7 Zo bouw je een vriendschap en een vertrouwensband op

 

Als iemand ernaar gevraagd had, zou ik gezworen hebben dat ik de hele nacht geen oog had dichtgedaan, want zo voelde het wel. In plaats van het besef dat de ochtend eindelijk was aangebroken, werd ik echter wakker van het geluid van stromend water. Ik was zo verward door het feit dat ik überhaupt had geslapen dat ik me niet meteen herinnerde waar ik was. Wel was ik direct klaarwakker en me helemaal bewust van mijn omgeving; ik deed er niet lang over om wakker te worden. Toen ik ontdekte dat de bank waarop Adam had gelegen leeg was, sprong ik onmiddellijk op en rende ik zonder erbij na te denken naar de badkamer, waarbij ik mijn knie tegen de koffietafel stootte en mijn elleboog tegen het deurkozijn. Ik stormde de badkamer binnen, waar ik geconfronteerd werd met een bloot, erg pront en gespierd achterwerk dat al lang niet meer aan de zon was blootgesteld. Adam, wiens blonde krullen plat en donker en druipend van het water tegen zijn gezicht geplakt zaten, wendde zijn bovenlijf naar me toe. Ik kon mijn ogen niet van hem af houden.

‘Maak je geen zorgen, ik leef nog,’ zei hij, alweer zo geamuseerd.

Ik liep snel achteruit de badkamer uit, onderdrukte een opgelaten giechelbui toen ik de deur dichtdeed, en haastte me naar het andere toilet om mezelf weer een beetje toonbaar te maken na een nacht in mijn spijkerbroek en spijkershirt te hebben doorgebracht. Toen ik uit de woonkamer kwam, hoorde ik nog altijd stromend water in de badkamer. Tien minuten later stroomde het nog steeds. Ik ijsbeerde door de slaapkamer en vroeg me af wat ik moest doen. Eén keer ongevraagd naar binnen gaan was een vergissing, het voor de tweede keer doen was ronduit fout, maar ik wist niet of mijn morele integriteit echt iets was om me zorgen over te maken terwijl Adam twee nachten eerder had geprobeerd zichzelf van het leven te beroven. Ik wist niet zeker of hij zichzelf daarbinnen iets kon aandoen, afgezien van compleet ineenschrompelen van al dat hete water. Ik had de glazen van de wasbak verwijderd zodat hij zichzelf daarmee niets kon aandoen, en ik had geen spiegels stuk horen vallen. Ik stond op het punt de deur van de badkamer weer open te duwen toen ik het geluid hoorde. Eerst was het zacht, toen klonk het overstuur en vol pijn, zo intens en smachtend dat ik de deurkruk losliet en mijn hoofd tegen de deur vlijde. Ik wilde hem zo graag troosten. Met een machteloos gevoel luisterde ik naar zijn gesnik.

Toen herinnerde ik me zijn afscheidsbrief. Als ik die niet in handen kreeg voordat Adam onder de douche vandaan kwam, zou ik hem nooit te zien krijgen. Ik keek om me heen in de kamer en zag de afgedankte kleren van Adam in een hoekje liggen. Zijn spijkerbroek lag languit over een weekendtas. Ik voelde in al zijn broekzakken, totdat ik eindelijk het opgevouwen papiertje tegenkwam. Ik vouwde het open, in de hoop dat ik iets meer te weten zou komen over de redenen waarom hij had geprobeerd zelfmoord te plegen, maar in plaats daarvan trof ik een reeks krabbels aan, waarvan sommige doorgehaald waren en andere juist onderstreept. Ik besefte al snel dat het helemaal geen afscheidsbrief was; het was zijn aanzoek aan Maria, waaraan hij duidelijk lang had gewerkt, en dat hij had herschreven totdat het volmaakt was.

Op dat moment werd mijn aandacht afgeleid door Adams mobieltje, dat naast de schone kleren die Adam voor die dag had klaargelegd lag te trillen. Toen het ophield met trillen, zag ik op het schermpje dat Adam maar liefst zeventien gesprekken had gemist. Vervolgens begon de telefoon opnieuw te trillen. Maria. Ik nam een snelle beslissing, een waar ik niet al te lang bij stilstond. Ik nam op.

Ik zat midden in mijn gesprek met Maria toen ik besefte dat de douche niet meer aanstond. Sterker nog, ik had hem al een tijdje niet meer gehoord. Met de telefoon van Adam nog steeds tegen mijn oor geklemd draaide ik me om. Adam stond bij de badkamerdeur alsof hij er al een tijdje stond, met een handdoek om zijn middel gewikkeld, zijn huid al helemaal droog, en een kwade blik op zijn gezicht. Ik maakte snel verontschuldigend een einde aan het gesprek met Maria, en sprak tegen Adam voordat hij de kans had om zelf de aanval in te zetten.

‘Je had zeventien gemiste gesprekken op je telefoon. Ik dacht dat het misschien iets urgents was, dus nam ik op. Wil dit enige kans van slagen hebben, dan zul je me toegang moeten geven tot alle facetten van je leven. Complete openheid. Geen geheimen.’

Ik hield even mijn mond om er zeker van te zijn dat hij me begreep. Hij tekende geen bezwaar aan.

‘Dat was Maria. Ze maakt zich zorgen om je. Ze was bang dat je jezelf na gisteren pijn had gedaan, of misschien nog wel erger. Ze maakt zich al een jaar zorgen om je, en al negen maanden grote zorgen. Ze had het gevoel dat ze niet tot je doordrong, dus ging ze naar Sean voor hulp, om uit te vogelen wat ze moesten doen. Ze was absoluut niet van plan verliefd op hem te worden, maar goed, dat gebeurde dus wel. Ze wilden je geen pijn doen. Ze zijn al zes weken bij elkaar. Maria wist niet hoe ze het je moest vertellen. Ze dacht dat je gedrag iets te maken had met het vertrek van je zus uit Ierland, en toen met je gedwongen vertrek bij je baan, en ten slotte met de ziekte van je vader. Ze zei dat er elke keer dat ze met je wou praten iets ergs gebeurde. Ze was wel van plan je over Sean en haar vertellen, maar toen kwam het nieuws dat je vader op sterven lag. Ze zei dat ze vorige week van plan was het je eindelijk te vertellen, maar in plaats daarvan vertelde jij haar dat je ontslagen was. Ze wou dat je er niet op deze manier achter gekomen was.’

Ik keek toe hoe hij dit alles in zich opnam. Hij was duidelijk razend; de woede bubbelde onder zijn huid. Ik kon echter ook de pijn zien. Hij was vreselijk breekbaar en teer, en duidelijk helemaal ondersteboven van zijn liefdesverdriet. Er hoefde maar iets te gebeuren of hij zou breken.

Ik ging verder: ‘Ze vond het duidelijk niet leuk dat ik de telefoon opnam. Ze was ontsteld en bijna boos op me omdat ze geen idee had wie ik was. Ze dacht dat ze na zes jaar met jou al je vrienden wel kende. Ze was jaloers.’

Daarop leek Adams kwaadheid iets af te nemen. Het idee dat zij jaloers was op hem en een andere vrouw was als water over het vuur van zijn woede.

Ik had zo mijn twijfels over de rest, maar besloot een gokje te wagen waarvan ik hoopte dat het goed zou uitpakken. ‘Ze zei dat ze je nauwelijks meer herkent. Dat je vroeger leuk gezelschap was – grappig en spontaan. Ze zei dat je het heilige vuur kwijt bent geraakt.’

Even liepen zijn ogen vol tranen. Toen kuchte hij en schudde hij zijn hoofd. Hij was weer helemaal de macho.

‘We gaan ervoor zorgen dat je weer helemaal de oude wordt, Adam, dat beloof ik je. Wie weet, misschien herkent ze straks wel weer de man op wie ze ooit verliefd werd, en wordt ze weer helemaal opnieuw verliefd op hem. We gaan je heilige vuur terugvinden.’

Ik besloot hem de ruimte te geven om daarover na te denken en bleef zelf zenuwachtig op mijn nagels bijtend in de woonkamer wachten. Twintig lange minuten later verscheen Adam in de deuropening, helemaal aangekleed, met droge ogen en zonder enig teken van wanhoop.

‘Ontbijt?’

 

* * *

 

Het buffet in de eetzaal had een grote hoeveelheid eten om uit te kiezen, en de meeste klanten gingen meerdere keren op en neer om zich te goed te doen aan het zoveel-u-wilt-menu. Wij zaten met onze rug naar het buffet toe gekeerd, met kopjes zwarte koffie en lege placemats voor ons.

‘Goed, je eet dus niet, je slaapt eigenlijk ook niet, en we vinden het allebei leuk om mensen te redden. Wat hebben we nog meer gemeen?’ zei Adam.

Ik was mijn eetlust drie maanden eerder kwijtgeraakt, zo rond dezelfde tijd als toen ik had beseft dat ik niet gelukkig was in mijn huwelijk. Mijn gebrek aan eetlust had geresulteerd in een hoop gewichtsverlies, al probeerde ik daar de laatste tijd wel iets aan te doen, middels mijn boek Zo krijg je hapje voor hapje je eetlust terug.

‘Verbroken relaties,’ zei ik.

‘Jij hebt zelf je partner verlaten. Ik ben door mijn partner verlaten. Telt niet.’

‘Vat het alsjeblieft niet persoonlijk op dat ik bij mijn man ben weggegaan.’

‘Dat bepaal ik zelf wel.’

Ik slaakte een zucht. ‘Vertel me meer over jezelf. Maria zei dat je al ruim een jaar het vuur kwijt bent, een opmerking die me is bijgebleven.’

‘Ja, die is mij ook bijgebleven,’ viel hij me gemaakt geanimeerd in de rede. ‘Ik vraag me af of ze zich dat realiseerde voor- of nadat ze met mijn beste vriend het bed indook, of misschien wel tijdens. Zou dat niet prachtig zijn?’

Ik gaf geen antwoord op zijn opmerking. Hij mocht best even zwelgen. ‘Hoe was je na het overlijden van je moeder? Hoe gedroeg je je toen?’

‘Hoe dat zo?’

‘Dat is nuttige informatie voor me.’

‘Is het ook nuttige informatie voor mij?’

‘Je moeder is overleden, je zus is verhuisd, je vader is ziek, je vriendin heeft iemand anders. Ik denk dat het vertrek van je vriendin de trigger was. Misschien heb je er moeite mee als mensen je verlaten. Misschien voel je je in de steek gelaten. Weet je, als je je triggers kunt herkennen, ben je je soms bewust van die negatieve gevoelens vóórdat je in zo’n neerwaartse spiraal terechtkomt. Misschien voel je je nu, wanneer iemand je verlaat, weer net zoals je je voelde toen je vijf was.’

Ik was onder de indruk van mijn logica, maar blijkbaar was ik de enige.

‘Volgens mij moet je ophouden met therapeut spelen.’

‘Volgens mij moet jij langs bij een echte therapeut, maar om de een of andere reden schijn je dat niet te willen, en ik ben het beste wat je voorhanden hebt.’

Daar had hij niet van terug. Wat zijn redenen ook waren, een bezoek aan een therapeut was voor hem blijkbaar geen optie. Toch hoopte ik hem uiteindelijk zover te krijgen.

Adam leunde zuchtend naar achteren. Hij keek omhoog naar de kroonluchter, alsof die degene was die hem de vraag had gesteld. ‘Ik was vijf, Lavinia was tien. Mama had kanker. Het was vreselijk triest allemaal, al begreep ik destijds niet helemaal wat er aan de hand was. Ik was niet verdrietig of zo; ik wist alleen dat het een trieste bedoening was. Ik had geen idee dat ze kanker had, of als ik het wel wist, wist ik niet wat dat was. Ik wist alleen dat ze ziek was. Ze sliep in een kamer beneden in het huis waar wij niet naar binnen mochten. Misschien duurde het een paar weken, misschien een paar maanden; dat kan ik me allemaal niet meer herinneren. Het voelde in elk geval als een eeuwigheid. In de buurt van haar kamer moesten we heel stil zijn. Daar gingen mannen met dokterstassen naar binnen, die in het voorbijgaan altijd even over mijn bol streken. Mijn vader ging maar zelden naar binnen. Op een dag stond de deur van die kamer ineens open. Ik ging naar binnen. Er stond een bed dat ik nog nooit eerder had gezien. Het bed was leeg, maar verder zag de kamer er precies hetzelfde uit als normaal. De dokter die me vroeger altijd een klopje op mijn hoofd had gegeven, zei tegen me dat mijn moeder er niet meer was. Ik vroeg hem waar ze dan naartoe was gegaan. Hij zei: “De hemel.” Op dat moment wist ik dat ze nooit meer terug zou komen, want mijn opa was op een dag ook naar de hemel gegaan, en die was ook nooit meer teruggekomen. Ik dacht: wat moet dat een leuke plek zijn, de hemel, dat niemand daar ooit meer vandaan wil! Maar goed, we gingen dus naar de begrafenis. Iedereen was erg verdrietig. Ik logeerde een paar dagen bij mijn tante. Daarna werd ik afgevoerd naar een kostschool.’ Hij sprak er compleet emotieloos over, met de afstandelijke houding die als verdedigingsmechanisme optreedt wanneer iemand vreselijke pijn probeert te verdringen. Ik kreeg de indruk dat het voor Adam te zwaar was om zich verbonden te voelen en de pijn te doorleven. Hij maakte zo’n geïsoleerde en in zichzelf gekeerde indruk dat ik elk woord geloofde dat hij zei.

‘Sprak je vader nooit met je over wat er met je moeder aan de hand was?’

‘Mijn vader moet niks van emoties hebben. Toen ze tegen hem zeiden dat hij nog maar een paar weken te leven had, vroeg hij of ze in dat geval alsjeblieft een faxmachine in zijn kamer in het ziekenhuis wilden zetten.’

‘Praatte je zusje er wel eens over? Konden jullie het er samen over hebben, om het allemaal wat beter te begrijpen?’

‘Mijn zusje werd naar een kostschool in Kildare gestuurd. We zagen elkaar elke vakantie een paar dagen. De eerste keer dat we ’s zomers van onze kostscholen thuiskwamen, zette Lavinia een kraampje op in de stad waar ze alle schoenen, tassen, bontjassen, sieraden en andere waardevolle voorwerpen van mijn moeder verkocht. Ze hield er een fortuin aan over. Ze verkocht alles, en tegen de tijd dat iemand zich realiseerde wat ze had gedaan, een paar weken later, kon er niks meer worden teruggekocht. Ze had het grootste deel van het geld al uitgegeven. Ze was toen al praktisch een vreemdeling voor me, en daarna werd ze dat alleen nog maar meer. Zij is van hetzelfde laken een pak als mijn vader. Ze is intelligenter dan ik; het is alleen jammer dat ze niet beter gebruikmaakt van haar hersens. Eigenlijk zou zij de plek van mijn vader moeten innemen, niet ik.’

‘Heb je op je kostschool goede vrienden gemaakt?’ Ik hoopte op een soort vriendenkring waar de kleine Adam liefde en vriendschap had gevonden. Ik wilde ergens een happy end.

‘Ja. Sean.’

Dat was niet helemaal het happy end waarop ik had gehoopt, want die goede vriend had hem nu dus verraden. Ik kon de verleiding niet weerstaan. Ik stak mijn hand uit en legde hem op de zijne. De beweging deed hem zodanig verstijven dat ik mijn hand meteen weer terugtrok.

Adam sloeg zijn armen over elkaar. ‘Kunnen we nu ophouden met al dat psychologische gezwam en ons weer gewoon op de kern van het probleem richten?’

‘Het is geen gezwam. Volgens mij was het overlijden van je moeder op je vijfde een belangrijke gebeurtenis. Het beïnvloedt je huidige gedrag, je vroegere gedrag, je emoties, de manier waarop je met dingen omgaat.’ Dat zei mijn boek althans, en ik wist uit persoonlijke ervaring dat het waar was.

‘Tenzij jouw moeder ook is overleden toen je vijf was, kun je dit volgens mij niet uit een boekje leren. Ik zit prima in mijn vel. Kunnen we nu verdergaan?’

‘Inderdaad.’

‘Inderdaad wat?’

‘Mijn moeder is overleden toen ik vier was.’

Hij keek me verrast aan. ‘Sorry, dat spijt me.’

‘Dankjewel.’

‘Hoe heeft dat jou beïnvloed?’ vroeg hij iets vriendelijker.

‘Hé, zeg, ik ben hier niet degene die zichzelf op zijn vijfendertigste verjaardag van kant wil maken, dus laten we het alsjeblieft niet over mij hebben,’ snauwde ik, aangezien ik het liever over hem wilde hebben dan over mezelf. Aan de beduusde blik van Adam te zien, kwam het er een stuk nijdiger uit dan ik eigenlijk bedoeld had. Ik probeerde mezelf tot kalmte te manen. ‘Sorry. Ik bedoelde maar te zeggen: als je niet met me wilt praten, wat wil je dan eigenlijk van me, Adam? Hoe verwacht je dat ik je ga helpen?’

Hij leunde naar voren en prikte met zijn vinger op de tafel om elk punt kracht bij te zetten. Zachtjes zei hij: ‘Volgende week zaterdag word ik vijfendertig. Eigenlijk heb ik niet zo’n zin in een feestje, maar om de een of andere reden is mijn familie er eentje voor me aan het regelen. En met “familie” bedoel ik niet mijn zus Lavinia, want de enige manier waarop die zich in Ierland kan vertonen zonder meteen handboeien om te krijgen is via Skype. Ik bedoel mijn bedrijfsfamilie. Het feest is in de City Hall in Dublin en wordt groots aangepakt. Eigenlijk zou ik er liever niet naartoe gaan, maar ik heb geen keus, want het bestuur heeft die dag uitgekozen om aan te kondigen dat ik het bedrijf overneem, terwijl mijn vader nog leeft, om aan te geven dat ik zijn officiële goedkeuring heb. Dat is over twaalf dagen. Omdat mijn vader zo ziek is, hadden ze vorige week een vergadering om te kijken of ze mijn verjaardagsfeest misschien een paar dagen konden vervroegen. Ik zei: “Komt niks van in.” Ten eerste wil ik de baan helemaal niet. Ik ben er nog niet helemaal uit hoe ik dat moet aanpakken, maar ik ben wel van plan die avond iemand anders aan te kondigen als nieuwe baas. En als ik echt zo nodig die zaal moet inlopen, dan wil ik Maria aan mijn zijde hebben. Ik wil dat ze met me mee naar binnen loopt en mijn hand vasthoudt, zoals het hoort.’ Zijn stem sloeg over en hij nam even de tijd om zichzelf weer bij elkaar te rapen. ‘Ik heb erover na zitten denken, en ik geloof dat ik het nu begrijp. Ik ben inderdaad veranderd. Ik was er niet voor Maria toen ze me nodig had. Zij maakte zich zorgen om me, waarop ze naar Sean is gestapt en Sean misbruik heeft gemaakt van de situatie. Ik ben na ons eindexamen samen met hem naar Benidorm geweest, en ik ga al sinds mijn dertiende elk weekend met hem stappen. Geloof me, ik weet hoe hij met vrouwen kan zijn. Zij niet.’

Ik deed mijn mond open om te protesteren, maar Adam stak waarschuwend zijn vinger op en ging verder.

‘Verder wil ik mijn baan bij de kustwacht terug, en ik wil dat iedereen in het bedrijf van mijn vader die daar nu al een eeuw werkt me voortaan met rust laat en niet langer aan mijn kop loopt te zeuren over het feit dat ik ben uitgekozen om mijn vader op te volgen en niet zij. Als het aan mij lag, kregen zij die klerebaan. Op dit moment lijkt dat niet zo waarschijnlijk, maar goed, daar ga jij me dus bij helpen. Het is zaak dat we de wensen van mijn opa ongedaan maken. Lavinia en ik kunnen het bedrijf duidelijk niet overnemen, maar het moet ook weer niet in handen van mijn neef Nigel vallen. Dat zou het einde van het bedrijf betekenen. Daar moet ik iets op verzinnen. En mochten we geen van die dingen kunnen regelen, nou, dan kan ik mezelf net zo goed verzuipen, want iets anders is voor mij gewoon niet acceptabel.’ Hij prikte de tafel met een botermesje om die laatste twee woorden kracht bij te zetten, en keek me toen met wijd opengesperde ogen aan. Hij zag er opgefokt en dreigend uit, bijna alsof hij wilde dat ik ervandoor ging en het opgaf.

Ik moet zeggen dat het een aanlokkelijk idee was. Ik stond op.

Zijn gezichtsuitdrukking veranderde in een blik van voldoening. Hij was erin geslaagd weer iemand af te stoten, zodat hij weer gewoon verder kon met zijn plan om zichzelf om zeep te helpen.

‘Oké!’ Ik klapte in mijn handen alsof ik elk moment aan een grote schoonmaakactie kon beginnen. ‘Als we dat allemaal voor elkaar moeten zien te krijgen, hebben we een hoop werk aan de winkel. Ik ga ervan uit dat je niet terug kunt naar je eigen appartement, dus als je wilt, kun je bij mij logeren. Ik moet sowieso naar huis om me om te kleden. Verder moet ik naar kantoor om wat spullen op te halen, en ook naar een winkel – dat leg ik later wel uit. Maar eerst moet ik mijn auto ophalen. Ga je mee?’

Hij keek me verrast aan, duidelijk verbaasd dat ik hem niet in de steek had gelaten, zoals hij had verwacht. Toen pakte hij zijn jas en kwam hij achter me aan.

 

* * *

 

Toen we eenmaal in de taxi zaten, begon mijn telefoon te piepen.

‘Dat is nu al de derde keer. Je leest nooit eens je sms’jes. Niet zo’n bemoedigend vooruitzicht voor mij, als ik straks ergens aan een brug hang en behoefte heb aan een peptalk.’

‘Het zijn geen sms’jes, het zijn voicemails.’

‘Hoe kun je dat nou weten?’

Dat kon ik weten omdat het acht uur ’s ochtends was en er om acht uur ’s ochtends maar één ding gebeurde.

‘Geloof me, dat weet ik gewoon.’

Hij wierp me een vorsende blik toe. ‘Geen geheimen, zei je zelf. Weet je nog?’

Daar dacht ik over na, en uit schuldgevoel om het lezen van zijn huwelijksaanzoek, dat zich op dat moment in mijn broekzak bevond, overhandigde ik hem mijn mobieltje.

Hij draaide een nummer en luisterde naar mijn berichten. Tien minuten later gaf hij me mijn mobieltje terug.

Ik keek hem aan om zijn reactie te zien.

‘Dat was je man, maar dat wist je waarschijnlijk al. Hij zegt dat hij de goudvis houdt en dat hij ervoor gaat zorgen dat zijn advocaten papieren opstellen waardoor jij wettelijk nooit meer een vis mag bezitten. Verder gelooft hij dat hij kan regelen dat je nooit meer een dierenwinkel in mag. Hij weet niet of hij zelf ooit iets op de kermis zal winnen, maar hij zal er hoogst persoonlijk voor zorgen dat hij op de kermis is als jij er bent, zodat hij jou kan verslaan en ervoor kan zorgen dat jij nooit meer iets wint.’

‘Was dat alles?’

‘In het tweede bericht noemde hij je vijfentwintig keer een bitch. Ik heb het niet nageteld. Hij wel. Hij zei dat hij je vijfentwintig keer “bitch” had genoemd. Hij zei dat je vijfentwintig keer zo erg was als een gewone bitch, dus zei hij het woord vijfentwintig keer.’

Ik slaakte een zucht. Barry leek er helemaal niet overheen te komen. Sterker nog, hij leek alleen maar erger te worden en meer over z’n toeren te raken. Nu moest hij weer zo nodig de goudvis hebben? En dat terwijl hij een bloedhekel aan dat beest had. Zijn nichtje had de vis voor zijn verjaardag gekocht, en de enige reden waarom ze een vis voor hem had gekocht was omdat de broer van Barry ook een hekel aan vissen had. In feite was het dus een cadeautje voor haarzelf geweest, dat toevallig bij ons opgeslagen werd zodat zij ernaar kon kijken en het eten kon geven als ze bij ons op visite was. Nou, van mij mocht Barry dat klerebeest houden. Mij best.

‘Wacht.’ Met een ondeugende blik in zijn ogen griste Adam de telefoon weer uit mijn hand. ‘Ik wil tellen. Stel nou dat hij verkeerd geteld heeft? Zou dat niet grappig zijn?’

Hij zette de telefoon op de luidspreker en luisterde nogmaals naar de voicemail. Telkens wanneer Barry het woord ‘bitch’ uitspuwde, waarbij het venijn en het verdriet en de verbitterdheid van elke letter af dropen, telde Adam met een brede grijns op zijn gezicht mee op zijn vingers. Aan het einde van het bericht zag hij er teleurgesteld uit.

‘Nee. Toch vijfentwintig keer “bitch”.’ Hij gaf me mijn mobieltje weer terug en keek uit het raam.

Een paar minuten lang spraken we geen woord. Toen begon mijn mobieltje weer te piepen.

‘En ik maar denken dat ik problemen had,’ zei Adam.