21 – Zo graaf je een gat naar de andere kant van de wereld
‘Onze geliefde Richard is naar zijn laatste rustplaats vertrokken met de vrede van Jezus Christus. Moge de Here hem nu in de hemel verwelkomen aan de tafel van Gods kinderen. Laten we hem helpen met onze gebeden, ons geloof en de hoop op een eeuwig leven.’
De genodigden stonden bij het familiegraf van de familie Basil in Terryglass – Tir Dhá Ghlas, oftewel ‘het land van de twee stromen’ – op de noordoostelijke oever van Lough Derg, waar de river de Shannon in het meer uitkwam. De hele wereld en diens echtgenote waren komen opdagen voor de begrafenis van Dick Basil; niet omdat hij zo’n populaire man was, nee, dat wist iedereen; maar vanwege dat wat hij de gemeenschap – nee, meerdere gemeenschappen, het hele land – had gebracht. De fabriek had ruim achthonderd mensen in dienst; veel gezinnen vroegen zich momenteel af of ze hun baan – en de baan van hun kinderen – zouden houden nu meneer Basil eenmaal was overleden. Honderden gezinnen leefden van het salaris dat de Basil-fabriek uitbetaalde. Dick Basil mocht dan een onbeschofte, arrogante vent zijn geweest die agressief achter zijn doelen aan ging en weinig belang hechtte aan vriendschap, maar hij was wel een hondstrouwe en patriottische man geweest die geboren en getogen was in Noord-Tipperary. Hoewel hij in zijn privévliegtuig de hele wereld had afgereisd, was hij uiteindelijk altijd teruggekomen naar de provincie waarvan hij hield, waar hij zijn best had gedaan om de mensen, dorpjes en stadjes te helpen. Midden in de recessie, toen de fabriekskosten, het arbeidsloon en de energieprijzen flink gestegen waren, had hij zich er sterk voor gemaakt om de productie in zijn eigen geliefde provincie te houden, ook al zou het kosteneffectiever zijn geweest om de productie naar het buitenland te verplaatsen. Nu hing de toekomst van de fabriek in de balans. Dick Basil had zo zijn eigen redenen gehad om de zaken dicht bij huis te houden, maar de plaatselijke bevolking vreesde dat zijn opvolger, wie dat ook zou zijn, niet diezelfde trouw aan de omgeving zou betrachten. Vooral als de boel werd overgenomen door een van zijn kinderen, Lavinia of Adam, die nu naast zijn graf stonden en allebei een kille, verkleumde indruk maakten – en maar eentje vanwege de kou. Beide kinderen hadden Noord-Tipperary zo gauw mogelijk de rug toegekeerd; de een stond vaak, gekleed in designerjurken, in de roddelbladen met haar glamoureuze liefdadigheidsfeestjes en lunches, terwijl de ander zich juist verre hield van de camera’s en namens de Ierse kustwacht anderen redde. De een was vriendelijk, de ander een egoïste. Ze hoopten dat Adam de boel zou overnemen, maar wisten dat Lavinia het zakengenie was, hoewel ze ervan beschuldigd werd dat ze betrokken was geweest bij een vreselijke investeringsfraude. Nu deden er geruchten de ronde dat haar kinderen waren ingeschreven bij een kostschool in de buurt, wat natuurlijk alleen maar olie op het vuur gooide. En dan was er nog hun neef Nigel, die tussen de zwarte pakken verscholen bij het graf stond. Sinds hij de leiding van Bartholomew had overgenomen, had hij de Ierse fabriek gesloten en de productie naar China verplaatst. Mocht hij erbij betrokken raken en mochten de twee bedrijven gefuseerd worden, waarover de nodige geruchten de ronde deden, dan werd de fabriek in Tipperary hopelijk niet eveneens gesloten. De dorpelingen hielden Nigel goed in de gaten. Ze keken naar de gezichten van de drie Basils, op zoek naar tekenen van wat hun te wachten stond, totdat het tijd was dat alle genodigden hun hoofd bogen voor de teraardebestelling. Er zou het nodige veranderen, dat wist iedereen, en iedereen probeerde zich daar op zijn eigen manier op voor te bereiden. De veranderingen konden elk moment beginnen en waren onvermijdelijk.
Ik voelde me slecht op mijn gemak terwijl ik tussen Lavinia en Adam naast het graf stond. Lavinia droeg een grote zwarte zonnebril waardoor ze eruitzag alsof ze insectenogen had, en een formeel ogende zwarte jas die eruitzag alsof hij uit het victoriaanse tijdperk kwam. Haar blonde haar was volmaakt geverfd en gekapt, haar voorhoofd had onnatuurlijk weinig rimpels, en ze had volle lippen van de recente injecties. Haar man zag er een stuk ouder uit dan zij. In werkelijkheid waren ze even oud, maar door de recente problemen en de dreigende gevangenisstraf zag Maurice eruit als een oude man met grijs haar en een bleek gezicht. Naast hen stonden hun twee kinderen van tien en acht, op wier gezichten zich maar weinig verdriet om hun geliefde opa aftekende, omdat die man voor hen eenvoudigweg niet had bestaan.
In de verte bleven de camera’s hun plaatjes nemen. Klik klik klik. De paparazzi en nieuwsfotografen deden allemaal hun uiterste best om de beste foto te nemen van de in ongenade gevallen zakenman die naar Ierland was teruggekeerd om zijn schoonvader te begraven. Mensen van het slag van Lavinia vond ik maar eng. Het waren kille, berekenende, emotioneel onvolgroeide en onverslaanbare mensen, even goed in overleven als kakkerlakken, ook al moesten ze hun tegenstanders compleet met de grond gelijkmaken om zelf te overleven, ook al waren die tegenstanders hun eigen familieleden. Zowel hun manier van denken als hun ‘liefde’ was onnatuurlijk. Nu ik Lavinia eenmaal in actie had gezien, deelde ik Adams overtuiging dat zijn zus betrokken was bij de fraudezaak, maar op de een of andere manier had ze haar man blijkbaar zover gekregen dat hij de schuld op zich nam en haar zo vrijpleitte. Dat was een zorgvuldig geplande actie geweest die niets met schuldgevoel en berouw te maken had, maar alles met het feit dat Lavinia juridisch gezien niet in aanmerking kwam voor haar erfenis totdat ze tien jaar voor het bedrijf had gewerkt.
Ik had mijn stukje voorgelezen, zoals Adam me had gevraagd. Toen de mis eenmaal afgelopen was, had Lavinia me uit de hoogte aangekeken.
‘Mooi stukje, hoor. Heel ontroerend,’ had ze met een spottende grijns gezegd, alsof ze alleen het idee al dat ze door iets anders dan een gerechtelijk bevel ontroerd kon worden amusant vond.
De hele begrafenis, de hele dag, was een gênante aangelegenheid voor me geweest. Sommige mensen hadden me, heel onbeschoft, genegeerd, terwijl anderen me juist hadden gecondoleerd met een verlies dat ik helemaal niet als een verlies ervoer. Oude vrouwtjes met magere, meelevende gezichten hadden mijn handen stevig vastgegrepen en erin geknepen om aan te geven hoezeer ze zich konden inleven in mijn pijn, maar de enige pijn die ik voelde, was in mijn vingers en knokkels, omdat de oude dametjes zo vreselijk hard in mijn hand hadden geknepen.
Terwijl ze de kist in de grond lieten zakken, voelde ik hoe het gewicht van Adams lichaam zich verplaatste. Ik voelde dat zijn schouder bewoog en dat hij zijn hand naar zijn gezicht hief. Ik wist dat hij nu even een moment voor zichzelf nodig had, maar ik kon het niet nalaten. Ik stak mijn hand uit en nam zijn andere hand in de mijne. Hij keek me verbaasd aan, en op dat moment besefte ik dat er helemaal geen tranen in zijn ogen stonden. Hij stond van oor tot oor te grijnzen, en had alleen zijn hand voor zijn gezicht geslagen om zijn grijns te verbergen. Ik keek hem geschokt en met wijd opengesperde ogen aan, en probeerde hem zonder woorden tot ophouden te manen. Andere mensen zouden hem zien lachen, en verder waren er camera’s op hem gericht, maar van die wetenschap wilde ik zelf eigenlijk ook het liefst hard lachen. Lachen terwijl andere mensen de kist van je vader in de grond lieten zakken en er aarde op gooiden was waarschijnlijk wel zo’n beetje het meest ongepaste wat een mens kon doen, maar dat maakte het er voor Adam juist nog moeilijker op om zijn lachen in te houden.
‘Waar moest je nou zo vreselijk om lachen?’ vroeg ik zodra de menigte uiteen begon te vallen en we eindelijk tussen alle sympathisanten door terug naar de auto konden lopen. Er was geen limousine voor het hele gezin; Lavinia en Adam waren niet van plan een auto te delen. Als voornaamste rouwende zat Lavinia met Maurice en de kinderen in de voorste auto, terwijl Pat, die zoals gewoonlijk geen woord zei, Adam en mij naar huis reed in de auto van Adams vader, die nu officieel van Adam was, ook al had Lavinia aangekondigd dat ze die beslissing zou aanvechten.
‘Het spijt me, er schoot me gewoon iets te binnen.’ Hij glimlachte nogmaals, en zag eruit alsof hij elk moment weer kon gaan lachen. ‘Ik ben niet van plan te doen alsof ik verdrietig ben, Christine. Natuurlijk, ik vind het best triest dat mijn vader is overleden. Het is een trieste dag en een trieste gebeurtenis, maar ik ga niet mijn hoofd laten hangen of doen alsof mijn wereld compleet is ingestort, en ik ben ook niet van plan daar mijn excuses voor aan te bieden. Geloof het of niet, maar het is heel goed mogelijk om nog goed te kunnen functioneren wanneer er in je naaste omgeving iemand is overleden.’
Ik was verrast door de kracht die hij tentoonspreidde. ‘Maar vertel eens, wat vond je nou zo grappig toen ze het lichaam van je vader voor altijd de grond in lieten zakken?’
Adam beet op zijn lip en schudde zijn hoofd; er begon zich weer een glimlach op zijn gezicht te vormen. ‘Ik probeerde me hem te herinneren zoals hij was. Ik probeerde me iets ontroerends te herinneren, een moment dat we samen hadden gedeeld. Het is best een ingrijpende gebeurtenis, je vader zo de grond zien ingaan. Ik probeerde het verlies echt te voelen, als eerbetoon aan hem… Het leek me wel gepast en respectvol om op dat moment een toepasselijke herinnering te hebben.’ Hij lachte nogmaals. ‘Maar het enige wat me te binnen wou schieten was de laatste keer dat ik hem sprak. De laatste keer dat ik hem zag. Je weet wel, daar in het ziekenhuis.’
‘Natuurlijk kan ik me dat nog herinneren. Ik was er zelf bij.’
‘Nee, jij was er niet bij. Toen de bewakers me eenmaal los hadden gelaten en iedereen uit de kamer hadden gezet, sprak ik nog even met mijn vader. Ik wou er zeker van zijn dat hij wist dat ik niet had gedaan waar Nigel me van beschuldigd had. Ik vond het belangrijk dat hij dat wist.’
Ik knikte.
Adam glimlachte. ‘Hij geloofde me niet. En toen zei hij…’ Hij begon weer te lachen, zo aanstekelijk dat ik alleen maar mee kon lachen. ‘Toen zei hij: “Ik mag die teef niet. Voor geen meter. Ik moet niks van haar hebben.”’ Hij moest zo vreselijk lachen dat hij de woorden er nauwelijks uit kon krijgen. ‘En toen liep ik de kamer uit,’ bracht hij schril uit. Hij moest echt verschrikkelijk zijn best doen om die laatste woorden eruit te persen.
Ik hield op met lachen. Zo grappig vond ik het niet meer. ‘Over wie had hij het?’
Adam slaagde er een halve seconde in op te houden met lachen om er twee woorden uit te persen, maar toen barstte hij weer in een hysterische, gierende lachbui uit. ‘Over jou.’
Het duurde even voordat ik er de humor van kon inzien, en hoe langer ik níet lachte, des te harder en hysterischer begon Adam te lachen, en des te aanstekelijker werd zijn lach voor mij. Pat moest tien minuten om het huis blijven rijden voordat Adam voldoende bedaard was om zich onder de begrafenisgasten te mengen. Tegen die tijd waren zijn ogen rood van het lachen, waardoor hij eruitzag alsof hij had gehuild.
‘Maar toch snap ik nog steeds niet waarom het zo vreselijk grappig is,’ zei ik terwijl we de trap van het landhuis opliepen om naar binnen te gaan. Ik veegde de tranen uit mijn ogen.
Binnen hoorde ik het gemompel van beleefde, ingetogen conversatie. Het leek wel alsof heel Noord-Tipperary was komen opdagen. Zelfs de adjudant van de premier was aanwezig; mijn vader had gelijk gehad over de connecties van de familie Basil.
Op de trap stond Adam stil. Hij wierp me een blik toe, een vreemde blik waarvan ik een raar gevoel in mijn buik kreeg. Hij zag eruit alsof hij op het punt stond iets te zeggen, maar op dat moment werd de deur wijd opengetrokken en werden we door een nogal paniekerige Maureen begroet.
‘Adam, er zijn politieagenten in de salon.’
* * *
Adam zei dat hij de kamer als kind altijd de slechtnieuwskamer had genoemd, en die naam was hem altijd bijgebleven. De gelambriseerde kamer was ooit de zitkamer van het oorspronkelijke huis geweest, voordat het gebouw aan alle kanten was uitgebreid. Het was de kamer waarin de moeder van Adam te horen had gekregen dat ze kanker had en waarin ze was overleden. En nu de rouwenden in de gang bijeenkwamen om de dode Dick Basil de laatste eer te bewijzen, werd het de kamer waarin Maurice Murphy, de echtgenoot van Lavinia, door de politie werd gearresteerd en naar een wachtende politieauto werd gebracht om naar het politiebureau te worden gereden voor een verhoor, en waar de rest van de familie naderhand te horen kreeg dat hij aangeklaagd zou worden voor elf gevallen van diefstal en achttien gevallen van misleiding, voor een totaalbedrag van vijftien miljoen euro. De resterende vijf miljoen maakte geen deel uit van de aanklacht, aangezien meneer Basil had geweigerd een aanklacht in te dienen en nu dood in zijn graf lag, niet langer in staat om zich met de zaak te bemoeien.