22 Acht gemakkelijke manieren om testament- en erfenisruzies op te lossen

 

 

‘Ik snap niet waarom zij hier zo nodig bij moet zijn,’ zei Lavinia met een langgerekte hals en fier opgeheven hoofd, alsof ze een onzichtbare nekbrace droeg die haar ervan weerhield de lichaamshouding van een normaal mens aan te nemen.

Ik zat een beetje ongemakkelijk op de leren bank. Ik was het helemaal met Lavinia eens; ik had zelf ook geen idee waarom ik er zo nodig bij moest zijn. Het voelde ongepast om aanwezig te zijn bij zo’n privéaangelegenheid – het oplezen van het testament van Dick Basil – maar Adam had erop gestaan dat ik er ook bij zou zijn, en ik had ja gezegd, ook al had ik geen idee waarom. Misschien was hij bang dat hij vreselijke aandrang zou voelen om uit het raam te springen mocht de inhoud van het testament hem niet bevallen, of dat hij zichzelf met een briefopener zou verwonden of schade aan zou richten met de achttiende-eeuwse kachelpook die voor de open haard lag. Ik wist nog altijd niet wat hij nu eigenlijk hoopte te horen; volgens mij wist hij het zelf ook niet. Ik had al die tijd gedacht dat het ergste wat Adam kon overkomen, was om te horen dat hij de CEO van Basil zou worden, en dus had ik mijn best gedaan om iets te verzinnen waardoor hij onder die verantwoordelijkheid uit kon komen. Maar zodra Lavinia in beeld was verschenen, had hij plotseling te kennen gegeven dat hij de baan wel wilde. Nu was hij op een missie om ervoor te zorgen dat Lavinia niets met het bedrijf te maken zou krijgen. Het leek wel alsof hij er, zodra zij haar opwachting had gemaakt, achter was gekomen dat hij wel degelijk om het bedrijf gaf. Het was niet alleen een kwestie van plichtsgevoel, of van er staan als het echt nodig was en doen wat er van hem verwacht werd; het ging dieper dan dat. Het familiebedrijf zat in zijn genen. Het maakte hem tot wie hij was, evenzeer als zijn vlees en botten. En blijkbaar had hij zich dat pas gerealiseerd toen hij op het punt stond het kwijt te raken.

‘Misschien kan ik inderdaad maar beter weggaan,’ fluisterde ik tegen Adam.

‘Nee, blijf,’ zei hij resoluut. Hij nam niet eens de moeite om te fluisteren. Alle hoofden waren nu onze kant op gericht.

We zaten allemaal nerveus te wiebelen en te draaien: Adam en ik op de ene bruinleren bank, en Lavinia en Maurice, wiens advocaten hem pas een uur eerder op borgtocht vrij hadden gekregen, op de andere. Maurice zag eruit alsof hij elk moment een hartinfarct kon krijgen. Hij had knalrode ogen, zijn gezicht hing praktisch van uitputting, en zijn huid maakte een droge en vlekkerige indruk.

De reden waarom iedereen zo zenuwachtig was, was omdat Lavinia als oudste kind het meeste recht op de baan had nu ze eenmaal thuis was gekomen, terwijl Adam juist te horen had gekregen dat de baan naar hem zou gaan. Verder wist niemand wat Lavinia vóór het overlijden van haar vader had gedaan om haar toekomst veilig te stellen. Dus nu wilde Adam ineens de baan, maar Lavinia wilde hem meer dan ooit.

Arthur May, de advocaat, schraapte zijn keel. Het was een man van in de zeventig, met lang, golvend grijs haar dat met gel achter zijn oren was geplakt en een baard als die van een musketier. Hij had op dezelfde kostschool gezeten als Dick Basil en was een van de weinige mannen die meneer Basil had vertrouwd. Even bleef het stil terwijl hij om zich heen keek om er zeker van te zijn dat hij ieders aandacht had, en toen begon hij het testament voor te lezen, op een heldere, afgemeten, autoritaire toon die duidelijk maakte dat er met deze man niet te spotten viel. Toen hij bij het stuk kwam waarin stond dat, in overeenstemming met de wensen van Richard Basil en het testament van wijlen Bartholomew Basil, Adam Richard Bartholomew Basil de leiding over Basil zou krijgen en CEO van het bedrijf zou worden, sprong Lavinia op van de bank en begon ze te krijsen. Geen woorden, maar gewoon een bijna bovenaardse jammerklacht, alsof ze zojuist van hekserij was beschuldigd en aan een brandende paal was vastgebonden.

‘Onmogelijk!’ sputterde ze, zodra ze weer normaal kon spreken. ‘Arthur, hoe kan dit nou weer?’ Ze draaide zich om en wees beschuldigend naar Adam. ‘Je hebt hem erin geluisd! Je hebt een stervende oude man een loer gedraaid.’

‘Nee, Lavinia, dat heb je zelf geprobeerd,’ zei Adam beheerst. Hij straalde niets dan kalmte uit. Het was niet te geloven hoe berustend hij de beslissing en de baan had geaccepteerd, terwijl hij nog maar een week eerder had gedreigd dat hij van een brug zou springen.

‘Die trut zal er wel iets mee te maken hebben gehad!’ Ze wees met een prachtig gemanicuurde vinger naar mij. Mijn hart begon als een razende te bonzen nu ik ineens in het middelpunt van de belangstelling stond, midden in de heibel van een familie die ik nauwelijks kende.

‘Hou haar erbuiten, Lavinia. Zij heeft er niks mee te maken.’

‘Je bent nog geen spat veranderd, Adam. Je zit altijd onder de plak van je meisje, wie je meisje ook is. Barbara, Maria, nu dit grietje weer. Nou, ik heb jullie rare slaapkamerarrangement gezien, en ik kan wel raden hoe de vork in de steel zit!’ Ze keek me door tot spleetjes geknepen ogen aan, zo fel dat ik er op de bank van terugdeinsde. ‘Wil ze niet met je naar bed totdat jullie getrouwd zijn? Ze is op je geld uit, Adam. Ons geld. En reken maar niet dat ze ook maar een cent krijgt. Denk maar niet dat je mij voor de gek kunt houden, trut.’

‘Lavinia!’ barstte Adam uit op die angstaanjagend woedende toon van hem. Hij schoot overeind, alsof hij het hoofd van zijn zus van haar lijf wilde rukken en het op wilde eten. Lavinia hield onmiddellijk haar mond. ‘De reden waarom vader het bedrijf aan mij heeft nagelaten is omdat jij vijf miljoen van hem hebt gestolen. Weet je nog?’

‘Doe niet zo kinderachtig, zeg.’ Het was echter veelzeggend dat ze hem niet aankeek terwijl ze die woorden uitsprak. ‘Hij heeft dat geld aan ons gegeven zodat we het voor hem konden investeren.’

‘O, dus nu is het ineens “ons”, hè? Toch jammer dat Maurice er in zijn eentje voor moet opdraaien. Ja toch, hè, Maurice?’

Eerder had Maurice eruitgezien als een gebroken man. Nu zag hij eruit alsof hij elk moment van ellende uit elkaar kon vallen.

‘Ja ja, Lavinia,’ ging Adam verder. ‘Vader heeft jullie dat geld gegeven zodat jullie het voor hem konden investeren – in jullie villa in Nice, in de aanbouw van jullie huis, en in al die poepchique soirées die je hebt gegeven zodat je met je kop in de tijdschriften kwam en geld kon inzamelen voor liefdadigheidsinstellingen waarvan ik me nu ineens afvraag of ze überhaupt wel bestonden.’

‘Zo is het niet gegaan,’ zei Maurice zachtjes. Hij schudde zijn hoofd en keek naar de vloer, alsof hij de woorden van het tapijt oplas. ‘Zo is het helemaal niet gegaan.’

Die zin had hij waarschijnlijk aan één stuk door herhaald sinds de politie hem had meegenomen voor een verhoor. Hij keek op naar de advocaat en zei nog altijd op zorgwekkend gelaten toon: ‘En de kinderen, Arthur? Heeft hij die in zijn testament opgenomen?’

Arthur schraapte zijn keel en zette zijn leesbril op, blij dat hij weer ter zake mocht komen. ‘Portia en Finn krijgen ieder een erfenis van tweehonderdvijftigduizend euro op hun achttiende verjaardag.’

Lavinia ging hoopvol rechtop zitten. ‘En ik? Zijn dochter?’ Ze mocht de hoofdprijs – het besturen van het bedrijf – dan misgelopen zijn, maar wat zat er achter deur nummer twee? Kon ze misschien toch nog haar hachje redden?

‘Aan jou heeft hij het vakantiehuisje in Kerry nagelaten,’ antwoordde Arthur.

Zelfs Adam stond versteld. Aan zijn gezichtsuitdrukking te zien, wist hij niet of hij moest lachen of zich schuldig moest voelen ten opzichte van zijn zus, die zo verschrikkelijk veel wilde dat haar ergste angst uiteindelijk bewaarheid was, namelijk dat ze alles kwijt zou raken.

‘Maar dat huis is een teringzooi!’ schreeuwde ze. ‘Een rat wil nog geen vakantie houden in dat hok, laat staan er wonen!’

Arthur keek haar aan alsof hij dit allemaal al te vaak had meegemaakt en de aanstellerij zat was.

‘En dit huis dan?’

‘Dat is aan Adam nagelaten,’ zei hij.

‘Jezus, wat een aanfluiting!’ zei Lavinia intens verontwaardigd. ‘Het testament van opa is glashelder: na het overlijden van papa komt het bedrijf aan mij toe.’

‘Misschien moet ik even iets uitleggen…’ Langzaam zette Arthur May zijn bril af. ‘Je grootvader heeft gezegd dat het bedrijf na het overlijden van je vader over dient te gaan op het oudste kind. Dat ben jij inderdaad, Lavinia. Maar er was ook nog een andere bepaling, waarvan je misschien niet op de hoogte bent, namelijk dat als het oudste kind is veroordeeld voor een misdrijf of misdaad, of bankroet is verklaard, het bedrijf overgaat op het volgende kind.’

De mond van Lavinia viel open.

‘En ik geloof,’ ging Arthur verder – zijn vrolijke blauwe ogen bleven haar lang aankijken, waardoor ik de indruk kreeg dat hij nogal van dit alles zat te genieten – ‘dat, nog afgezien van de recente criminele telastleggingen en wat ons verder misschien allemaal nog te wachten staat, jij je onlangs bankroet hebt laten verklaren.’

‘Jezus, Lavinia!’ Maurice sprong, ineens springlevend, van de bank. ‘Je zei dat het allemaal in kannen en kruiken zou komen. Je zei dat je een plan had. Een plan dat zou werken. Noem je dit een plan dat werkt?’

Aan Lavinia’s reactie te zien, gedroeg hij zich niet vaak zo.

‘Al goed, lieverd,’ zei ze op kalme, afgemeten toon. ‘Ik snap het. Ik ben zelf ook erg verbaasd. Papa zei dat het in kannen en kruiken was, maar ik krijg de indruk dat hij me in de val heeft gelokt. Hij zei dat ik naar huis moest komen. Laten we ergens anders heen gaan om het te bespreken. Hier kunnen mensen ons namelijk horen.’

‘Ik heb de hele dag – de hele dag! – op het politiebureau gezeten, waar ik de hele tijd lastig ben gevallen met vragen en vragen en vragen…’

‘Al goed, schat,’ viel ze hem zenuwachtig in de rede.

‘Weet je wat ze zeiden over hoe lang ik kan krijgen?’

‘Ze proberen je alleen maar bang…’

‘Tien jaar.’ Zijn stem sloeg over. ‘De gemiddelde straf is tien jaar. TIEN JAAR!’ schreeuwde hij recht in haar gezicht, alsof hij dacht dat ze niet helemaal begreep wat hij haar duidelijk probeerde te maken.

‘Ik weet het, schatje.’

‘Voor een misdrijf dat ik niet in mijn eentje…’

‘Al goed, schat, al goed.’ Ze glimlachte zenuwachtig en pakte zijn arm vast in een poging hem uit de kamer te werken. ‘Papa wou blijkbaar het laatst lachen.’ Haar stem beefde. ‘Maar dat geeft niks. Ik heb ook zo mijn gevoel voor humor, en deze keer ga ik het laatst lachen. Ik ga het testament aanvechten,’ zei ze, weer helemaal beheerst nu.

‘Je hebt geen poot om op te staan,’ zei Adam. ‘Geef het op, Lavinia.’

Ik herkende maar nauwelijks de man die ik trillend op de brug had zien staan, de man die geen woord tegen zijn vader in had durven brengen, en die zich in zijn schulp had teruggetrokken zodra we door het hek van zijn ouderlijk huis waren gereden. Lavinia wist blijkbaar ook niet helemaal hoe ze het had, want ze stond hem aan te kijken alsof hij bezeten was. Wat haar er echter niet van weerhield om hem nog een laatste vreselijke belediging naar zijn hoofd te smijten:

‘Alsof jij weet hoe een bedrijf gerund wordt. Jij bent godverdomme helikopterpiloot, man. Je bent veel te stom en emotioneel onstabiel om de druk van het runnen van een bedrijf aan te kunnen. Jij gaat het bedrijf om zeep helpen, Adam.’ Ze probeerde hem net zo lang aan te staren totdat hij zijn ogen neersloeg, maar daar slaagde ze niet in. Uiteindelijk stormde ze zelf de kamer uit, met Maurice, wiens energie nu helemaal op was, in haar kielzog. Hij schuifelde achter haar aan alsof hij haar schaduw was.

‘Sorry voor dat alles, Arthur,’ zei Adam.

‘Maak je geen zorgen, jongen.’ Arthur stond op en begon zijn koffertje weer in te pakken. ‘Eerlijk gezegd vond ik het best leuk,’ gaf hij toe, met een ondeugende schittering in zijn ogen.

Op dat moment ging de telefoon van Adam. Toen hij naar het scherm keek, verscheen er een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht. Hij excuseerde zich en ging in een hoekje van de kamer staan om het gesprek aan te nemen.

Arthur boog zich naar me toe en zei zachtjes: ‘Ik weet niet wat je met die jongen hebt gedaan, maar ga er alsjeblieft mee door – het is al tijden geleden dat iemand Lavinia zo de les heeft gelezen, en ik geloof niet dat ik die jongen ooit zo zelfverzekerd heb gezien. Het staat hem goed.’

Ik glimlachte. Ik was trots op Adam, die ontegenzeglijk enorm vooruit was gegaan, en dat allemaal in minder dan twee weken tijd. Tegelijkertijd had hij echter nog een lange weg voor de boeg – en dan dacht ik niet eens alleen aan het bedrijf en alle druk die dat zou opleveren. De problemen van Adam waren niet van het soort dat zich in één nacht liet oplossen, of zelfs in twee weken. Ik kon alleen maar hopen dat hij nu iets beter in zijn vel zat, en dat hij de middelen had om zichzelf te helpen. Zo niet, dan had ik gefaald.

‘Arthur, het ziet ernaar uit dat je het de komende tijd druk gaat krijgen,’ zei Adam toen hij uitgepraat was. ‘Dat was Nigel. Blijkbaar had Lavinia al een deal met hem gesloten dat ze Bartholomew en Basil zouden fuseren en het hele bedrijf aan Mr Moo zouden verkopen.’

‘Het ijsbedrijf?’ vroeg Arthur stomverbaasd.

Adam knikte. ‘Ze waren de details al aan het uitwerken, en stonden klaar om het wereldkundig te maken zodra Lavinia de leiding had.’

Arthur dacht erover na en begon toen te lachen. ‘Je vader heeft haar een pracht van een poets gebakken. En reken maar dat hij er lol in had.’ Toen ging hij iets ernstiger verder: ‘Ze heeft zonder enige vorm van autoriteit gehandeld. Lavinia speelt geen rol van betekenis in Basil, dus die deal heeft geen enkele rechtswaarde… tenzij jij dat wilt, natuurlijk?’

Adam schudde zijn hoofd.

Arthur glimlachte. ‘Wat zal Nigel vanavond boos zijn.’

‘Ik ben gewend aan boze Basils.’

‘Waarschijnlijk wil je dit niet echt horen, Adam, maar je vader zou trots op je zijn geweest. Niet dat hij je dat ooit zou vertellen – hij zou liever doodvallen, wat hij nu natuurlijk ook heeft gedaan. Maar neem van mij aan, jongen, dat hij trots op je zou zijn. Hij zei wel tegen me dat je het bedrijf niet wilde, maar’ – hij stak zijn hand op om Adam ervan te weerhouden het uit te leggen – ‘ik wil graag dat je weet dat we de laatste maanden hard aan dat testament van hem hebben gewerkt. Hij wilde absoluut dat jij aan het roer zou staan.’

Adam knikte dankbaar. ‘Je zult hem wel missen, Arthur. Hoe lang waren jullie al bevriend?’

‘Vijfenzestig jaar.’ Arthur glimlachte bedroefd, maar moest toen grinniken. ‘Maar goed, wie hou ik nu eigenlijk voor de gek? Ik zal de enige zijn die dat stuk chagrijn mist.’

Ik keek naar Adam, die met zijn handen in de zakken van zijn strakke pak stond. Hij stond bij de oude open haard van het huis, waar een portret van zijn opa boven de schoorsteenmantel hing. De gelijkenis was verbazingwekkend. Hij zag er heerlijk uit. Toen we elkaar aankeken, begon mijn hart te bonzen; mijn maag deed een salto en ging over de kop. Ik kon mijn ogen niet van hem af houden, maar ik hoopte dat hij niet aan me af zou kunnen lezen hoe ik me voelde.

‘Je vroeg wat ik hier allemaal deed toen ik als klein jochie alleen thuis zat.’

Ik knikte. Ik was blij dat hij het woord tot mij had gericht; zelf kon ik niet van mijn stem opaan.

‘Het is nu twaalf uur ’s middags.’ Hij keek op zijn horloge. ‘We hebben nog vier uur licht, en daarna kunnen we weer terug naar Dublin. Wat zeg je ervan?’

Ik knikte. Hoe langer ik hem voor mezelf had, des te beter.

 

* * *

 

In vier uur kreeg ik een kleine indruk van hoe het leven van Adam er op Avalon Manor uit had gezien. We gingen met een boot het ijskoude meer op en picknickten met eten dat Maureen voor ons had bereid: komkommersandwiches met vers geperste sinaasappelsap, de dingen die Adam vroeger altijd bij zich had gehad. Toen klommen we in een golfbuggy, waarin hij me een rondrit over het landgoed van 800 hectaren gaf. We schoten op kleiduiven, probeerden wat te boogschieten, en ten slotte liet Adam me zien waar hij vroeger altijd ging vissen. Maar de meeste tijd brachten we door in het botenhuis, waar we, in dekens gewikkeld, hete whisky uit thermosflessen dronken en keken hoe de zon boven het meer onderging.

Adam slaakte een diepe, vermoeide zucht.

Ik keek hem aan.

‘Wat denk je, kan ik dit aan?’

Ik liep mentaal door een hele reeks woorden en zinnen uit mijn positief-denkenboeken, maar uiteindelijk hield ik me in. In plaats daarvan zei ik alleen: ‘Ja.’

‘Bij jou is altijd alles mogelijk, hè?’

‘De meeste dingen wel, ja.’ Toen zei ik min of meer tegen mezelf: ‘Maar niet alles.’

‘Zoals?’

Zoals jij en ik.