Dertien

Ik heb het vermoeden dat Sharon iemand gevonden heeft. Om het zeker te weten zal ik haar het hele verhaal moeten ontfutselen, maar als ik later die avond van mijn werk thuiskom staat ze me in het halletje op te wachten. Ze heeft een kek nieuw jasje aan, is tiptop opgemaakt en haar haar is gewassen en glanst. Tot mijn grote verbazing kondigt ze aan dat we uitgaan. Dat is zo ongebruikelijk hier in huis, met uitzondering van Joan, dat ik haar vraag het nog eens te herhalen.

UIT? Het huis uit? Weg van de tv?’

‘Wat is daar mis mee? Het is zaterdagavond en we gaan uit. Heel normaal.’ Dan voegt ze er fluisterend aan toe: ‘Ik moet je iets vertellen. We kunnen beter even ergens anders heen gaan.’

Ze geeft me precies twee minuten om mijn smerige Smiley-uniform uit te trekken en een T-shirt en een spijkerbroek aan te schieten, en binnen no time slaan we de deur achter ons dicht en zijn we op weg naar de Swiss Cottage, Maggie helemaal in haar eentje in de tv-kamer achterlatend voor haar gebruikelijke zaterdagavond-tv-festival met American Idol en X Factor.

Een kwartier later zitten we samen in een rustig hoekje in de kroeg met twee glazen Bulmers. Grappig, ik begin cider steeds lekkerder te vinden.

‘Ik heb nieuws,’ zegt ze, een flinke slok nemend.

‘Ik ook, maar jij mag eerst.’

‘O Jess, ik heb iemand leren kennen… Oké, pauze om te reageren.’

Ik oh en ah, en spoor haar aan verder te vertellen.

‘Nou, je zult het niet geloven, maar hij is leuk en normaal. Ik hoop tenminste dat hij ook in het echt zo is en me niet emailt vanuit een gevangenisbibliotheek of zoiets.’

‘Je moet alles vertellen,’ zeg ik streng, terwijl ik een slok van de koude, zoete cider neem. ‘En je mag geen detail overslaan, hoe triviaal ook.’

Ik krijg een snelle, dankbare glimlach. ‘Hij heet Matt en hij is actuaris, wat dat ook mag zijn.’

‘O, dat is geloof ik iemand die kansberekeningen maakt. Als je een verzekering afsluit berekent zo iemand hoe groot de kans is dat je een ongeluk krijgt en zo. Eigenlijk werkt het net zo met internetdaten. Ik zei toch al, het is een kansspel, en als je maar lang genoeg doorgaat, is de kans groot dat je iemand ontmoet,’ zeg ik grinnikend, in mijn nopjes dat ik gelijk heb gekregen. Voor de verandering.

‘Actuaris,’ zegt ze langzaam. ‘Jezus, ik hoop niet dat hij het type treinspotter met een regenjack blijkt te zijn. Je weet wel, zo’n rare die op zondag naar de luchthaven gaat om naar vliegtuigen te kijken. Met andere woorden: een kneus.’

‘Nou, dat weet je pas als je hem gezien hebt, toch?’

‘Als ik hem ga ontmoeten moet jij me helpen met de voorbereidingen en me erheen brengen. Want wat mij betreft ben jij mijn konijn, Jessie.’

‘Wat?’

‘Je weet wel, een soort konijnenpootje. Om geluk te hebben moet ik over je heen wrijven.’

Ik laat die opmerking voor wat het is, want de vorige keer heb ik nou niet bepaald geluk gebracht. Plotseling denk ik aan iets anders. ‘Natuurlijk breng ik je erheen, schat. Maar dit keer heb ik een tip voor je. Misschien is het beter thuis niets te vertellen, in elk geval voorlopig niet. Als het mislukt, is het al moeilijk genoeg om over je eigen teleurstelling heen te komen en staat je hoofd er niet naar anderen te moeten troosten. Als je begrijpt wat ik bedoel.’

‘Ja, maar ik loop niet te hard van stapel, hoor, Jess. Jij zou toch ook voorzichtig zijn als je sinds de ambtsperiode van Clinton geen vent meer had gehad? En die eikel die me in Starbucks zag zitten en onmiddellijk de benen nam heeft mijn zelfvertrouwen ook bepaald geen goed gedaan. Maggie pest me er nog steeds mee.’

‘Hij was je Defibrillatorman, meer niet,’ zeg ik vol overtuiging.

‘Mijn wat?’

‘Defibrillatorman. Degene die je tot leven wekt als je een tijdje niet gedatet hebt. Je zou hem ook je Land-in-zichtman kunnen noemen.’

‘Leg uit.’

‘Je weet wel, eeuwen geleden toen ontdekkingsreizigers op zoek gingen om land te ontdekken; ze zagen eerst een klein stukje, een eilandje of zo. Daar waren ze niet naar op zoek, maar het was wel een teken dat ze bijna veilig aan land konden.’

‘O ja, ik snap het,’ zegt ze, knikkend. ‘Maar toch heb ik de zenuwen, Jess. Ik bedoel, die Matt lijkt me echt hartstikke leuk. Hij zegt steeds dat hij niet kan wachten me te ontmoeten. Maar stel nou dat het een zeikstraal is?’

‘Dan is het een Nepper en gaan we verder met zoeken.’ Ze kijkt me verbaasd aan, dus leg ik uit: ‘Een Nepper is iemand die helemaal geweldig lijkt, maar die als je hem beter leert kennen net een nep-Prada-handtas is. Op het eerste gezicht fantastisch, maar na een paar weken valt-ie uit elkaar.’

‘Wat ben jij goed in dit soort dingen.’

‘Tja… ik ben ook actief geweest op het datingfront. Voordat ik je-weet-wel ontmoette. Voor hem.’ Ik heb bepaald geen behoefte om me verder op dit pad van misère te begeven, dus we gaan verder met het verzinnen van datingcodewoorden en gekke bijnamen voor mannen. En als de cider ons naar het hoofd begint te stijgen hebben we al zo ongeveer de Jessie en Sharon Woods Definitieve Datinggids samengesteld.

Allereerst heb je Donald de Das. Dat is een man die één keer vlug kijkt wat er in de aanbieding is, maar zich dan weer in zijn warme, veilige holletje terugtrekt en daar blijft zitten tot de winter voorbij is. Of Leo de Landingsbaan. Hij zou bij wijze van spreken lichtgevende pijlen van de voordeur naar zijn lege tweepersoonsbed kunnen hebben want hij wil seks, en verder niets. Overbodig te zeggen dat hij, als je eenmaal met hem naar bed bent geweest, nooit meer iets van zich laat horen. Dat geef ik je op een briefje. Dan hebben we de Matador. Zo’n vent die je een enorme adrenalinestoot bezorgt als je in zijn gezelschap bent, maar na een tijdje kom je erachter dat hij je uiteindelijk levend aan het spit zal rijgen.

‘Of de Airbagman,’ stel ik Sharon voor, die zo buldert van het lachen dat ik bang ben dat ze een orgaan uitbraakt.

‘Wat is dat?’

‘Als er twee mannen op je afkomen in de kroeg van wie er maar één in je geïnteresseerd is. Dan vindt hij het waarschijnlijk zo eng een gesprek met je aan te knopen dat hij een vriend meeneemt om als zijn airbag te functioneren voor het geval jij hem afwijst.’

‘Ik zou hem de Kanariepiet noemen,’ zegt Sharon. ‘Vroeger stuurden ze toch kanaries in kolenmijnen op onderzoek uit om te kijken of er wat loos was?’

We liggen dubbel van het lachen en ik sta op om nog een rondje te halen, blij dat ik kan betalen met het geld waar ik zelf hard voor gewerkt heb. Grappig dat kleine dingen je zo trots kunnen maken.

Het wordt nu razend druk in de kroeg en als ik aan de bar op mijn beurt sta te wachten komen er allerlei mensen naar me toe die zeggen: ‘Alles goed, Jessie?’ alsof ze me al jaren kennen. Ik knik en glimlach, en ik ben een beetje boos op mezelf dat ik het eng vind om te socializen met buurtbewoners. Terugkijkend zie ik hoe belachelijk agorafobisch ik ben geweest. Waar was ik nu eigenlijk bang voor? Het ergste wat mensen zouden kunnen doen is me in mijn gezicht uitlachen, maar ik voel me nu zo sterk dat ik ze dan gewoon lik op stuk zou geven. Of anders Sharon op hen afsturen.

Maar iedereen is aardig en geïnteresseerd. Een paar mensen hebben zelfs gevraagd of ik me oké voel vanavond, wat meer dan aardig van ze is. Dan zie ik, terwijl ik met de drankjes naar Sharon terugloop, Mrs. Foley en Mrs. Brady uit onze straat naast elkaar aan een tafeltje zitten met een glaasje whisky.

‘Jessie?’ roept Mrs. Foley. ‘Ik wou alleen even zeggen dat ik het geweldig vind dat je uitgaat vanavond. Je hebt helemaal gelijk, schat. Laat ze allemaal maar barsten!’

‘Helemaal mee eens,’ zegt Mrs. Brady, instemmend knikkend. ‘Het beste wat je kunt doen is je met opgeheven hoofd in het openbaar vertonen. Goed hoor, Jessie. Laat je niet kisten door dat tuig!’

Ik glimlach, bedank hen en loop naar Sharon. ‘Ehh… waarom is iedereen zo aardig tegen me?’

‘Omdat we aardig zíjn, dommie. Hoezo?’

‘Nou ja, je hebt aardig en je hebt verdacht aardig.’

Het mysterie wordt nog groter als Joan twee minuten later komt binnenstormen, zoals gewoonlijk in één angstaanjagende kleur (vanavond is dat kanariegeel; ik vraag me werkelijk af waar ze in godsnaam een tas in precies die kleur heeft kunnen vinden), en met een daverend applaus wordt begroet. Plotseling lijkt het alsof de hele kroeg voor haar klapt en ze neemt het met een pirouette en een buiging in ontvangst. Dan ziet ze ons in de hoek zitten en ze stapt wankelend op haar hakken op ons af. Ze is geweldig in vorm vanavond, zo te zien.

‘Meisjes, zijn jullie hier!’ roept ze glimlachend. ‘Ik vroeg me al af waar jullie uithingen. Maggie zit thuis vuur te spuwen omdat ze alleen achtergelaten is.’

Sharon en ik kijken elkaar schuldbewust aan. Maar dat probleem lossen we later wel op, toch? En hoe zatter we zijn, hoe beter we dat varkentje kunnen wassen. Ik weet niet precies waarom, misschien omdat Sharon en ik steeds closer worden, of omdat Sharon actief op zoek is gegaan naar de liefde, maar de afgelopen dagen gedraagt Maggie zich als het toonbeeld van woede. En waarom ze dat niet uit door zich net als iedereen in de kroeg te gaan bezatten, is me een raadsel.

‘Waarom klapte iedereen?’ vraag ik Joan, opzettelijk van onderwerp veranderend. Heel even dacht ik nog dat het vanwege haar outfit was.

‘O, weet je dat dan niet? Vanavond…’

‘Ze bedoelt dat ze vanavond repetitie heeft van de musical, toch ma?’ valt Sharon ons waarschuwend in de rede.

‘O, ehh, ja, later op de avond is er een muzieksoiree in het zaaltje achterin. We oefenen voor The Mikado, weet je wel,’ voegt ze er ten overvloede aan toe, maar het is al te laat. Nu ben ik al wantrouwig geworden, en niet zo’n beetje ook. En een tel later komt de aap uit de mouw als een gezette, blozende man van middelbare leeftijd zijn arm om Joans middel slaat en zegt dat ze er goed uitziet en vaker op tv moet komen. Als hij haar naar de bar begeleidt om haar op een chardonnay te trakteren wend ik me tot Sharon.

‘Leuk geprobeerd, maar wat deed Joan vanavond op tv?’

Ik had de vraag nog niet gesteld of het antwoord begon me te dagen. Jeetje. Wat ben ik toch een sukkel dat ik dat helemaal vergeten was. Dan zeggen Sharon en ik het samen in koor. ‘De documentaire.’

Ik val tegen de muur van de bar en houd het koele bierglas tegen mijn voorhoofd als een koud kompres. Natuurlijk. Het A day in the Life-programma dat werd gemaakt in de meest afschuwelijke twaalf uur van mijn hele professionele carrière. Met Maggie, Joan en Sharon als figuranten; ze zijn immers toen geïnterviewd. Ik had het compleet uit mijn geheugen gewist.

‘Ik haal nog wat te drinken voor je,’ zegt Sharon bezorgd.

‘Nee. Ik wil één ding van je weten. Hoe erg was het?’

‘Nou, ik heb het niet helemaal gezien, want net voor het einde kwam jij thuis, maar wat ik ervan gezien heb… was helemaal niet zo erg,’ liegt ze.

‘Dus dat was de reden waarom je me vanavond zo haastig het huis uit werkte.’

‘Sorry. Ik wilde niet dat je van streek zou raken. We hebben allemaal dingen gezegd die eigenlijk… niet helemaal eerlijk waren. Vooral ik en Maggie. Het spijt me, Jess, echt waar. Ik kende je toen nog niet zoals ik je nu ken. Als er morgen een cameraploeg voor de deur zou staan, zou ik heel andere dingen over je vertellen. Hoe cool en geweldig je bent. Ik zou zeggen dat… dat…’

‘Je hoeft je zin niet af te maken,’ val ik haar in de rede, bang dat ik emotioneel word en ga huilen. ‘Maar bedankt voor je eerste woorden.’

‘Maar Jessie, ik wil dat je weet dat je mijn beste vriendin bent.’

Ik ben ontroerd. Echt ontroerd. ‘Dank je, Sharon, jij bent ook mijn beste vriendin. Ik zou het de afgelopen maanden zonder jou niet overleefd hebben.’

‘En sorry dat ik je een loser heb genoemd.’

‘Je hebt me helemaal geen loser genoemd.’

‘In gedachten wel.’

‘Kom op,’ zeg ik flink. Vastbesloten niet sentimenteel te worden en die rottige documentaire uit mijn gedachten te zetten. Dat was vroeger, dit is nu. Zo simpel is het. ‘Zullen we nog een drankje nemen? Laten we vanavond als een balletje naar huis rollen.’

‘Dat laat ik mij geen twee keer zeggen,’ grijnst Sharon. ‘We moeten vieren dat je eerste werkweek bij Smiley Burger geslaagd is, toch?’

Shit. Ik heb het haar nog niet verteld.

‘Ehh… Sharon? Ik moet je iets vertellen. Ben je bezopen genoeg om niet boos op me te worden?’

‘Wacht even,’ zegt ze, en ze slaat de rest van haar Bulmers in één keer achterover. ‘Oké, steek maar van wal. En als ik toch kwaad word, koop jij straks onderweg naar huis een kebab voor me.’

‘Ik heb ontslag genomen.’

Het is na tweeën als we eindelijk naar huis zwalken en hopen op de bank neer te kunnen ploffen zodat Sharon haar kebab kan eten en ik mijn ciderroes kan uitslapen. Maar Joan blijkt al thuis te zijn en ze is nog op. Ze zit, nog helemaal opgemaakt, in haar nachtjapon en bijpassende ochtendjas naar zichzelf op tv te kijken. Te staren, beter gezegd.

‘O, meisjes, daar zijn jullie eindelijk, ik was net de video van de documentaire aan het bekijken. Jessica, kom, vertel jij nou eens wat je van mijn interview vindt. Er waren vanavond namelijk meerdere mensen in de kroeg die zeiden dat ik zo’n natuurlijke uitstraling op tv heb.’

‘Weet je,’ zeg ik met dubbele tong terwijl ik opsta, ‘veel plezier met die klotedocumentaire. Ik ga naar bed.’

‘Denk om je taalgebruik, Jessica. Kijk je echt niet mee? Iedereen in de buurt heeft het erover, hoor.’

‘Heel hartelijk bedankt,’ zeg ik met de deurkruk in mijn hand.

‘Weet je het zeker?’ zegt Sharon, en ze klopt uitnodigend op het plekje naast haar op de bank. ‘Ik bedoel, dan weet je tenminste waar ze het over hadden vanavond in de kroeg. En ik ben sinds het interview twee hele kilo’s afgevallen, dat wil je toch wel zien?’

Ik blijf staan. Een klein stukje kan misschien geen kwaad, toch? Iedereen heeft het waarschijnlijk al gezien, en met iedereen bedoel ik vooral Sam. Dus waarom zou ik niet even met mijn handen voor mijn ogen naar die ouwe roestbak van een tv kijken om zelf te zien hoe erg het is? Ik ben per slot van rekening dronken genoeg om alles aan te kunnen.

‘Kom op, Jessie,’ zegt Sharon. ‘Je ziet het nu tenminste in je eigen vertrouwde omgeving. En als je er niet meer tegen kunt, ga je toch gewoon naar boven?’

Oké dan. Ik ga voorzichtig op het randje van de bank zitten, klaar om in de startblokken weg te rennen als er iets naars gezegd wordt, terwijl Joan de tape behulpzaam terug naar het begin spoelt. Het begint met een soort straatinterview.

‘Jessie Woods?’ zegt een jong meisje van een jaar of zestien voor de McDonald’s op Grafton Street. ‘Ik kijk altijd naar haar show. Ze is zo geweldig. Ze is grappig, fantastisch en cool. Ik ben echt een fan van haar. Als je het mij vraagt, zouden ze haar portret op papiergeld mogen drukken.’

‘Nou, dat viel alles mee, hè Jessica,’ zegt Joan gelukzalig en plotseling kan ik weer ademhalen. Dan komt er een vrouw van midden dertig met een buggy in beeld. ‘Bedoel je dat mens dat die waardeloze show met uitdagingen presenteert?’ blaft ze tegen Katie, de interviewster. ‘Ben je niet goed bij je hoofd? Ik koop zelfs geen roddelbladen meer omdat ik meer dan genoeg heb van die verhalen dat ze zich met haar vriend te buiten gaat op allerlei feesten. “Superstel?” Ammehoela. Kan iemand haar misschien vertellen dat ze niet zo om aandacht moet bedelen? En dat sommige mensen wél last van de economische recessie hebben?’

‘Goed, zo is het welletjes, ik ga naar bed,’ zeg ik, en ik sta op. Ik heb het gehad. Nu al.

‘Nee, wacht!’ gillen de twee in koor en Sharon drukt me terug op mijn plaats op de bank.

Net op tijd om Margaret te zien, Sams arrogante secretaresse, die recht de camera in kijkt. ‘Mr Hughes is momenteel op een zeer belangrijke zakenconferentie en kan niet gestoord worden. Ik wil u erop wijzen dat hij nooit publiekelijk spreekt over zijn relatie met mevrouw Woods. Hij heeft mij echter wel toegestaan het bericht te bevestigen dat hij benaderd is zitting te nemen in de jury van Dragons’ Den en dat hij hierover binnenkort een persbericht zal laten uitgaan.’

Ik wil net reageren als Sams knappe, gebeeldhouwde gezicht in beeld verschijnt. Ik zit aan mijn stoel gekluisterd. Het is geen interview, maar een foto, en op de achtergrond hoor je zijn stem als een krakerige boodschap op een antwoordapparaat. ‘En vergeet niet te zeggen dat mijn nieuwe boek Als business de nieuwe rock-’n-roll is, ben ik Elvis Presley binnenkort op de markt komt. Verkrijgbaar bij de betere boekhandel.’ Dan licht een tekst op in beeld: Sam Hughes, ondernemer, ten tijde van de opnamen Jessies vaste vriend. Dit is een fragment van een voicemailbericht dat de makers van deze documentaire van hem ontvingen, ongeveer vijf minuten nadat we zijn secretaresse hadden gesproken.

Joan en Sharon moeten hier beiden om giechelen, en zelfs ik kan er de humor van inzien. Ik heb het eigenlijk nooit willen toegeven, maar Sam komt soms over als iemand die voor een beetje publiciteit zijn moeder nog te koop zou aanbieden.

Dan krijgen we Maggie te zien. Ze wordt hier in deze kamer geïnterviewd, op deze bank. Ze blaast haar sigarettenrook recht in de cameralens. ‘Als je het mij vraagt, had Jessie beter het weerbericht kunnen blijven doen. Die baan paste perfect bij haar exceptionele talenten: een beetje rondhuppelen in een minirokje en wolkenformaties aanwijzen op de kaart. Die zielige tv-show die ze nu presenteert, is de elektriciteit die het kost om het uit te zenden nog niet waard. Ik ben blij dat we haar maar één keer in het jaar zien, met kerst. Tien minuten, of zo. Maar ik moet haar nageven dat het tijdschrift waar ze laatst op de cover stond heel handig was… om onder een wankele tafelpoot te leggen.’

Sharon en Joan kijken me schaapachtig aan. En dan neemt de Bulmers die ik vanavond gedronken heb het heft in handen. ‘Kan iemand mij misschien uitleggen,’ zeg ik, en ik herken mijn eigen stem niet, ‘waarom zij zo de pest aan mij heeft? Wat heb ik haar ooit misdaan? Het is alsof ze al haar woede op mij projecteert. Ze zit me constant op de huid en zelfs op de zeldzame momenten dat ik aardig tegen haar probeer te doen, krijg ik de wind van voren. Waarom? Ik vraag het me echt af. Waarom?’

‘Kom zeg,’ zegt Sharon tussen twee happen kebab door. ‘Dat weet je toch wel. Toen we nog kinderen waren was jij altijd het knapperdje zonder puisten en er liepen hordes vriendjes achter je aan. Je was goed op school en ook nog eens populair en slank. Je had verdomme niet eens een beugel nodig. Ik probeer Maggie niet te verdedigen, maar ik wil alleen maar zeggen dat haar jeugd totaal anders is geweest dan de jouwe, dat is alles.’

‘Bovendien was jij je vaders oogappeltje,’ zegt Joan, een beetje bedroefd.

‘En toen je uit huis ging,’ vervolgt Sharon, ‘bereikte je alles wat je je voorgenomen had. Het kwam je allemaal aanwaaien. Alsof jouw leven magisch was. Terwijl Maggie dag in, dag uit vastzat in de saaiste baan ooit. Ik probeer het niet recht te praten, ik wil alleen zeggen dat het voor haar veel moeilijker was dan voor jou.’

Ik sta even perplex en vraag me af of we ooit de moed zouden hebben gehad deze dingen in nuchtere toestand te bespreken.

Dan komt Emma’s mooie gezichtje in beeld. Gefilmd voor het gebouw van Channel Six, ’s avonds laat gok ik omdat het pikdonker is. ‘En wat dacht je toen je vanavond hoorde dat Jessies contract plotseling beëindigd is?’ hoor ik de stem van Katie, de interviewster, peilend vragen. Shit. Dit is op dezelfde avond opgenomen dat ik de zak kreeg. Meteen daarna, volgens mij. ‘Ik ben totaal in shock, uiteraard,’ antwoordt Emma. ‘Maar regels zijn regels en presentatoren mogen nu eenmaal geen cadeaus aannemen. Toch ben ik erg van slag door deze onverwachte gebeurtenis…’

‘Lieve meid,’ roept Joan boven de tv uit, ‘maar wel wat vaag, vind je niet?’

‘Hoe bedoel je?’ Ik kijk haar aan.

‘Nou, herinner je je nog dat ze kwam helpen met het uitzoeken van de kleding en dat de zakken verwisseld waren?’

‘Of ik me dat herinner? Zoiets vergeet ik echt niet.’

‘Het vreemde was,’ mijmert Joan, ‘dat toen jij in de garage was ik tegen Emma heb gezegd dat de zwarte zakken met rode labels van mij waren, zodat we ze niet door elkaar zouden halen. Dat heb ik duidelijk gezegd. Heel vreemd dat ze dat gewoon… vergeten was.’

Dan gaat mijn mobiel. Eerder vanavond ben ik ook al een paar keer gebeld, maar ik had veel te veel lol om er ook maar de minste aandacht aan te besteden.

‘Zet dat ding uit, wil je?’ zegt Sharon. ‘Je leidt me af.’

Ik hijs mezelf van de bank en ga naar de keuken om beter te kunnen luisteren. Een mooi excuus om de tv te ontvluchten.

‘Een beetje opschieten graag!’ gilt ze me na. ‘Straks kom ik.’

Twee voicemails en een paar sms’jes. Allebei van Amy Blake, een van de assistentes van Jessie Would. Lieve meid, ze doet me denken aan de tijd dat ik zo oud was als zij. Ze is gemotiveerd en doet zonder morren alles wat je vraagt, zolang ze maar in de verhevenheid van een tv-studio mag werken. Beide berichten zijn precies hetzelfde. Ze heeft de documentaire vanavond gezien, vond het vreselijk en hoopt dat het goed met me gaat. Ze zegt dat ze altijd zo fijn met me heeft gewerkt, nog steeds plezier heeft van de iPod die ik haar met kerst gegeven had en dat ze het leuk zou vinden om in de toekomst weer eens met me samen te werken (wie weet, lieve Amy). In haar tweede bericht voegt ze eraan toe dat ze een doos vol spullen van de Jessie Would-productiekamer voor me heeft bewaard, en ze vraagt of ik haar terug wil bellen zodat we kunnen afspreken dat ze die een keer langs komt brengen.

Bedankt, universum, denk ik, en ik zet mijn telefoon uit en loop terug naar de tv-kamer. Nog een relikwie uit mijn vorige leven dat me eraan herinnert dat het allemaal voorbij is. Maar toch, ik ben niet zo van slag als ik gedacht had.