Vier
Het voelt als het verlies van een dierbare. En geloof me, als er iets is waar ik alles van weet, is het wel het verlies van een dierbare. Ik weet niet wat ik gedaan zou hebben als ik Sam niet had gehad. Het heeft me tien jaar gekost om mijn carrière op te bouwen en tien minuten om alles in rook te doen opgaan.
Het is zondagmiddag, ik zou niet weten hoe laat, en ik lig nog in bed. Ik kan niet bewegen. Wil dat ook niet. Hier, in de veilige omgeving van mijn huis, ben ik tenminste niet de risee van het hele land. Ik doe mijn best om de gebeurtenissen van gisteravond uit mijn hoofd te zetten, maar steeds weer komen er afgrijselijke fragmenten bij me boven, in pijnlijke, onsamenhangende flarden. Het nieuws heeft zich als een felle bosbrand verspreid en terwijl ik zelf nauwelijks de tijd had om het tot me te laten doordringen, scheen iedereen, absoluut iedereen het al te weten. Maar dat is typisch Channel Six; het is soms meer een vergiet dan een tv-zender.
Ik weet nog dat ik na de uitzending, toen het publiek naar buiten stroomde, een echtpaar van middelbare leeftijd tegen het lijf liep; ze waren heel aardig en bezorgd en zeiden dat ze blij waren dat ze me gezond en wel zagen. Ze dachten dat er iets vreselijks met me gebeurd was, dat ik daarom niet was teruggekomen om de show af te sluiten. Was het maar zo. Ik zou er op dit moment een moord voor doen om met een paar gebroken ribben op een brancard in het ziekenhuis te liggen, met mijn baan en reputatie nog intact. Fysieke pijn zou beter te verdragen zijn dan deze ellende.
Ik weet nog dat ik voor de studio buiten in de vrieskou stond en verwoede pogingen deed Sam op zijn mobiel te bereiken en hem maar niet te pakken kreeg. Dat er, net op het moment dat ik hysterisch in zijn voicemail aan het huilen was, een paar mensen van de studioploeg naar me toe kwamen om te zeggen dat ze medelijden met me hadden. Lief van ze. Ze zeiden dat het duidelijk een vergissing was en dat het iedereen had kunnen gebeuren. Cheryl, de knappe visagiste, zei dat het natuurlijk gewoon een storm in een glas water was, en dat het wel weer zou overwaaien. Liz blafte harder dan ze beet. Dat was erg aardig van Cheryl. Onwaar, maar goedbedoeld.
Maar veel andere mensen van de crew verwensten me. Een angstwekkend aantal van hen. De directeur liep me gewoon straal voorbij alsof ik er niet meer toe deed. Wat zo is, dat weet ik, maar toch was het vreselijk kwetsend. Toen ik Sam eindelijk te pakken had en hem smeekte me te komen halen, liep een van de geluidstechnici met wie ik goeie maatjes ben – ik heb zelfs meerdere keren voor zijn gezin kaarten voor de show geregeld – me voorbij. Bovendien wierp hij me, toen hij me gepasseerd was, nog over zijn schouders een vernietigende blik toe en zei: ‘Egoïstische, inhalige, stomme, achterlijke idioot’.
Ik denk dat ik niet langer dan een halfuur op Sam heb staan wachten, maar echt, het waren de langste dertig minuten van mijn leven. En natuurlijk kwam Katie naar me toe, ze danste bijna van opwinding, duwde haar microfoon onder mijn neus en vroeg of ik iets wilde zeggen over deze ‘schokkende nieuwe ontwikkeling’. Ik kan het haar niet eens kwalijk nemen; het ene moment heeft ze een onbeduidend baantje waarbij ze achter me aan moet lopen en het volgende moment wordt haar plotseling een smeuïg verhaal in de schoot geworpen.
Ik weet bij god niet meer wat ik tegen haar gezegd heb, maar ik weet wel dat het met veel gekrijs en gesnotter gepaard ging en dat ik dankbaar een handvol kleenex aannam van de cameraman die over haar schouder hing. Godzijdank kwam Sam toen aansjezen, als mijn prins in een glimmende Bentley. Ik plofte op de stoel naast hem neer, stortte volledig in en liet mijn tranen, schokkend en snikkend, de vrije loop.
En nu is het zondagmiddag en ik lig nog in bed, omringd door snotterige tissues en met een kloppende pijn in mijn kop omdat ik de hele nacht gejankt heb. Ik kan niet slapen; telkens als ik het probeer, hoor ik het stromende geluid waarmee mijn carrière door de plee gespoeld wordt. Ik kan mijn lichaam niet bewegen. Ik voel me als een vlinder die vastgeprikt zit. Steeds opnieuw speelt het zich in mijn hoofd af. Ik ben ontslagen, ik ben ontslagen, ik heb het verknald en ben ontslagen, ik heb geen geld en geen baan en wat moet ik in godsnaam met de rest van mijn leven?
De enige die ervoor zorgt dat ik nog enigszins bij mijn verstand blijf is Sam. Hij is echt ongelooflijk. Een heilige. Hij had de show gisteravond natuurlijk gezien en had onmiddellijk door dat er iets goed mis was toen ik niet terugkwam voor het tweede deel. Dus op hetzelfde ogenblik dat hij mijn hysterische berichten kreeg is hij zonder ook maar één seconde na te denken in zijn auto gesprongen en linea recta naar de studio gesjeesd. Vanaf dat moment was hij fantastisch. Gewoonlijk gaan we na de uitzending naar Bentleys, een chic hotel-restaurant in de stad waar Sam nooit genoeg van krijgt, en zoeken we daarna Nathaniel en Eva op. We ontspannen ons met een paar drankjes (met belachelijk dure champagne, wat anders?), eten een hapje en gaan op een onchristelijk uur naar mijn huis voor nog meer belachelijk dure champagne. Maar gisteravond was ik niet in staat me ergens te vertonen, zelfs niet in het gezelschap van vrienden die me steunen. Met één blik zag Sam hoe het met me gesteld was, belde onze vrienden om ons te excuseren en bracht me rechtstreeks naar mijn huis, waar hij vanaf dat moment voor me zorgt alsof ik een tbc-patiënte ben.
Vanochtend, nadat ik weer op zijn borst had liggen huilen en: ‘Maar mijn baan! Mijn heerlijke, fantastische baan!’ jammerde, stak hij een van zijn motiverende speeches af, waar ik niet voor in de stemming was, maar ik denk dat hij het goed bedoelde. Zijn peptalk bestond uit drie delen: eerst het inspirerende deel (‘Barack Obama zou zeggen: ja, je kunt hier overheen komen’) gevolgd door het traditionele (‘Als God een deur sluit, opent Hij een venster’) en tot slot het oude, vertrouwde deel (‘Het stikt van de banen,’ enzovoort).
Weet je, voor Sam is de wereld verdeeld in winnaars en verliezers en hij zegt altijd dat winnaars al winnaars zijn nog voor ze gewonnen hebben. Een van de eigenschappen die hij het meest in mij prijst is dat ik, ondanks mijn kansarme achtergrond en het slecht functionerende gezin waar ik uit voortkom, toch altijd ben blijven vechten om een winnaar te worden. Zijn theorie is dat we allemaal evenveel tegenslagen in ons leven te verstouwen krijgen, maar dat winnaars zich onderscheiden omdat ze zich vermannen, moed verzamelen en opnieuw beginnen. Terwijl verliezers blijven hangen in het verleden en iedereen behalve zichzelf de schuld geven voordat ze uiteindelijk ten onder gaan. En dat is nou precies wat ik wil. Voor eeuwig en altijd.
Voordat hij de deur uitgaat om de zondagskrant te kopen, stormt hij de slaapkamer binnen, blakend van positieve energie. ‘Opstaan, trek je kleren aan en ga met me mee. Het is goed voor je om er even uit te zijn.’
‘Laten we ons tot bereikbare doelen beperken,’ kreun ik. ‘Misschien, heel misschien ben ik met een beetje geluk over een paar uur in staat om naar de badkamer te kruipen.’
‘Wat moet ik doen om je dat bed uit te krijgen?’ vraagt hij – tot mijn verbazing – lichtelijk geïrriteerd.
‘Je zou prozac aan het eind van een koordje kunnen knopen.’
Sam reageert niet. Hij haalt zijn handen door zijn dikke, weerbarstige haar, wat hij altijd doet als hij flink gefrustreerd is, en verbiedt me de tv aan te zetten als hij weg is.
Shit, daar heb ik niet eens aan gedacht. Zou er iets van op tv te zien zijn? Ik kan me niet voorstellen dat het nieuws is.
‘Beloof je dat je niet in de buurt van de afstandsbediening komt?’ roept hij onder aan de trap op weg naar buiten. ‘Het is voor je eigen bestwil, onthou dat!’
‘Beloofd,’ mompel ik zacht.
Maar hij is nog niet de deur uit of ik zet hem aan. Gewoon om het zeker te weten. In eerste instantie lijkt het alsof ik niets te vrezen heb. Alles is in orde. Ik maak me onnodig zorgen. Er zijn gewoon de gebruikelijk zondagmiddagprogramma’s, Antiques Roadshow, een doorlopende soapserie die vandaag begint en pas dinsdagochtend eindigt, dat soort programma’s. Ik blijf zappen, maar er is niets vreemds. Dan ga ik naar Channel Six, waar net het middagjournaal begint.
Mijn hemel, ik geloof het gewoon niet. Ik ben het tweede nieuwsitem. Het tweede. Ik zit kaarsrecht in bed, als iemand die zojuist geëlektrocuteerd is. Maar nee, ik zie het echt, in Blu-ray high definition. Op het scherm achter de nieuwslezer is zelfs een foto van mij geprojecteerd; een stilstaand filmbeeld van de show van gisteravond waarop ik die vent van Mercedes kus die me die verdomde auto aansmeerde; ik zie er als een debiel uit. Er slaat een golf misselijkheid door me heen en het koude zweet breekt me uit. Ik wil de tv uitzetten maar om de een of andere reden kan ik er de kracht niet voor vinden.
‘Geheel onverwacht heeft Channel Six gisteravond het contract met tv-presentatrice Jessie Woods beëindigd, na een live uitgezonden incident dat wordt gezien als een enorme schending van de gedragsnormen in de televisiewereld. In een verklaring die gisteravond werd uitgezonden maakt de zender bekend dat de positie van Jessie Woods als middelpunt van het programma niet langer verdedigbaar is. Ze heeft namelijk tijdens de live-uitzending van haar populaire show Jessie Would het gratis gebruik van een luxesportwagen geaccepteerd. Bekenden van Liz Walsh, hoofd Televisie, hebben gezegd dat de zender in antwoord op de ongekende hoeveelheid klachten tijdens de uitzending van de show van gisteravond onmiddellijk actie moest ondernemen. We schakelen nu over naar onze entertainmentcorrespondent die live verslag uitbrengt…’
Ik zet de tv uit en smijt de afstandsbediening zo ver van mijn bed als ik maar kan. Ik denk dat ik moet overgeven. Er is mij een doodsteek toegebracht. Want als je naam in tv-land in één adem uitgesproken wordt met woorden als ‘ongekende hoeveelheid klachten’ is het onmogelijk ooit nog een stap over de drempel van die zender te zetten.
Dan gaat mijn mobiele telefoon. Hij gaat de hele ochtend al, maar ik heb hem genegeerd. Ik voel me niet in staat tot een gesprek met enig ander menselijk wezen, met uitzondering van Sam, hij is mijn enige schakel met de buitenwereld. Maar er staat een naam op het display. Het is Emma.
‘Jessie, gaat het?’
Het enige geluid dat ik kan voortbrengen is een onderdrukte snik.
‘O, lieverd. Ik heb je al vanaf gisteravond geprobeerd te bereiken. Ik kan je niet zeggen hoe erg ik het voor je vind. Red je het wel?’
‘Ik ben… ik ben…’ In plaats van de zin af te maken barst ik in huilen uit.
Emma is werkelijk fantastisch, precies zoals je zou verwachten. Wat des te verbazingwekkender is als je bedenkt dat ze door mijn miskleun nu ook zonder werk zit. Ze vertelt me haar kant van het hele afgrijselijke verhaal; dat ze geen flauw idee had wat er tijdens de show aan de hand was totdat de reclame werd uitgezonden en de studio het bericht van de regisseur kreeg dat ik niet terug zou komen voor de tweede helft van de show en ze het in haar eentje moest zien te rooien. Arme Emma, ze was volkomen verlamd en in shock, maar ze wist zich er, professioneel als ze is, op de een of andere manier doorheen te slaan en werd na de uitzending meteen bij Liz op kantoor ontboden. De show is geschrapt, zo kreeg ze botweg te horen, maar ze zouden een ander programma voor haar zoeken en haar in de tussentijd volledig doorbetalen. Dat is het allerbeste nieuws dat ik deze hele ellendige dag gehoord heb. Gelukkig wordt Emma niet de dupe van mijn stupide, achterlijke actie. Over een tijdje heeft ze waarschijnlijk haar eigen show, en niemand verdient dat meer dan zij.
‘Het spijt me echt vreselijk,’ blijf ik maar jammeren. ‘Je moet geloven dat ik echt niet wist dat ik iets stoms deed. Ik reageerde gewoon impulsief. Het was inderdaad dom en inhalig, maar mijn eigen auto was teruggevorderd en dat boven op al mijn andere geldzorgen, het leek… de grootste meevaller ooit, en het werd me op een presenteerblaadje aangereikt…’
‘Ik begrijp het, schat, ik begrijp het. Ze maakten het je moeilijk te weigeren.’
Dan schiet me iets te binnen. ‘Emma, wist jij het?’
‘Wat?’
‘Dat we geen cadeaus mogen accepteren, dat dat een ongeschreven wet of zoiets is? Ik bedoel, wat zou jij in mijn plaats gedaan hebben?’
Ze hoeft er niet eens over na te denken. Natuurlijk niet. Emma gedraagt zich altijd zoals het hoort en weet intuïtief de juiste dingen te zeggen. ‘Ik denk dat ik ze zou bedanken en zeggen dat mijn bazen het waarschijnlijk niet goed zouden vinden.’
Het perfecte antwoord. Vriendelijk, waardig en resoluut.
‘O god, Emma,’ snik ik. ‘Waarom ben je toch zo’n volmaakt mens? Waarom ben ik niet zoals jij?’ Een nieuwe jankbui dient zich aan en ik heb een verse stapel kleenex nodig.
‘Jessie, je moet ophouden jezelf verwijten te maken,’ zegt ze streng. ‘Het ging maar om één fout. Ik weet zeker dat je terug mag komen. Als deze narigheid voorbij is, bedoel ik.’
Er hangt een vreselijke, onuitgesproken gedachte tussen ons in. Een gedachte die we niet durven te verwoorden. Channel Six zal nooit meer iets van me willen weten, en stel dat dat voor iedereen geldt? Het is, vooral voor vrouwen, al moeilijk genoeg om een baan als presentator te krijgen zonder dat je je voor de hele natie te schande hebt gemaakt door op primetime een live-televisieprogramma te verkloten. Maar Emma bedoelt het goed. Ze probeert me een klein beetje troost te bieden, dus ik laat haar maar. Ook al geloof ik haar niet helemaal. Ja, natuurlijk, zeggen we, er zijn genoeg andere banen, morgen zie ik mijn agent, er komt vast wel weer iets leuks enzovoort, enzovoort. Tegen het eind van ons telefoongesprek begin ik er zowaar in te geloven.
‘O, schat, nog één ding voor ik ophang,’ zegt ze voorzichtig. ‘Wat je ook doet, niet de tv aanzetten en níét de kranten lezen vandaag.’
‘Bedankt, liefje. Ik heb de nieuwsitems van Channel Six gezien, maar heb de tv uitgezet voor ik moest kotsen.’
‘Nee, lieverd, je begrijpt het niet.’
‘Wat niet?’
‘O Jess, hoe moet ik het je zeggen? Een gewaarschuwd mens telt voor twee, onthou dat maar…’
‘Wat probeer je te zeggen? Jezus, het kan toch allemaal niet nog erger?’
‘Jessie, de nieuwsploeg van Channel Six staat voor het hek van je huis.’
Net op het moment dat ik dacht dat de nachtmerrie compleet was, tadá, beschikt het lot: nee, Jessie Woods, je hebt nog niet alles gehad, je moet je nog door een paar honderd meter stront heen werken voor we klaar met je zijn. Wa-hahaaa, een donderslag, achtergrondgeluiden van bloedhonden die naar de maan janken enzovoort, enzovoort.
Ik bedank Emma, beloof met mijn hand op mijn hart dat ik niet naar het nieuws zal kijken, hang op, hijs me uit bed en kruip over de grond om de afstandsbediening te zoeken die ik ergens neergesmeten heb. Uiteindelijk vind ik hem en met trillende handen zet ik het nieuws weer aan. En val bijna om. Ze heeft gelijk. Live op een landelijk tv-station is een duidelijk shot te zien van het veiligheidshek voor mijn huis. Ze zijn me aan het bespieden. Als ik naar mijn slaapkamerraam zou lopen en als een presentator van een kinderprogramma al zwaaiend op en neer zou springen, zou je me op de achtergrond kunnen zien.
Ik zak op de vloer met mijn rug langs de muur terwijl ik kort en krachtig ademhaal, als een gegijzelde bij een bankoverval. Het is belachelijk; zo behandelt de pers anders alleen politici die met een schandknaapje in een openbaar toilet betrapt worden, toch? Het hele gebeuren is totaal onwerkelijk. Ik zit hier op de grond en zie de buitenkant van mijn huis live op tv. Zelfs door het veiligheidshek is alles te zien, tot de overvolle vuilnisbakken die ik vorige week vergeten ben buiten te zetten aan toe en een paar lege chipszakjes die over de oprit fladderen.
Daarna komt Sams grote, chique Bentley het beeld in rijden. Hij is bij het veiligheidshek, terug van de krantenmissie. Hij heeft een afstandsbediening voor het hek, maar moet vaart minderen voor het opengaat. Een van de reporters, een grote vent met de bouw van een sumoworstelaar, stapt op hem af. Ik krijg bijna een hartaanval van de spanning.
‘Mr. Hughes, Sam Hughes? Wilt u deze keer niet meteen doorrijden, we willen heel even met u praten!’ roept hij naar de auto, terwijl hij zich bijna op de motorkap stort en Sam wel moet stoppen.
‘Heeft u iets te zeggen?’ schreeuwt de sumoman door het bestuurdersraampje.
Nee Sam, nee, niet doen, niet nu, gewoon doorrijden, misschien kun je er zelfs een paar omverrijden… Maar ik was vergeten dat als er iets is waar Sam een zwak voor heeft, het wel media-aandacht is. Ik zie het bijna in slow motion gebeuren. Het elektrische raam van zijn auto glijdt elegant naar beneden en ik zie dat hij recht in de camera, al zijn tanden showend, zijn schitterendste glimlach tevoorschijn tovert.
‘Goedemiddag heren, hoe is het op deze prachtige dag?’ IJzeren Hein in eigen persoon.
‘Fijn dat u dit keer met ons wilt praten. Hebt u iets te zeggen? Hoe voelt Jessie zich nu? Klopt het dat ze er kapot van is en dat ze zich voor de wereld schuilhoudt?’
‘Heren,’ antwoordt Sam poeslief, ‘hoewel Jessie geen commentaar geeft in deze moeilijke tijd…’
‘Hou je kop, rijden!’ krijs ik tegen de televisie, voordat ik mijn hand voor mijn grote mond sla. Als ze zo dicht bij mijn huis zijn, bestaat de kans dat die schoften me kunnen horen.
‘… zou ik toch graag willen zeggen dat ze in haar prachtige carrière maar één beoordelingsfoutje heeft gemaakt, waar ze, daar ben ik zeker van, in no time overheen zal zijn. Als u me nu zou willen excuseren.’ Zodra het veiligheidshek open is, zoeft hij ervandoor. Ik ben perplex over hoe ervaren en goed voorbereid hij klinkt. Een minuut later is hij bij de voordeur en rent hij met grote stappen de trap op.
Maar het beangstigende is dat de ongenaakbaarheid en kracht waarmee hij nog geen twee minuten geleden de pers te woord stond nu totaal verdwenen zijn. Hij ziet bleek (wat zelden voorkomt, Sam is zo’n altijd-bruin-type, zelfs in de winter), is van streek (ook niets voor Sam, hij laat zich door niets, maar dan ook absoluut niets van de wijs brengen) en verbijsterd. Totaal verbijsterd.
‘Oké, Woodsie, ik zal er geen doekjes om winden,’ zegt hij. ‘Het ziet er slecht uit. Er staan drie cameraploegen voor het huis, een van Channel Six, een van RTE en een die ik niet herken. En dan heb ik het nog niet eens over de fotografen. Mijn god, zo wereldschokkend is het toch ook weer niet?’
‘Wat… wat moeten we doen?’ Mijn stem klinkt dunnetjes, is nauwelijks hoorbaar.
Hij denkt even na. ‘Blijf hier. Ze kunnen de slaapkamer niet in beeld krijgen. Ik ga de kranten pakken, dan kunnen we die samen doornemen…’
‘Nee, nee, dat kan ik niet.’ Zo overtuigend heb ik de hele dag nog niet geklonken. ‘Alsjeblieft niet.’
Dan kijkt hij me aan en beseft dat ik absoluut niet in staat ben om gruwelijkheden over mezelf te lezen. Hij loopt naar de keuken, die gelukkig aan de achterkant van het huis ligt waar niemand naar binnen kan kijken, om ze in z’n eentje te gaan lezen. ‘Maak je geen zorgen, ik zal ze allemaal voor je censureren,’ zegt hij geruststellend terwijl hij de deur uit loopt. ‘Ik laat je alleen de positieve berichten lezen. Maar wat je ook doet: níét het nieuws aanzetten.’
Dat doorpluizen van de kranten neemt, ongelogen, een vol uur in beslag. Ik probeer de tijd te doden met naar een documentaire over prinses Diana te kijken op Biography Channel, die ik dan weer uitzet omdat het deel waarin ze door de paparazzi wordt nagejaagd een beetje te dichtbij komt. Ik probeer de kracht te vinden om op handen en knieën naar de badkamer te kruipen, maar ik moet, nadat ik mijn gezicht in de spiegel gezien heb, ogenblikkelijk weer terug naar mijn bed. Godallemachtig, ik zie eruit alsof iemand mijn ogen heeft uitgestoken en door vuursteen heeft vervangen. Trouwens, van al dat gekruip over de grond begin ik brandplekken te krijgen. En dan hebben we nog een actiepunt. Net zoals het eten van Pot Noodle weet ik dat het slecht voor me is, ik weet dat ik me daarna belabberd zal voelen, maar ik kan de verleiding niet weerstaan en zet opnieuw Channel Six aan omdat het journaal van zes uur begint en, mijn hemel, ik ben er nog steeds. Nog steeds ben ik het tweede nieuwsitem, waarbij ik me afvraag wat in godsnaam het derde nieuwsitem kan zijn; een kolonie mieren die in één rechte lijn een straat oversteekt?
Dan hoor ik Sam. Als de sodemieter zet ik de tv uit en doe net alsof ik daar al die tijd onschuldig en jammerend gelegen heb. Dan zie ik dat hij niets in zijn handen heeft. Wat maar één ding kan betekenen.
‘Ik heb ze allemaal van het begin tot het eind gelezen,’ begint hij.
‘En…?’
Hij geeft geen antwoord op mijn vraag. Wat me het ergste doet vrezen.
‘Het artikel in de Sunday Indo was wel oké…’
‘Vertel.’
‘Nou ja, als ik oké zeg, bedoel ik dat er één redelijk aardig artikel was. Het had als kop: Wat moet Jessie Woods nu doen?’
‘Wat ik moet doen? Me een kogel door de kop jagen, als je het mij vraagt.’
‘Kom op, Woodsie, je moet dit onverschrokken tegemoet treden,’ zegt hij. Hij vult met zijn enorme rugbyspelerlichaam de hele deuropening en zijn ogen schieten ongeveer om de dertig seconden afwezig naar het raam, ook al zijn de gordijnen dicht. ‘De schade beperken, daar gaat het nu om. En je gezicht weer in het openbaar laten zien. De wetenschap dat jij je hier opsluit, is koren op hun molen. Je bent een makkelijke prooi. Je staat in alle kranten op de voorpagina, behalve in de Sunday Sport en dat komt alleen maar omdat er een of ander supermodel met een dubbele D-cup op de cover staat. Maar jij hebt pagina twee gehaald. Met een foto van je huis en een kop over de volle breedte: Houdt zich schuil in het kasteel der schaamte.’
‘Stoppen! Genoeg!!’ krijs ik, mijn vingers in mijn oren stekend.
‘Luister, Woodsie, nietsdoen is het stomste wat je in deze situatie kunt doen. Als ik jou was, zou ik morgenochtend meteen naar mijn agent gaan en een verklaring uitsturen waarin je je positie uitlegt en vooral je excuus aanbiedt. De beste manier om van ze af te komen is een beetje te slijmen, te zeggen dat het je spijt en dan maar hopen dat het ophoudt.’ Dan gaat hij naast me op de rand van het bed zitten en we zwijgen een poosje. Ik weet dat hij gelijk heeft, maar de gedachte dat ik de wereld tegemoet moet treden is onverdraaglijk voor me. Daarna springt hij op, strijkt opnieuw zijn handen door zijn haar, waardoor het er nog wilder uitziet. ‘Trouwens, over schadebeperking gesproken, ik kan maar beter gaan.’
‘Wat? Ga je weg? Dat kan niet!’
‘We zouden bij Nathaniel en Eva eten, weet je nog? Ik vind dat in elk geval één van ons moet gaan.’
‘Maar… Sam, alsjeblieft. Kun je het niet afzeggen? Ze zullen het heus wel begrijpen. Vooral als ze zien hoe we hier als gegijzelden opgesloten zitten.’
Maar hij is onvermurwbaar, zoals altijd als hij een besluit genomen heeft. ‘Nee,’ houdt hij vol, ‘we hebben het gisteravond ook al af laten weten. Het zou onbeschoft zijn.’
Ik wil hier niet alleen blijven, maar ik weet dat ik geen keus heb. Ik heb zijn weekend behoorlijk verknald en het minste wat ik kan doen is hem een paar uur van zijn huisarrest ontslaan. Per slot van rekening heeft híj niets fout gedaan. Ik kijk naar hem en plotseling slaat er een enorme golf liefde door me heen. Ik bedoel, mijn god, het is toch niet te geloven; hij beschermt me, pluist de kranten voor me uit, probeert me erbovenop te helpen en alles weer in orde te maken. Mijn rots. Mijn droomprins.
‘Maar je komt daarna wel weer terug, hè?’ vraag ik, me ervan bewust hoe meelijwekkend zielig en aanhankelijk ik klink.
‘Tuurlijk. Probeer nu maar te slapen,’ zegt hij kalm terwijl hij wegloopt. Ik knik en weet een waterig glimlachje tevoorschijn te toveren.
Dan roept hij van onder aan de trap naar boven: ‘Het wordt trouwens echt eens tijd dat je de wc beneden laat maken. Het stinkt hier als een victoriaans riool.’
O ja, dat heeft Sam ook. Hij is erg intolerant wat nalatig onderhoud van het huis betreft.
Om tien uur ’s avonds lig ik nog steeds klaarwakker naar het plafond te staren. Ik kan niet in slaap komen en stel om de tijd te doden een lijst op van alle rotdingen en alle goede dingen in mijn huidige leven.
Rotdingen:
– Geen baan.
– Geen geld en ik weet niet of zelfs Bob Geldof met al zijn ervaring met derdewereldschulden me uit het financiële zwarte gat zou kunnen trekken waar ik in beland ben. Er zal nog heel wat geslijmd moeten worden voordat ik weer als inzetbaar kan worden beschouwd. Als dat er überhaupt ooit nog van komt. Want daar is een flinke dosis geluk voor nodig, bovendien zou Liz Walsh een lichte beroerte moeten krijgen waardoor haar herinneringen aan de afgelopen vierentwintig uur totaal uitgewist worden.
– Gevangene in eigen huis.
Wat een slecht idee eigenlijk, denk ik terwijl ik mijn pen al na een paar minuten wegsmijt. Net nu ik denk dat ik uitgehuild ben, brengt deze lijst weer een nieuwe stroom hete, bittere tranen teweeg. Dus focus ik me in plaats daarvan op de positieve dingen in mijn huidige leven. Maar die lijst is een stuk korter. Angstwekkend kort. Omdat het enig goede, oersolide, betrouwbare element in mijn huidige leven Sam is. Meer positiefs is er niet. Hij is de enige die me door dik en dun steunt, en als ik bedenk hoe hij me dit weekend heeft bijgestaan, hou ik nog meer van hem. Als dat al mogelijk was.
Het is gewoon een beetje vreemd dat hij om twee uur ’s nachts nog niet terug is.