18 Zo maak je werkelijk alles weer in orde

 

Ik had beter moeten weten na mijn gesprek met Leo – ik had me er niet mee moeten bemoeien. Die boodschap was luid en duidelijk overgekomen, maar deze afspraak om Amelia’s lastige situatie op te lossen had ik al vóór mijn gesprek met Leo gemaakt. En dus liep ik voor Amelia en Adam uit de trap boven een Afro-Caraïbische kruidenier in Camden Street op naar het kantoor van een privédetective die toevallig ook een neef van me was: Bobby O’Brien, tweeëndertig jaar oud en oorspronkelijk afkomstig uit Donegal. Nadat hij bij de politie was gegaan en naar een chic voorstadje van Dublin was gestuurd waar nooit eens iets gebeurde, was hij ervandoor gegaan. Daarna had hij de deur plat gelopen bij Uitzendbureau Rose, als hij weer eens was ontslagen of zelf was weggelopen bij een bedrijf waar ik een baan voor hem had geregeld, totdat hij op mijn advies had besloten zijn eigen bedrijfje op te zetten en in zijn eentje onderzoek naar sappige zaken te doen.

Aangezien ik zelf geen tijd had om met Amelia mee te gaan op haar hopeloze zoektocht naar haar ouders, hoopte ik dat Bobby haar de juiste kant op kon sturen. Ik was van plan hen aan elkaar voor te stellen en dan zelf weer weg te gaan; ik zou Amelia de mogelijkheid geven zelf haar beslissingen te nemen, in plaats van die voor haar te nemen. Laat anderen zelf over hun eigen leven beslissen, laat anderen zelf over hun eigen leven beslissen. Mijn nieuwe mantra.

Toen ze eenmaal voor de deur van het kantoor van Bobby stond, bleef Amelia boven aan de trap stokstijf stil staan. ‘Dit kan ik niet.’

‘Geen enkel probleem,’ zei ik. Ik draaide me om en begon weer naar beneden te lopen. ‘Niemand die daar iets van zal zeggen.’

‘Hé,’ zei Amelia, waarna ik weer stilstond. ‘Ga je niet proberen me op andere gedachten te brengen?’

‘Nee. Ik ben niet van plan je te dwingen om iets te doen wat je niet wilt, Amelia,’ kondigde ik aan, in de hoop dat Adam de boodschap ook mee zou krijgen. ‘Dit is een moeilijke tijd voor je, dat weet ik best. Maar het is jóuw leven en jij bent zelf de baas over dat leven. Je moet zelf je knopen doorhakken. Ik wil je op geen enkele manier beïnvloeden of mijn problemen op jou projecteren, want misschien denk ik wel dat ik jouw leven op orde kan brengen, maar dat maakt mijn eigen leven er niet beter op.’

Zowel Adam als Amelia keek me door tot spleetjes geknepen ogen aan, duidelijk vol wantrouwen.

‘Wat is er met haar aan de hand?’ vroeg Amelia aan Adam.

‘Volgens mij heeft ze haar hoofd gestoten,’ antwoordde hij met een pokerface. ‘Kom op,’ zei hij om Amelia zover te krijgen dat ze naar binnen ging. ‘We zijn er nu toch, laten we het gewoon doen.’

‘Maar alleen als zij dat zelf wil,’ zei ik nadrukkelijk.

Adam rolde met zijn ogen. Amelia staarde me met grote ogen aan.

‘Je wilt je biologische ouders toch vinden, hè?’ vroeg Adam.

Ze knikte.

‘Dan moet je dit een kans geven,’ zei hij. Hij was nu degene die de touwtjes in handen nam, aangezien ik hen min of meer in de steek had gelaten. ‘En mocht dit niet werken, probeer dan andere kanalen. Hou je opties open. Wees erop voorbereid dat…’ Hij keek om zich heen in de smerige gang met de graffiti op de muur en probeerde de vreselijke stank van vis, vocht en rioolwater waarvan het oude gebouw doortrokken was te negeren. ‘Wees op alles voorbereid.’ Hij klopte op Bobby’s deur.

‘Wie is daar?’ antwoordde Bobby op nogal paniekerige toon.

‘Ik ben het, Christine,’ riep ik.

‘Christine?’ Het was duidelijk dat hij verbaasd was. ‘Heb ik een afspraak met jou?’

‘Eh, nee. Ik hoopte gewoon dat je me kon helpen. Ik heb een paar vrienden bij me.’ Hoewel Adam er duidelijk op vooruit was gegaan, was hij nog altijd zo onstabiel en breekbaar dat ik hem nog steeds niet alleen durfde te laten. Die ochtend nog had een auto me nogal lullig afgesneden door op een rotonde uit de verkeerde baan af te slaan. Zodra we bij het verkeerslicht naast die auto waren stilgestaan, was Adam uit de auto gesprongen en was hij vreselijk uitgevallen tegen de doodsbange vrouw achter het stuur, die achterin drie kinderen had zitten. Mijn smeekbeden om snel weer in de auto te gaan zitten had hij genegeerd. Pas toen het verkeerslicht op groen was gesprongen en de vrouw, die inmiddels bijna in tranen was, er zo snel mogelijk vandoor was gescheurd, was Adam weer in de auto gaan zitten, waar hij heel stil was gebleven en de hele tijd zijn vingers had zitten knakken. Pas een uur later had hij weer iets tegen me gezegd. Hij had gedaan alsof met mij naar Bobby rijden een vorm van straf was, maar dat was het dus niet. Ik was gewoon bang, bang om hem alleen te laten, voor het geval dat er iets anders zou gebeuren waardoor de stoppen zo bij hem zouden doorslaan.

‘Wat voor vrienden?’ vroeg Bobby. Daar was-ie weer, die lichte angst, het wantrouwen, alsof hij iets stouts in de zin had, of eerder iets stouts had uitgehaald en liever niet gepakt wilde worden. ‘Eh, als het om je man gaat, dan spijt het me dat ik op die manier tegen hem sprak, oké? Ik kon het toch al nooit echt met hem vinden – dat zal niet echt een verrassing voor je zijn – maar om me zo te bellen, dat kon echt niet, man.’

Ik deed mijn ogen dicht en telde tot drie bij die onthulling.

‘Kun je alsjeblieft de deur opendoen?’ vroeg ik ongeduldig.

We hoorden het geluid van sloten en grendels die losgedraaid en losgeschoven werden, en toen ging de deur een klein stukje open, een paar centimeter maar, waarbij de ketting zichtbaar bleef. Even later werden we aangestaard door één blauw oog, dat naar links en rechts keek en eerst een onderzoekende blik op Adam en Amelia wierp, en toen op de gang achter ons. Blijkbaar stelde die blik Bobby gerust, want hij trok de deur dicht, haalde hem van de ketting en deed hem toen helemaal open om ons binnen te laten.

‘Sorry, hoor,’ zei hij. ‘Onderdeel van mijn werk, weet je wel. Ik moet voorzichtig zijn.’ Hij deed de deur achter ons dicht, schoof de grendels weer op hun plek en draaide de sleutel om in het slot.

‘Bobby O’Brien,’ zei hij charmant glimlachend, waarop hij zijn hand uitstak, eerst naar Adam en toen naar Amelia.

‘Amelia heb je al vaker ontmoet,’ zei ik. ‘Dat is een oude schoolvriendin van me. Ze is bij al onze familiegebeurtenissen.’

‘O ja?’ Hij wierp haar een onderzoekende blik toe. ‘Nee, dat kan nooit. Zo’n mooie vrouw zou ik me wel herinneren.’

Amelia begon te blozen.

Zijn poging tot charme deed me met mijn ogen rollen. ‘Op mijn achtste verjaardag stal je haar ijsje en gooide je het over de muur in de tuin van onze buren.’

Daar dacht hij over na. ‘Was jij dat?’

Amelia lachte. ‘Ik zie er heel anders uit als ik niet loop te krijsen dat ik zo’n hekel heb aan jongens.’

‘Nou, zo ontzettend veel is ze nu ook weer niet veranderd,’ mompelde Adam, zo zacht dat alleen ik het kon horen. Ik wierp hem een afkeurende blik toe.

‘Hoe gaat het ermee, Christine?’ Bobby gaf me een hartelijke omhelzing.

Zodra hij me weer had losgelaten, liep hij naar het raam achter zijn bureau. De lamellen waren dichtgetrokken. Hij trok er twee een eindje uit elkaar en gluurde naar buiten, naar de weg voor de deur. Toen keek hij weer naar ons.

‘Hoe kan ik jullie van dienst zijn?’

Hij droeg een groen T-shirt waar BEER HEAVEN op stond en een blauwe spijkerbroek met scheuren erin. Hij had zwarte krullen die tot over zijn ogen vielen, en een bleke huid met een stoppelbaard. Hij zag er altijd uit alsof hij kattenkwaad in de zin had, waarschijnlijk omdat dat ook echt zo was; hij had er nog nooit zo ondeugend uitgezien als nu. Ik merkte dat Amelia hem gretig in zich op stond te nemen. Dat vond ik wel een goede zaak. Ik had zin om haar een handje te helpen, maar hield me in. Dit moeten ze zelf maar oplossen, hield ik mezelf voor.

‘Bobby, we zijn hier vanwege Amelia. Die is er pas achtergekomen dat haar ouders niet haar biologische ouders zijn. Amelia, wil je het verder zelf van me overnemen? Laat hem maar zien wat je gevonden hebt.’

Terwijl Amelia het over de inhoud van de schoenendoos had, keek ik uit het raam om te zien waar Bobby zo zenuwachtig van werd. Er was geen hond te zien. Ik trok snel de lamellen weer dicht en liep weg van het raam. Bobby zag het me doen. Hij wierp me een zenuwachtig glimlachje toe. Ik wilde niet weten wat hij allemaal had uitgespookt.

‘Dus in feite valt alles in deze doos, deze hele verzameling spullen die bij je achtergelaten werden toen je aan je adoptiemoeder werd overgedaan, te herleiden tot Kenmare?’ vatte Bobby samen.

‘Zo ver zou ik niet willen gaan,’ viel Adam hem in de rede. ‘Degene die dat allemaal bij elkaar heeft verzonnen spoort namelijk niet helemaal.’

‘Dat bepaal ik zelf wel,’ snauwde Amelia, waarmee ze Adam op zijn plaats zette.

‘Goed, laten we dan maar naar Kenmare gaan,’ zei Bobby. Hij klapte in zijn handen.

Ik kneep mijn ogen tot spleetjes en keek hem wantrouwend aan.

‘Denk je echt dat dat een goed idee is?’ vroeg Amelia verbaasd. ‘Denk je echt dat mijn vriendin gelijk heeft?’

‘Volgens mij is je vriendin een genie,’ zei Bobby. ‘Ik bedoel, op een gegeven moment zou ik het kant zelf ook wel herkend hebben, maar zij zag het meteen. Ik wil met plezier naar Killarney…’

‘Kenmare,’ viel ik hem in de rede.

‘Sorry, Kenmare.’ Hij wierp Amelia een charmante glimlach toe. ‘Ik wil met plezier naar Kenmare om een paar vragen te stellen. Die ouders van jou hebben we zo gevonden.’

Ik trok mijn wenkbrauwen op.

‘Ik heb genoeg adoptiezaken afgehandeld,’ zei hij defensief. Hij had duidelijk door dat Adam en ik sceptisch tegenover het plan stonden, en probeerde zichzelf nu zo goed mogelijk te verkopen. ‘Normaal gesproken gaan we naar het adoptiebureau, waar ik de klant in kwestie bijsta. Het kan behoorlijk stressvol zijn; het valt niet mee om helder na te denken en alles te verwerken,’ zei hij, nu helemaal welgemeend. ‘Op die manier komen we ook aan informatie, maar het is altijd goed om zelf aanwijzingen na te trekken als je die hebt.’

‘Ik heb al contact opgenomen met het adoptiebureau,’ zei Amelia. ‘Ik heb een hoop papieren gedownload van hun website, maar’ – ze ging zachter verder, ook al was er niemand in de buurt die haar kon horen – ‘ik weet niet of deze adoptie helemaal officieel was. Ik kan nergens de papieren vinden.’

‘Tja…’ Bobby hield het briefje in zijn hand en zag eruit alsof hij mijlenver weg was met zijn gedachten. ‘Dat ben ik met je eens. Maar goed, wat zeg je ervan?’ Hij stak zijn hand uit naar Amelia. Het was duidelijk dat hij maar wat graag de deal wilde sluiten, zodat hij tijdelijk dit nest kon ontvluchten.

De eeuwig cynische Adam viel hen in de rede. ‘Wat kost je?’

‘Hondervijftig euro als ik ze vind, plus mijn accommodatie. Alle andere uitgaven dek ik zelf. Deal?’ Hij keek naar zijn hand, die nog altijd uitgestoken was.

Amelia leek zo haar twijfels te hebben.

Bobby liet zijn hand vallen.

‘Ik kan je geen wonderen beloven,’ zei hij vriendelijk, ‘maar ik heb eerder ouders gevonden en gezinnen herenigd. In dit geval is er niet zo veel informatie, maar ik ben goed in dat soort zaken. Ik krijg niet betaald totdat ik de puzzel opgelost heb, en ik slaag er elke maand in mijn huur te betalen. Nou ja, bijna elke maand.’ Hij wierp haar een uitdagende glimlach toe.

‘Het ligt niet aan jou, Bobby,’ zei Amelia. ‘Het is gewoon… de hele situatie. Als ik dit echt doorzet, nou, dan kan ik er niet meer onderuit.’ Ze keek mij aan, op zoek naar hulp.

Moest ik me ermee bemoeien of niet? ‘Doe gewoon wat het beste aanvoelt,’ zei ik ten slotte. Om er vervolgens aan toe te voegen: ‘Wat heb je per slot van rekening te verliezen? Je bent al eeuwen niet meer op vakantie geweest. Zo krijg je tenminste nog eens een ander stuk van het land te zien. En met een beetje mazzel hou je er meer aan over.’

Amelia glimlachte verlegen. ‘Oké dan.’ Ze schudde Bobby’s hand.

Adam schudde misprijzend zijn hoofd.

 

* * *

 

‘Ik weet dat dit gestoord is,’ zei Amelia zachtjes toen we terugliepen naar de auto. ‘Maar ik moet echt even Dublin uit, gewoon even weg van die winkel. Ik moet er even tussenuit. Gewoon om even fatsoenlijk na te kunnen denken. Mijn hele leven staat op zijn kop. Ik ben er helemaal in de war van.’

‘En denk je dat dit uitstapje je daarbij gaat helpen?’

‘Nee,’ zei ze lachend. ‘Maar ik kan mijn immense verwarring nu in elk geval aanvullen met een beetje lol. Bobby…’ zei ze glimlachend. ‘Interessant type, hoor.’

Ik luisterde maar half. Tegelijkertijd probeerde ik te horen wat de twee mannen achter ons zeiden.

‘Hoe heb je Christine leren kennen?’ vroeg Bobby.

‘Op een brug.’

‘Welke brug?’

‘De Ha’penny.’

‘Wat romantisch, zeg,’ zei Bobby. Hij gaf Adam een klap op zijn rug, alsof ze de beste vrienden waren. Adam stak zijn handen nog dieper in zijn zakken en wachtte tot ik uitgepraat was, zodat we er eindelijk vandoor konden.

Ik richtte mijn aandacht weer op Amelia.

‘Fijn dat je met me meegegaan bent,’ zei ze.

‘Daar zijn vrienden voor. Mag ik je trouwens iets vragen? Toen we in die opslagruimte waren, ging je linea recta naar de doos met je geboortejaar. Je had al zo’n vermoeden, hè?’

‘Ik vroeg het me altijd al af. Soms stelde ik papa en mama een vraag over de zwangerschap, over waar ik geboren was, en dan kreeg ik altijd van die vage antwoorden. Ze leken het er nooit echt over te willen hebben. Ik wou ze niet voor het blok zetten en ze ook geen pijn doen, dus hield ik uiteindelijk maar op met vragen stellen. Ik dacht toch niet dat ik antwoord zou krijgen. Ik had geen idee wat ze voor me verborgen hielden. Wat ik wel weet, is dat mama vóór mij vier keer zwanger is geweest, en dat ze al die baby’s heeft verloren. Ze zei dat ik een geschenk van God was. Ik dacht dat ze bang was om mij ook te verliezen, net als die eerdere baby’s, en dat ze daarom zo supervoorzichtig met me was.’

‘Je ouders hielden verschrikkelijk veel van je.’

‘Dat gevoel heb ik altijd wel gehad.’ Ze glimlachte. ‘Dus wat dat betreft heb ik niks te klagen. Het is niet zozeer dat ik met mijn biologische ouders herenigd wil worden. Ik wil het gewoon… weten. En daarna kan ik het denk ik allemaal wel loslaten. Het kan me niet schelen of ze iets met me te maken willen hebben of niet. Ik weet niet eens of ik wel iets met hén te maken wil hebben. Ik wil alleen maar het verhaal horen. Volgens mij heb ik daar wel recht op.’

‘Zeker weten.’ Ik dacht erover na. ‘Je hebt gelijk. Als ik in jouw schoenen stond, als ik wist dat mijn moeder nog ergens leefde en dat ik de kans had om haar te vinden, zou ik er ook alles aan doen om haar te vinden. Om haar weer terug te krijgen.’

‘Dat weet ik,’ zei Amelia. Ze wierp een bezorgde blik op Adam, om haar bezorgdheid vervolgens achter een te stralende en te snelle glimlach te verbergen.

Ik slikte een brok weg.

 

* * *

 

‘Dit is belachelijk,’ zei Adam vanuit de deuropening, terwijl hij toekeek hoe ik mijn tas stond in te pakken.

Hij had al de hele dag van alles belachelijk gevonden. Zinloos, pure tijdverspilling, belachelijk.

‘Wat is er zo belachelijk?’ vroeg ik. Ik probeerde niet zo uitgeput te klinken als ik me voelde.

‘Dat we naar Tipperary gaan.’

‘Hoe ga je het bedrijf níet overnemen als we niet eerst naar het bedrijf gaan om dat allemaal te regelen?’

‘Er valt niks te regelen. Het staat nu eenmaal zo in het testament van mijn opa. Daar valt niks aan te veranderen. Deze hele reis is pure tijdverspilling.’ Zijn stem klonk grimmig.

Ik had geen idee hoe we het allemaal aan moesten pakken, maar waar een wil was, was een weg, en het werd zo langzamerhand tijd dat Adam zijn verantwoordelijkheden eens onder ogen zag, al werd hij prikkelbaar en onrustig bij het vooruitzicht. Hij was weer behoorlijk humeurig.

Hij liep de kamer uit. ‘Dus dit is de laatste keer dat ik hier ben?’ zei hij vanuit de woonkamer.

Ineens begreep ik het. Hij had moeite met door mensen in de steek gelaten worden, en met zelf mensen en plaatsen achterlaten. Ik liep snel achter hem aan, in de richting van zijn stem.

‘Je gaat verder met je leven, Adam. Dat is een positieve ontwikkeling.’

Hij knikte, maar geloofde er duidelijk geen woord van.

‘Op dit moment voel ik me…’ souffleerde ik hem.

Hij slaakte een zucht. ‘Op dit moment voel ik me… sentimenteel.’

Nou, zo voelde ik me zelf op dat moment ook.

Zijn telefoon begon te rinkelen.

‘Het is Maria.’ Hij overhandigde mij zijn mobieltje.

Ik staarde ernaar. Het liefst had ik zo snel mogelijk opgehangen, maar ik dacht aan het advies van Leo. ‘Neem op,’ zei ik, een brok in mijn keel doorslikkend. ‘Nodig haar uit voor je feest. Als je dat tenminste wilt.’

‘Weet je dat heel zeker?’ Hij zag eruit alsof hij absoluut niet zeker van zijn zaak was.

‘Tuurlijk.’ Zijn reactie bracht me in verwarring. ‘Of wil je dan niet dat ze van de partij is?’

Zijn mobieltje bleef doorrinkelen.

‘Jawel, maar, eh…’

We staarden elkaar aan.

Ik wist niet wat hij op dat moment dacht, maar ik wist wel wat ikzelf stond te denken. Neem niet op, word niet verliefd op haar, wees niet meer verliefd op haar. Hou van mij.

Zijn telefoon hield op met rinkelen, waarna er weer stilte heerste in de kamer. Hij keek niet eens naar het mobieltje in zijn hand. Hij slikte. Toen kwam hij een stap dichterbij.

Op dat moment begon zijn telefoon opnieuw te rinkelen. Adam stond stokstijf stil.

Toen nam hij op en liep de kamer uit.

 

* * *

 

Terwijl Adam buiten met Pat in de auto zat, liep ik aarzelend naar de ziekenhuisafdeling waar Simon Conway lag. Ik keek bezorgd om me heen om te zien of Simons vrouw, kinderen of eventuele andere familieleden die dachten dat ze hun pijn konden verzachten of Simon terug konden krijgen door mij ervanlangs te geven ook in de buurt waren. Ik zag echter maar één bekend gezicht, en ik dook meteen weg toen ik dat zag. Het was het gezicht van Angela, de verpleegster die me de week daarvoor, op de avond waarop ik Adam had leren kennen, naar Simons kamer had gebracht. Ik stond stokstijf stil toen ik haar zag, maar Angela wierp me een hartelijke glimlach toe.

‘Ik bijt niet, hoor,’ zei ze glimlachend. ‘Eigenlijk mag ik alleen familie toelaten, maar kom maar mee.’ Ze bracht me naar de kamer. ‘Ik heb gehoord wat er de vorige keer dat je hier was is gebeurd. Het spijt me dat ik geen dienst had. Maak je er vooral geen zorgen over. Ze was overstuur en had iemand nodig om de schuld aan te geven. Het was niet jouw schuld.’

‘Ik was erbij. Ik was degene die…’

‘Het was niet jouw schuld,’ zei ze resoluut. ‘Mijn collega’s zeiden dat ze er na afloop vreselijk spijt van had, toen jij alweer weg was. Ze was zo overstuur dat mijn collega’s de meisjes mee de kamer uit moesten nemen en haar moesten kalmeren.’

Dat was geen fijn verhaal, maar ik voelde me er wel een beetje minder gestrest door.

‘Heb je al met iemand gesproken?’ vroeg Angela, op zo’n toon dat ik wist dat ze een professionele hulpverlener bedoelde.

Ik was nog niet vergeten wat Leo me voor advies over Adam had gegeven, maar dit was weer een heel ander probleem. Ik had er echter wel degelijk over nagedacht, en ik was er eindelijk achtergekomen met wie ik moest praten.

Angela liet me alleen met Simon. Afgezien van wat gepiep en geruis was het doodstil in de kamer. Ik ging naast Simon zitten.

‘Hoi,’ fluisterde ik. ‘Ik ben het. Christine. Christine Rose, de vrouw die je niet tegen jezelf kon beschermen. Ik begin me zo langzamerhand af te vragen of iemand je misschien tegen mij had moeten beschermen,’ zei ik. Mijn ogen begonnen te tranen toen de emoties die ik al die tijd had geprobeerd te onderdrukken allemaal tegelijk bovenkwamen. ‘Ik loop de hele tijd aan die nacht te denken, om erachter te komen waar het nu eigenlijk misging. Ik moet iets verkeerds hebben gezegd, maar ik kan het me niet meer voor de geest halen. Ik was zo opgelucht toen je dat pistool neerlegde. Als ik iets gezegd heb waardoor je het idee kreeg dat je er niet toe deed, dat je leven niet de moeite waard was, dan spijt me dat, Simon. Want je leven is wel degelijk de moeite waard, en jij doet er wel degelijk toe. Mocht je me kunnen horen, Simon, vecht dan alsjeblieft voor je leven. Mocht je het niet voor jezelf doen, doe het dan in elk geval voor je dochters, want die hebben je nodig. Ze zullen je zo vaak nodig hebben in hun leven. Ik ben zelf zonder moeder opgegroeid, dus ik weet hoe het is om altijd de schaduw van iemand mee te dragen in je leven. Je blijft je afvragen wat die persoon nu van je zou vinden, of wat die persoon zou doen als hij of zij erbij kon zijn, en of hij of zij trots op je zou zijn…’

Ik liet een lange stilte vallen waarin ik mijn tranen rijkelijk liet vloeien. Toen kwam ik weer een beetje tot mezelf.

‘Hoe dan ook, omdat ik me zo schuldig voel om wat ik jou heb aangedaan, heb ik mezelf een hele toestand op de hals gehaald. Ik heb op een brug een man leren kennen, en nu moet ik hem laten zien hoe mooi het leven is, en hem ervan overtuigen dat het leven de moeite waard is, anders raak ik hem kwijt.’ Ik haalde mijn hand langs mijn ogen, waar de tranen maar uit bleven stromen. ‘Een van de dingen die ik moet doen is hem helpen zijn vriendin terug te krijgen. Als ik er niet in slaag hem met zijn vriendin te herenigen, maakt hij er een einde aan. Dat zijn de regels. Ik ken hem pas een week, maar soms weet je het gewoon, hè? En ik heb deze week aardig wat geleerd.’ Ik keek naar mijn vingers, en opeens wist ik het zeker, honderd procent zeker.

Ik had gehoopt dat ik me opgelucht zou voelen. In plaats daarvan had ik echter vreselijke hoofdpijn en een zwaar gemoed, en het enige antwoord dat ik kreeg was het geruis van de beademingsapparatuur en het gepiep van de hartslagmonitor. Ik wilde een bemoedigend knikje. Ik wilde te horen krijgen dat hij het begreep, dat het allemaal oké was, dat het niet mijn schuld was, en dat alles uiteindelijk wel op zijn pootjes terecht zou komen. Ik had hulpmiddelen nodig. Waar waren mijn hulpmiddelen? Ik had een goed boek nodig dat alles voor me op zou lossen: Zo maak je werkelijk alles weer in orde, een eenvoudige stap-voor-staphandleiding waarmee je harten kon helen, je geweten kon sussen en ervoor kon zorgen dat iedereen alles weer vergat.

Misschien was het niet goed genoeg dat ik het me had gerealiseerd, of dat ik het in stilte had toegegeven. Misschien moest ik het hardop zeggen. Ik keek op en vestigde mijn blik op Simon, alsof mijn pijnlijk eerlijke woorden krachtig genoeg zouden zijn om ervoor te zorgen dat hij zijn ogen opendeed.

‘Ik ben verliefd op Adam.’