9 – Dertig eenvoudige manieren om van je leven te genieten
Het eerste wat ik moest doen voordat ik me aan Adam kon wijden was al mijn afspraken voor de komende twee weken afzeggen. Nu Gemma er niet meer was om me te helpen met de logistiek, zou ik anders al mijn werk en afspraken moeten delegeren aan mijn twee collega’s Peter en Paul, die inmiddels geen woord meer tegen me zeiden uit protest tegen het onterechte ontslag van Gemma. Ik ging aan het bureau van Gemma zitten en begon aan mijn klus. Oscar afzeggen kostte de meeste tijd, aangezien ik hem net belde toen hij de derde bus weg had laten rijden zonder in te stappen. Ik bleef met hem aan de lijn totdat hij was ingestapt, was gaan zitten en ademoefeningen had gedaan, en vervolgens moest ik hem een verhaal vertellen om hem af te leiden, en ten slotte moest ik hem mijn mobiele nummer geven omdat hij compleet in de stress schoot bij het idee dat ik de komende twee weken niet op kantoor zou zijn. Tegen de tijd dat ik dat echter allemaal gedaan had, kon ik afscheid nemen van een dolblije man die het gevoel had dat hij alles aankon omdat hij net drie bushaltes voor elkaar had gekregen. Zijn volgende opdracht was naar huis lopen, wat hij zeker een stuk energieker zou doen. Zodra ik had opgehangen, begon Adam vanuit mijn kantoor naar me te roepen.
‘Tweeënveertig tips om positief te blijven denken wanneer alles misgaat…’ Nog een titel uit mijn boekenverzameling. ‘Vijfendertig manieren om positief te denken…’ Hij snoof minachtend. ‘Wat een intrigerende getallen. Waarom zo specifiek? Waarom tweeënveertig en niet gewoon veertig? Waarom kunnen ze positieve gedachten niet gewoon afronden naar het dichtstbijzijnde tiental?’
Hij keek wat er verder nog op mijn plank stond.
‘Vijf manieren om je liefde te laten blijken. Vijf manieren om je energie te sparen. Tien manieren om energie te besparen.’ Hij lachte. ‘Oké, ik geloof dat ik het nu begrijp. Je zet ze op volgorde van getalgrootte, hè? En zeg je dan tegen jezelf: “Oké, vandaag heb ik zin in een lange route naar energiebesparing” of “Vandaag ben ik best wel moe, dus neem ik de kortste weg naar energiebesparing”? Dan kies je toch zeker voor vijf manieren om energie te besparen? Want waarom zou je tien dingen doen als je het ook in vijf stappen af kunt? Denk je dat degene die de vijf manieren op papier zette juist meer of minder energie heeft dan degene die over de tien manieren schreef? Want die heeft dan wel meer methoden, maar tegelijkertijd heeft hij ook een dunner boek geschreven, wat hem waarschijnlijk weer minder moeite kostte. Eigenlijk zouden ze elkaar een keer moeten ontmoeten, die twee schrijvers; misschien kan die vent wel een boek schrijven met als titel: Zo adviseer je mensen hoe ze een zelfhulpboek moeten schrijven. Zes manieren, twaalf manieren, negenendertig manieren, zesenzestig manieren – o ja, we hebben een winnaar!’ Hij hield een boek omhoog. ‘Zesenzestig manieren om je geldproblemen op te lossen. Zesenzestig? Ik ken er maar één: ga naar je werk,’ zei hij tegen het boek, waarna hij weer verder begon te snuffelen.
‘Sommige mensen kunnen gewoon niet werken.’
‘Natuurlijk. Stress is de nieuwe rugpijn.’
‘Zelf zit je op dit moment ook niet op je werk. Dat doet me trouwens denken: waar denkt je werk eigenlijk dat je op dit moment uithangt?’
Adam negeerde me. ‘Is dit een vorm van genezing die je jezelf voorschrijft? Zo een waarbij je ’s ochtends zegt: “Vandaag heb ik zes manieren nodig om gewicht te verliezen”, of “Deze week heb ik eenentwintig manieren nodig.” Of misschien: “Deze week ben ik een negen-manieren-om-de-trap-op-te-komen-type.”’
‘Dat is geen bestaand boek.’
‘Nee, maar het zou me niks verbazen als iemand het ooit schreef. Misschien moet je het zelf maar een keertje schrijven. Ik zou best negen manieren willen weten om een trap op te komen. De meest voor de hand liggende manier is duidelijk nooit de manier die dat soort mensen voor ogen hebben.’
Natuurlijk hoopte ik ooit nog eens een boek te schrijven, maar dat ging ik Adam niet vertellen, als hij echt zo’n lage dunk van zelfhulpboeken had. Ik had echter het gevoel dat ik er steeds een stapje dichterbij kwam. Een week eerder had ik nog overwogen Zo schrijf je een succesvol boek uit de onuitgepakte stapel dozen beneden in het appartement te halen waar mijn hele leven in zat. Barry had me niet erg gesteund bij het waarmaken van mijn droom, wat me er overigens niet van weerhouden zou moeten hebben om het toch te doen. Ik geef grif toe dat ik zijn gebrek aan steun in het verleden wel eens als uitvlucht had aangewend, gewoon omdat ik er zo tegen opzag om daadwerkelijk iets te schrijven, maar inmiddels zag mijn leven er heel anders uit, en ik had mezelf beloofd dat ik het in elk geval zou proberen.
Ik had de nodige ideeën in mijn hoofd, maar de voorlopige titel was Zo vind je de baan van je dromen. Tot dusverre had ik dertien varianten op die titel in druk gevonden. Daarvan had ik er vier gelezen, en sindsdien had ik nog steeds het gevoel dat ik er iets aan toe te voegen had. De boeken die ik had gelezen leken er allemaal op gericht te zijn mensen te vertellen hoe ze snel rijk konden worden, terwijl ik juist het idee had dat het einddoel een goed gevoel moest zijn. Brenda had tegen me gezegd dat je met een goed gevoel niets verkocht, en dat ik vooral seks met collega’s in mijn boek moest verwerken, of er in elk geval een hoofdstuk aan moest wijden – de zoveelste keer dat mijn familie me advies over mijn persoonlijke ambities had gegeven dat compleet nutteloos bleek te zijn.
Intussen stond Adam nog steeds op mijn collectie zelfhulpboeken af te geven.
‘Is er ook een geheime kluis met een stapel boeken voor mij? Honderd manieren om jezelf niet van kant te maken, of iets in die trant?’
Met een blik alsof hij zichzelf verschrikkelijk grappig vond plofte hij neer in een fauteuil, en wel de mijne. Ik zei er maar niets van, aangezien het hem lang genoeg had gekost om zover te komen. Zelf ging ik zitten op de stoel waar mijn cliënten normaal gesproken op zaten. Het was raar om de kamer vanuit deze invalshoek te zien; ik raakte er enigszins van slag van.
‘Je zit er niet eens zo ver naast,’ zei ik ter opening van onze sessie. ‘Ik ben niet van plan je honderd manieren om jezelf niet van kant te maken te geven, maar we gaan wel een crisisplan opstellen.’
‘Een wat?’
Ik pakte een boek van de plank achter me: Zo ga je om met suïcidale gedachten. Ik bladerde naar de juiste pagina. Tijdens de slapeloze nachten die volgden op mijn ervaring met Simon Conway had ik het boek van kaft tot kaft gelezen. ‘Het komt erop neer dat het een lijst instructies is die je moet opvolgen als je een suïcidale gedachte hebt. Je hebt toegeven dat je die regelmatig hebt. En aangezien je al eens eerder hebt geprobeerd om uiting te geven aan zo’n gedachte, is het niet uitgesloten dat je dat in de toekomst nog eens zult doen.’
‘Ik heb je al gezegd dat ik het zeker nog eens doe als er niks verandert.’
‘Maar tot je verjaardag ben je van mij,’ zei ik streng. ‘We hebben een deal. De komende twaalf dagen zal ik mijn uiterste best doen om me aan mijn kant van de deal te houden, maar dan moet jij je wel aan de jouwe houden. Blijf in leven. Dat is jouw taak. Volg deze stappen en je zult in leven blijven. Met een beetje mazzel zul je zelfs het idee krijgen dat je weer iets dichter bij jezelf komt. Dat is de manier om Maria terug te krijgen.’
‘Oké.’
‘Goed zo. Ik zal zo terugkomen op het plan, want het zal wel even duren voordat we dat op papier hebben. Eerst wil ik graag even met je praten. Ik moet iets beter begrijpen waar je je op dit moment in je leven bevindt en hoe je je voelt.’
Ik liet een gaatje in mijn betoog vallen. Hij keek eerst naar links en toen naar rechts, op zoek naar de verborgen camera.
‘Ik voel me… suïcidaal.’
Ik wist dat dat sarcasme was, maar ik kon er niet om lachen.
‘Suïcidaal is geen gevoel. Het is een mentale toestand. Bedroefdheid is een gevoel, eenzaamheid is een gevoel, boosheid is een gevoel. Frustratie is een gevoel. Jaloezie is een gevoel. Suïcidaal is geen gevoel. Je kunt wel suïcidale gedachten hebben, maar een gedachte is niet meer dan een gedachte. Onze gedachten veranderen voortdurend, omdat we er zelf verantwoordelijk voor zijn. Als je eenmaal het verschil snapt tussen suïcidale gedachten en je gevoelens, zul je je emoties beter begrijpen, en dan leer je je suïcidale gedachten te onderscheiden van je gevoelens. Dan denk je niet meer: vandaag wil ik een einde aan mijn leven maken. Dan denk je: vandaag ben ik kwaad omdat mijn zus het land heeft verlaten en het runnen van het bedrijf aan mij heeft overgelaten. Dan kun je verder werken aan je woede. Of misschien denk je wel: vandaag zie ik vreselijk op tegen de verantwoordelijkheden die mijn baan met zich meebrengt. Dan kun je daarna verder werken aan het gevoel van tegen dingen opzien. Ik kan je helpen om je suïcidale gedachten beter te leren begrijpen, om het hoofd te bieden aan dat soort gedachten en weer controle over je eigen gevoelens te krijgen. Dus vertel eens, Adam, hoe voel je je?’
Hij zag er slecht op zijn gemak uit. Hij zat op zijn stoel heen en weer te wiebelen en om zich heen te kijken in de kamer. Uiteindelijk viel zijn blik op iets buiten het raam, waarop hij eindelijk een beetje leek te ontspannen. Na er een paar minuten over te hebben nagedacht zei hij: ‘Ik voel me… pisnijdig.’
‘Goed zo. Waarom?’
‘Omdat mijn vriendin het met mijn beste vriend doet.’
Niet helemaal het antwoord waarnaar ik op zoek was, maar ik knikte om aan te geven dat hij verder moest gaan.
‘Ik voel me… als een eersteklas idioot omdat ik niet doorhad waar ze mee bezig waren.’ Met zijn ellebogen op zijn bovenbenen leunde hij naar voren, alsof hij had geaccepteerd dat dit gesprek er echt van zou komen. Toen wreef hij in zijn ogen en ging hij weer rechtop zitten. ‘Maar ik heb wel het gevoel dat ik nu begrijp waarom ze het gedaan heeft. Wat je vanochtend allemaal zei, dat ik zo emotioneel afwezig was – daar heeft ze wel gelijk in. Ik lette niet goed genoeg op haar, ik werd afgeleid door andere zaken, en dat begon mijn leven te bepalen. Ik zat niet zo lekker in mijn vel. Maar nu kan ik haar vertellen dat ik veranderd ben, en hopelijk verandert ze dan van gedachten.’
‘Wanneer ga je haar vertellen dat je veranderd bent?’
‘Geen idee. Vandaag?’
‘Dus je bent in één dag veranderd? Dat gevoel dat je opziet tegen je werk, dat je boos bent omdat je zus je in de steek heeft gelaten, al die wrok en woede over het feit dat je een baan en een leven waarvan je houdt op moet geven om aan je familieplicht te voldoen, al je teleurstelling over je leven, over wie jij als mens bent, al die tegenstrijdige gevoelens over het feit dat je vader op sterven ligt, het gevoel dat je niet langer wilt leven… Al die gevoelens zijn op slag helemaal verdwenen?’
Hij staarde naar de vloer; ik zag zijn kaak strakker worden terwijl hij erover nadacht. ‘Nee. Maar uiteindelijk zal daar allemaal wel verandering in komen. Daar ga jij me bij helpen. Dat heb je me beloofd.’
‘Mijn hulp begint hier, in deze kamer. Er zal niks veranderen tenzij jij jezelf verandert. Dus praat vooral van je af.’
We bleven twee uur lang praten. Toen Adam er uitgeput genoeg uitzag, en toen mijn hoofd begon te tollen van alle verantwoordelijkheden die er op zijn schouders rustten, besloot ik dat het tijd was om een rustpauze in te lassen. Ik wist nu wat zijn problemen waren; nu was het tijd om een nieuw perspectief op te doen, om hem te laten zien hoe fijn het leven kon zijn. Dat was het gedeelte waar ik tegen opzag. Eerlijk gezegd was ik niet zo goed in dat soort dingen. Ik had geen idee wat ik moest doen of waar ik hem mee naartoe moest nemen. Vooral omdat ik me zelf ook niet supervrolijk voelde op dat moment.
‘Wat nu?’ vroeg hij. Hij zag er moe uit.
‘Eh, wacht even.’ Ik stapte mijn kantoor uit. Inmiddels waren Peter en Paul ook op hun werk, maar die weigerden nog altijd mijn aanwezigheid te erkennen. Niet dat dat me op dat moment veel deed; ik was mentaal met andere dingen bezig. Ik pakte het nieuwe boek dat ik van Amelia had gekocht, Dertig eenvoudige manieren om van je leven te genieten, het boek waarvan Amelia had gedacht dat ik het voor mezelf had gekocht. Haar opmerking stond me nog levendig voor de geest: Eindelijk! Was ik echt zo levenloos? Ik had geprobeerd mijn zorgen voor mezelf te houden, en had mijn verdriet niet met anderen besproken. Ik had het gevoel gehad dat ik het allemaal heel aardig verborgen had gehouden.
Ik bladerde door de eerste paar pagina’s.
1 GENIET VAN JE ETEN IN PLAATS VAN HET GEWOON OP TE ETEN. PROEF HET GOED EN GENIET VAN DE SMAAK.
Lekker eten – meenden ze dat nou echt? Maar wat moest ik anders met Adam aan? Ik propte het boek weer in mijn tas. ‘Kom op, we gaan.’
‘Waar gaan we naartoe?’
‘Even een hapje eten,’ zei ik opgewekt.
Ik wist niet zeker of Gemma nog terug zou komen, maar voor alle zekerheid legde ik bij wijze van uitleg het boek Zo deel je je financiële problemen met mensen die van jou afhankelijk zijn op haar bureau, in de hoop dat de boodschap over zou komen.
* * *
Punt 1 van onze lijst werd in restaurant Bay in Clontarf, met uitzicht over de baai van Dublin, in de praktijk gebracht.
‘Dus eten is tegenwoordig iets wat je voor de lol doet?’ vroeg Adam, wiens kin op zijn hand rustte, alsof zijn hoofd te zwaar was voor zijn hals. ‘Ik dacht dat het iets was wat we nodig hadden om in leven te blijven.’
Terwijl hij lusteloos het menu doorbladerde, keek ik naar het bomvolle café. Overal zaten mensen, er werd wat af gepraat, de borden lagen vol kleurrijk, opwindend eten, en de aroma’s die door de ruimte zweefden deden waarschijnlijk bij iedereen het water in de mond lopen, hoewel mijn maag zich er alleen van omdraaide.
‘Ja, natuurlijk!’ loog ik. Eigenlijk wilde ik het liefst alleen een groene salade bestellen en het daarbij laten, maar ik moest Adam het goede voorbeeld geven. ‘Ik wil graag de gesmoorde lamsbout met wortelgroenten, harissahummus en kruidenquinoa.’ Ik dwong mezelf naar de serveerster te glimlachen, al zag ik vanbinnen vreselijk op tegen de taak om al dat eten naar binnen te werken.
‘En ik wil graag een koffie zonder melk,’ zei Adam. Hij klapte zijn menu dicht.
‘Nee, nee, komt niks van in!’ Ik stak een vermanend vingertje naar hem op. Ik sloeg het menu weer open en gaf het weer terug aan hem. ‘Eten. Voor de lol. Nu.’
Adam wierp een vermoeide blik op het menu. Hij maakte een wat verloren indruk.
‘Hebt u een suggestie?’ vroeg ik aan de serveerster.
‘Persoonlijk vind ik de gemarineerde zalmfilet uit de oven op een bedje van mediterrane groenteratatouille en romige aardappelpuree erg lekker.’
Adam keek alsof hij elk moment in zijn mond kon overgeven.
‘Die vindt hij vast lekker, dank u wel.’
‘Geen voorgerechten?’ vroeg ze.
‘Nee,’ zeiden we allebei tegelijk.
‘Wanneer ben jij je eetlust kwijtgeraakt?’ vroeg ik.
‘Geen idee, een paar maanden geleden of zo. En jij?’
‘Wie zegt dat ik mijn eetlust kwijt ben?’
Hij trok een wenkbrauw op.
‘Alcohol en cafeïne zijn geen goed idee voor iemand die depressief is,’ zei ik in een poging om de overhand te krijgen en de aandacht op hem gevestigd te houden.
‘En wat had jij vanochtend dan voor een ontbijt?’
Ik dacht aan de zwarte koffie die ik in het hotel had genuttigd. ‘Ja, maar ik ben niet depressief.’
Hij snoof.
‘Jíj bent depressief. Jij hebt geprobeerd er een eind aan te maken. Ik ben gewoon… een beetje somber.’
‘Een beetje somber.’ Hij wierp een vorsende blik op me. ‘Wat een understatement, zeg. Je bent nog erger dan Iejoor.’
Onwillekeurig moest ik lachen. ‘Ik bedoelde alleen maar dat het duidelijk is dat we ook een blik op je dieet moeten werpen. Daar zul je alleen maar baat bij hebben. Ons dieet speelt een grote rol in depressie. Je bent duidelijk fit. Ik bedoel, je ziet eruit alsof je een hoop traint.’ Ik voelde mijn gezicht vlammen. ‘Maar toch zie ik je nooit eten. Ik heb geen idee waar je de energie vandaan haalt.’
‘Hoe wil je dat ik je dat vertel? Op vijf manieren of op tien manieren?’
‘Eentje is wel genoeg.’
‘Nou, ik krijg energie van het strippen, weet je wel? Van als ik op het podium met mijn maatjes sta te dansen.’
Ik lachte. ‘Volgens mij weet jij het verschil niet tussen modellen en strippers.’
‘Tja, ik weet niet wat voor beelden zich in jouw hoofd afspelen,’ zei hij met een glimlach.
Op dat moment zette de serveerster twee enorme borden met eten voor ons neer, waar we beiden vol afgrijzen naar keken.
‘Is alles oké?’ vroeg de serveerster, aan wie onze reactie duidelijk niet was ontgaan. ‘Heb ik een fout gemaakt met de bestelling of zo?’
‘Nee, natuurlijk niet. Dit ziet er… heerlijk uit. Dank u wel.’ Ik pakte mijn mes en vork, maar had eigenlijk geen idee waar ik moest beginnen.
‘Wanneer ben jij voor het laatst uit eten geweest, Christine, aangezien je dit zo leuk schijnt te vinden?’ vroeg Adam. Hij wierp een onderzoekende blik op zijn bord. Net als ik leek hij geen idee te hebben waar hij moest beginnen.
‘Da’s alweer een tijdje geleden, maar alleen omdat we voor de bruiloft aan het sparen waren. Mmm, dit is lekker. En jouw eten? Smaakt het een beetje?’ Eet je maaltijd niet alleen, maar wees je bewust van wat je proeft. ‘Ik heb geen idee wat dit is – is dit gember? Echt hartstikke lekker, en volgens mij proef ik ook citroen. Maar goed, na de bruiloft gingen we dus op huwelijksreis, en daarna waren we een beetje blut, dus aten we meestal thuis of haalden we zo af en toe een afhaalmaaltijd, wat we allemaal prima vonden omdat al onze vrienden in hetzelfde schuitje zaten.’
‘Leuk, hoor,’ zei Adam sarcastisch. ‘Hoe lang waren jullie al getrouwd?’
‘Eet. Smaakt het? Is de aardappelpuree lekker romig?’
‘Ja, de puree is lekker romig,’ speelde hij mee. ‘En de worteltjes zijn lekker wortelachtig.’
‘Negen maanden.’ Ik negeerde zijn sarcasme.
‘Je bent na negen maanden alweer bij hem weggegaan? Jemig, zeg, ik heb vriendinnen gehad aan wie ik een bloedhekel had, maar met wie ik het langer volgehouden heb. Je hebt het vast niet erg hard geprobeerd.’
‘Geloof me, ik heb het geprobeerd.’ Ik keek naar beneden en begon met mijn eten te spelen.
‘Eet. Is je lamsvlees lamsachtig?’ vroeg hij. ‘Wanneer had je door dat het mis was?’ Hij schepte wat zalm op zijn vork, kauwde langzaam en slikte de hap door alsof hij een gigantische pil was.
Daar moest ik even over nadenken. Moest ik hem de waarheid vertellen of hem het antwoord geven dat ik verder aan iedereen had gegeven?
‘Geen geheimen,’ voegde hij eraan toe.
‘Ik had al een tijdje mijn twijfels, maar ik wist pas echt dat het mis was toen ik op mijn trouwdag naar het altaar liep.’ Dat was de waarheid.
Adam hield op met eten en keek me verrast aan.
‘Eet vooral verder,’ zei ik. ‘Ik huilde tranen met tuiten terwijl ik naar hem toe liep. Iedereen heeft het er nog steeds over. Zo’n schattig moment. Behalve mijn zusjes. Die hadden het door. Die wisten dat het geen tranen van vreugde waren.’
‘Waarom ben je dan met hem getrouwd?’
‘Ik raakte in paniek. Ik wilde er wel de brui aan geven, maar ik durfde de knoop niet door te hakken. En verder wou ik Barry geen pijn doen. Ik zag geen uitweg. Ik zat gevangen, maar ik was zelf in de val getrapt. Dus dwong ik mezelf om door te zetten.’
‘Je bent met hem getrouwd omdat je hem geen pijn wou doen?’
‘Ja. En dat is ook de reden waarom ik niet met hem getrouwd wou blijven; puur en alleen om hem geen pijn te doen.’
Daar dacht hij even over na. Toen knikte hij. ‘Daar zit wat in.’
‘Als ik er destijds goed bij stilgestaan had, en er echt goed over nagedacht had, had ik wel een andere uitweg gevonden. Een betere uitweg.’
‘Zoals op een brug gaan staan.’
‘Ja, precies.’ Ik schoof het eten van de ene kant van mijn bord naar de andere. ‘Ik hield best van hem, maar ik heb een theorie over de liefde. Ik geloof dat sommige liefdes niet voorbestemd zijn om eeuwig te duren, hoe goed ze misschien ook zijn.’
Adam zweeg. We schepten allebei een paar happen eten naar binnen. Ten slotte legde hij zijn bestek neer op zijn bord.
‘Ik geef het op,’ zei hij met zijn handen in de lucht, alsof hij zich overgaf. ‘Er kan geen hap meer bij. Mag ik nu alsjeblieft ophouden?’
‘Tuurlijk.’ Ik legde zelf ook opgelucht mijn mes en vork neer. ‘Jezus, man, wat zit ik vol, zeg,’ kreunde ik met mijn handen op mijn opgezwollen buik; ik vergat per ongeluk even te doen alsof. ‘Stel je voor, zeg. Er zijn mensen die dit drie keer per dag doen.’
We keken elkaar aan en lachten.
‘Wat nu?’ Hij leunde met glimogen naar voren.
‘Eh…’ Ik keek in mijn tas en deed net alsof ik op zoek was naar een zakdoekje. In plaats daarvan sloeg ik stiekem het boek open.
2 MAAK EEN WANDELING DOOR HET PARK. DOE MEER DAN ALLEEN LOPEN; NEEM GOED JE OMGEVING IN JE OP EN WEES JE BEWUST VAN DE SCHOONHEID VAN HET LEVEN OM JE HEEN.
‘Laten we een wandeling maken,’ zei ik, alsof die gedachte net spontaan bij me was opgekomen.
* * *
We wilden allebei maar wat graag het eten dat we net met tegenzin naar binnen hadden gewerkt er weer af lopen, dus gingen we ondanks de extreme kou naar St Anne’s Park, het op een na grootste stadspark van Dublin. Goed aangekleed tegen de kou doolden we door de met muren omringde tuin, de rode stallen waar in het weekend voedingswarenmarkten werden gehouden, en de Hercules-tempel bij de eendenvijver, waar ik Adam snel voorbijtrok voor het geval hij zich geroepen voelde om in het water te springen. De rozentuin was rond deze tijd van het jaar een teleurstelling, en was ook de verkeerde plek om voor een korte adempauze op een bankje te gaan zitten. Terwijl de ijskoude wind onze gezichten striemde, en terwijl de kou van het bankje door onze jas en broek heen naar ons achterwerk trok, keken we naar de sombere, gesnoeide takken waar geen greintje kleur op te bekennen viel. Ik benutte elke gelegenheid die ik kreeg om meer over Adam te weten te komen.
‘Kocht je vaak bloemen voor Maria?’
‘Ja, maar niet op Valentijnsdag. Op Valentijnsdag mag ik absoluut geen bloemen voor haar kopen. Dat vindt ze zo’n vreselijk cliché.’
‘Wat krijgt ze dan wel?’
‘Vorig jaar een grapefruit. Het jaar daarvoor een kikker.’
‘Ho wacht, op die grapefruit kom ik later wel terug. Een kikker?’
‘Ja, zodat ze die een zoen kon geven en haar prins op het witte paard zou krijgen.’
‘Jakkes. Triest, hoor.’
‘Probeer je mijn zelfvertrouwen te vergroten of me compleet met de grond gelijk te maken?’
‘Sorry. Ze vond de kikker vast hartstikke leuk.’
‘Inderdaad. We vonden Hulk allebei hartstikke leuk. Totdat hij door het raam van het balkon ontsnapte.’ Hij glimlachte alsof hij aan iets grappigs moest denken.
‘Wat?’
‘Nee joh, veel te stom… iets persoonlijks.’
De geheimzinnige glimlach intrigeerde me; hij onthulde een kant van Adam die ik nog niet eerder had gezien. Een zachtere kant, de romantische Adam.
‘Kom op, voor de draad ermee. Geen geheimen, weet je nog?’
‘O, zo’n bijzonder verhaal is het niet. We hadden gewoon een grap over een soort bloem die ik ooit voor haar zou meenemen, da’s alles.’
‘Wat voor soort bloem?’
‘Een waterlelie. Ze hield van dat schilderij van Monet.’ Meer liet hij er niet over los.
‘Ik heb het gevoel dat daar een heel verhaal achter zit.’
‘Nou, ik besloot haar dus zo’n lelie te geven. Ik mocht haar op Valentijnsdag nooit bloemen geven, maar ik dacht dat hier wel een uitzondering voor kon worden gemaakt. Ik was in het park, zag de waterlelies en moest aan haar denken. En dus ging ik de vijver in om er een voor haar te plukken.’
‘Aangekleed en wel?’
‘Ja,’ zei hij lachend. ‘Het water was dieper dan ik dacht. Het kwam tot aan mijn middel, maar ik moest gewoon verder. De parkbewakers moesten eraan te pas komen om me te verjagen.’
‘Ik denk niet dat ze het leuk vinden als mensen hun waterlelies stelen.’
‘Nou, technisch gezien heb ik dat ook niet gedaan. Ik was zo stom om geen lelie voor haar te plukken, maar een lelieblad.’ Hij begon te lachen. ‘Ik vroeg me al af waarom ze die zo bijzonder vond.’
Ik moest zelf ook lachen. ‘Stomkop. Wie denkt er nou dat een waterlelie een groot blad is?’
‘O, zo gek is dat volgens mij niet. Maar goed, ze vond het blad best leuk. Ze heeft het in het appartement neergezet, met een foto van ons tweeën erop, en een paar kaarsen.’
‘O, wat lief.’ Ik glimlachte. ‘Zijn jullie een romantisch stel?’
‘Als je dat romantisch wilt noemen.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘We hadden lol. We hebben nog steeds lol,’ verbeterde hij zichzelf.
Om de een of andere reden werd ik daar verdrietig van. Barry en ik hadden niet van dat soort verhalen. Ik probeerde me er met alle macht een voor de geest te halen. Niet dat ik van plan was dat met Adam te delen; ik wilde het gewoon voor mezelf, om mezelf te herinneren aan de lol die we samen hadden gehad. Ik kon echter in de verste verte niets verzinnen. Dat soort gebaren was nooit bij Barry opgekomen, en trouwens ook niet bij mezelf. Maar ik begon zo langzamerhand wel een betere indruk te krijgen van de relatie tussen Adam en Maria. Die was spontaan, leuk, uniek, en helemaal à la hen tweeën.
We dwaalden alle paden af, waarbij ik mijn best deed om Adam op mooie dingen te wijzen, om hem het leven om ons heen te laten voelen en zien. Ik wist nergens de namen van, dus stond ik vaak stil om de bordjes te lezen. Dan vroeg ik aan Adam of hij de Latijnse namen wilde oplezen, en dan lachten we als hij ze vreselijk verkeerd uitsprak.
‘Klinkt net als een soort dinosaurus,’ zei ik.
‘Klinkt net als een nare ziekte, als je het mij vraagt,’ zei Adam, terwijl hij zijn handen in zijn zak stak. ‘Sorry, dokter, ik heb een naar geval van prunus avium.’
‘Wat is dat?’ vroeg ik.
Hij keek op het bordje. ‘De kersenboom, blijkbaar. Je zal toch zo heten, zeg.’
‘Over namen gesproken, wat is jouw achternaam eigenlijk?’
Zijn ogen verloren een beetje van hun pas herwonnen glans, en ik wist dat ik een teer punt had geraakt. ‘Basil,’ zei hij.
‘Goh. Net als het chocolademerk.’ Ik probeerde de stemming erin te houden.
‘En net als basilicum.’
‘Ja, maar ook net als het chocolademerk. Je weet wel, “With Basil, you dazzle,”’ zei ik flauw. Dat was de reclameslogan, die niet helemaal werkte als je het woord basil op zijn Amerikaans uitsprak. Grapjassen spraken de slogan dus uit als: ‘With Bayzil you dayzle.’ Het was een geliefd Iers snoepmerk dat al bijna tweehonderd jaar op de markt was. Alleen de naam Basil was al genoeg om een glimlach op het gezicht van Ierse kinderen van alle leeftijden te toveren. Alleen niet bij Adam. Toen ik zijn gezichtsuitdrukking zag, voegde ik eraan toe: ‘Sorry, dat hoor je waarschijnlijk al je hele leven.’
‘Inderdaad. Hoe komen we dit park uit?’ vroeg hij. Het was duidelijk dat hij mijn gezelschap opeens zat was.
Op dat moment begon mijn telefoon te rinkelen.
‘Amelia,’ las ik haar naam van het scherm.
‘O ja, die van het huwelijksaanzoek dat niet tot stand kwam,’ zei Adam op vlakke toon. Hij liep een stukje verder om me wat privacy te geven.
‘Amelia,’ nam ik de telefoon op. Mijn stem klonk vol verwachting. Ik hoorde een snik aan de andere kant van de lijn. ‘Amelia, wat is er aan de hand?’
‘Je had gelijk,’ zei ze huilend.
‘Hoezo? Hoe bedoel je, ik had gelijk?’ zei ik hardop.
Adam hield op met naar de uitgang van het park zoeken en staarde me aan. Hij kon aan mijn gezicht zien wat er was gebeurd, en ik wist precies wat hij op dat moment dacht: daar sta je dan met je positieve gedachten.
* * *
Ik rende de hele boulevard van Clontarf af, waar de wind me de ene klap in mijn gezicht na de andere verkocht. Onderweg naar de boekhandel moest ik goed uitkijken waar ik mijn voeten neerzette. Ik rende en sprong en ontweek bevroren plassen alsof ik een hindernisbaan aan het rennen was. Achter me liep Adam langzaam naar mijn appartement, met mijn sleutel in zijn hand. Ik probeerde me geen zorgen te maken over het feit dat hij in zijn eentje langs de zee liep; ik had hem grondige instructies gegeven, was nog eens snel met hem door zijn crisisplan gelopen, en had het toen op een lopen gezet. Ik moest naar mijn vriendin.
Amelia zat met rood omrande ogen in een fauteuil in de boekhandel. Aan de andere kant van de winkel zat een vrouw in een Dracula-kostuum, met een lijkbleek gezicht en bloedvlekken in haar mondhoek, op de voorleesstoel, waar ze een verhaal voorlas aan een groepje doodsbange kinderen van drie tot vijf jaar oud.
‘Ze liepen de donkere trap af naar de kelder. Hun weg werd verlicht door vlammend vuur aan de muur. En daar stonden ze dan – de doodskisten,’ zei ze op griezeltoon.
Een van de kinderen begon te huilen en rende naar haar moeder. De moeder raapte haar spullen bijeen, wierp de Dracula-vrouw een woedende blik toe en verliet toen de boekhandel.
‘Amelia, weet je zeker dat dit een geschikt verhaal is?’
Amelia, die er te comateus en behuild uitzag om verder te kijken dan haar neus lang was, leek dat maar een verwarrende vraag te vinden. ‘Elaine? O ja, die is dik in orde. Ik heb haar net aangenomen. Kom op, praten.’
We liepen de winkel uit en gingen naar boven, naar het appartement dat Amelia met haar moeder Magda deelde.
‘Ik wil niet dat mijn moeder het te weten komt,’ zei ze zachtjes, terwijl ze de keukendeur achter zich dichtdeed. ‘Ze was ervan overtuigd dat hij me een aanzoek zou doen. Ik heb geen idee hoe ik het haar moet vertellen.’ Ze begon weer te huilen.
‘Wat is er gebeurd?’
‘Hij zei dat hij een baan in Berlijn aangeboden heeft gekregen en dat hij daar echt naartoe wil omdat het een geweldige kans voor hem is. Hij vroeg of ik met hem mee wilde, terwijl hij donders goed weet dat ik dat niet kan maken. Ik kan mijn moeder niet zomaar hier achtergelaten, zelfs niet voor ons eigen appartement. Ik kan niet eens het land uit. Hoe moet het dan verder met de winkel?’
Ik geloofde niet dat dit een geschikt moment was om Amelia eraan te herinneren dat de winkel al tien jaar geld bloedde. Hij kon niet op tegen de grote boekhandels die koffie verkochten, en al helemaal niet tegen de internetwinkels en e-readers. Ik had al de grootst mogelijke moeite om Amelia ervan te weerhouden naar mensen te spugen als ze hen op een tablet zag lezen. Ze had ontzettend haar best gedaan – ze had leesuurtjes voor kinderen ingevoerd en auteurs en leesclubs naar haar winkel gehaald – maar het was duidelijk dat ze de strijd begon te verliezen. En dat allemaal om de herinnering aan haar vader levend te houden. De boekhandel was zijn grote trots geweest, niet de hare. Ze hield van haar vader, niet van zijn zaak. Ik had meerdere keren geprobeerd haar daarop te wijzen, maar Amelia wilde het niet horen.
‘Zou je moeder mee kunnen verhuizen naar Berlijn?’
Amelia schudde haar hoofd. ‘Mama haat reizen. Je weet hoe ze is. Ze zal van haar levensdagen het land niet uitgaan. Ze zou daar nooit kunnen aarden!’ Ze keek me aan, geschokt dat ik het überhaupt had voorgesteld. Ik snapte wel waarom Fred zo gefrustreerd was. Amelia wilde er niet eens over nadenken.
‘Kom op, zeg. Dit wil niet automatisch zeggen dat het uit is. Langeafstandsrelaties werken. Jullie hebben het eerder gedaan toen hij een halfjaar in Berlijn zat. Weet je nog? Het viel niet mee, maar jullie hebben het voor elkaar gekregen.’
‘Ja, dat is het nu net…’ Ze wreef een paar tranen uit haar ogen. ‘De vorige keer dat hij daar zat, heeft hij iemand leren kennen. Ik heb het je destijds niet verteld, want we zijn eroverheen gekomen. Ik geloofde hem toen hij zei dat het uit was met haar, maar nu… Christine, hij weet best dat ik hier nooit weg zou gaan. Dat weet hij donders goed. Het restaurant, de champagne, het was allemaal pure poppenkast, zodat ik degene zou zijn die een einde zou maken aan de relatie. Hij wist dat ik nee zou zeggen, maar op deze manier is hij tenminste niet de kwaaie pier. Als hij nog geen contact met haar heeft opgenomen, dan gaat hij dat binnenkort wel doen. Dat weet ik zeker.’
‘Dat kun je niet weten.’
‘Heb je ooit iets niet geweten, maar tegelijkertijd ook weer wel?’
Die woorden kwamen hard aan. Ik wist precies wat Amelia bedoelde. Ik had precies dezelfde uitdrukking gebruikt toen ik over mijn eigen gevoelens over mijn huwelijk had nagedacht.
‘Jezusmina, zeg,’ zei Amelia uitgeput. Ze liet haar hoofd op haar armen vallen, die op de tafel rustten. ‘Wat een dag.’
‘Ja, dat kun je wel zeggen,’ fluisterde ik.
‘Hoe laat is het?’ Amelia keek naar de klok aan de wand. ‘Goh, wat raar, zeg. Normaal gesproken zou mama zo langzamerhand wel om haar eten gebeld hebben. Ik kan maar beter even kijken of alles in orde is met haar.’ Ze wreef in haar ogen. ‘Zie ik eruit alsof ik gehuild heb?’
Haar ogen waren knalrood; ze pasten goed bij haar woeste rode haar.
‘Je ziet er prima uit,’ loog ik. Haar moeder zou het toch wel raden.
Zodra ze de kamer uit was, keek ik op mijn mobieltje om te zien of er berichten van Adam waren. Ik had hem de sleutels van mijn appartement gegeven en hoopte dat hij oké was, maar ik had niets in mijn appartement om hem aangenaam bezig te houden – geen televisie, geen boeken. Dat was niet goed. Ik draaide snel zijn nummer.
‘Christine! Bel een ambulance!’ gilde Amelia uit de kamer ernaast. Aan haar toon te horen, was dit geen geschikt tijdstip om vragen te stellen. Ik wiste het nummer van Adam van mijn scherm en belde in plaats daarvan het noodnummer.
Amelia had Magda naast haar bed op de vloer aangetroffen. Zodra de ambulance er was, werd Magda door het personeel doodverklaard. Ze had een grote beroerte gehad. Amelia was enig kind en had geen kinderen en geen andere mensen tot wie ze zich kon richten, dus bleef ik de hele vreselijke avond bij haar. Ik bood haar een schouder om op uit te huilen en hielp haar alle regelingen te treffen.
Pas om tien uur ’s avonds had ik eindelijk de gelegenheid om naar mijn mobieltje te kijken. Ik had zes gemiste oproepen en een ingesproken bericht. Dat laatste was van het politiebureau van Clontarf, met het verzoek hen te bellen over Adam Basil.