Twee

Twintig minuten, een sterke americano, twee multivitaminen en drie paracetamolletjes later sta ik naast Katie en voel ik me een stuk energieker; ik ben klaar om te beginnen. Ik ben weer een beetje mezelf, maar heb het gevoel dat mijn bijnaam Paracetamella kan zijn.

‘Ooo! Wat zie je er geweldig uit!’ gilt Katie in mijn oor. We weten beiden dat het een goedbedoeld leugentje uit beleefdheid is. Maar hoe dan ook, ik vind dat de visagiste een Bafta-award verdient omdat ze het voor elkaar heeft gekregen dat ik er niet uitzie alsof ik drie nachten achter elkaar in een boom heb geslapen en door weerwolven ben aangevallen. Dit was de enige verklaring voor de warrige, Russell Brand-achtige staat van mijn haar toen ik eerder die ochtend de kamer van de cameraploeg in kwam.

‘Goed,’ zegt Katie, terwijl ze voor de camera gaat staan. De vleugel tussen ons in staat vol met strategisch geplaatste ingelijste foto’s. ‘Kunnen we beginnen?’

‘Ik kon twee uur geleden al beginnen,’ snauwt de cameraman ongeduldig, hoestend en proestend als een Lada.

Heerlijk. De stemming zit er goed in.

‘Zoals u zich kunt voorstellen, zijn we allemaal vreselijk opgewonden over deze zeer speciale aflevering van A Day in the Life. Ik stel u voor aan onze geweldige gastvrouw, Jessie Woods!’

Op haar stewardessentoontje steekt Katie een of ander kletsverhaal af terwijl ik me afvraag of iemand haar ooit verteld heeft dat er behalve ‘geweldig’ nog andere bijvoeglijke naamwoorden bestaan.

‘Ooo, is zij niet precies wat kleine meisjes zich voorstellen bij een prinses?’ zegt ze recht in de camera en mij negerend. ‘Met dat mooie, blonde haar en dat geweldige, slanke, getrainde figuur! Het is alsof skinny jeans speciaal voor deze vrouw zijn ontworpen!’

Ze giechelt en ik weersta de neiging om a) te braken, b) haar aan het feit te herinneren dat dit geen radio is, maar tv en dat de kijkers dus zelf wel een oordeel kunnen vormen en dat je bovendien je publiek nooit, maar dan ook nóóit neerbuigend mag toespreken. In plaats daarvan grinnik ik wat stupide en tover een televisieglimlach tevoorschijn. Je weet wel, hoofd achterover, mond in een grijns als een vis aan de haak: ha, ha, HA!

‘Jessie, we zijn helemaal, helemaal ondersteboven van je geweldige huis, maar kun je ons misschien iets vertellen over de foto’s die hier staan?’

De camera draait naar een paar kiekjes die een tijdje terug gemaakt zijn, en in een fractie van een seconde zie ik mijn leven als een buitenstaander. Het is vreemd, maar om de een of andere reden ziet elke foto er geposeerd uit. Sam en ik bij de Derby met Nathaniel en Eva; mijn outfit lijkt op drie listig aan elkaar genaaide servetjes om mijn edele delen te bedekken. Met z’n vieren op skivakantie, ik in het midden, lachend, uitgelaten, dollend, het middelpunt van het feest. Twee dingen vallen me op. Het ene is dat Sam op elke foto aan het bellen is. Het andere is dat ons leven er zo ongelooflijk, verbijsterend perfect uitziet… Mijn hemel, geen wonder dat we mensen tegen ons in het harnas jagen.

‘Oo, deze is echt super!’ ratelt Katie. ‘Kijk nou! Net een elegantere versie van Paris Hilton! En wat een prachtige jurk! Vertel eens, waar is deze foto genomen?’

Oké. Een eerlijk antwoord op die vraag is: Neem je me in de maling, Katie? Het enige wat ik met Paris Hilton gemeen heb, is geverfd blond haar en een creditcard. En die jurk is allesbehalve prachtig, het is meer een groot gebloemd douchegordijn uit de uitverkoop. Les: als je zo stom bent om naar stylisten te luisteren, verdien je niet beter. Zolang deze mensen hun creaties maar in de roddelbladen terugzien, zal het ze een worst zijn of je je in een superstrak broekpak maatje nul moet wurmen en eruitziet als een boiler die uit zijn isolatiemateriaal barst.

In plaats daarvan speel ik het interviewspelletje mee. ‘Dank je, Katie. Die foto is genomen tijdens de National TV-awards toen Jessie Would genomineerd werd voor de beste tv-show, ongelooflijk hè, voor het tweede jaar achter elkaar?!’ Ik laat achterwege dat we verloren van een homevideoprogramma waarin mensen clips inzenden van honden die muziekinstrumenten bespelen en dat soort dingen. Ik weet het nog goed, want de volgende dag verscheen er een paparazzifoto waarop ik in mijn oog wrijf en er een pluisje uit vis met het onderschrift: Jessie voelt zich hondsberoerd na haar nederlaag!

‘Ooo, kijk nou eens hoe dapper je bent!’ zegt Katie, terwijl ze een filmfoto uit de show in haar hand neemt waarop ik aan het skydiven ben. ‘Is dat het engste wat je ooit in Jessie Would gedaan hebt?’

Eerlijk antwoord: Gek genoeg niet. Iedere halvegare kan skydiven; je houdt gewoon je adem in en springt. Het bizarre was eerder dat een of andere perverseling had ge-sms’t dat ik het in bikini moest doen.

Interviewantwoord: ‘Ha, ha, HA. Helemaal niet, Katie. Weet je, die vraag wordt me vaak gesteld…’

‘Ooo, en die keer dat je alleen de nacht moest doorbrengen in een huis waar het spookte?’

Eerlijk antwoord: Ben je niet goed bij je hoofd? Ik heb nog nooit zo goed geslapen als die nacht.

Interviewantwoord: ‘Ha, ha, HA. Ja, daar heb ik wel wat grijze haren aan overgehouden, maar de allerengste opdracht die ik ooit in de show heb uitgevoerd, was de keer dat ik als chef-kok in een restaurant moest werken. Zestig couverts op één avond. Ik ging er bijna aan onderdoor.’ Ik zou er misschien voor de volledigheid bij moeten vertellen dat achtenvijftig van de zestig klanten hun geld terugvroegen nadat ze bijna twee uur hadden zitten wachten met alleen wat soepstengels om aan te knagen. En nadat ik die hele uitgehongerde eetzaal had gevraagd of ze het even wilden laten weten als ze toevallig mijn oorbel in de vistaart zouden aantreffen. O ja, de twee mensen in het restaurant die niet klaagden waren Sams ouders, die schatten, ze wilden de show dolgraag meemaken en waren alleen maar lief. Wat mensen niet beseffen als ze hun krankzinnige opdrachten sms’en is dat het niet de extremen zijn die me angst inboezemen. Het zijn de doorsnee, alledaagse dingen waarvan ik de neiging krijg om in een donkere kamer te gaan liggen, naar dolfijnmuziek te luisteren en pillen te slikken. Dingen als bankafschriften. Of Visa-afschriften. Of alles waarop in rood ‘laatste aanmaning’ gestempeld staat.

‘Ooo, dit is ook een geweldige foto van jou met de sexy Sam Hughes! Vertel eens, Jessie, hoe hebben jullie elkaar ontmoet?’

Ik bloosde een beetje, zoals altijd wanneer ik de kans krijg om over Sam te praten. Oké, het eerlijke antwoord is dit: we hebben elkaar bij Channel Six ontmoet toen ik daar kwam werken, mijn god, dat is al bijna negen jaar geleden. Ik was eenentwintig, had net een mediaopleiding achter de rug en werkte als assistent bij News Time, waarin Sam om de week optrad om een praatje te houden over het bruto nationaal product en pensioenen en dat soort dingen. ‘Assistent’ is, zoals iedereen weet, een mooi woord voor ‘sloofje’. Mijn werk bestond dan ook voornamelijk uit thee halen, de vuilnisbakken van de kleedkamers legen en bij meerdere gelegenheden moest ik de oksels van een nieuwslezeres met een föhn droogblazen om te voorkomen dat er deodorantvlekken op haar designjurk zouden komen. Ik zal het nooit vergeten; ze heette Diane Daly, en de hele crew, inclusief ikzelf, noemde haar Diva Di. Een gemene bijnaam, ik weet het, maar ze verdiende het. Ze belde me geregeld om zes uur ’s ochtends op om te zeggen dat ik naar de groenteboer moest om taugé voor haar te halen. Dat was in de periode dat ze een tarwe-, gluten- en lactosevrij dieet volgde. En ze vond het de gewoonste zaak van de wereld dat ik haar kinderen naar school bracht terwijl zij zich met Restylaneinjecties liet behandelen. Wat ik allemaal graag en zonder te zeuren deed omdat ik dolblij was dat ik bij de tv werkte. Het was voor mij de grote doorbraak die ongetwijfeld naar iets groters en beters zou leiden.

Aan deze ervaring heb ik twee dingen overgehouden. Het ene is dat ik tot op de dag van vandaag de assistenten van Jessie Would altijd vorstelijk behandel: iPods voor hun verjaardag, dure wellnessbonnen met kerst; of ik nu schulden heb of niet, ik vind dat ze het dubbel en dwars verdienen. Het andere is… dat ik Sam daar heb ontmoet. Ik weet het nog goed: het was net voor een rechtstreekse uitzending en daar was hij, geduldig achter de schermen wachtend om deel te nemen aan een forumdiscussie over solvabiliteit en winstcijfers en dat soort saaie dingen. Hij straalde zelfvertrouwen uit, geen spoortje zenuwen in zijn lijf. Hij bestelde koffie bij me en ik raakte daardoor zo van slag dat mijn trillende handen er per ongeluk wat van op het kruis van zijn goeie pak morsten, maar in plaats van te razen en tieren, reageerde hij allerliefst. Hij lachte het weg, zei dat het een ongelukje was, dat hij tijdens de uitzending toch achter een bureau zat en dat niemand het zou merken als hij vanaf zijn middel vanonder naakt zou zijn. Daarna lachte hij die glimlach, zo oogverblindend dat er bijna een ping!-geluid te horen was. Ik was op slag verkocht.

Later bleek natuurlijk dat alle vrouwen van News Time verliefd op hem waren, maar dat hij met een of ander bekend, langbenig fotomodel ging, dus zonder er een woord aan vuil te maken wisten we allemaal dat we geen schijn van kans maakten. Voor de grap bedachten ik en de visagistes altijd allerlei imaginaire seksscenario’s over hem. Hij was echt onze droomprins: totaal onbereikbaar, maar heerlijk om over te fantaseren.

‘Ik met Sam Hughes op een ligstoel, de zon gaat onder en we kijken uit over de Caribische Zee…’

‘Nee, ik weet iets veel leukers, ik met Sam Hughes in een kleedkamer, net voor de show begint…’

‘Nee, NEE. Nu ben ik aan de beurt: ik met Sam in een blokhut, de stroom valt uit, er is alleen een kingsize tweepersoonsbed om ons te vermaken…’

Zo gonsde het op de gangen van Channel Six op de dagen dat we wisten dat hij aanwezig was. We hadden zelfs een goedwerkend alarmsysteem; als een van ons zijn auto op het parkeerterrein zag staan, moest zij de anderen onmíddellijk sms’en, zodat iedereen een eerlijke, gelijke kans had zich op te maken.

In elk geval, toen ik Sam ongeveer een maand later na dat gênante koffie-op-kruis-incident weer zag, informeerde hij telkens hoe ik mijn nieuwe baan vond. Hij was altijd vriendelijk, noemde me plagerig Woodsie, was altijd stimulerend, altijd respectvol en behandelde me nooit alsof ik een of andere troela was met noedels in haar hoofd.

Ongeveer drie maanden later trof hij me in de personeelskantine aan, terwijl ik – over mijn toeren – op de acht- en tienjarige zoontjes van Diva Di paste die als gekken rondrenden en me met vieze pakjes aardbeiendrinkyoghurt belaagden. Ze hadden me van top tot teen met drinkyoghurt ondergespoten: mijn kleren, mijn haar, mijn jeans, ik was doorweekt tot mijn slipje aan toe. Natuurlijk kwam net op dat moment Sam binnenkuieren, verrukkelijk Darcy-achtig als altijd. Brullend wees hij de kinderen terecht, wat werkte, want ze hielden meteen op. Hij zei dat ik moest gaan zitten en droogde me af met papieren servetjes. Ik zal nooit vergeten dat hij me met zijn gitzwarte ogen doordringend aankeek, lachte en zei: ‘En dan te bedenken dat ze zeggen dat bij de tv werken allemaal glamour is.’ Moedig wist ik een grijns tevoorschijn te toveren, terwijl ik me er plotseling van bewust was dat hij met beroemde fotomodellen uitging en dat ik naar kleverige aardbeiensmurrie stonk.

‘En, Woodsie? Is dit wat je ervan verwacht had?’

Nu is Sam zo iemand die een beetje kan doen als die types die je bij Oprah ziet, je weet wel, van die mensen die de boodschap van positief denken uitdragen en je ervan overtuigen dat je je leven in zeven dagen kunt veranderen, dat soort dingen. Het is net of hij een dubbele dosis energie heeft en dat werkt aanstekelijk.

Dus ik vertelde hem alles. Alles kwam eruit; dat ik zo vreselijk graag voor Channel Six wilde werken dat ik tot alles bereid was. Dat ik het zo graag wilde dat ik toestond dat Diva Di misbruik van me maakte. Ik was zo bang dat ik mijn baan zou verliezen, legde ik uit, dat ik niet het lef had haar erop te wijzen dat het ver buiten mijn taakomschrijving viel om op haar etters van kinderen te passen en haar oksels met een föhn droog te blazen.

‘En waar zie je jezelf over vijf jaar?’ Dat is een van zijn favoriete vragen.

‘Voor de camera,’ antwoordde ik zonder één moment na te denken. Dat was wat ik altijd gewild had en waar ik altijd van had gedroomd. Ik weet nog precies wat ik zei: ‘Ik zou als het moest de klok voor het angelus luiden.’ Maar daarna kwamen al mijn oude onzekerheden weer boven; zou ik wel goed genoeg zijn, niet plat op mijn bek gaan en mezelf volslagen belachelijk maken?

‘Hou je me voor de gek, Woodsie?’ vroeg hij grinnikend, terwijl hij met een servetje een klodder aardbeienyoghurt uit mijn haar veegde. ‘Een spetter als jij? Ze mogen blij met je zijn. Knoop dat goed in je oren.’

Ik denk dat hij op dat moment een sprankje ambitie in me bespeurde dat zijn eigen ambitie weerspiegelde. Elke keer als ik hem daarna namelijk tegen het lijf liep, vroeg hij altijd uitgebreid wie precies ik mijn cv had gestuurd, welke nieuwe contacten ik had opgedaan en of ik wist welke interne banen er in het verschiet lagen. Hij was net een soort carrièrecoach met een ijzeren arbeidsethos, eentje die ik graag naakt zou willen zien.

Aan het einde van dat jaar, na een afgrijselijke hoeveelheid vernederingen, moeilijkheden, tegenslagen, enzovoorts wist ik zowaar een baantje voor de camera in de wacht te slepen. Ik hoefde alleen in het weekend het late weerbericht voor te lezen (om tien en twaalf uur ’s avonds en om twee uur ’s nachts), maar voor mij was het een droom die uitkwam. Daar heb ik ook die fantastische Emma leren kennen; zij las altijd het nieuws, ik deed het weer, en daarna gingen we samen naar een of andere nachtclub en maakten de rest van de avond lol. We waren precies even oud en waren tegelijkertijd bij Channel Six begonnen. En we waren gewoon vanaf dag één vriendinnen.

Het enige negatieve punt van mijn nieuwe baan was dat ik Sam nooit meer tegen het lijf liep. De enige die ik zag was de nachtwaker achter de receptie. Via de kranten bleef ik op de hoogte van Sams reilen en zeilen, maar het enige wat mij echt boeide was natuurlijk met wie hij uitging. Meestal ultrasuccesvolle bimbo’s; zijn ideale vrouwen waren altijd goedverzorgd, mooi en stralend, en uiteraard hoogvliegers. Het leek wel alsof zijn minimumeisen voor een vriendin een tachtigurige werkweek en een jaarsalaris van minimaal zes cijfers waren. Ik stopte er dus mee aan hem te denken, hield me de daaropvolgende jaren gedeisd en concentreerde me op mijn werk. Het grappige was dat hoe harder ik werkte, hoe meer geluk ik leek te hebben. Het was wonderlijk: alsof de sterren me gunstig gezind waren en, nog verbazender, ik bleek het goed te doen. De ene baan na de andere diende zich aan bij Channel Six, tot uiteindelijk, halleluja, de Jessie Would-show tot stand kwam.

Later, nu ongeveer twee jaar geleden, was ik met Emma op een kerstfeestje van Channel Six, allebei straalbezopen. Zij vierde dat we een tweede seizoen van de show mochten maken, ik verdronk mijn verdriet omdat ik er net achter was gekomen dat mijn toenmalige vriend achter mijn rug een ander had. En dat met kerst, de gemene, onbetrouwbare schoft. Iedereen feliciteerde me met de show en ik maar glimlachen en vrolijk doen. Ondertussen stuurde ik de bedrieger zo’n dertig sms’jes die qua toon varieerden van wanhopig tot zwaar beschuldigend. Maar het was verspilde tijd; elk sms’je werd totaal genegeerd. Het was meer dan vreselijk; met Kerstmis heb ik mijn lieve vader verloren en deze tijd van het jaar is al moeilijk genoeg voor me zonder dat iemand me nog eens hoeft in te wrijven dat ik mannen afschrik. En toen zag ik Sam. Hij was ook alleen, ook zonder partner. Mijn hart stond stil; ik was vergeten hoe akelig knap hij was. Hij kwam meteen op me af, feliciteerde me met het succes van de show en omdat hij voelde dat er iets was, vroeg hij of het wel goed met me ging. Nu krijg je mij niet zomaar aan het janken, maar het feit dat ik net gedumpt was, mijn papa miste en dat in combinatie met te veel Pinot Grigio brak me op. Ik wist dat als ik me niet als de sodemieter uit de voeten maakte, ik het gevaar liep dat ik me ten overstaan van hem en alle anderen volslagen belachelijk zou maken; dus mompelde ik met een knalrood hoofd een of andere slappe smoes over een ander feestje en rende naar de deur.

Als ik die scène nu in mijn hoofd afspeel, lijkt het wel een fragment uit een Franse film, compleet met sfeerverhogende rookmachines en vioolmuziek op de achtergrond. Daar stond ik dan, buiten op de stoep voor Channel Six in de stromende regen, vechtend tegen mijn tranen en terwijl ik verwoede pogingen deed een taxi aan te houden, stopte er een gestroomlijnde, zwarte Mercedes naast me. Het was Sam. Hij had gezien dat ik van streek was en was me gevolgd, de engel. Hij haalde me over de koude regen te verruilen voor de warmte van zijn auto, vroeg wat het probleem was en hoe hij me kon helpen het op te lossen. Zo kwam het dat ik hem ten slotte mijn smartelijke verhaal vertelde. Over de bedrieger en hoe hij het uitgemaakt had… met een sms, de lafbek. Hij had niet eens het fatsoen om me te dumpen voor een jonger of slanker iemand.

Sam schonk me zijn Hollywood-glimlach en draaide zich naar me toe. ‘Woodsie,’ zei hij, luid, duidelijk en als altijd vol overtuiging, ‘iedere vent die een beeldschone vrouw als jij zo behandelt, is een idioot. En wat moet je met zo iemand? Zet hem uit je hoofd.’ Daarna namen zijn doordringende zwarte ogen me met een supersexy blik op en zei hij ondeugend: ‘Want dan…’

‘Want dan…?’ Ik voelde mijn hart letterlijk in mijn borst tekeergaan, ongelogen.

We keken elkaar een tijdlang aan, elkaars ziel peilend.

‘Want dan… kun je met mij uitgaan.’

Het leek op iets wat religieuze mensen moeten ervaren. Was het werkelijk mogelijk dat mij dit overkwam? Sam was te rijk, te cool, te onbereikbaar. Ik kon het niet geloven. Later, toen hij na onze eerste paar betoverende afspraakjes langzaam maar zeker van een fantasieobject in een echte vriend veranderde, begon ik me zorgen te maken over wat hij in godsnaam in mij zag. Het bleek dat hij juist werd aangetrokken door wat ik dacht dat hem zou afschrikken; het feit dat ik nooit iets had gekend van de weelde die hij vanzelfsprekend vond en me nu als een kind in een snoepwinkel gedroeg, elke seconde genietend van het welgestelde leventje waarin hij me introduceerde. Vaak vertelde hij dat hij voordat hij mij ontmoette genoeg van zijn luxeleventje had, maar dat hij het door mijn verrukte, frisse blik weer op waarde kon schatten. Elke keer dat hij me in een of ander chic hotel op het bed op en neer zag springen of me naar adem happend naar iets zag staren waar hij allang op uitgekeken was, zoals de Eiffeltoren of het Empire State Building, zei hij dat hij weer verliefd op het leven werd.

En verliefd op mij, hoopte ik in stilte.

‘Jessie?’

O, shit. Het interview. Ik was het bijna vergeten.

‘Je droomde even helemaal weg,’ zeurt Katie. ‘We vroegen hoe je Sam hebt leren kennen.’

Ik kies voor het standaard-interviewantwoord. Natuurlijk. ‘Via mijn werk, Katie. Je zou kunnen zeggen dat Channel Six ons heeft samengebracht. Ha, ha, HA.’

‘En zeg eens eerlijk, hebben jullie trouwplannen?’

Eerlijk antwoord: Eh… nee. De voornaamste reden is dat hij me niet gevraagd heeft. Dat wil zeggen, nog niet. Maar met Sam weet je nooit wat je te wachten staat, dus ik heb nog alle hoop. Ik bedoel, Sam is iemand die van spontaniteit houdt, bovendien zijn we pas twee jaar samen, ik heb nog nooit zo lang een relatie gehad.

‘Jessie?’

En weer geef ik het interviewantwoord: ‘Je weet wel hoe dat gaat, we hebben het alle twee op dit moment superdruk; echt, het is gewoon iets wat we nog nooit besproken hebben. Maar zodra dat gebeurt, ben je de eerste die het weet. Ha, ha, HA!’

‘Ooo, kijk nou wat ik hier heb gevonden. Wat verberg je voor ons?’ zegt Katie, terwijl ze de camera wenkt om op iets in te zoomen wat helemaal achter op de piano staat.

Mijn hart slaat over; ben ik iets gênants vergeten op te ruimen? Een slipje van het laatste feestje dat ik gaf? Een leeg blikje bier volgestouwd met sigarettenpeuken? Een aanmaning van het gasbedrijf? Oké, denk ik, weer normaal ademend. Niets aanstootgevends, godzijdank; gewoon een oude foto van mij als weervrouw, ik had een afgrijselijke muisbruine boblijn, waardoor ik vanuit bepaalde hoeken op Julie Andrews leek. Nog een foto van mij in de studio met Emma, mijn haar zo stekelig als een wc-borstel en veel, veel blonder. De foto is genomen toen we de eerste keer samenwerkten, zo’n vijf jaar geleden. Emma ziet er netjes, goedgekleed en fris uit, haar kastanjebruine haar is als altijd elegant gekapt, alsof ze op het punt staat het nieuws van negen uur voor te lezen.

In de periode dat die foto werd genomen mocht ik vijf minuutjes vullen in Emma’s praatprogramma. Ik was de gestoorde sidekick van haar nuchtere, stabiele tv-persoonlijkheid. Die combinatie bleek goed te werken; ik wild en gek, zij koel en ordelijk. Door een wonder (en veel stimulans van mobiele-telefoonbedrijven die een fortuin verdienden aan de sms’jes waarmee de kijkers ons bombardeerden) ontstond het idee van de gedurfde stunts. Het werd zo groot dat de hele show, waarin ik mezelf op locatie voor gek zet, nu om mij draait, en Emma in de studio het programma presenteert. Een andere vrouw zou het me niet in dank hebben afgenomen dat ik het gras voor haar voeten wegmaaide, maar zoals ik al zei, Emma is een heilige en altijd alleen maar enthousiast en bemoedigend over het programma geweest. Als er engelen vermomd als mensen op deze aardbol rondlopen, is Emma Sheridan er één van.

Terug naar het interview. De camera zoomt nu in op een foto van mij met een gebroken been, een ongelukje dat ik tijdens het bungeejumpen opliep. Maar nee, het was niet zo spectaculair dat ik tegen de brug aan klapte, ondersteboven hangend aan een onderbroekelastiek of zoiets; er was gewoon iets van de camera-uitrusting op mijn been gevallen toen ik in de bus klom om terug naar de studio te gaan. Mijn haar op die foto is langer en nog iets blonder. Ik bedenk dat hoe succesvoller ik op tv werd, hoe lichter de highlights werden, mijn haar is hier bijna platina, precies de kleur van Cillit Bang.

Dan pakt die bijdehante Katie opeens een foto die ik helemaal vergeten was. ‘Hier ben je nog een tiener. Toen was je ook al zo knap! Vertel eens, Jessie, wie zijn die andere twee op de foto?’

Mijn hemel, die was ik totaal vergeten. Dat krijg je als je je verleden retoucheert; de mensen met wie je toen omging, lijken geesten uit een voorbije eeuw. Oké, het eerlijke antwoord op haar vraag is: ja, dat ben ik toen ik een jaar of veertien was met Hannah, toen mijn beste vriendin, en haar oudere broer Steve. Ze woonden tegenover ons en waren heel erg lief voor me tijdens een moeilijke periode in mijn leven. We waren onafscheidelijk, Hannah en ik. Toen we van school kwamen hebben we zelfs een paar jaar een flatje gedeeld, wat ons beiden heel goed uitkwam. We waren alle twee achttien, zij wilde haar onafhankelijkheid, en ik was kort daarvoor mijn lieve vader verloren en moest ons huis als de donder verlaten vanwege… laten we het maar op persoonlijke omstandigheden houden. In elk geval hadden Hannah en ik veel plezier samen. Mijn leven kreeg langzaam maar zeker een andere wending; ik werkte ’s avonds als barmeisje zodat ik overdag een mediaopleiding kon volgen en kreeg daarna meteen een baantje als assistent bij Channel Six. Hannah liep stage als kapster en het lijkt alsof we die hele periode niets anders deden dan lol trappen en van onze jeugd genieten. Steve werkte overal en nergens als klusjesman, en ging ook met ons mee uit. Het was een gelukkige, heerlijke tijd. Maar toen trouwde Hannah en ik mocht mijn plek achter de camera verruilen voor een plaats ervoor, en het laatste wat ik van Steve gehoord heb, is dat hij zijn biezen heeft gepakt en naar Amerika is verhuisd. Zo raakten de drie vrienden van elkaar vervreemd. Zo gaat dat.

Het is niemands schuld of zo, die dingen gebeuren nu eenmaal. Je kent het wel; je probeert nog af te spreken, maar beseft dan dat er weinig gemeenschappelijks meer is. En in schokkend korte tijd veranderen oude vrienden in vage figuren die je met kerst een kaart stuurt met: ‘We moeten een keer afspreken, het is al zo lang geleden!’ Maar je doet het nooit.

God, ik vraag me af wat Hannah zou zeggen als ze me nu zou zien; dit is namelijk precies zo’n show waar we vroeger blauw om lagen en waarbij we de wanhopige, derderangs presentatoren afkraakten. Hoogstwaarschijnlijk zou ze zoiets zeggen als: ‘Jezus, Jessie, waar ben je in godsnaam mee bezig, je ziet er niet uit in die kleren en waarom stel je je huis open voor dat stel idioten? Uitsloverige tuthola die je bent.’ Hannah nam nooit een blad voor haar mond.

Ik kreeg niet de kans om het interviewantwoord te geven, want Katie had alweer een andere, nog oudere foto van de piano gegrist, een foto die een nieuwe serie herinneringen opriep.

Een heel oude, korrelige foto van toen ik ongeveer vier jaar was: ik zit in een boom in onze achtertuin, mijn vader staat er trots onder, hij leunt met zijn arm tegen de stam, alsof hij hem daar zojuist zelf geplant heeft. Ik heb een korte broek aan, mijn gezicht is vies, mijn knieën zijn geschaafd en er zit een pleister op mijn arm.

‘Ooo, kijk nou, die kleine Jessie… wat een schattig wildebrasje!! Volgens mij ben je altijd al een durfal geweest!’

Eerlijk antwoord: Het grappige is dat ik nog heel goed weet dat die foto genomen werd. Het was niet lang nadat mijn moeder overleden was en ik herinner me dat ik de godganse dag in die boom zat. Het was een dagelijks ritueel voor mijn arme vader me over te halen naar beneden te komen. Hij noemde me altijd zijn kleine dondersteen en vertelde trots aan buren en tantes dat ik nergens bang voor was. Maar als je op jonge leeftijd je moeder verliest word je wel onverschrokken. Het ergste wat er kan gebeuren is namelijk al gebeurd, dus waar zou je nog bang voor zijn? Maar dat kan ik niet zeggen omdat de kans groot is dat ik, ook na al die jaren, begin te grienen.

Interviewantwoord: ‘Ja, Katie, dat ben ik met mijn lieve vader, het is nu bijna twaalf jaar geleden dat hij overleed.’

Het is even stil, terwijl Katie peinzend over het oude fotolijstje strijkt.

‘Ben je enig kind?’

‘Ja, klopt.’

Toen ik jonger was ging ik altijd weemoedig kijken als ter sprake kwam dat ik wees was. Maar ik ben daarmee gestopt toen iemand me zei dat ik er dan uitzag alsof ik last had van constipatie.

‘Maar je vader is hertrouwd, hè?’

Shit. Hoe weet zij dat?

‘Eh… ja, dat klopt wel, maar…’

‘In feite ben je dus met je stiefmoeder en je twee halfzusjes opgegroeid?’

‘Nou… het punt is…’

‘Ze heet Joan, en haar dochters heten Maggie en Sharon, toch?’

Heremetijd, ze weet zelfs hoe ze heten! Oké, het speeksel in mijn mond laat het af weten en zegt: ‘Ik ga ervandoor, tot ziens!’ Kom op Jessie, helder blijven. Goed dan. Ik ga er gewoon niet op in. Ik bedoel, iedereen heeft wel dingen in zijn familie waar hij het niet over wil hebben. En geloof me, dit is iets waar ik nooit over praat. Nooit. De enige in mijn nieuwe leven die ervan weet is Sam, maar dat komt omdat hij me aan een kruisverhoor over mijn geheime achtergrond heeft onderworpen en ik geen andere keus had dan open kaart te spelen.

‘Je hebt je goed voorbereid, hè Katie?’ wist ik uit te brengen. Het perfecte antwoord. Daarna geef ik mijn neptv-lach ten beste om de schijn op te houden. ‘Ha, ha, HA!’ En dan moet ik snel naar iets anders overschakelen, alles is goed genoeg om dit hoogst onplezierige onderwerp te vermijden. ‘Dus, eh, hebben jullie allemaal trek in koffie? Ik heb een prachtig nieuw espressoapparaat in de keuken, ik popel om het uit te proberen!’

Helaas, het is alsof Katie bloed ruikt en het niet opgeeft.

‘Ja,’ knikt ze langzaam en voor het eerst zie ik iets van fanatisme in haar ogen. Verdomme, denk ik, die meid wordt nog eens een briljant onderzoeksjournalist. ‘Ik heb ontzettend veel speurwerk naar je gedaan, Jessie. Om te beginnen zegt Wikipedia dat je op de Holy Faith School in Killiney hebt gezeten, maar toen ik ze belde, hadden ze helemaal geen gegevens van je. Ze adviseerden me het bij hun dependance in de Northside te proberen, waar inderdaad een Jessie Woods in het bestand te vinden was. Ze zeiden dat je daar de hele middelbare school doorlopen had. Ze waren ongelooflijk behulpzaam met het geven van informatie, ze hadden zelfs je oude adres in hun bestand. Zo kon ik je familie opsporen.’

Nee, nee, nee, spreek alsjeblieft het F-woord niet uit. Je begrijpt het niet, ik héb geen familie, ik heb niets te maken met die mensen en zij hebben niets met mij te maken…

‘Eh… we zouden ook naar de achtertuin kunnen gaan. Vind je dat leuk?’ Ik bazel maar wat, ben lichtelijk in paniek en denk: Verdomme, Wikipedia! ‘Eh… er is een schitterende vijver met een fontein die er prachtig uitziet als hij aanstaat. Op dit moment is hij een beetje verstopt met oude bladeren, maar afgezien daarvan zou het een geweldig shot kunnen opleveren…’

‘Weet je, Jessie, ik heb je stieffamilie al gesproken. We hebben ze alle drie geïnterviewd gisteren. De hele middag. Schitterende interviews. En weet je, ze namen er allemaal echt de tijd voor, we zijn ze superdankbaar. Dus we zijn, zeg maar, helemaal rond!’

O nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee…