinestation niet. Geloof me, ik heb ze allemaal geprobeerd. Het is de eerste zomer sinds mensenheugenis dat zelfs studenten geen parttimebaan kunnen krijgen en bofkonten die een zaterdagbaantje hadden worden de laan uit gestuurd.

Daar komt nog bij dat ik me toch wel een beetje zorgen maak dat ik helemaal geen ervaring in dat soort werk heb. Ik heb jaren geleden een studie media gedaan, maar sinds die tijd bestaat mijn werkervaring alleen maar uit wilde en gevaarlijke opdrachten, wat freelancereportages, het aanwijzen van lagedrukgebieden op chroma key-kaarten, en de oksels van een hysterische nieuwslezeres droogblazen met een föhn. Maar nu moet ik het opnemen tegen bachelors, MBA’s en masters. Je weet wel, dat soort nuttige kwalificaties.

Dan is er nog een ander, iets hachelijker probleem. Wie neemt er nu iemand in dienst die zich live voor het volk zo te schande heeft gemaakt? Terwijl er achter mij een hele rij, zeg maar normale, betrouwbare, degelijke kandidaten staat? Het maakte me wanhopig en ik stond op het punt het bijltje erbij neer te gooien, toen Sharon me te hulp kwam, niet voor het eerst trouwens.

Ongeveer een week geleden kwam ze zo opgetogen van haar werk thuis dat ik dacht dat een knappe, tv-verslaafde fastfoodfan haar mee uit gevraagd had. Maar het bleek iets veel leukers te zijn.

‘Ik heb nieuws,’ zei ze stralend. ‘Je raadt het nooit. Smiley Burger zoekt een nieuwe werknemer en wie denk je dat er morgen gaat solliciteren? Jij! Ik heb een goed woordje voor je gedaan, maar je moet niet zeggen dat we zussen zijn, anders zien ze het als vriendjespolitiek.’

Ondanks mijn protest dat ik net zoveel van de kunst van hamburgergrillen weet als van het besturen van een spaceshuttle, hield Sharon voet bij stuk. Zie het als een van je televisieopdrachten, zei ze. Een kind van vijf kan het, en in feite zou Larry, de baas, (die ze allemaal Larry de Luis noemen) het liefst ook in werkelijkheid de keuken volproppen met minderjarigen, want die hoeft hij tenminste geen minimumloon te betalen.

Dan was er de kwestie van het salaris; € 9,31 per uur. Als ik zes dagen per week werk is dat iets meer dan € 446. Het dúbbele van mijn uitkering. Dan kan ik eindelijk mijn aandeel in het huishoudgeld leveren en ben ik voortaan van huishoudelijke klussen gevrijwaard. En het idee dat ik nooit, nooit meer in de godverlaten, lange, langzame rij voor het uitkeringsloket hoef te staan is genoeg om Sharons uniform, badge en mutsje van haar lijf te rukken en naar Smiley Burger te rennen om à la minute augurken te gaan hakken.

Sharon heeft me urenlang op vragen voorbereid die me tijdens het sollicitatiegesprek gesteld zouden kunnen worden. Sollicitatiegesprek? dacht ik. Wat kon het meer zijn dan komen opdagen, een inschrijvingsformulier invullen en een uniform in ontvangst nemen? Dat zou je denken, ja. Maar er wordt van me verwacht dat ik lyrisch over hun producten kan uitweiden en, zoals Sharon het zegt, kan bewijzen dat ik die troep ook echt eet.

Ze gaf me dus een stoomcursus over alles wat ze daar maken: Smiley burgers, Smiley friet, Smiley shakes; ze verkopen zelfs allerlei Smiley caloriearme maaltijden, die naar karton smaken en als je er Smiley saladedressing overheen gooit hetzelfde vetpercentage bevatten als een dikke burger met friet. Maar ook nu citeer ik Sharon.

Toen ze op de ochtend van het sollicitatiegesprek zag dat ik een spijkerbroek en een truitje aantrok, mijn dagelijkse kloffie, kreeg ze bijna een hartaanval. ‘Jezus, kun je niet een beetje je best doen? Larry de Luis krijgt kandidaten op gesprek die eruitzien alsof ze voor de rechtbank moeten verschijnen. Mensen met een academische titel. Hup, ga je opdoffen.’

Mopperend deed ik wat ze zei, maar ik dacht; ja, ja, academische titels in wat? Patat bakken? Maar goed, ik vond tussen de weinige kleren die ik voor dit soort noodgevallen had bewaard een eenvoudig Peter O’Brien-achtig pakje. Ik hees me erin en ging op pad. Ik was verdomd blij dat ik iets zedigs had aangetrokken, want Larry de Luis staarde bijna het hele gesprek lang naar mijn borsten. Eerlijk waar. Zijn bijnaam past precies bij hem, hij ziet er inderdaad luizig uit; ogen die een beetje te dicht bij elkaar staan en een beetje te puntige en te scherpe tanden. En als hij niet naar mijn borsten keek, staarde hij naar mijn benen. De sukkel vroeg niets over alles wat ik uit mijn hoofd had geleerd: hoeveel calorieën er in een Smiley kipsalade zaten, of het vlees in de burgers honderd procent biologisch en van een naburige boerderij afkomstig was. Nee, hij wilde alleen maar weten of ik het erg vond dat ik niet meer bij Channel Six werkte en of Emma Sheridan vrijgezel was. Mijn lieve god, help.

Maar ik heb waarschijnlijk toch iets goed gedaan want tot slot zei hij: ‘Zo, wanneer kun je beginnen?’ En toen ik hem op weg naar de deur de hand wilde schudden boog hij zich naar me toe en gaf me een hoogst ongepast kusje op mijn wang. Dat stukje huid zou later flink gescrubd worden.

Ik ben nu een volle week aan het werk, het is zaterdag, lunchtijd en vandaag word ik ingewerkt achter de kassa. Ik herhaal voortdurend de twee Smiley-kreten die in mijn hoofd zijn gestampt: ‘Wilt u er frietjes bij?’ en mijn favoriet: ‘Nog een Smiley-dag gewenst!’

Kassadienst wordt hier als een promotie beschouwd, vooral omdat je in de schoonmaakdienst vloeren moet dweilen en wc’s moet schrobben, klusjes waar de meeste personeelsleden de pest aan hebben. Het kan mij niet zoveel schelen, een paar dagen geleden deed ik dat soort dingen thuis immers nog helemaal gratis. Het overrompelt me wel een beetje dat ik nu met klanten moet communiceren, want hoewel mijn haar nu rood is, ben ik doodsbang dat iemand me herkent als ‘dat mens van de tv dat live ontslagen is’.

Het is heel erg druk. Afgeladen. Dit filiaal loopt altijd goed omdat het vlak bij het Omni Park-winkelcentrum en redelijk dicht bij het vliegveld ligt, maar het is nu echt hectisch, het is één uur en de rijen zijn lang. We staan met zijn zessen achter de kassa, inclusief Larry de Luis die deze dienst de leiding heeft en vlak naast me staat, en laten we zeggen meer dan gemiddelde belangstelling heeft voor alles wat ik doe.

Hoe dan ook, ik ploeter met gebogen hoofd voort, neem bestellingen op, reken af en geef het eten door zodra het uit de smoorhete keuken komt. Ik kijk op om te checken hoeveel klanten er nog in mijn rij staan… en op dat moment zie ik ze. Eva en Nathaniel staan in mijn rij, terwijl hun twee zoontjes als wilden door de zaak rennen.

Nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee. Dit kan niet waar zijn, dit kan niet waar zijn.

‘Josh? Luke? Ogenblikkelijk hier komen, anders mogen jullie straks thuis niet tv-kijken!’ hoor ik Eva gillen.

Het is echt zo. Oké, ik moet rustig en kalm blijven. Ze hebben me nog niet gezien. Ik kan nog proberen weg te komen. Ik heb nog tijd. Denken, denken, denken…

‘Ehh, Larry? Mag ik nu pauze nemen?’

Hij werpt me een geïrriteerde, knaagdierachtige blik toe. ‘Waar heb je het over? Je hebt net pauze gehad.’

Shit. Eva en Nathaniel komen al dichterbij, zo dichtbij dat ik ze kan horen ruziën.

‘Nathaniel?’ snauwt Eva hem toe. ‘Ik snap niet waarom we niet met de kids naar de Four Seasons zijn gegaan. Je weet toch dat ik het vreselijk vind als ze dit soort troep eten. Het is je reinste junkfood, vol suiker en vet en E-nummers.’

‘Voor de duizendste keer,’ hoor ik Nathaniel nu duidelijk antwoorden, ‘omdat ik níét helemaal naar huis ga rijden terwijl de kinderen zeuren en zeiken dat ze honger hebben. Jij wilde ze zo nodig laten slapen tijdens de vlucht in plaats van dat je ze liet eten. Ik ben moe, ik heb een jetlag, ik ben gestrest en wat mij betreft mogen ze zoveel van die troep eten als ze maar willen zolang ze hun mond maar houden en ik rustig naar huis kan rijden.’

Ik werp vliegensvlug een blik op hen en zie dat ze een bruin kleurtje hebben en het ‘net een lange vlucht achter de rug’-type kleren aan hebben. Eva in een kakibroek en een T-shirt en in haar lange, zwiepende haar schitteren nieuw uitziende highlights.

‘De jongens zullen in de auto moeten eten,’ klaagt ze zeurderig. ‘Want je moet niet denken dat ik hier ga zitten. Straks ziet iemand ons.’

‘De kans is klein dat we in deze tent een bekende tegenkomen.’

‘Je hoeft voor mij niets te bestellen. Ik moet dat eten niet, al zou je het door een bad met ontsmettingsmiddel halen.’

‘Larry,’ zeg ik paniekerig, er staan nog maar twee mensen voor hen in de rij. ‘Ehh… ik moet… naar de wc. Nu. Hoge nood.’

‘Je had moeten gaan toen je pauze had.’

Hij kan de pot op. Als Sharon vandaag de leiding had, was er niets aan de hand geweest, maar helaas is zij vandaag vrij.

‘Alsjeblieft, Larry,’ smeek ik, terwijl de hysterie in mijn stem stijgt. ‘Het is…’ Maar dan weet ik plotseling met welke vernederende actie ik misschien verder kom dan met smeken. ‘Weet je, het probleem is, ik ben, je weet wel… een typisch vrouwenprobleempje. Maandelijks ongemak…’

Hij zucht diep, alsof het niet voor het eerst is dat hij op deze manier om de tuin wordt geleid. ‘Goed dan. Als je met deze klanten klaar bent, kun je vijf minuten weg, meer niet.’

Een sprankje hoop. Misschien, heel misschien red ik het. Ik help de klant die voor me staat zo snel mogelijk en sta net op het punt om het op een lopen te zetten naar de personeelstoiletten beneden… als alle hoop verdwijnt, als een Smiley muffin in de regen.

‘Twee Smiley meals met Smiley juice en een Smiley latte,’ zegt Nathaniel, terwijl hij met zijn neus in zijn portemonnee zijn kleingeld telt en me niet aankijkt.

‘Ehh… sorry meneer, deze kassa is gesloten,’ mompel ik met gebogen hoofd. Dan bedenk ik dat ik mijn stem moet verdraaien. Nu. ‘Wilt u alstublieft de volgende kassa nemen,’ voeg ik eraan toe, in een belabberde poging een Cork-accent na te bootsen.

‘Doe niet zo belachelijk, zeg. Hoe kun je nou gesloten zijn terwijl je die mensen voor me nog hebt geholpen? Ik wil twee Smiley meals…’

Shit. Hij kijkt me nu recht aan, stomverbaasd.

‘Goeie god, niet te geloven! Jessie? Jessie Woods? Ben je het echt?’

Ik word zo rood als een bosbrand en het koude zweet breekt me uit. Over mijn ruggengraat, over mijn hele lijf.

‘Jezus, je bent het! Wat was dat nou voor raar accent?’

‘Ehhh… zere keel.’ Ik begin te kuchen.

‘Eva! Kom! Moet je eens kijken wie hier is!’

Nee, nee, nee, nee, nee, laat er alsjeblieft een aardbeving of een of andere wereldramp gebeuren zodat ik kan vluchten… Maar Eva, die helemaal aan de andere kant van de zaak achter haar kinderen aanrent, is in een mum van tijd bij ons.

‘Jessie! Niet te geloven! Wat doe jij hier?’

‘Ehh… tja, lang verhaal…’

‘Je haar is rood!’

‘Ehh…’

‘Doe je dit voor een liefdadigheidsinstelling of zo?’

Als een vloedgolf die in kracht toeneemt ontwikkelt zich in mijn binnenste een keiharde schreeuw. ‘Nee, mafkees, ik sta hier niet in zo’n walgelijk bruingestreept uniform met bijpassende, even onpasselijk makende muts, uit liefdádigheid op jullie te wachten. Ik doe dit omdat ik geld nodig heb. Ik ben ontslagen, weet je nog? En nu oprotten jullie, dan kan ik weer aan het werk.’

Dit zeg ik natuurlijk niet hardop. Vooral niet omdat Larry de Luis pal naast me staat en hij me dan zo weer op straat zet wegens het beledigen van klanten. Het punt is dat als Eva me in mijn ogen had gekeken en eerlijk was geweest, als ze bijvoorbeeld had gezegd: ‘Ik vind het echt heel erg voor je, het is vreselijk, het is afschuwelijk dat je hier nu moet staan, terwijl je leven ooit zo fantastisch was…’ ik er iets mee zou kunnen. Omdat ik eerlijkheid op prijs stel. Maar dat deed ze niet. In plaats daarvan deed ze zo Marie Antoinette-kleinerend dat ik louter uit angst dat ik mijn baan zou verliezen geen gloeiend hete Smiley thee in haar egaal gebruinde gezicht heb gesmeten. Ze klopt op mijn hand en zegt: ‘Wat geweldig dat je weer aan het werk bent! Wat super voor je! Gefeliciteerd, joh! Oké… we moesten maar weer eens gaan. We hebben haast! Fijn je gezien te hebben!’

Ze wachten niet eens op hun bestelling, maar rennen naar de deur, de hele familie, en zodra Eva veilig buiten is, zie ik door de glazen deuren dat ze haar mobieltje dat met dimanten bezet is uit haar tas grist om iedereen die ze ooit in haar hele leven heeft gekend op de hoogte te stellen. Ook Hij van wie de Naam Voor Eeuwig Onuitgesproken Blijft, dat spreekt voor zich.

Maar geen tijd om te piekeren. Of om kwaad te worden. Zelfs niet om Sharon te bellen om te vertellen dat ik me zojuist het apelazarus geschrokken ben. Omdat Larry de Luis, berucht om zijn gemene straffen als je hem ergert (in dat opzicht is hij precies een gevangenisbewaarder) zegt dat ik de kassa kan verlaten en vloeren moet dweilen. Prima. Past precies bij mijn stemming. Want eerlijk gezegd voel ik me net een Viking-dorp vlak nadat het leeggeplunderd is. Vijf minuten later bonk ik woest met een mop tegen tafelpoten en stoelen, witheet van woede en vol venijnige opmerkingen die ik Eva en Nathaniel naar hun hoofd had moeten slingeren. Maar dan pakt iemand me bij mijn arm. Een mannenhand, die hoort bij een man met lachwekkend lange benen die me danig in de weg zitten.

‘Ga je deze schoenpoetsbeurt in rekening brengen?’

‘Sorry, meneer,’ mompel ik, terwijl ik het niet meen. Eigenlijk denk ik: haal je voeten weg, pummel, je ziet toch dat ik aan het schoonmaken ben?

‘Jessie, ik ben het.’

Pas nu kijk ik op en zie dat het… Steve is. Hannahs grote broer. Shit. Verdomme. Steve Hayes die ik die afschuwelijke avond met Joan heb laten zitten, toen hij met bloemen voor de deur stond en… oké, ik moet maken dat ik hier wegkom.

‘O, hoi Steve. Ehh… sorry van je weet wel… alles, maar ik moet nu echt weer naar de keuken…’

‘Ga even zitten, Jessie.’

Ik weet niet waarom, maar ik doe wat hij zegt. Want ik doe maar zelden wat mensen zeggen. Maar nu zit ik tegenover hem aan een Smiley-tafeltje en kijk recht in zijn grote blauwe ogen. Vluchten kan niet meer.

‘Oké dan,’ zucht ik diep. ‘Ik weet dat het onvergeeflijk was wat ik die avond deed…’

Hij wuift mijn woorden weg en buigt zich over tafel terwijl hij een Smiley-dienblad dat tussen ons in staat wegschuift en mij indringend aankijkt. ‘Jessie, gaat het wel goed met je?’ vraagt hij bezorgd.

‘Ehh…’

‘Ik wil niet nieuwsgierig zijn, maar toen ik net in de rij stond zag ik die mensen met wie je stond te praten. Je moet het eerlijk zeggen als ik me er niet mee mag bemoeien, maar ik krijg de indruk dat ze je van streek hebben gemaakt.’

‘Lang verhaal,’ zeg ik wrokkig.

‘Waren het mensen van vroeger? Deden ze er vervelend over omdat je hier werkt?’

‘Hoe weet jij dat?’

‘Wilde gok. Weet je wat je tegen ze had moeten zeggen?’

‘Nou?’

‘Dat je onderdeel uitmaakt van een getuigenbeschermingsprogramma. Dat had hun snel de mond gesnoerd.’

Ik glimlach, of ik wil of niet. Dan denk ik er weer aan. Ik ben hem een excuus schuldig. ‘Steve, die avond dat je aan de deur kwam, ik zal je uitleggen wat er aan de hand was. Ik schaam me rot. Weet je… ik moest ergens heen, het was belangrijk, zo belangrijk dat ik niet goed nadacht…’

‘Je hoeft het niet uit te leggen,’ zegt hij glimlachend.

Een aardige glimlach. Sympathiek en hartelijk.

‘Ja, natuurlijk wel.’

‘Nee, echt niet. Sharon heeft het Joan verteld, en zij vertelde het aan mijn moeder, die het mijn zus vertelde, en zij vertelde het weer aan mij. Over waar je die avond heen ging en… over wat er daar gebeurd is.’

Shit. Ik vergeet altijd dat je in onze straat onder een microscoop woont. Ook als semikluizenaar zoals ik. Iedereen weet alles. Als een van de buren je om 09.00 uur hoort niezen, belt er om 09.30 uur iemand aan om te zeggen dat hij heeft gehoord dat je met een flinke longontsteking in bed ligt.

‘Vervelend dat het uit is met je vriend. Maar sorry dat ik het zeg, wat een eikel is dat.’

Voor het eerst die dag moet ik lachen.

‘Ik ben blij dat je aan dat inbreken geen strafblad hebt overgehouden.’

‘Ja, ik ook.’

‘Je werkt dus nu bij Smiley.’

Er klinkt absoluut geen oordeel door in zijn opmerking.

‘Ja, gelukkig heb ik een baan kunnen vinden. Ik moest trouwens maar weer eens aan het werk gaan, want…’ Ik werp een blik op de kassa’s en zie dat Larry de Luis naar me kijkt en op zijn horloge wijst.

‘Vind je het leuk om hier te werken?’ vraagt Steve onschuldig. Quasinonchalant.

‘Nou, wat denk je zelf?’

‘Als je het niks vindt, kan ik je misschien aan iets anders helpen. Iets waarbij je je talenten meer kunt gebruiken.’

Ik word overspoeld door een zeer ongewone sensatie: hoop.