23 Zo bereid je je voor op het afscheid

 

In de namiddag begon het duister over ons neer te dalen, en na een paar magische uren waarin ik het gevoel had gehad dat wij met z’n tweetjes helemaal alleen op aarde waren, stond ik nu ineens weer met beide benen op de grond. Het was tijd om terug te keren naar Dublin. Met Pat als chauffeur reisden we in een comfortabele stilte. We probeerden af en toe wel te praten, maar telkens wanneer er weer een stilte tussen ons viel, raakte mijn maag vreselijk met zichzelf in de knoop. Hoe dichter we bij Dublin kwamen, des te dichter kwamen we bij de verjaardag van Adam, wat inhield dat we binnenkort afscheid van elkaar zouden moeten nemen. Onze twee weken samen waren voorbijgegaan voordat we het goed en wel doorhadden. Het waren de twee meest intense weken van mijn leven geweest, en nu waren ze ineens voorbij. Natuurlijk was het mogelijk dat we elkaar in de toekomst nog wel eens zouden zien, maar het zou nooit meer hetzelfde zijn – het zou nooit meer zo intiem of intens worden. Eigenlijk zou ik daar natuurlijk blij om moeten zijn. Eigenlijk zou ik juist moeten jubelen. Toen ik Adam leerde kennen, wilde hij een einde aan zijn leven maken, maar nu leek hij het juiste pad te hebben ingeslagen naar een succesvolle toekomst. Als ik echt om hem gaf, moest ik vooral niet willen dat hij me nu even hard nodig had als toen.

Pat nam een afslag van de snelweg en reed naar het centrum van Dublin.

Ik ging rechtop zitten. ‘Waar gaan we naartoe?’

‘Ik heb een kamer in het Morrison Hotel geboekt,’ legde Adam uit. ‘Dat is dichter bij de City Hall. Leek me wel zo gemakkelijk.’

Ik voelde hoe mijn borstkas ineenkromp en een lichte paniek zich van me meester maakte. Dit was dus het moment waarop we uiteengingen, ieder onze eigen kant op. Diep ademhalen. Diep ademhalen. In uit, in uit. Misschien was ik wel degene die verlatingsangst had, niet hij.

‘Maar onze tijd zit er nog niet eens op! We hebben nog één dag samen te gaan. Adam, als je denkt dat je van me af komt voordat onze tijd erop zit, zit je ernaast. Ik slaap bij je op de bank.’

Hij glimlachte. ‘Met mij gaat het prima.’

Ja, zo zag hij er wel uit.

‘Ja, op dit moment misschien wel, maar we weten allebei hoe snel je stemmingen om kunnen slaan. En daarbij moet je nog zo hard aan jezelf blijven sleutelen. Dit is nog maar het begin. Je moet echt naar een therapeut.’

‘Dat ben ik met je eens,’ zei hij doodeenvoudig. Hij zag er geamuseerd uit.

‘Zo grappig is het niet, Adam. Maria mag dan wel naar je feest komen, maar dat betekent nog helemaal niks. Ik sta erop dat ik bij je in de buurt mag blijven totdat onze deal erop zit.’

‘Ik heb naast elkaar gelegen kamers voor ons geboekt.’ Hij glimlachte. ‘Maar fijn dat je me er nog even aan hebt helpen herinneren.’

Ik schaamde me zo dat ik even geen woord kon uitbrengen. ‘O. Ik wou je geen paniek aanpraten. Ik wou je alleen, hoe zeg je dat, voorbereiden op wat er eventueel zou kunnen gebeuren.’ En weer drong het tot me door dat ikzelf degene was die zich moest voorbereiden.

Toen we bij het Morrison Hotel aankwamen, werden we meteen in de lift naar de bovenste verdieping gebracht, waar Adam een penthousesuite met twee slaapkamers had geboekt.

‘Het uitzicht waar u om vroeg, meneer,’ zei de portier trots.

Ik liep naar de metershoge ramen en gluurde naar buiten. Onze kamer keek uit op de river de Liffey, en recht onder ons raam bevond zich de stralende Ha’penny-brug, die op deze donkere avond prachtig verlicht was met groene staande lampen. De drie decoratieve lampen beschenen het water. Ik keek naar Adam. In mijn hoofd begonnen alarmbellen te rinkelen, maar ik probeerde er niet op te reageren.

‘Nou goed?’ vroeg Adam.

‘Onze kamers zijn niet naast elkaar gelegen,’ zei ik uitdagend.

‘Nee,’ zei hij lachend. ‘Er zitten blijkbaar een eetruimte, een keuken en een woonkamer tussen.’ Hij keek me geamuseerd aan. ‘Ik dacht dat je het leuk zou vinden.’

Het was de meest luxueuze kamer waar ik ooit in had gestaan, en ik was in mijn hele leven maar in twee echt luxueuze kamers geweest, allebei dankzij Adam.

‘Het is schitterend.’ Ik knikte. Behalve dan het uitzicht.

Het was al behoorlijk laat tegen de tijd dat we bij het hotel aankwamen, en eigenlijk wilden we allebei maar één ding: roomservice bestellen en vanaf de enorme bank naar het enorme plasma-tv-scherm kijken. We zaten gewoon rustig op de bank en deden helemaal niets, waarbij ik me met Adam meer op mijn gemak voelde dan ik me ooit met Barry had gevoeld. Het ging er heel ontspannen aan toe tussen ons. Daar kwam nog bij dat ik vreselijk graag, echt ontzettend graag, met Adam naar bed wilde, waar ik met Barry nooit zo’n behoefte aan had gehad. Aanvankelijk had ik Barry’s onzekerheid wel lief gevonden, maar later was het een bron van frustratie voor me geworden. Ik wilde vastberaden, mannelijke handen op mijn lijf die zeker van hun zaak waren, en het irriteerde me hoe onbevredigd ik me na afloop altijd voelde, als hij weer eens buiten adem naast me uit lag te hijgen terwijl ik nog niet eens echt op gang was gekomen. Natuurlijk was dat in het begin wel anders geweest, maar het was al veel te snel een vorm van routine geworden, een vastomlijnd patroon. En dat terwijl we nog niet eens een jaar getrouwd waren. Ik durfde er niet aan te denken hoe het er na dertig jaar aan toe zou zijn gegaan.

Terwijl Adam… ik voelde me springlevend als ik bij Adam was. Adam benevelde me zo dat ik er gewoon duizelig van werd. Ondanks het feit dat de bank een enorm bakbeest was, zaten we allebei in het midden, vlak naast elkaar. Ik was net een verliefd schoolmeisje. Soms zat ik doodstil van de spanning; soms was ik zo opgewonden dat het me duizelde. Wat zat hij dicht bij me! Als onze ellebogen elkaar raakten, voelde ik me alsof ik in brand stond. Ik kon me voor geen meter op onze film concentreren. Daar was ik veel te gelukkig en koortsig voor, en daarvoor borrelde en bruiste ik op dat moment gewoon te veel. Verder was ik me ontzettend bewust van hoe dichtbij Adam zat, hoe dicht zijn blote voeten naast de mijne lagen op het voetenbankje dat we samen deelden, en hoe gespierd zijn lichaam eruitzag in zijn trainingsbroek en T-shirt, zoals hij daar onderuitgezakt naast me zat, heel relaxt maar tegelijkertijd ook ontzettend sexy.

Ik durfde niet naar iets anders dan de tv te kijken. Ik durfde Adam niet aan te kijken, voor het geval dat het dan misschien al te duidelijk zou zijn, voor het geval dat ik het dan misschien te duidelijk zou laten blijken, voor het geval dat hij zich dan misschien zou realiseren dat de vrouw van wie hij hoopte dat ze hem uit zijn diepe dal zou trekken in werkelijkheid niets liever wilde dan zijn broek naar beneden trekken en het daar ter plekke op de bank met hem doen. Wel keek ik af en toe vanuit mijn ooghoek naar hem. Hij zat heel geconcentreerd naar de tv te kijken. Zijn hand bewoog mechanisch van de bak popcorn naar zijn mond. Ik wierp een snelle blik en zag de popcorn tussen zijn volle lippen door naar binnen vallen. Ik slikte. Toen nam ik nog maar een slok van mijn drankje.

‘Ik ga douchen,’ zei Adam plotseling. Hij zette de bak popcorn op het voetenbankje en liep toen de kamer uit. Nu ik eenmaal in mijn eentje op de enorme bank zat, voelde hij nog groter, waardoor ik me een volslagen idioot voelde. Ik hield mijn hoofd in mijn handen en bonkte er een paar keer mee tegen mijn opgetrokken knieën. Ik probeerde mezelf eraan te herinneren dat de man met wie ik zo obsessief bezig was had gezworen zichzelf van kant te maken als hij tegen zijn verjaardag niet zijn vriendin terughad. Zijn vriendin. Zijn verjaardag was morgen. Seks met mij was wel het laatste waar hij op zat te wachten.

Het werd tijd dat ik mijn oorspronkelijke rol weer oppakte. Ik was finaal de draad kwijtgeraakt. Ik zette het glas champagne neer. Opeens voelde ik me vreselijk opgelaten, alsof ik het enige meisje was dat nog op het feestje was omdat ze zich niet had gerealiseerd dat het feestje afgelopen was. Ik ging rechtop zitten. Mijn wangen gloeiden van schaamte om mijn eigen egoïsme en de gedachten die net door mijn hoofd waren geschoten – om maar niets te zeggen van hoe gevaarlijk het zou zijn geweest om gehoor te geven aan mijn eigen gevoelens, met een man die zo labiel was als Adam.

Op mijn tenen liep ik naar zijn slaapkamer, waar ik mijn oor tegen de deur aan legde. Ik verwachtte het gebruikelijke gesnik te horen, maar het enige wat ik hoorde, was het water dat ongelijkmatig op de grond spetterde omdat het lichaam van Adam onder de straal heen en weer bewoog en het water alle kanten op stuurde. Geen tranen. Ik glimlachte. Hij was er klaar voor. Het enige wat ik nu nodig had, was dat Maria het niet voor me verpestte.

Ik trippelde over het luxueuze tapijt naar mijn slaapkamer, kleedde me uit en draaide het nummer van Amelia. De afgelopen dagen had ik het zo vreselijk druk gehad met mijn eigen leven dat ik er niet eens aan had gedacht haar te bellen om te kijken hoe het met haar ging. Haar mobieltje bleef eindeloos overgaan, totdat Amelia eindelijk opnam, helemaal buiten adem.

‘Waar was je mee bezig, een marathon of zo?’ grapte ik vermoeid. Ik deed mijn best om vrolijk over te komen voor haar.

‘Nee, sorry, ik was aan het… eh,’ giechelde ze. ‘Sorry. Alles goed met je? Hoe gaat het ermee?’

Ik fronste mijn wenkbrauwen en luisterde goed naar de achtergrond.

‘Hallo?’ vroeg ze nog eens. Op de achtergrond hoorde ik gefluister.

‘Wie is er bij je?’

‘Bij mij?’

‘Ja, bij jou.’ Ik glimlachte.

‘Eh… Bobby. Je weet wel. Hij is me aan het helpen bij de, eh, zoektocht.’

Op de achtergrond hoorde ik iemand het uitproesten.

‘Zitten jullie in Kenmare?’

‘Nee. Dat plan hebben we even in de ijskast gelegd. We zijn even door iets anders afgeleid, als je begrijpt wat ik bedoel.’ Nog een giechel. ‘Christine, je weet zelf ook wel dat ik nu even niet met je kan praten.’

Ik lachte. ‘Ja, die indruk kreeg ik al. Ik wou alleen kijken of het goed met je ging, da’s alles.’

Op dat moment werd Amelia’s stem helderder. ‘Weet je, het rare is – ja, het gaat prima met me. Echt uitstekend.’

‘Mooi zo.’

‘En jij? Ik weet dat morgen de dag van… het verjaardagsfeest is. Hoe is het met Adam? Loopt alles een beetje?’

‘Ja, wel redelijk,’ antwoordde ik. Ik hoorde zelf hoe onvast mijn stem klonk. ‘Ik spreek je morgen wel weer. Ga nu maar weer terug naar waar je mee bezig was.’

Ik hing op en sloeg mijn handen voor mijn gezicht. Toen ik opkeek, zag ik Adam bij de deur staan, de deur die ik altijd openliet zodat ik ’s nachts naar hem kon luisteren. Hij was zeiknat en stond met een laag om zijn middel geknoopte handdoek voor me.Van zijn neus en kin drupte water, alsof hij letterlijk onder de douche vandaan was gerend zonder ook maar de moeite te nemen om zich af te drogen. Hij veegde verstrooid de druppels van zijn gezicht, streek toen zijn haar naar achteren en streek het met beide handen glad. Terwijl hij dat deed, werd er nog meer van zijn gespierde lichaam zichtbaar. Ik stond nu onbeschaamd te staren. Ik had het gevoel dat ik daar toestemming voor had, nu hij zo plotseling halfnaakt in mijn deuropening was verschenen.

Ik had geen idee wat ik moest zeggen. Gaat het? Kan ik je ergens mee van dienst zijn? Nee, dat klonk te verkoopsterachtig. Dus zei ik maar helemaal niets. Ik stond daar gewoon in mijn ondergoed naar hem te kijken, en werd op mijn beurt terugbekeken. En toen stapte hij plotseling, heel plotseling, voor de eerste keer in twee weken over mijn drempel, van zijn wereld naar de mijne, en toen stond hij ineens in mijn kamer en kwam hij op me af, en voordat ik het wist bevond mijn gezicht zich in zijn handen en stond hij me aan te kijken, zo dicht bij me dat het douchewater uit zijn haar op mijn huid drupte. Toen drukte hij zijn lippen op de mijne, en zo hield hij me vast, een lang en prachtig moment, waarbij zijn lippen eindeloos zachtjes over de mijne streken. Ik was bang dat hij zich elk moment terug kon trekken, dat hij tot de conclusie zou komen dat dit een vreselijke vergissing was, maar in plaats daarvan duwde hij mijn lippen met zijn onderlip uiteen en stak hij zijn tong in mijn mond. Toen ik eindelijk zeker wist dat hij er niet zomaar ineens mee op zou houden, tilde ik mijn handen op naar zijn lichaam en ging ik dichter tegen hem aan staan. Het duizelde me; er ging van alles in me tekeer, als een paniekerige boodschapper die wanhopig zijn nieuws probeerde te delen. Ik smolt gewoon en kwam tegelijkertijd weer letterlijk tot leven, wat een ongelofelijk bizarre gewaarwording was. Ik nam Adam mee naar mijn bed, en terwijl we samen gingen liggen, maakte hij een einde aan onze kus en deed hij zijn ogen open. Hij glimlachte naar me, ik glimlachte terug, en vervolgens gingen we weer verder waar we gebleven waren.

Daarna gingen we nog tweemaal verder waar we gebleven waren.

 

* * *

 

Terwijl Adam onder me lag te slapen, met zijn armen om mijn lichaam heen gewikkeld en mijn hoofd op zijn rijzende en dalende borst gevlijd, voelde ik me tevreden en slaperig. Er was iets aan zijn kloppende hart, aan zijn ademhaling, aan het feit dat hij überhaupt leefde, dat me zo’n beetje elke avond dat we samen een kamer hadden gedeeld had helpen te ontspannen. Dat was één oplossing die mijn boek Zo breng je je hoofd tot rust en val je eindelijk in slaap was vergeten te vermelden: word verliefd op een mooie man en luister naar zijn hartslag. Zelf werd ik er zo ontspannen van dat ik begon weg te doezelen.

Toen ik mijn ogen dichtdeed, bevond ik me met inspecteur Maguire in een appartementengebouw, alleen was het appartementengebouw deze keer een vervallen versie van Avalon Manor in Tipperary. Om het gebouw heen was gele tape aangebracht om aan te geven dat het complex was afgezet door de politie, en op het dak stond Simon. Inspecteur Maguire pakte een ladder voor me zodat ik het dak op kon, maar ik bleef maar zeggen dat ik de ladder niet op kon omdat ik een jurk aanhad en het waaide. Ten slotte ging ik toch de ladder op, waarbij mijn jurk opwaaide tot aan mijn middel. Onder aan de ladder stond iedereen te lachen. Ik was namelijk vergeten mijn ondergoed aan te trekken omdat ik net met Adam naar bed was geweest, wat ik de aanwezigen ook vertelde. Maria was er ook bij, en iedereen was het erover eens dat ik gearresteerd moest worden vanwege mijn onfatsoenlijke gedrag. Iedereen was het erover eens, zelfs Leo Arnold, die naast Maria stond. Inspecteur Maguire zei tegen iedereen dat hij me inderdaad zou arresteren, maar dat ik wel eerst even Simon moest redden. Hij begon naar boven te roepen, waar ik op de ladder stond: als ik Simon zou redden, zou hij me niet arresteren. Maar terwijl hij het zei, lachte hij en jouwde hij me uit. Desalniettemin ging ik akkoord, en zo was ons pact gesloten. Ik bleef maar omhoogklimmen, zonder ook maar ergens te komen, terwijl onder aan de ladder iedereen bleef lachen omdat mijn rok maar op bleef waaien en iedereen dus een goed uitzicht had. Plotseling begon de ladder naar achteren te hellen, van het huis af. Ik keek op en zag Simon aan de rand van het dak staan; hij stond te huilen en keek me precies zo aan als hij me die avond in werkelijkheid had aangekeken. Ik kon aan zijn gezicht zien dat hij mij de schuld gaf; als ik hem niet zou bereiken, zou hij doodgaan. Ondertussen stonden Maguire, Maria en Leo te brullen van het lachen. De ladder stond in tweestrijd; hij zweefde door de lucht, en helde nu eens de kant van Simon op en dan weer naar achteren. Wat ik ook deed, het maakte niets uit; de ladder bleef bewegen. Toen was Adam ook ineens van de partij; hij schaamde zich dood om mij en mijn overduidelijke fiasco, en zei tegen iedereen die het horen wilde dat hij wou dat hij me nooit had leren kennen. Dat was het laatste wat ik hoorde voordat de ladder echt vervaarlijk naar achteren begon te hellen en ik neer begon te storten.

Met een schok werd ik wakker. Ik keek op de klok en zag dat ik pas twintig minuten had geslapen.

‘Alles goed?’ mompelde Adam.

‘Hm.’

Zijn armen waren strak om me heen geslagen, zijn borstkas rees en daalde, en ik dutte weer in. Vervolgens bevond ik me weer in het appartementengebouw – deze keer het echte gebouw, alleen was het nu helemaal gemeubileerd en woonden er mensen. Uit elk appartement kwamen de geluiden van het dagelijks leven, zoals het complex altijd al had moeten klinken. Simon stond voor me met een banaan in zijn hand, die hij uit de fruitschaal op het aanrecht had gepakt. Hij zei tegen me dat het een pistool was.

Ik begon tegen hem te praten, maar ik sprak zo snel dat mijn woorden één grote woordenbrij werden die niets betekende. Op de een of andere manier begreep Simon echter wat ik bedoelde. Toen ik uitgewauweld was, legde hij het pistool neer op het aanrecht. Ik slaakte een zucht van opluchting. Ik keek over mijn schouder naar inspecteur Maguire, maar er was niemand te bekennen, dus bleef ik wachten tot de politie het van me over zou nemen. Ik had het voor elkaar gekregen; mijn werk zat erop; ik had Simon van zijn idee af gebracht! Vervolgens kwam er echter niemand opdagen. Waar zat iedereen toch? Ik was hartstikke opgelucht, maar tegelijkertijd ook zo bezorgd dat mijn hart als een razende tekeerging. Simon zag er verloren uit, doodmoe van de hele ervaring. Ik wist dat ik iets moest zeggen om de stilte te vullen.

‘Nu kun je naar huis, Simon. Terug naar huis, naar je dochtertjes.’

Zodra de woorden eruit waren, wist ik dat ze fout waren. Hij had me de hele tijd staan vertellen dat dit appartement zijn thuis was, dat ze hadden geprobeerd hem uit zijn huis te zetten, en dat hij maar één ding wilde: met zijn gezin terugkeren naar het huis waarvoor hij gespaard had, het huis dat hij samen met zijn vrouw had gekocht, het huis waar hij met zijn kinderen hoopte te wonen – hun eerste huis samen als een gezin. Plotseling liep de kamer leeg en werd hij grijs en onbewoond, waarop ik me realiseerde dat we al lang en breed in Simons huis stonden. Ik had iets vreselijks gezegd. Hij keek me aan, en ik wist meteen dat ik het verkeerd had aangepakt.

Hij pakte de banaan, die inmiddels een pistool was geworden.

‘Dit ís mijn huis.’ Hij haalde de trekker over.

 

* * *

 

Toen ik wakker werd, galmden zijn woorden nog na in mijn oren en bonsde mijn hart in mijn keel. Adam lag niet langer onder me; hij lag naast me in bed. Volgens de klok was het vier uur ’s nachts. Ik ging rechtop zitten, helemaal heet en plakkerig van mijn droom. Bij de herinnering aan wat er was gebeurd, kronkelden er paniek en afgrijzen door mijn lijf. Ik pakte het kladblok naast het bed en schreef: MOET ER EVEN VANDOOR. LEG HET LATER WEL UIT. TOT STRAKS.

Ik overwoog even een X’je toe te voegen, maar besloot het toch maar niet te doen. Ik wilde vooral niet al te verliefd en aanmatigend overkomen. Bovendien had ik al meer dan genoeg tijd verspild; ik had geen tijd meer om na te denken over al dan geen X’je. Hopelijk zou ik weer terug in het hotel zijn voordat Adam wakker werd. Ik stond op, trok haastig wat kleren aan en stond algauw bij de receptie op een taxi te wachten. Twintig minuten later was ik in het ziekenhuis.

Ik rende de afdeling op, waar de beveiliging aan mijn gezicht kon zien dat ze me verder moesten laten. Gelukkig had Angela dienst.

‘Christine, wat is er aan de hand?’

‘Het was mijn schuld,’ zei ik terwijl de tranen in mijn ogen sprongen.

‘Nee, het was niet jouw schuld, dat heb ik je al gezegd.’

‘Ik moet het hem vertellen. Ik weet nu weer wat er gebeurd is. Ik moet hem mijn excuses aanbieden.’ Ik probeerde om Angela heen te rennen, maar ze hield me tegen.

‘Je gaat nergens naartoe totdat je een beetje gekalmeerd bent, hoor je me?’ zei ze resoluut. Er kwam een verpleegster vanachter de receptie vandaan om te kijken of alles in orde was, en aangezien ik geen zin had in een scène, maande ik mezelf meteen tot kalmte.

 

* * *

 

Ik zat zenuwachtig naast het bed van Simon. Terwijl ik in Tipperary had gezeten, hadden ze hem van de machine die hem in leven hield gehaald, maar hij bevond zich nog altijd op de intensive care. Hij mocht nu dan zonder apparatuur kunnen ademhalen, maar intussen had hij nog altijd zijn ogen niet opengedaan, noch was hij volledig bij bewustzijn geweest. Mijn vingers trilden terwijl de woorden die ik de nacht waarop hij zichzelf had neergeschoten tegen hem had gezegd – woorden die ik al lang weer vergeten was, of die ik op de een of andere manier had verdrongen – door mijn hoofd galmden en me hoonden, me de schuld gaven en een beschuldigend vingertje naar me opstaken.

‘Simon, ik ben gekomen om je m’n excuses aan te bieden. Ik weet nu weer wat ik die avond zei. Waarschijnlijk wist jij het de hele tijd al en wou je het al die tijd naar m’n hoofd schreeuwen, maar goed, nu weet ik het zelf ook,’ snufte ik. ‘Je had het pistool neergelegd. Je stond toe dat ik de politie belde. Je zag er anders uit, opgelucht, en dus was ik zelf ook opgelucht, en blij dat ik je ervan had weerhouden jezelf dood te schieten. Maar ik had geen idee wat ik nu verder moest. Waarschijnlijk duurde mijn twijfel maar een tel of vijf, maar het voelde als een eeuwigheid. Ik was bang dat je je pistool weer zou pakken.’ Ik kneep mijn ogen dicht, en terwijl de tranen over mijn wangen biggelden, verplaatste ik mezelf weer naar die kamer van ruim een maand geleden. ‘“Goed zo, Simon,”’ herhaalde ik. ‘“De politie kan elk moment hier zijn. Zij zullen je wel naar huis brengen, naar je vrouw en je dochtertjes.” Waarop jij er ineens anders uitzag. Vanwege wat ik net had gezegd, hè? Naar huis. Ik had “naar huis” gezegd, terwijl jij net de hele tijd had lopen zeggen dat dit je huis was, het huis dat je gedwongen had moeten verlaten. Ik luisterde best naar je, Simon, en ik begreep ook helemaal wat je bedoelde. Alleen… Alleen maakte ik aan het eind een vergissing. Ik ging de fout in, en dat spijt me.’

Het liefst had ik zijn hand in de mijne genomen, maar ik had het gevoel dat dat soort contact een inbreuk op zijn privacy zou vormen. Ik was geen vriendin van hem, en ik was ook geen familie van hem; ik was de vrouw die er niet in was geslaagd hem tegen zichzelf in bescherming te nemen.

‘Het zou verkeerd en zelfzuchtig van me zijn om te suggereren dat er een reden was waarom je deed wat je deed, en dat er ooit iets goeds voort zou kunnen komen uit wat jij jezelf hebt aangedaan, maar toch… Toen ik jou verloor, wou ik zo wanhopig nooit meer dezelfde fout maken dat ik daarna vreselijk mijn best heb gedaan – eigenlijk veel te hard mijn best heb gedaan – om het leven van een andere man te redden. En als ik met jou niet had gefaald, was ik er met hem nooit in geslaagd. Ik wil graag dat je dat weet.’ Ik dacht aan Adam en de nacht die we net samen hadden doorgebracht en moest even glimlachen.

Ik bleef lang stilletjes naast Simon zitten, totdat een van de apparaten naast het bed ineens hard begon te piepen. Ik zat even stokstijf stil en sprong toen op. Op hetzelfde moment kwam Angela de kamer binnengerend. Ze kwam meteen in actie.

‘Ik zat alleen maar tegen hem te praten,’ zei ik vol paniek. ‘Wat heb ik verkeerd gedaan?’

‘Je hebt helemaal niks verkeerd gedaan,’ zei ze snel. Ze haastte zich naar de deur, vuurde een salvo bevelen af op een andere dienstdoende verpleegster, en keek mij toen weer aan. ‘Je hebt helemaal niks verkeerd gedaan. Hou op met jezelf de schuld geven. Ik ben blij dat jij bij hem was. En nu eruit.’

De kamer werd een en al actie, waarop ik maar besloot weg te gaan.

Die nacht werd Simon Conway doodverklaard.