Veertien

Goed. Tijd voor een nieuw begin. Het is maandagochtend en ik kan niet geloven dat ik in twee weken tijd al met mijn tweede baan begin. Steve heeft aangeboden me op te halen, hij zei dat hij me wel een lift achter op zijn motor kon geven. Ik kon best met de bus, maar hij bleef aandringen.

‘Je bezorgt me een goede baan en brengt me er op mijn eerste dag ook nog heen?’ zeg ik glimlachend tegen hem. ‘Ding je soms mee naar een award voor Aardigste Vent Ter Wereld?’

‘Klopt,’ grijnst hij van onder zijn helm terwijl ik die van mij vastgesp. ‘Goed zo,’ zegt hij goedkeurend. ‘Spring maar achterop. Zo, de buren hebben ook weer iets om over te kletsen.’

Popelend van ongeduld klim ik achter hem op de motor en sla mijn armen om zijn middel.

‘Ik moet je waarschuwen, dit monster gaat heel hard.’ ‘Prima. Snelheid is voor mij geen probleem,’ gil ik van onder mijn helm terug.

‘Mooi zo, Miss Woods; je bent de eerste vrouw die niet stijf van de zenuwen staat voor een ritje met deze jongen.’

Ik grinnik in mezelf. Hij moest eens weten.

Grappig, toen hij laatst in Smiley Burger zei dat hij misschien een baan voor me had, was mijn eerste gedachte: als wat precies? Als achtergrondzangeres in zijn band? Want echt, als ik zing klinkt het alsof je met je nagels over een schoolbord krast.

Steve moest lachen toen ik hem dat vertelde. Nee, het ging niet om zingen.

Twintig minuten later spring ik van de motor en sta voor een heel gewoon uitziend kantoorgebouw in het centrum van de stad. We zijn in Digges Lane, een smalle straat met keitjes in hartje Dublin, te midden van drukke, bedrijvige cafés en koffiebars en ik zie aan de muur een onopvallend bord waar RADIO DUBLIN, MARCONI HOUSE op staat.

Hier kom ik te werken. En nee, niet als schoonmaakster.

Mag ik je voortellen aan de nieuwe presentator van The Midnight Hour-show. (Ik weet het, ik kan het zelf ook niet geloven).

Steve parkeert de motor en samen lopen we door de draaideur de hal in. Hij meldt ons bij de receptie en dan zoeven we met de lift naar de vijfde verdieping. Als we de lift uit stappen komen we in een grote kantoorruimte met manshoge ramen die voor veel licht zorgen en een ongelooflijk uitzicht op de stad bieden. Terwijl Steve me langs de rijen bureaus leidt, lijkt het of bijna iedereen opkijkt en hem lachend met een hartelijk ‘Hoi Steve!’ begroet.

Het zijn over het algemeen, het moet gezegd, vrouwen. Aantrekkelijke, knappe jonge vrouwen die zich waarschijnlijk afvragen wie die roodharige is die hij met zich meetroont. Heel even vraag ik me af of hij een vriendin heeft. Louter omdat hij, als hij single zou zijn, absoluut niet te klagen heeft over een tekort aan bewonderende vrouwenblikken. Ik zou het niet kunnen zeggen. Hij heeft het nog nooit over een vriendin gehad, maar eigenlijk weet ik maar heel weinig over hem. Ik weet alleen dat hij in zijn eentje in een flat in Santry woont en dat hij volgens Sharon minstens drie keer in de week bij Smiley Burger eet. Wat, nu ik erover nadenk, tamelijk single-achtig klinkt.

Hoe dan ook, ik kom er niet goed achter wat zijn relatie met Radio Dublin precies is en hoe hij daar een baan voor me heeft versierd. En hoe het kan dat iedereen hem zo hartelijk groet alsof hij met iedereen de beste maatjes is.

‘Ik heb zo mijn relaties, je weet wel,’ grijnst hij plagend, als ik hem er voor de twintigste keer naar vraag. ‘Kom, we gaan een kop koffie voor je halen.’

Een minuut later staan we naast elkaar in de kleine kantoorkeuken en schenkt hij twee bekers verse koffie in. Hij torent hoog boven me uit en lijkt in zijn motorpak nog groter.

Steve is ongeveer drie jaar ouder dan ik, begin dertig dus, maar op de een of andere manier ziet hij eruit als een volwassene die er een jaartje tussenuit is. Een volwassenling, als die term zou bestaan. Het is onmogelijk een serieus gesprek met hem te hebben; hij maakt overal, echt overal een grapje van.

En dan komt er, zomaar uit het niets, een herinnering van jaren geleden bij me boven. Ik herinner me dat Steve als jongen van een jaar of achttien onze voortuin maaide en Maggie hem voor de eerste keer Milky Bar Kid noemde vanwege zijn blonde haar en het ronde John Lennon-brilletje dat hij toen droeg. Ik heb het nooit voor hem opgenomen, en nu werpt hij zich op als de redder die me verlost van Larry de Luis en achtuurdiensten van patat scheppen in kartonnen Smiley-bakjes. Uit schaamte bloos ik een beetje en ik beloof in stilte om vanaf nu alleen maar aardig en lief tegen hem te zijn. Zo snoeperig dat hij er bijna diabetes van zou krijgen. Ik heb veel goed te maken; jarenlange treiterijen van het hele gezin Woods.

‘Zo Steve,’ zeg ik, glimlachend naar hem opkijkend. ‘Je speelt in een band, hè? Ben je daarom zo populair hier?’

‘Luister je niet naar burengeroddel?’ vraagt hij grijnzend terwijl hij me de beker koffie aanreikt. ‘Ik speel inderdaad in een band, maar alleen als hobby. Gewoon voor de gein. Als je ons ooit had horen spelen, zou je begrijpen wat ik bedoel.’

Ik glimlach en neem een slokje koffie.

‘We hebben eind van de maand een optreden in Vicar Street,’ zegt hij. ‘Heb je zin om te komen?’

O, shit. Vraagt hij me nou mee uit? Want redder of niet, het spijt me, maar dat gaat me te ver. Behalve dat ik helemaal niet in de stemming ben om naar andere mannen te kijken, ben ik gewoon niet geïnteresseerd in Steve. Sorry, maar dat is gewoon zo. Althans, niet op die manier. Ik ben gewoon de meest monogame persoon die je ooit zult ontmoeten. Ook als ik treur over het einde van een relatie kan ik me er niet toe zetten naar andere mannen te kijken. Geen Morfineman voor mij (je weet wel, zo’n man die je alleen maar hebt om de pijn te verzachten). Maar nu bekruipt mij een nieuwe onzekerheid. Is dit soms de reden waarom Steve zo aardig doet? Want dan zal ik hem gelijk uit de droom moeten helpen.

‘Er komen ook allemaal mensen van de radio, je bent dus van harte welkom. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.’

Oef. Gelukkig geen date. Halleluja. Geen gênante vertoningen. ‘Lijkt me fantastisch.’

‘Trouwens, weet je wie jou heel graag weer zou willen zien? Hannah.’

Shit.

Ik vergeet Hannah steeds. Nee, het is nog veel erger, ik zeg de hele tijd dat ik haar binnenkort absoluut zal bellen om zo snel mogelijk een afspraak te maken, maar doe het dan niet. Ik ben een vreselijk mens en een slechte vriendin. Of beter gezegd, ex-vriendin.

‘Weet je,’ zegt Steve glimlachend op mij neerkijkend, ‘aanstaand weekend wordt haar dochtertje gedoopt. Er is een feestje na afloop, anders kom je daarheen. Je familie is ook van harte welkom.’

‘Leuk!’ zeg ik, opgelucht dat het ook dit keer niet om een gezellige tête-à-tête gaat.

Dan komt er een bleke, magere jongen binnen die er zo jong uitziet dat hij in een bar zijn ID zou moeten laten zien, en hij stelt zich voor als Ian. Hij heeft een T-shirt aan van de 360°-tour van U2, een spijkerbroek en sportschoenen en hij ziet eruit alsof hij zich met twee uur slaap per nacht overeind houdt.

‘Ik ga me over je ontfermen,’ zegt hij, mijn hand schuddend. ‘Ik produceer The Midnight Hour, maar maak je geen zorgen, het lijkt moeilijker dan het is. Het is een beetje te vergelijken met jongleren: gewoon een kwestie van de bordjes in de lucht houden. Een eitje als je weet hoe het werkt.’

‘Oké,’ zeg ik, een beetje zenuwachtig. ‘Maar weten jullie eigenlijk wel dat ik nog nooit zoiets gedaan heb? Een tv-programma presenteren kan ik wel, maar dit is totaal anders.’

‘Als je tv aankunt, kun je volgens mij alles,’ zegt Steve hartelijk. ‘Ian zal je de komende dagen wegwijs maken. Trouwens,’ voegt hij eraan toe, terwijl hij Ian uitgelaten op de schouder slaat, ‘hoe moeilijk kan het zijn als deze sufkop het zelfs kan.’

‘Wacht maar, ik krijg je nog wel,’ dreigt Ian plagend, alsof ze altijd zo met elkaar omgaan. ‘Oké, Jessie, we gaan beginnen. Neem je koffie maar mee naar de studio. De manager vindt alles goed.’ Dan voegt hij er grijnzend aan toe: ‘Dat is een vreselijke malloot. Ik denk dat hij hier tijdelijk gedetacheerd is door de orde van St-John of God. Als stageplek voor dwaallichtjes.’

Ik wend me tot Steve. ‘Nou, ehhh, bedankt voor alles, maar… wat ga jij nu doen? Ik bedoel, ga je weg, of…?’

‘Ehh, Jessie?’ zegt Ian, het is alsof hij niet langer zijn lachen kan houden. ‘Die manager is Steve.’

Dit is de beste week die ik in maanden heb gehad, ik overdrijf niet. Ik hou zo van mijn nieuwe baan, dat ik me bijna afvraag waarom ik ooit bij de tv in plaats van de radio ben gaan werken. Ik zit nog niet ‘achter de knoppen’ omdat ik deze week eerst word ingewerkt, maar volgens Steve en Ian kan ik volgende week al beginnen! Ik vind het nog steeds ongelooflijk, maar van 24.00 uur tot 02.00 uur zijn de radiogolven van Radio Dublin van mij, helemaal van mij.

Iedereen hier is aardig, hartelijk, enthousiast en energiek, en mensen die me uit mijn Jessie Would-tijd herinneren, zijn zo tactvol er niet over te beginnen. Hun enthousiasme werkt zo aanstekelijk dat ik met het uur het vuur in me voel terugkomen. Hoe langer ik hier ben, hoe beter ik me herinner waarom mijn hart bij het presenteren van programma’s ligt. Het salaris is niet fantastisch, het is zelfs niet veel meer dan bij Smiley Burger. Laat ik het zo zeggen: voorlopig zal ik het logeerbed in Sharons kamer nog niet kunnen verlaten. Maar ik kan tenminste voor mezelf zorgen, in plaats van telkens geld te lenen.

Mijn accountant is ook in haar nopjes, want ze heeft een regeling met de mensen van Visa getroffen die zo uitgebreid is dat je zo’n vijf dagen en minimaal zes juristen nodig hebt om de papierwinkel door te ploegen. Ze heeft een aflossingsregeling voor elkaar gebokst waarbij ik wekelijks een klein beetje terugbetaal van het geld dat ik hun schuldig ben. Het is zo weinig dat ik er volgens mij tot mijn zevenentachtigste aan vastzit, maar oké, ik ben weer solvabel. En ik beland niet als wanbetaler in de gevangenis. Altijd meegenomen.

Vreemd genoeg was Emma de enige die me deze baan afraadde, terwijl ik juist dacht dat ze blij voor me zou zijn. ‘Ach lieverd, is dit nou wel een goede move?’ vroeg ze bezorgd toen ik haar belde met het goede nieuws.

‘Waarom zou het geen goede move zijn?’ vroeg ik beduusd.

‘Kom, Jessie, je gaat van een primetime tv-show naar een nachtprogramma bij een klein, lokaal radiostation! Dat is een flinke carrièreval, en ik zou eerlijk gezegd bang zijn dat de pers er lucht van krijgt en je opnieuw te grazen neemt. En dat is toch wel het laatste wat je kunt gebruiken. Is het niet beter om je een beetje koest te houden?’

Ik weet dat ze me natuurlijk alleen maar wilde beschermen, maar in mijn positie was alles wat me van Smiley Burger kon verlossen een klein wonder dat ik met beide handen moest aanpakken. Ik was gewoon een pietsie verbaasd over haar reactie, meer niet. Verbaasd, en eerlijk gezegd een beetje teleurgesteld.

In de tussentijd heeft Sharon een date met Matt, de actuaris, en voordat ze elkaar überhaupt hebben ontmoet is er ook al een tweede date in het vooruitzicht. Hij wil haar namelijk later in de week per se mee naar de hondenrennen nemen en zij heeft daarin toegestemd. Hij vond dat ze het online zo goed met elkaar kunnen vinden dat hij geen nee accepteerde. Dit alles uitdrukkelijk tegen mijn advies in, dat snap je, ik vind het maar niets als het allemaal zo snel gaat, maar ik ben met mijn bedroevende liefdesverleden wel de laatste die een datingwet kan voorschrijven.

Begin van de week spreken Sharon en ik om zeven uur in de stad af. Mijn training eindigt rond zes uur en Sharon heeft een vrije dag. Ik breng haar rechtstreeks naar het Insomnia café in Dawson Street, stipt op tijd voor haar allereerste ontmoeting met hem. Ik bied aan op haar te wachten en in de tussentijd te gaan winkelen, maar ze wuift mijn voorstel weg en zegt dat ze zich als een kind van vijf voelt dat naar school wordt gebracht.

Ik moet toegeven: ze ziet er goed uit, de make-up (allemaal van mij) is onberispelijk, haar donkere haar zit perfect in een bobline en ze draagt weer iets nieuws, een zomerse bloemetjesjurk die we vorig weekend samen hebben gekocht. Eerst wilde ze hem niet, maar ik heb haar overgehaald want jurken staan haar goed. Casual, vrouwelijk en best sexy. Alles in het teken van haar metamorfose, en ik ben apetrots op haar.

‘Wil je dat ik mee naar binnen ga?’ bied ik aan als ze op straat nog gauw een sigaretje rookt.

‘Nee. Maar bedankt. Ik ben zenuwachtig, straks ga ik nog tegen je snauwen. Trouwens, stel dat ik hem leuk vind en jij niet?’

‘Sharon, ik ben zonder twijfel de slechtste mensenkenner ooit, dat heb ik denk ik wel bewezen. Dus waarom zou mijn mening ertoe doen?’ Toch leuk dat ze dat denkt.

‘Stel nou dat zijn adem naar een kadaver stinkt?’ vraagt ze aan haar haar frunnikend en met een schel stemmetje.

‘Dan ga je gewoon weg als ik over precies een halfuur met het ontsnaptelefoontje bel. Makkelijk zat.’

‘Stel dat hij één blik op me slaat en er dan sneller vandoor rent dan… dan een ladder in mijn panty?’

‘In dat geval blijf je gewoon zitten; je drinkt je koffie op, bladert een magazine door en vertrekt met opgeheven hoofd. Het is maar een halfuurtje. Dertig minuten, dat lukt echt wel. Heb je nog iets nodig voor ik ga? Sigaretten? Geld? Pepperspray?’

Ze staart me wezenloos aan.

‘Dat was een geintje.’

‘O, ha, ha. Heel geestig. Zeg eens eerlijk, zie ik er echt niet uit alsof ik een douchegordijn van ma aanheb? Je zou het toch wel zeggen als ik er belachelijk bij loop? De laatste keer dat ik een jurk aanhad was met mijn eerste heilige communie.’

‘Kom op, Sharon, je ziet er adembenemend uit. Ga nou maar naar binnen en geef hem van jetje. En vergeet niet dat het alleen maar een koffieafspraakje is, meer niet. Wat kan er nou in het ergste geval gebeuren?’

‘Je hebt gelijk,’ antwoordt ze. Ze is een beetje opgefleurd en klinkt nu minder zenuwachtig. ‘En zoals ma al zei toen ik wegging: ik heb gelukkig geen koortsuitslag en een stel kinderen, toch?’

Ik omhels haar stevig en kijk hoe ze naar binnen loopt. Het is iets na zevenen, en zoals beloofd, bel ik haar precies een halfuur later met het standaard ‘airbag’-ontsnaptelefoontje. Maar ze neemt niet op, en omdat ik dat een gunstig teken vind, stap ik op de bus naar huis.

Tegen negenen heb ik nog steeds niets van haar gehoord. Ik ben intussen in ’s werelds meest overbezorgde moederkloek veranderd. Ik sms haar voortdurend om te vragen of het wel goed met haar gaat en loop te ijsberen in de gang. Ik ben gek van ongerustheid dat Matt de actuaris een of andere seriemoordenaar bleek te zijn die haar in de kofferbak van zijn auto heeft gelokt en om zeep heeft geholpen.

Maar gelukkig waren al mijn zorgen voor niets, want rond middernacht komt Sharon uiteindelijk wankelend aan, ze is flink teut en zegt dat ze een geweldige avond heeft gehad. Kennelijk klikte het onmiddellijk tussen hen en toen duidelijk werd dat ze geen van beiden wilden dat het na de koffie afgelopen was, stelde Matt voor naar de film te gaan en daarna iets te gaan drinken.

‘Hij is niet moeders mooiste,’ zegt ze met dubbele tong terwijl ze in bed stapt en ik haar met mijn armen over elkaar woest aanstaar. ‘Hij is meer een beetje… nou… zoals je zou verwachten dat een actuaris eruitziet. Klein, iets van één meter zeventig, maar hij zegt dat hij van grote vrouwen houdt. Jezus, straks wordt hij nog gek op Maggie!’

‘En was het te veel moeite om me even te laten weten dat het goed met je ging?’ vraag ik, met een gezicht als een donderwolk, Joans taak in feite op me nemend. ‘Ik heb maar lopen ijsberen, misselijk van ongerustheid…’

‘Kom op, Jessie. Waarom voel je je nou niet hoe ik zou willen dat je je voelt?’

‘En dat is?’

‘Jaloers.’

Twee avonden later neemt Matt haar mee naar de hondenrennen. Hij heeft zelfs aangeboden haar thuis op te komen halen, maar dat heb ik flink ontmoedigd. Véél te vroeg om The Munsters te ontmoeten.

Nu Sharon vaak de hort op is en ook Joan bijna nooit thuis is, zijn Maggie en ik vaak op elkaar aangewezen, en dat is bepaald geen pretje. Vooral omdat ik sinds mijn gesprek met Sharon op de avond van de documentaire serieus mijn best voor Maggie heb gedaan. Maar het is pure tijdverspilling; als ik een gesprek met haar probeer te beginnen krijg ik al een grauw. Dat wil zeggen, als ik geluk heb en ze me niet straal negeert. Het komt er dus op neer dat we meestal geen woord met elkaar wisselen.

Tot de avond van Sharons tweede date. Maggie en ik kijken naar een herhaling van Frasier als ze, zonder enige aanleiding, met gif in haar ogen en een Bulmers-adem tegen me begint te praten.

‘Je bent zeker pas tevreden als je met je toverstokje al onze levens hebt veranderd?’ grauwt ze me vanuit haar leunstoel toe, terwijl ze haar sigaret als een dolk vasthoudt.

Ik kijk haar aan, vastbesloten niet te happen. Maar ik heb ook twee blikjes Bulmers op; als ze op ruzie uit is, ben ik tipsy genoeg om in opstand te komen tegen haar getreiter en laag-bij-de-grondse passieve agressie. Of maak daar bij nader inzien maar onverholen, pure agressie van.

‘Je bijnaam zou tegenwoordig Pollyanna Rockefeller moeten zijn, niet Cinderella,’ zegt ze, mij met haar spijkerharde ogen aankijkend. ‘Hoewel ik je persoonlijk liever als Cinderella zag. In die rol was je iets minder irritant.’

Oké, ik weet dat ik niet moet happen, maar ik doe het toch. Ik kan het niet laten. Sorry, maar ik heb schoon genoeg van haar gesar, het wordt tijd dat ik mijn grenzen stel. Hoe moet ik het uitleggen? Er komt een tijd dat je het beu bent om behandeld te worden als de antichrist in eigen persoon.

‘Maggie, wanneer hou je eens op met dat eeuwige gezanik?’

‘Op de dag dat ik in het huwelijk treed,’ sneert ze terug. ‘Dat is toch wat je wilt horen? Het is het enige antwoord dat een stoeipoes als jij begrijpt. Je kunt mij ook wel een make-over geven en opgedirkt de straat op sturen om met volslagen onbekenden uit te gaan. Want in jouw ogen stel je alleen iets voor als je een partner hebt. God, ben je zo’n domme bimbo dat je nooit van de feministische beweging hebt gehoord?’

Ik zak achterover op de bank, neem nog een slok cider en trek me uit de strijd terug voordat die goed en wel begonnen is. Arme Matt, de actuaris, denk ik. Ik heb nu al medelijden met hem.

Je moet er toch niet aan denken hierin verzeild te raken?

Als ik de volgende dag van Radio Dublin thuiskom, staan er zes kartonnen verhuisdozen in de gang op me te wachten. Joan is ook thuis, haar humeur is om op te schieten.

‘De hak van mijn schoen brak zowat af toen ik over deze berg rotzooi struikelde,’ is haar begroeting als ik binnenkom. ‘Ik waarschuw je, Jessica, voor ik thuiskom moet die troep uit het zicht zijn.’

‘Is dat dan allemaal van mij?’

‘Nee, van paus Benedictus, nou goed! Van wie denk je? Ene Amy heeft ze langsgebracht toen jij op je werk was. Maar ik meen het, als ik vanavond van mijn soiree thuiskom, moet het allemaal weg zijn.’

Shit, ik had zoveel aan mijn hoofd dat ik het helemaal vergeten was. Ze heeft het over Amy Blake, de assistente van Jessie Would. Wat ontzettend aardig van Amy. Dus voordat ik alle dozen in veiligheid breng, bel ik eerst Amy om mijn verontschuldigingen ervoor aan te bieden dat ik niet thuis was toen ze aan de deur kwam. Ze neemt onmiddellijk op.

‘Hoi, wat fijn om wat van je te horen!’ lacht ze vrolijk, en een paar minuten is het weer net als vroeger. Ze kletst gezellig, vertelt dat ze meewerkt aan Emma’s nieuwe talkshow die binnenkort van start gaat en dat ze er helemaal vol van is. ‘Maar het zal niet hetzelfde zijn zonder jou, Jessie. We missen je allemaal vreselijk. Je hebt geen idee. Zonder jou is er niets aan. En niemand behandelt de assistentes zo goed als jij.’

‘Ah, dank je, Amy. En bedankt dat je de moeite hebt genomen al die dozen af te leveren. Echt.’

‘Geen probleem. Ik denk dat het meeste weg kan, maar het leek me beter dat je dat zelf beslist. Na je ontslag haalde Emma alles meteen door de papierversnipperaar, maar ik heb zo veel mogelijk gered. Je weet maar nooit, misschien zit er nog iets bij wat je ooit nodig hebt.’

Ik bedank haar nogmaals en voordat ik ophang spreken we af binnenkort koffie te gaan drinken. Beetje vreemd, denk ik, terwijl ik de dozen naar de garage sjouw, dat Emma op kantoor allerlei documenten heeft versnipperd. Ik bedoel, los van alles, waarom zou ze dat doen?

Het is nu zaterdag en het gaat zo goed tussen Sharon en Matt dat ze hem niet alleen vanmiddag meeneemt naar het doopfeestje bij Hannah, maar dat hij haar ook nog komt ophalen om ons allebei een lift te geven.

Steve heeft onze hele familie uitgenodigd, maar Joan gaat, surprise! surprise! naar de Swiss Cottage, dit keer voor ‘zaken’. Ze fluistert het woord ‘zaken’ alsof het een topgeheim betreft en Donald Trump in het kantoortje boven de kroeg zit te wachten om in dit mysterieuze project te investeren. Ik glimlach maar wat naar haar, in de veronderstelling dat dit een nieuw eufemisme voor ‘wijnproeven’ is, maar nee, ze zegt dat het echt om zaken gaat en dat ze ons erover zal vertellen als ‘het ondernemingsplan helemaal rond is’. Weet je, soms vraag ik me af waarom ze zo tegen me opschept. Ik heb haar onderbroeken gewassen, verdomme, we hebben géén geheimen.

Ik spreek met Steve af dat ik hem eind van de middag bij Hannah thuis zie, want de doopplechtigheid is alleen voor familie en de buren zijn uitgenodigd voor het feestje erna. Ik vind het spannend om Hannah na al die jaren weer te ontmoeten. En ik kijk ernaar uit Matt, de actuaris, eindelijk eens in levenden lijve te zien.

Hij arriveert, zoals Sharon hem uitdrukkelijk heeft opgedragen, klokslag zes uur en omdat zij boven nog haar haar staat te föhnen ben ik degene die die arme kerel moet binnenlaten en vermaken tot ze klaar is om naar beneden te komen. Dat is een trucje uit een of ander zelfhulpboek waarin staat dat je een man koste wat het kost zo lang mogelijk moet laten wachten als hij je komt ophalen. Ahum. Dat die belachelijke regel ook in dit huis zou gelden had ik niet kunnen bedenken, maar zo zie je maar weer.

Goed, ik ren de trap af naar beneden en doe de deur open. Sharon heeft gelijk, Matt is niet groot, maar gezet en kaal en hij draagt een bril met een zwart montuur en een keurig geperst pak. Het is moeilijk zijn leeftijd te schatten, maar ik denk zo rond de veertig.

‘Goedenavond. Ik veronderstel dat jij Jessie bent,’ zegt hij, zijn hand uitstekend. Formele omgangsvormen, denk ik, terwijl ik hem glimlachend de hand schud. Ouderwets. Wat ik vriendelijk, vertederend en ontwapenend vind. Ik stel hem zo veel mogelijk op zijn gemak en net als ik hem naar de keuken wil dirigeren, roept Sharon van boven aan de trap dat ik hem naar de tv-kamer moet brengen. Waar Maggie Deal or No Deal of een ander onnozel zaterdagavondprogramma zit te kijken en haar favoriete hobby uitoefent: met de gids op haar schoot haar tv-avond plannen. Ik heb vreselijk met die arme Matt te doen, maar ik neem hem mee naar binnen en stel hem voor aan Maggie, die als een sumoworstelaar in haar stoel zit en hem met haar steengrijze ogen strak aanstaart. Zich opwarmend voor de strijd.

‘Dit is mijn zus Maggie.’

‘Stíéfzus.’

Dan bied ik hem iets te drinken aan. Alles om de arme vent op zijn gemak te stellen.

‘Cola, alsjeblieft, ik ben geheelonthouder,’ antwoordt hij, en ik zweer het je, het ijzige stilzwijgen van Maggie spreekt boekdelen.

Dan besef ik dat ik om de cola uit de koelkast te pakken de kamer uit moet en hem over moet leveren aan Maggie op haar verschrikkelijkst: wanneer ze gestoord wordt tijdens het tv-kijken. Zo snel als ik kan ren ik naar de keuken, maar als ik terugkom, hoor ik haar nog net zeggen: ‘Zo, Matt. Weet je zeker dat je niet van plan bent mij tot een sekte te bekeren? Ik wil je niet beledigen hoor, maar zo zie je eruit.’

Ik geef hem het glas cola en om Maggies gruwelijke gedrag te compenseren klop ik naast me op de bank en vraag hem te komen zitten. Alleen de ongetrouwde tante uit een zwart-witfilm, het haarnetje, de kanten mantilla en een paar breinaalden ontbreken nog.

‘Je bent dus actuaris?’ vraag ik vriendelijk.

‘Ja, maar het is lang niet zo spannend als het klinkt, hoor.’

‘Dat meen je niet,’ bijt Maggie hem van achter een dikke wolk rook toe, de vijandschap straalt van haar af.

Aan haar reactie te zien is dit waarschijnlijk de eerste heteroseksuele man onder de veertig die sinds de begrafenis van mijn vader de tv-kamer heeft betreden: ze ziet eruit alsof ze hem elk moment met knoflook en kruisbeeld te lijf kan gaan. Maar Matt lijkt het niet eens te merken. Kennelijk heeft hij een dikke huid. Wat een goed teken is.

‘Fijn je eindelijk eens te ontmoeten, Jessie,’ zegt hij na een stilte. ‘Het komt in mijn branche niet vaak voor dat je iemand ontmoet die een begrip is.’

‘Zo kan-ie wel weer. Je bent behalve actuaris zeker ook komiek,’ zegt Maggie, terwijl ze hem als een cobra toegrijnst. ‘Ik kan je namelijk vertellen dat Jessie in haar eigen huis nog niet eens een begrip is.’

Omdat ik in zijn bijzijn niet de hele familie Woods wil afvallen ga ik, zoals meestal, niet op haar hatelijkheden in. Er wordt weer lange tijd gezwegen, en dan maak ik om de stilte op te vullen een of andere clichéopmerking over het weer: dat we geluk hebben dat het zo mooi is, vooral omdat de vooruitzichten voor vandaag zo waardeloos waren.

‘Dat heeft in feite niets met geluk te maken,’ legt Matt uit. ‘Het is een mathematische zekerheid dat weersvooruitzichten in vijfenveertig procent van de gevallen niet kloppen. De waarschijnlijkheid dat het mooi weer zou worden was dus vrij groot.’

Een snelle blik op Maggie zegt me dat het een absolute zekerheid is dat Matt binnen tien seconden een venijnige, sarcastische opmerking naar zijn hoofd geslingerd krijgt, maar gelukkig komt Sharon net op tijd binnen. Ze ziet er fantastisch uit in haar nieuwe outfit die ze zonder mij heeft gekocht. Gezien de hoeveelheid nieuwe kleren waarmee ze deze week is thuisgekomen, heeft ze haar hele salaris uitgegeven in de boetiekjes van het Omni Park-winkelcentrum. Lieve help, ik heb een shopverslaafde naar mijn eigen evenbeeld gecreëerd.

Wanneer we opstaan om weg te gaan, laat ik Maggie voor de zekerheid nog even weten dat ook zij voor het doopfeestje uitgenodigd is en dat het leuk zou zijn als ze meegaat. Dan kan ze daar in elk geval na afloop niet over zeuren.

‘Ik ben niet zo’n kindervriend,’ is haar antwoord, rook in mijn richting blazend.

‘Weet je het zeker?’ vraag ik, in een poging haar over te halen. ‘Het wordt vast leuk.’

‘Alsjeblieft zeg. Een doopfeestje, leuk? Weet je, ik heb de heks uit Hans en Grietje altijd een onbegrepen vrouw gevonden. Ze bouwde haar droomhuis, maar die twee etters van kinderen vraten het op! Ze hebben hun verdiende loon gekregen.’

Ik wist dat het verloren tijd zou zijn haar mee te vragen. Geen idee waarom ik het überhaupt probeerde. Dan gaat Matts telefoon en als hij naar de gang loopt om op te nemen, kijkt Sharon ons beiden aan.

‘En? Goedgekeurd of afgewezen? Eerlijk zeggen, want ik gebruik hem alleen maar om op te oefenen. Mijn Defibrillatorman,’ voegt ze eraan toe, met een veelbetekenende blik in mijn richting.

‘Sharon, ik vind hem geweldig,’ zeg ik, en ik meen het. ‘En hij is stapel op je. Kon zijn ogen niet van je afhouden toen je de kamer binnenkwam!’

‘Jeetje, denk je echt?’

‘Echt. Hij had zo’n liefdevolle blik in zijn ogen. Het was net… net…’ Ik zoek ijverig naar een metafoor. ‘Net een schattig… zeehondje.’

‘Ja,’ zegt Maggie. ‘Dat je zo zou willen neerknuppelen.’

Als we even later met z’n drieën naar Matts auto lopen, zeg ik tegen Sharon: ‘Het kan niet langer zo met haar. Ze zit nu al zo’n twintig jaar te chagrijnen en ik weet niet of ik het nog langer trek. Hoe aardiger ik probeer te zijn, hoe gemener ze wordt.’

‘Ik weet het,’ zegt Sharon, en terwijl Matt haar een arm wil geven duwt ze die weg. ‘Maar wat moeten we er in vredesnaam aan doen?’

images

We rijden naar het huis van Hannah, wat met de auto ongeveer vijf minuten bij ons vandaan is. Hoewel Sharon en ik hier geen van beiden ooit eerder zijn geweest, is het huis waar we moeten zijn al van een kilometer afstand te herkennen. Aan het hek hangen ik weet niet hoeveel heliumballonnen en de kleine oprit staat bomvol auto’s. Het is nog vroeg, maar het ziet ernaar uit dat het feest al in volle gang is. Als we parkeren en naar de voordeur lopen zien we dat de voortuin krioelt van de spelende, joelende, vechtende kinderen.

Heel even gaan mijn gedachten naar mijn vorige leven; ik herinner me een kinderpartijtje dat Eva en Nathaniel voor hun tweeling hadden georganiseerd en waarvoor ze een strijkkwartet hadden ingehuurd. De kinderen verveelden zich dood en de volwassenen stonden bij het strijkje van hun cocktail te nippen en over geld te praten. Het was een bezadigde bedoening vergeleken met dit echte, ouderwetse feest waar je op dit tijdstip van de avond al ziet dat de meeste volwassenen zat worden. Maar ik weet wel waar ik liever ben, denk ik terwijl ik Sharon even bemoedigend in haar arm knijp. Bij mijn echte vrienden, graag.

Hannahs moeder, Mrs. Hayes, doet open en het duurt even voor ze ons herkent.

‘O, mijn hemel, Jessie? Ben jij het onder al dat rode haar? Ik dacht dat je een vreemde was! Wat zal Hannah het leuk vinden dat je gekomen bent. Ze is boven de baby aan het verschonen, maar zodra ze beneden is zal ik haar zeggen dat je er bent. En Sharon, ik herken je bijna niet, wat zie je er goed uit en wat ben je slank! Kom verder, kom verder, welkom!’

We stellen Matt aan haar voor en ze verwelkomt ook hem zo hartelijk en lief dat mijn gedachten onmiddellijk teruggaan naar mijn tienertijd, toen ik altijd bij haar over de vloer kwam. Nooit heeft deze gulle, sympathieke vrouw me het gevoel gegeven dat ik een extra mondje was dat gevoed moest worden. In een tijd dat iedereen het krap had, wist ze volgens mij dat ik het thuis moeilijk had en heeft ze me, zonder vragen te stellen, als vanzelfsprekend bij alle maaltijden en activiteiten van haar gezin betrokken.

‘Mrs. Hayes, het spijt me dat ik niet eerder langsgekomen ben,’ zeg ik, omdat ik het gevoel heb dat ik me moet verontschuldigen.

‘Doe niet zo gek, Jessie. We zijn toch oude vrienden? En oude vrienden doen niet aan formaliteiten. Steve zegt dat je het fantastisch doet bij de radio, maar je moet wel een verzoeknummertje voor me draaien. Beloof je het?’

‘Beloofd,’ antwoord ik, terwijl ik bedenk hoe gelukkig hij en Hannah zijn dat ze zo’n moeder hebben.

‘“Yesterday” van de Beatles zou ik fantastisch vinden, lieverd. Ik word maandag vijfenzestig jaar jong, als het je lukt om het dan te draaien kan mijn dag niet meer stuk.’

‘Komt voor de bakker.’

Er komen andere gasten binnen en Mrs. Hayes loopt erheen om hen te verwelkomen. Sharon, Matt en ik banen ons een weg door de overvolle zitkamer en keuken. Er zijn minstens drie generaties aanwezig en iedereen vermaakt zich kostelijk. Ik loop langs een tiener die nog nauwelijks de leeftijd heeft om te mogen drinken en hoor hem tegen zijn moeder zeggen: ‘Ik zweer het, ik ben níét dronken! Dit is pas mijn negende!’ En ik zie een vrouw van ongeveer mijn leeftijd met een kind aan de borst dat oud genoeg lijkt om Smiley burgers te eten. Grappig om een doopfeestje mee te maken terwijl je zelf single en kinderloos bent; het is alsof het leven dat je niet hebt zich voor je ogen afspeelt.

‘Daar is de bar, recht voor je, op twaalf uur,’ zegt Sharon, voorzichtig over speelgoedtreintjes stappend waar een stel kinderen zit te ruziën. Als Matt haar bij de hand wil pakken slaat ze hem opnieuw af. Ik heb er verder geen mening over, het valt me alleen op.

Als we in de keuken komen, belanden we in een nog grotere janboel, dit keer staan mensen te kibbelen over het eten dat op de aanrecht uitgestald staat. Net op het moment dat ik wil voorstellen om naar de achtertuin te gaan voel ik een hand op mijn schouder.

Steve.

‘Hé, wat leuk dat je er bent, ik had niet gedacht dat je zou komen!’ zegt hij, zijn lange lijf vooroverbuigend om me hartelijk op mijn wang te kussen. Naast hem staat een lange, knappe brunette. Haar steile haar reikt tot haar billen en ze zwiept het voortdurend over haar schouders. Ze draagt een vierkante, trendy bril waardoor ze er als een architect uitziet. Hij stelt haar voor als Elaine. Ze geeft geen hand, maar hangt met een glas witte wijn aan zijn schouders. Ik stel Matt aan Steve voor en attendeer hem dan op Sharon. Ongelogen, zijn ogen puilen bijna uit hun kassen als hij haar ziet.

‘Wauw, Sharon! Ben jij het echt? Ik bedoel… Je ziet er zo… ik bedoel, je bent veel… en je haar…’ Dan moet hij, goedgehumeurd als hij is, om zichzelf lachen. ‘Ik wil eigenlijk alleen maar zeggen dat het leuk is je weer te zien, en fijn ook jou te ontmoeten, Matt! Wat willen jullie drinken? Voor het geval jullie het nog niet in de gaten hadden, Hannah heeft mij vanavond tot barman gebombardeerd. Fooien zijn van harte welkom.’

Als hij onze bestelling heeft opgenomen zegt hij dat we het beste naar de achtertuin kunnen gaan omdat het daar minder druk is en dat hij onze drankjes zo komt brengen. Gedrieën gaan we naar buiten waar we meteen op Mrs. Foley en Mrs. Brady stuiten die als een soort bewakers op twee plastic tuinstoelen zitten. Ze nemen Matt vluchtig op en vragen dan wie hij is. Sharon stelt Matt voor en verkneukelt zich zichtbaar over de uitdrukking op het gezicht van de dametjes als die in de gaten krijgen dat het hier om een heuse date gaat. En dat met een heel normale vent.

Ik laat haar van de situatie genieten en loop verder de tuin in om een plekje voor ons te zoeken. Uiteindelijk zie ik helemaal achterin twee lege keukenstoelen. Ik laat ze vrij voor de anderen en ga zelf op een schommel zitten, blij dat ik uit de herrie van binnen ben. Een paar minuten later stapt Steve naar buiten, balancerend met een dienblad vol drankjes. Hij geeft Sharon en Matt een glas en als hij mij ziet komt hij met die lange stelten van hem door de tuin aanstappen en gaat op de schommel naast me zitten. We kletsen wat over het werk en hij vraagt hoe ik het vind om volgende week live te presenteren. Ik sta te popelen, zeg ik, genietend van de wijn, de nazomeravondzon en ons gesprek.

‘Iedereen van Radio Dublin is trots op je, weet je,’ zegt hij glimlachend.

‘Hoezo?’

‘Omdat je een nachtelijk programma bij een klein, lokaal radiostation doet, terwijl je professioneel op topniveau hebt gewerkt. Genoeg bekendheden zouden zich een air van een diva aanmeten, maar jij niet. Jij stort je er gewoon in, geeft je eraan over en gaat aan de slag. Geen aanstellerij of poeha. Daar hou ik van. Wij allemaal.’

‘Neem je me nou in de maling, Steve? Jij bent degene die me gered heeft van het Smiley burgers grillen, augurken hakken en aan die krengen van kinderen vragen of ze er patat bij willen. Ik had het al een hele vooruitgang gevonden als je me een baan als glazenwasser bij Radio Dublin had aangeboden.’

‘Je pakt het zo goed op na alles wat er gebeurd is. Ik weet niet of ik in jouw plaats ook zo sterk zou zijn.’

‘Ik heb het er lang, heel lang moeilijk mee gehad. Maar nu kan ik de wereld weer aan. Dat wil zeggen, zo goed als. En dat is voor een groot deel aan deze baan te danken, dat kan ik je wel vertellen.’

Plotseling wordt hij serieus. ‘Weet je, Jessie, ik heb die documentaire over je gezien. Die A Day in the Life-aflevering. Het was afgrijselijk en ik ben niet de enige die er zo over denkt. Heb je ooit aan de mogelijkheid gedacht dat het misschien allemaal doorgestoken kaart was?’

Ik schud mijn hoofd en glimlach. ‘Ik denk dat je te veel complotfilms hebt gezien.’

‘Misschien wel,’ grijnst hij. ‘Maar denk eens na of je misschien iemand kent die er baat bij had dat jij het veld zou ruimen.’

‘Zelfs Oliver Stone zou zoiets niet kunnen verzinnen.’

‘Sorry,’ zegt hij, hoofdschuddend. ‘Maar toen ik naar dat programma keek, vond ik iets niet kloppen.’

‘Steve, ik heb het allemaal aan mezelf te wijten. Geloof me, ik heb het hele gebeuren duizend keer in mijn hoofd herhaald, maar mijn conclusie is dat ik, net als in de fabel van Daedalus, zo dicht bij de zon heb gevlogen dat mijn vleugels smolten. Ik heb een hoge prijs betaald, maar ook heel veel geleerd. Het was een harde les, maar dat is kennelijk de manier waarop ik het beste leer.’

‘Jessie Woods, je bent de flinkste, dapperste vrouw die ik ken.’ Hij kijkt me heel doordringend aan.

‘Welnee!’ lach ik het compliment weg. ‘Ik ben gewoon verdergegaan met mijn leven.’

‘Maar het moet vreselijk voor je geweest zijn. Ik heb beelden gezien van die ongelooflijke villa waar je woonde. Om dan weer hier terug te moeten komen…’

‘En op de bank te moeten slapen…’

‘Met Maggie en Sharon… Al moet ik zeggen dat Sharon heel erg veranderd is sinds jij weer in haar leven bent. Ze is een ander mens geworden. En niet alleen uiterlijk, ze is… hoe moet ik het zeggen… gewoon een stuk liever. Als je begrijpt wat ik bedoel.’

‘Ze is fantastisch voor me geweest, ze heeft me er echt doorheen gesleept. Ze heeft zelfs haar excuus gemaakt voor de dingen die ze in de documentaire over me gezegd heeft.’

‘Fijn,’ zegt hij goedkeurend knikkend, terwijl hij naar een paar kinderen kijkt die met de tuinslang een watergevecht houden. ‘Want sommige dingen waren echt… Nou ja, het doet er niet meer toe. Wat ik in al mijn klunzigheid wil zeggen is dat je een paar moeilijke maanden achter de rug hebt en dat ik vind dat je je er geweldig doorheen geslagen hebt.’ Hij werpt me een zijdelingse blik toe, en zegt dan: ‘Ik bedoel… Je houdt je fantastisch staande.’

‘Tja, dat is nu eenmaal het verhaal van mijn leven,’ zeg ik grinnikend. ‘Ik ben de yuppie die ten val kwam.’

‘Maar het overleefde.’

In de verte zie ik Elaine, de vrouw met de zwiepende haren, uit het huis komen. Ze kijkt om zich heen, waarschijnlijk zoekt ze Steve. Als ze hem in de gaten heeft, komt ze bij ons zitten. Ze zegt niets, maar staart me van achter de architectenbril aan alsof ze wil zeggen: ‘Opzouten, meid, je tijd is om.’ Omdat ik geen idee heb wat die twee met elkaar hebben laat ik ze alleen, met het excuus dat ik Hannah binnen ga zoeken.

Ik vind haar uiteindelijk in de tv-kamer en zodra ik haar zie komt er een stroom van herinneringen bij me boven. Ze is nog helemaal de oude Hannah. Net als Steve groot en slank, ze heeft blond haar (van zichzelf, iets wat me jaren geleden misselijk van jaloezie maakte) en is na haar zwangerschappen geen grammetje aangekomen.

‘Als iemand die verdomde Beyoncé Knowles nou niet als de sodemieter uitzet, gooi ik de cd-speler het raam uit!’ gilt ze naar haar echtgenoot Paul.

‘Ah kom op, dit nummer is juist zo aanstekelijk!’ zegt Paul.

‘Vind je? Schurft is ook aanstekelijk.’

Dat is typisch Hannah. En als ik gedacht had dat het ongemakkelijk zou zijn haar na al die jaren weer te ontmoeten zat ik er volledig naast. Godzijdank.

‘Sorry,’ zegt ze, afgeleid. ‘Ik heb de pest aan dat liedje. Het gaat in je hoofd zitten en blijft nog zeker drie dagen hangen. Voor het eerst sinds vierentwintig uur kan ik eindelijk even rustig zitten met een glaasje wijn. En dat laat ik niet door dat rotliedje verpesten.’

‘Goed je weer te zien, Hannah,’ zeg ik, terwijl ik met haar proost. ‘En nogmaals gefeliciteerd. Je dochter is een schoonheid. Net haar moeder.’

‘Zeg dat maar tegen haar vader. Op weg naar de kerk kreeg ik woorden met Paul omdat hij zei dat ze op Chroesjtsjov lijkt. En daarna probeerde hij zich eruit te redden door te zeggen dat alle baby’s op Russische premiers lijken. Het werd bijna vechten in de auto.’

Ik zie de hele situatie voor me en barst in lachen uit. ‘Leuk dat ik Paul ook tref. Je zult wel blij zijn dat hij weer veilig thuis is.’

Paul is cadet in het leger en net terug van een missie in Tsjaad. Hij is geen spat veranderd sinds ik hem voor het laatst heb gezien; nog altijd even sterk en gespierd en hij heeft nog steeds geen nek. Alleen een hoofd en dan schouders.

‘Ik ben ook blij jou te zien, Jess,’ zegt ze lachend en ze ploft enthousiast naast me op de bank neer. ‘Ik wist niet of je wel zou komen. Ik weet dat je de laatste tijd niet graag onder de mensen komt. Kan ik me wel voorstellen, trouwens.’

‘Sorry, Hannah, het spijt me. Ik had je al een paar maanden geleden moeten bellen, maar de helft van de tijd kon ik me nauwelijks uit bed hijsen.’

‘Het zal niet makkelijk geweest zijn. Vooral niet voor iemand zoals jij.’

Ik kijk haar aan en vraag me af wat ze bedoelt. Iemand als ik?

‘Je was altijd zo gedreven, bedoel ik,’ legt ze uit. ‘Al zolang ik je ken, en dat is al heel lang, schat. Zo was je al vanaf de basisschool tot het eind van de middelbare school, en zelfs daarna toen we samen in dat klotige flatje in Beggar’s Bush woonden. Je zat altijd vol ambitie. Je wilde zo ontzettend graag een tv-carrière. Weet je nog dat je die baan als assistente kreeg? Het was alsof je een ticket richting het paradijs had bemachtigd. Je schoot er als een hazewind vanuit zijn starthok vandoor.’

Ik was vergeten dat Hannah zo recht voor z’n raap was. Zo’n meid die zegt wat ze te zeggen heeft.

‘Mijn god, was ik echt zo erg? Waarom heb je me niet de nek omgedraaid? Het moet een nachtmerrie geweest zijn om met mij samen te wonen!’

‘Nee, hoor,’ zegt ze grijnzend. ‘Ik kende je achtergrond toch. Ik wist hoe moeilijk je het thuis had en hoe graag je het huis uit wilde. Ik snap heel goed dat je je verleden uitwiste, zo kon je je tot hip tv-sterretje ontwikkelen. Je hebt er hard voor gewerkt en het is je gelukt een succes te worden. Niemand is zo trots op je als ik.’

Maar dan verandert ze plotseling van toon. Ik hoor nu verdriet in haar stem, dat er eerder niet was. Ik zet me schrap voor wat er komen gaat.

‘Maar Jessie, ik heb me altijd afgevraagd… waarom vond je het nodig ook mij uit je leven te bannen? Na alles wat we meegemaakt hadden? Ik heb nooit iets van je gehoord toen ik trouwde, mijn eerste kind kreeg en hiernaartoe verhuisde. Wees eerlijk, Jess, geef het maar toe. Je hebt me nooit meer gebeld. Soms een kerstkaartje, dat was alles.’

Schuldgevoel snijdt door mijn borst. ‘Hannah, het spijt me zo…’

‘Begrijp me goed, tot op zekere hoogte snap ik het. Ik bedoel, jij had jouw leven en ik het mijne. Ik weet dat het heel moeilijk is voor alleenstaande vriendinnen om te begrijpen hoe anders het leven met een kind is. Maar het was fijn geweest als ik af en toe iets van je had gehoord. Maar je was ineens heel dik met die Emma Sheridan; je had nieuwe vrienden en andere uitjes om heen te gaan.’

‘Ik ben nog steeds met Emma bevriend. Ze is de enige uit mijn tv-periode die nog de moeite neemt me te bellen.’

‘Hmmm,’ zegt Hannah, duidelijk niet onder de indruk.

Er komt een herinnering van jaren terug bij me boven. Hannah mocht Emma niet. Dat was ik helemaal vergeten. Toen ze elkaar jaren geleden voor het eerst ontmoetten, klikte het gewoon niet. ‘Ze is te lief om eerlijk te zijn,’ zei Hannah altijd. Een van de weinige dingen waar ze zich in vergist blijkt te hebben. Wat de overige zaken betreft heeft ze gelijk. Ik heb Hannah uit mijn leven gebannen en dat was vreselijk. Ik dacht dat we van elkaar vervreemd waren, dat we niets gemeenschappelijks meer hadden. En tot mijn schande moet ik bekennen dat ik ervan uitging dat Hannah er ook zo over dacht. Ik zal je iets vertellen: als ik de afgelopen maanden iets heb geleerd is het wel nederigheid.

‘Goed,’ zegt Hannah, terwijl ze onze glazen bijvult, ‘als Madam Emma je gesteund heeft, siert dat haar. Maar zoals je weet, heb ik haar nooit kunnen uitstaan, ook niet op tv. Ik vind het een koude vis. Het is zo’n vrouw die nooit eens een foutje maakt en ik snap heel goed waarom ze jou aan haar gekoppeld hebben. Jij vrolijkte de boel op en was niet bang om op je bek te gaan en het dan weg te lachen. In tegenstelling tot die schijnheilige ijskoningin.’

‘Ik kan bijna niet geloven dat je naar mijn programma gekeken hebt…’

‘Ben je mal, natuurlijk heb ik gekeken! Ik heb je hele carrière meebeleefd, Jessie. Zo had ik het gevoel dat ik nog contact met je had. Ik volgde je op tv en in de kranten, als je naar die gala’s en glamourfeestjes ging, en zo. En dan dacht ik, ze heeft gekregen wat ze wilde.’

‘Maar het was niet van lange duur,’ zeg ik, een flinke slok wijn achteroverslaand. ‘Op het moment dat het fout ging, zijn al die mensen uit mijn leven verdwenen.’

‘Ik weet het. Dat moet vreselijk voor je geweest zijn. Vooral wat er gebeurd is met Sam Hughes.’

Ik geef geen antwoord. Ik vind trouwens dat je maar een beperkte hoeveelheid tranen per man mag vergieten en dat ik aan mijn limiet zit.

‘Sorry, Jessie,’ zegt ze, haar toon is wat aardiger nu. ‘Ik weet hoeveel hij voor je betekende. Weet je nog dat we, nadat je hem voor het eerst bij Channel Six had ontmoet, altijd alle kranten doorplozen om te kijken of er iets over hem in stond? Toen ik jaren later las dat je hem daadwerkelijk aan de haak had geslagen, kon ik het nauwelijks geloven. Je ging op je doel af en op de een of andere manier bereikte je het. Ik dacht, wauw, Cinderella heeft eindelijk de prins van haar dromen gekregen.’

‘Met alle narigheid van dien,’ zeg ik spottend. ‘Ik denk dat ik voor iedereen een wandelende waarschuwing ben. Je weet wel, zo iemand naar wie je wijst en zegt, wees maar voorzichtig met wat je wenst. Maar ik ben een ander mens nu.’

‘Nee,’ zegt ze, heftig haar hoofd schuddend en met het scherpe inzicht van iemand met wie je samen bent opgegroeid. ‘Je was tóén een ander mens. Je verlangde er allemaal zo naar. Je was zo gedreven en vervuld van het verlangen je verleden van je af te schudden en de wereld te ontdekken. Maar weet je? Je bent veranderd. Je bent nu rustiger, nuchterder en realistischer. Ik vind je zo het leukst.’

‘Weet je? Ik vind mezelf zo eigenlijk ook het leukst.’