2 – Zo verlaat je je echtgenoot (zonder hem pijn te doen)
Soms zie je of ervaar je iets zo ongelofelijk authentieks dat je spontaan zin krijgt om op te houden met doen alsof. Dan voel je je echt een stom rund, of misschien wel een charlatan. Je wilt spontaan weg bij alles wat fake is, of het nu onschuldig en onschadelijk fake is, of ernstig fake. Zoals je huwelijk. Dat laatste is mij overkomen.
Als je merkt dat je jaloers wordt op huwelijken die ontbonden worden, weet je dat je eigen huwelijk er niet best aan toe is. Dat was de situatie waarin ik me de afgelopen maanden had bevonden. Zonder het echt te weten, was ik me ervan bewust dat mijn huwelijk niet echt geweldig was. Zodra mijn huwelijk echter voorbij was, besefte ik dat ik altijd al had geweten dat het geen goed huwelijk was. Toen ik er nog middenin had gezeten, had ik gelukzalige momenten meegemaakt en in het algemeen goede hoop gehad voor de toekomst. Maar een positieve instelling mag dan de kiem zijn voor vele goede dingen, alleen wishful thinking is geen stevige basis voor een huwelijk. Door de eerder beschreven gebeurtenis – mijn ervaring met Simon Conway, zoals ik het noemde – vielen de schellen me van de ogen. Ik was getuige geweest van een van de meest authentieke voorvallen die ik ooit had meegemaakt, en daardoor wilde ik nu ineens ophouden met doen alsof. Ik wilde zelf ook authentiek zijn. Ik wilde dat alles in mijn leven waar en eerlijk was.
Mijn zusje Brenda geloofde dat mijn scheiding het gevolg was van een soort posttraumatische stress en smeekte me om er met iemand over te praten. Ik zei tegen haar dat ik er al een hele tijd met iemand over praatte; mijn interne conversatie met mezelf was al geruime tijd aan de gang. Het was nog waar ook. Simon had de uiteindelijke revelatie alleen bespoedigd. Maar dat was natuurlijk niet het antwoord dat Brenda in gedachten had gehad; ze bedoelde een gesprek met een professional, niet een dronken middernachtelijke zeurpartij in haar keuken op een doordeweekse avond, na een hele fles wijn.
Mijn echtgenoot, Barry, was vol begrip toen ik dat nodig had en had me in eerste instantie gesteund. Ook hij geloofde dat mijn plotselinge beslissing om bij hem weg te gaan een nawee was van het kogelschot. Toen hij zich echter realiseerde dat ik het echt meende, toen ik mijn spullen stond in te pakken en daadwerkelijk ons huis verliet, begon hij me de vreselijkste dingen voor de voeten te werpen. Ik kon het hem niet eens echt kwalijk nemen, al was ik beslist niet dik en ook nooit dik geweest. Ook vond ik het intrigerend dat ik zijn moeder blijkbaar veel aardiger vond dan hij dacht. Ik begreep best dat iedereen mijn plotselinge beslissing om bij Barry weg te gaan verwarrend vond en dat niet iedereen helemaal aan het idee wilde. Per slot van rekening had ik het feit dat ik ongelukkig was goed verborgen gehouden, en mijn timing was ook niet alles.
Op de avond van mijn ervaring met Simon Conway was ik, toen ik me eenmaal had gerealiseerd dat de ijzingwekkende schreeuw die ik had gehoord uit mijn eigen mond afkomstig was geweest, toen ik de politie nogmaals had gebeld en omwille van het politieverslag mijn verklaring had afgelegd, en toen ik bij de plaatselijke supermarkt een kop thee met melk had gekocht, naar huis gereden, waar ik vier dingen had gedaan. Ten eerste had ik een douche genomen om de bewuste scène van me af te spoelen. Ten tweede had ik mijn beduimelde exemplaar van Zo verlaat je je echtgenoot (zonder hem pijn te doen) gelezen. Ten derde had ik mijn echtgenoot met een kop koffie en een sneetje toast wakker gemaakt en hem verteld dat ons huwelijk voorbij was. En ten vierde had ik hem, toen hij ernaar vroeg, verteld dat ik net getuige was geweest van een zelfmoord. Nu ik erover nadenk, had Barry die avond meer gedetailleerde vragen gesteld over de schietpartij dan over het einde van ons huwelijk.
Sindsdien had ik versteld gestaan van zijn gedrag, en al evenzeer van mijn eigen verbazing over zijn gedrag, want ik dacht toch echt dat ik genoeg had gelezen over dat soort dingen. Ik had hard gestudeerd voor dit grote levensexamen. Ik had uitgebreid gelezen over hoe we ons beiden konden en zouden voelen als ik ooit besloot een punt te zetten achter ons huwelijk – gewoon om goed voorbereid te zijn, om een idee te krijgen van wat er zoal kon spelen, en om te bepalen of het voor ons de juiste beslissing was. Ik heb vrienden wier huwelijken zijn gesneuveld, en ik heb vaak genoeg hun verhalen moeten aanhoren, van beide kanten. Toch was het nooit bij me opgekomen dat mijn echtgenoot het soort man zou worden dat hij uiteindelijk werd, dat hij een complete persoonlijkheidstransplantatie zou ondergaan, en dat hij zo kil en wreed, zo verbitterd en kwaadaardig zou worden. Ons appartement was nu ineens van hem; ik mocht geen voet meer binnen zetten. Onze auto was ineens van hem; geen sprake van dat we hem zouden delen. Barry deed zijn uiterste best om alles te houden wat ooit van ons samen was geweest, zelfs de dingen die hij eigenlijk niet eens wilde. En ja, dat was een letterlijk citaat van hem. Als we kinderen hadden gehad, zou hij ze hebben gehouden en ze van mij hebben weggehouden. Hij wilde absoluut het koffiezetapparaat houden, eiste de espressokopjes voor zichzelf op, moest en zou de broodrooster hebben en bleef maar zaniken over de waterkoker. Ik stond toe dat hij eerst in de keuken tegen me tekeerging en vervolgens ook in de woonkamer en de slaapkamer, en werd zelfs niet eens boos toen hij me naar het toilet volgde om verwensingen naar mijn hoofd te slingeren terwijl ik binnen een plas deed. Ik probeerde zo geduldig mogelijk te blijven en zo veel mogelijk begrip op te brengen. Ik was altijd al een goede luisteraar geweest. Ik kon Barry urenlang laten uitpraten; waar ik meer moeite mee had, was zelf dingen uitleggen, en het verbaasde me hoeveel uitleg hij nodig had. Ik wist zeker dat hij ergens hetzelfde over ons huwelijk dacht, maar hij was zo gekwetst omdat ik het had gewaagd het met hem uit te maken dat hij in de gauwigheid even was vergeten dat er momenten waren geweest dat we ons beiden opgesloten hadden gevoeld in iets wat van begin af aan fout was geweest. Hij was boos, en door boosheid verlies je vaak de realiteit uit het oog. Barry in elk geval wel, en dus wachtte ik geduldig tot hij uitgeraasd was en hoopte ik dat we er op een gegeven moment openhartig over zouden kunnen praten.
Ik wist dat ik de juiste beslissing had genomen, maar desondanks kon ik nauwelijks leven met de pijn die ik in mijn hart voelde over wat ik Barry had aangedaan. Die pijn woog zwaar op mijn schouders, evenals het feit dat ik er niet in was geslaagd een man ervan te weerhouden zichzelf een kogel door het hoofd te jagen. Ik had al maanden niet echt lekker meer geslapen, en nu voelde ik me alsof ik al weken helemaal geen oog meer had dichtgedaan.
‘Oscar,’ zei ik tegen de cliënt die in de fauteuil tegenover me zat, ‘de buschauffeur is niet van plan je te vermoorden.’
‘Wel waar. Hij haat me. En trouwens, wat weet jij er nou helemaal van af? Jij hebt die vent nog nooit gezien. Je hebt geen idee hoe hij me aankijkt.’
‘En waarom denk je dat de buschauffeur zo’n hekel aan je heeft?’
Oscar haalde zijn schouders op. ‘Zodra de bus stilstaat, doet hij de deur open, en dan werpt hij zo’n kwaaie blik op me.’
‘Zegt hij ooit iets tegen je?’
‘Als ik instap zegt hij niks. Als ik niet instap, begint hij te mopperen.’
‘Begrijp ik goed dat er momenten zijn waarop je níet instapt?’
Hij rolde met zijn ogen en keek naar zijn vingers. ‘Soms is mijn stoel bezet.’
‘Jouw stoel? Is dat weer iets nieuws? Hoe bedoel je, jouw stoel?’
Oscar zuchtte in de wetenschap dat hij betrapt was en bekende schuld. ‘Moet je horen, ik word de hele tijd aangestaard in de bus, oké? Ik ben de enige die bij die halte instapt, en iedereen zit me de hele tijd aan te kijken. En omdat ze allemaal zo zitten te staren ga ik altijd achter de chauffeur zitten. Je weet wel, op die stoel die zijwaarts gekeerd staat, met uitzicht op het raam. Het is een raamstoel, zeg maar, lekker afgezonderd van de rest van de bus.’
‘En daar voel je je veilig.’
‘Het is een perfecte stoel. Als ik op die stoel zit, kan ik met gemak helemaal tot aan de stad. Maar soms zit daar zo’n meisje, een gehandicapt meisje dat de hele tijd naar haar iPod zit te luisteren en Steps zit te zingen, zo hard dat de hele bus ervan mee kan genieten. Als zij er is, kan ik niet instappen, niet alleen omdat ik zenuwachtig word van gehandicapten, maar ook omdat het mijn stoel is. Snap je wel? En ik kan pas zien of zij daar zit als de bus al gestopt is. Dus controleer ik eerst of de stoel bezet is, en als zij erop zit, stap ik weer uit. De buschauffeur heeft een bloedhekel aan me.’
‘Hoe lang is dat al aan de gang?’
‘Geen idee, een paar weken misschien?’
‘Oscar, je weet wat dit inhoudt. We moeten weer helemaal van voor af aan beginnen.’
‘O, nee.’ Hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht en zakte in elkaar. ‘Maar ik was net halverwege de stad.’
‘Wees voorzichtig. Projecteer je ware angst niet op een andere, nieuwe vorm van angst. Laten we dit probleem meteen de kop indrukken. Morgen stap je in de bus. Je gaat op een willekeurige plek zitten, de eerste de beste vrije stoel die je tegenkomt, en daar blijf je tot de eerste halte zitten. Daarna mag je uitstappen en naar huis lopen. De dag daarna, woensdag, stap je in, ga je op een willekeurige plek zitten en blijf je tot de tweede halte zitten. Daarna mag je naar huis lopen. Op donderdag blijf je tot de derde halte in de bus zitten, en op vrijdag tot de vierde halte. Snap je? Je moet het geleidelijk aan opbouwen, stapje voor stapje, dan kom je er wel.’
Ik wist niet zeker wie ik nu eigenlijk probeerde te overtuigen, hem of mezelf.
Oscar keek langzaam op. Hij zag lijkbleek.
‘Je kunt het,’ zei ik vriendelijk.
‘Makkelijker gezegd dan gedaan.’
‘Ik begrijp best dat het voor jou allesbehalve gemakkelijk is. Werk aan je ademhaling. Over een tijdje heb je er niet meer zo’n moeite mee. Dan kun je helemaal met de bus de stad in, en dan ervaar je geen angst meer, maar een gevoel van euforie. Je moeilijkste moment van de dag wordt dan al snel je gelukkigste moment van de dag, omdat je aan enorme uitdagingen het hoofd biedt.’
Hij zag eruit alsof hij het waagde te betwijfelen.
‘Geloof me.’
‘Ik geloof je best, maar ik voel me gewoon niet zo dapper.’
‘Een dappere man is niet een man die geen angst voelt, maar een man die zijn angst overwint.’
‘Komt dat uit een van die boeken?’ Hij maakte een hoofdbeweging naar de bomvolle planken vol zelfhulpboeken in mijn kantoor.
‘Nelson Mandela,’ zei ik glimlachend.
‘Jammer dat je voor een uitzendbureau werkt. Je zou een goede psychologe zijn,’ zei hij, terwijl hij zichzelf uit zijn stoel hees.
‘Tja, ach, ik doe dit voor ons allebei. Als jij langer dan vier haltes in de bus kunt blijven zitten, is je kans op een baan gewoon veel groter.’ Ik probeerde de spanning niet te laten doorklinken in mijn stem. Oscar was een hoogopgeleide, geniale wetenschapper voor wie ik met gemak een baan kon vinden – ik had hem er eerder al drie aangeboden – maar door zijn problemen met het openbaar vervoer was zijn kans op een baan gering. Ik probeerde hem zover te krijgen dat hij zijn angst overwon, zodat ik hem eindelijk een baan kon geven waar hij elke dag zou komen opdagen. Hij was bang om te leren autorijden, en ik had zelf niet zo veel tijd omhanden dat ik zijn rijinstructrice kon worden, maar hij had er in elk geval mee ingestemd zijn angst voor het openbaar vervoer te overwinnen. Ik wierp over zijn schouder een blik op de klok. ‘Oké, maak met Gemma een afspraak voor volgende week, dan hoor ik dan wel hoe het je vergaan is.’
Zodra de deur achter Oscar was dichtgevallen, gleed mijn glimlach van mijn gezicht en ging ik op mijn boekenplank op zoek naar een van mijn ‘Zo-zorg-je-dat…’-boeken. Mijn cliënten waren behoorlijk onder de indruk van mijn boekenverzameling, en ik was er zo langzamerhand van overtuigd dat ik er hoogstpersoonlijk verantwoordelijk voor was dat het boekwinkeltje van mijn vriendin Amelia nog bestond. De boeken waren mijn bijbels. Ze stonden me bij als ik zelf de weg kwijt was of als ik een oplossing nodig had voor een cliënt die met problemen kampte. Ik droomde er al tien jaar van ooit zelf een boek te schrijven, maar ik was nooit verder gekomen dan achter mijn bureau te gaan zitten en de computer aan te zetten, er helemaal klaar voor om mijn verhaal te vertellen, om vervolgens eindeloos naar mijn blanco scherm en een flikkerend icoontje te staren, terwijl de leegte vóór me mijn gebrek aan creativiteit weerspiegelde.
Mijn zusje Brenda zei dat ik eerder geïnteresseerd was in het idee van het schrijven van een boek dan in het schrijven zelf, want als ik echt wilde schrijven, dan zou ik dat ook doen, elke dag weer, helemaal in mijn eentje, puur en alleen voor mezelf, of er nu een boek uitkwam of niet. Volgens Brenda moeten schrijvers gewoon schrijven, of ze nu een idee hebben of niet, of ze nu een computer hebben of niet, of ze nu pen en papier bij de hand hebben of niet. Hun verlangen om te schrijven wordt niet bepaald door het merk pen dat ze hebben, of door de kleur van die pen, of door de vraag of hun koffie wel genoeg suiker bevat – allemaal vragen die mij nogal afleidden en die mijn creatieve proces in de weg stonden als ik mezelf er eindelijk eens toe aanzette iets te schrijven. Brenda hield er de vaagste ideeën op na, maar ik vreesde dat ze voor deze ene keer gelijk had. Ik wilde best schrijven, maar ik wist niet of ik het wel kon, en ik was bang dat ik erachter zou komen dat ik het niet kon als ik het echt probeerde. Ik had al maanden Zo schrijf je een succesvolle roman naast mijn bed liggen, maar ik had het boek nog niet één keer opengeslagen. Ik was bang dat ik de tips in het boek niet in praktijk zou kunnen brengen, en dat dat dan weer in zou houden dat ik nooit een boek zou schrijven, en dus hield ik het boek verborgen in mijn nachtkastje, waar ik mijn schrijfdroom parkeerde totdat het juiste tijdstip was aangebroken.
Ten slotte vond ik het boek waarnaar ik op zoek was: Zo ontsla je een werknemer: zes tips met afbeeldingen.
Ik wist niet of de afbeeldingen echt hielpen, maar desalniettemin was ik voor de badkamerspiegel gaan staan om te proberen de bezorgde blik op het gezicht van de werkgever na te bootsen. Ik bestudeerde de aantekeningen die ik had gemaakt op een Post-it op de titelpagina. Ik wist niet zeker of ik het aankon. Mijn bedrijf, Rose Recruitment, bestond nu vier jaar en had vier mensen in dienst, onder wie onze secretaresse Gemma, die ons bijstond in het dagelijkse reilen en zeilen. Eigenlijk wilde ik haar niet de laan uit sturen, maar vanwege de voortdurend oplopende financiële druk diende ik het in elk geval in overweging te nemen. Ik zat net mijn aantekeningen door te nemen toen er op de deur werd geklopt, waarna Gemma de kamer binnenliep.
‘Gemma,’ riep ik schril uit. Met het nodige schuldgevoel deed ik een onhandige poging om het boek aan haar zicht te onttrekken. Terwijl ik het probeerde terug te zetten op de toch al overvolle plank, liet ik het per ongeluk vallen. Het boek kwam op de grond terecht, vlak voor de voeten van Gemma.
Giechelend bukte Gemma zich om het boek op te rapen. Toen ze de titel zag, begon ze te blozen. Ze keek me aan, waarbij verbazing, schrik, verwarring en pijn zich in hoog tempo op haar gezicht aftekenden. Ik deed mijn mond open en toen weer dicht, zonder ook maar een woord uit te brengen. Ik probeerde me te herinneren wat het boek had gezegd over de juiste volgorde om het nieuws te brengen, de juiste woorden, de juiste gezichtsuitdrukkingen, de tips – duidelijkheid, medeleven, niet te emotioneel, openhartig zijn of juist niet? Ik deed er echter te lang over, en tegen die tijd wist Gemma al hoe laat het was.
‘Nou, gefeliciteerd, hoor. Eindelijk zo’n stom boek dat werkt,’ zei ze. Haar ogen liepen vol tranen terwijl ze het boek in mijn armen deponeerde, zich omdraaide, haar tas pakte en het kantoor uitstormde.
Ik schaamde me dood. Ook voelde ik me beledigd door Gemma’s nadruk op het woord ‘eindelijk’. Wat nou, ‘eindelijk’? Ik geloofde heilig in deze boeken. Ze werkten.
* * *
‘Maguire!’ brulde de onvriendelijke stem aan de andere kant van de lijn.
‘Inspecteur Maguire, ik ben het, Christine Rose.’ Ik stopte een vinger in mijn andere oor om het gerinkel van de telefoon bij de receptie naast mijn kantoor niet te hoeven horen. Gemma, die verontwaardigd het kantoor was uitgestoven, was nog altijd niet terug, en aangezien ik geen tijd had gehad om met iedereen te bespreken hoe we Gemma’s taken het beste onderling konden verdelen, weigerden mijn collega’s Peter en Paul het werk te doen van iemand die ten onrechte was ontslagen. Ik had iedereen tegen me in het harnas gejaagd, ook al had ik meerdere keren gezegd dat Gemma’s onverwachte ontslag niet de bedoeling was geweest. ‘Ik was niet van plan haar vandáág te ontslaan’ was geen goede verdedigingstactiek.
Kortom, het was een rampzalige ochtend. Het was duidelijk dat ik niet zonder Gemma kon, wat Gemma me zelf op dat moment waarschijnlijk ook duidelijk probeerde te maken. Mijn banksaldo was dat echter niet met me eens. Ik moest nog altijd de helft betalen van de hypotheek op het huis dat Barry en ik samen hadden gekocht, en daarbij moest ik vanaf deze maand ook nog eens zeshonderd euro per maand neertellen voor het kleine huurappartement waar ik wachtte tot Barry en ik alles geregeld hadden. Gezien het feit dat we een appartement moesten verkopen dat niemand wilde, voor een uiteindelijke prijs waar we geen van beiden echt van zouden kunnen leven, ging ik ervan uit dat ik nog geruime tijd op mijn spaargeld zou moeten teren. En omdat wanhoop nu eenmaal tot wanhoopsdaden leidt, was Barry al ten strijde getrokken tegen mijn sieradencollectie. Hij had elk sieraad dat hij me ooit had gegeven teruggepakt en ingepikt. Dat was de voicemail die ik die ochtend bij het ontwaken had gehoord.
‘Ja?’ was het antwoord van Maguire. Hij leek niet erg blij te zijn om van me te horen, maar ik was aangenaam verrast dat hij zich in elk geval nog herinnerde wie ik was.
‘Ik probeer u al twee weken te pakken te krijgen. Ik heb meerdere berichtjes voor u achtergelaten.’
‘Die heb ik allemaal gekregen. Mijn hele voicemail stond er vol mee. Je hoeft niet bang te zijn. Je zit niet in de nesten.’
Ik was even van mijn stuk gebracht. Het was niet bij me opgekomen dat ik in de nesten kon zitten. ‘Dat is niet de reden waarom ik u bel.’
‘O nee?’ Hij deed net alsof hij verbaasd was. ‘Je hebt me namelijk nog altijd niet uitgelegd wat je daar nou eigenlijk deed, ’s avonds laat in een verlaten appartementencomplex op privéterrein.’
Daar dacht ik in stilte over na. Bijna iedereen die ik kende had me dezelfde vraag gesteld, en degenen die hem niet hadden gesteld, hadden het zich duidelijk afgevraagd. Ik had de vraag niet één keer beantwoord. Het was zaak dat ik snel van onderwerp veranderde, voordat Maguire weer een antwoord probeerde los te peuteren.
‘Ik belde u om meer te weten te komen over Simon Conway. Ik wou graag weten waar de begrafenis was. In de krant kon ik het niet vinden. Maar goed, dat was twee weken geleden, dus de begrafenis zal ik inmiddels wel gemist hebben.’ Ik probeerde de irritatie niet te laten doorklinken in mijn stem. Ik had Maguire gebeld om meer informatie te krijgen. Simon had een enorm gat in mijn leven geslagen en een eindeloze reeks vragen bij me opgeroepen. Ik zou geen rust hebben tot ik alles wist wat er na die avond was gebeurd en gezegd. Ik wilde de contactgegevens van zijn gezin zodat ik hun alle fraaie dingen kon vertellen die hij over hen had gezegd – hoeveel hij van ze had gehouden en dat zijn daad niets met hen te maken had gehad. Ik wilde hen aankijken en zeggen dat ik gedaan had wat ik kon. Wilde ik dat om hun pijn te verzachten of om mijn eigen schuldgevoel te verlichten? Was het echt zo vreselijk als ik dat allebei wilde? Ik wilde vooral niet wanhopig overkomen, wat wel zou gebeuren als ik dat soort vragen aan Maguire zou stellen. Ik wist dat hij me sowieso geen antwoord zou geven, maar ik kon niet zomaar een streep zetten onder mijn ervaring. Ik wilde meer. Ik had meer nodig.
‘Twee dingen. Ten eerste moet je nooit zo nauw betrokken raken bij een slachtoffer. Ik speel dit spelletje al jaren en…’
‘Spélletje? Ik heb met eigen ogen gezien hoe een man zichzelf vlak voor me een kogel door het hoofd schoot. Voor u is dat misschien een spelletje, maar voor mij beslist niet.’ Mijn stem sloeg over, wat ik opvatte als een teken dat ik op moest houden.
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Ik sloeg vol afgrijzen mijn handen voor mijn gezicht. Ik had het verknald. Toen vermande ik me en schraapte ik mijn keel. ‘Hallo?’
Ik verwachtte een gevat antwoord, iets kils en cynisch, maar dat bleef uit. In plaats daarvan sprak inspecteur Maguire op zachte toon verder. Op de achtergrond was het ineens stil bij hem, waardoor ik me bezorgd afvroeg of iedereen spontaan was opgehouden met zijn werk om naar mij te kunnen luisteren.
‘Je weet dat we hier mensen hebben met wie je na zo’n gebeurtenis kunt praten,’ zei hij, voor de afwisseling eens vriendelijk. ‘Dat heb ik die avond al tegen je gezegd. Ik heb je een kaartje gegeven. Heb je dat nog?’
‘Ik hoef er met niemand over te praten,’ zei ik nors.
‘Oké dan.’ Weg was de aardige kerel. ‘Luister. Zoals ik al zei voordat je me zo nodig in de rede moest vallen: er zijn geen gegevens over de begrafenis, want de begrafenis is nog niet geweest. Ik weet niet waar je je informatie vandaan haalt, maar blijkbaar heeft iemand je een oor aangenaaid.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Een oor aangenaaid. Leugens verteld.’
‘Nee, hoe bedoelt u, de begrafenis is nog niet geweest?’
Hij klonk geïrriteerd over het feit dat hij iets moest uitleggen wat voor hemzelf glashelder was. ‘Hij is helemaal niet dood. Nog niet, althans. Hij ligt in het ziekenhuis. Ik zal voor je navragen waar. Ik zal ze bellen om door te geven dat je toestemming hebt om hem te bezoeken. Maar hij ligt wel in coma, dus verwacht vooral geen uitgebreid gesprek met hem.’
Ik bleef stokstijf stil zitten, zonder een woord uit te brengen.
Aan de andere kant van de lijn bleef het lang stil.
‘Kan ik je verder nog ergens mee van dienst zijn?’ Hij liep weer naar een andere plek. Ik hoorde een deur dichtvallen, en toen bevond inspecteur Maguire zich weer in de kamer met de luide stemmen.
Ik zeeg langzaam neer in mijn fauteuil. Ik kon het allemaal niet bevatten.
Soms ben je getuige van zo’n wonder dat je het idee krijgt dat alles mogelijk is.