Hoofdstuk 23

 

 

 

Toen Romain aankwam bij het adres dat Huff hem had gegeven, parkeerde hij in een steeg onder de overhangende dakrand van een oud gebouw. Op het moment dat hij wilde uitstappen, weerklonk de beltoon van zijn mobiele telefoon.

‘Hallo?’

‘Mr. Fornier?’

Het was een vrouwenstem die hij niet herkende. ‘Ja?’

‘U spreekt met Mrs. Black. U heeft een briefje achtergelaten met het verzoek u terug te bellen over de jonge vrouw die hier eerder op de dag is geweest.’

De moeder van Pearson Black. ‘Ja, dank u wel. Die jonge vrouw wordt vermist, Mrs. Black. Het is heel belangrijk dat ik haar zo snel mogelijk vind. Hebt u enig idee waar ze heen is gegaan, nadat ze met u heeft gesproken?’

‘Ze vroeg me over een oude jeugdvriend van Pearson, ene Gruber Coen.’

Gruber Coen. Die naam had Romain nooit eerder gehoord. ‘Was hij de jonge man die op de foto stond met Milo Moreau?’

‘Ja, dat klopt.’

De regen op de voorruit maakte het lastig om het pakhuis te zien waarin Huff op hem wachtte. ‘Kunt u me zeggen waar deze Gruber woont?’

‘Ik vrees van niet. Maar Pearson weet dat wel. We hebben het er net over gehad tijdens het avondeten.’

‘Vanavond?’ vroeg hij verbaasd.

‘Ja, vanavond. Ik ben net thuis.’

‘Hoe laat was het toen u afscheid nam?’

‘Eh… een kwartiertje geleden ben ik met hem uit het restaurant gekomen.’

Ze kon toch niet zo kort ervoor met Pearson samen zijn geweest? Pearson was bij Huff. Dat had Huff hem zelf verteld.

Of Huff loog…

Een ongemakkelijk voorgevoel maakte zich van hem meester. ‘Kan ik uw zoon telefonisch bereiken?’

‘Ja, hij bereidt zich waarschijnlijk voor op zijn werk. Hij werkt ’s nachts. Maar ik heb het nummer van zijn mobiele telefoon.’

Zodra hij had opgehangen belde hij Pearson, die meteen opnam.

‘Wat wil je van me?’

Ze waren vijanden. Romain had Black ervan beschuldigd de veroordeling van de moordenaar van zijn dochter te hebben gesaboteerd, maar nu wist hij niet zeker meer of Blacks gedrag zo laakbaar was geweest. ‘Waar zit je?’

‘Ik ben op weg naar mijn werk.’

‘Heb je iets gehoord van Alvin Huff?’

‘Waarom zou ik iets van hem horen?’

Zijn hart klopte nu in zijn keel. ‘Kun je me vertellen waar ik Jasmine Stratford kan vinden?’

‘Ik?’ De vraag scheen Pearson te verbazen. ‘Ze heeft me enkele keren gebeld, toen ik lag te slapen. Ik heb geprobeerd haar te bellen, voordat ik met mijn moeder had afgesproken, maar ik kreeg steeds de voicemail. Is er iets mis?’

Er was zeker iets mis.

Voor zijn geestesoog zag hij steeds het dekentje dat Huff naar het restaurant had meegenomen, en hij hoorde Huffs stem: ‘Ik zal het laten onderzoeken op genetisch materiaal, maar dat kan even duren. De vezelsporen waren sneller te achterhalen, daarvoor was alleen een microscoop nodig.’

Dat verhaal geloofde hij nu niet meer. Het dekentje was gebruikt om hem te manipuleren. Dat was alles. Niets wees erop dat Adele er ooit mee in contact was gekomen. Huff kon het overal vandaan hebben gehaald.

Een diep gevoel van verraad maakte zich van hem meester. Hij had Huff vertrouwd. In de donkerste dagen van zijn leven had hij Huff vertrouwd en verwacht dat hij de moord op zijn dochter zou oplossen. Huff was rechercheur en had ervoor moeten zorgen dat Romain gerechtigheid werd gedaan. In plaats daarvan had Huff hem misleid en gemanipuleerd.

‘Ze wilde Gruber Coen op het spoor komen,’ zei hij tegen Black, waarna hij de motor van zijn auto startte.

‘Gruber is een pathetische schoft. Wat wil ze van hem?’

Een deur van het pakhuis werd geopend, en Huff stak zijn hoofd naar buiten. Waarschijnlijk had hij Romain horen aankomen en vroeg hij zich af waarom hij niet naar binnen was gegaan. Nu wist Romain dat hij er als een haas vandoor moest. Dit was een valkuil. Huff had hem hierheen gelokt, en het was niet moeilijk te bedenken waarom.

Maar Romain verroerde zich niet. Hij staarde naar de man van wie hij eindelijk wist dat hij de vijand was. Hij wilde de gerechtigheid die hem was onthouden. Als Huff – of Peccavi, of hoe hij zich dan ook noemde – er niet was geweest, was Adele misschien nooit gekidnapt.

Maar er was iets wat nog belangrijker was dan wraak: Jasmine. Hij zette de versnelling in zijn achteruit en gaf gas. Bij de weg aangekomen die hem uit het labyrint van straatjes zou leiden, drukte hij het gaspedaal nog dieper in.

‘Romain!’ drong Black aan. ‘Wat wil ze met Gruber?’

Deze wijk van de stad was verlaten. De donkere lege pakhuizen vlogen voorbij, terwijl hij naar de snelweg racete. ‘Hij heeft zestien jaar geleden haar zus gekidnapt.’

Na een lange stilte, zei Black: ‘Gruber niet. Hij heeft niet het lef om zoiets te doen.’

‘Ze heeft zijn gezicht gezien. Ze weet dat hij het was. En ik vrees dat ze hem is gaan opzoeken. Kun je me vertellen waar hij woont?’

‘Ik ken het adres niet, maar ik ben er vorige zomer langs geweest om hem uit te nodigen voor een feestje in onze oude straat. Ik kan wel zeggen hoe je er kunt komen.’

Romain prentte de aanwijzingen in zijn hoofd en beëindigde het gesprek. Een tel later belde Huff.

Hij kwam in de verleiding om de man die hij ooit als een vriend had beschouwd te laten weten dat het spel over was, maar kon zich dat nu niet veroorloven. Tot Jasmine in veiligheid was gebracht, was het verstandiger Huff te laten denken dat hij niets vermoedde.

Terwijl Huffs bericht op de voicemail kwam, nam Romain contact op met de politie en vertelde alles wat hij wist. Hij had geen idee wat er met de informatie zou gebeuren. De man die de informatie noteerde, verzekerde hem dat er naar de zaak zou worden gekeken.

Dat koele antwoord maakte hem nog bewuster van het feit dat hij Jasmines enige kans was.

Het was nog niet te laat.

 

Toen de valdeur boven aan de trap openging, werd Jasmine onmiddellijk wakker. In de wetenschap dat ze haar krachten moest sparen om helder te kunnen blijven nadenken en elke kans op een ontsnapping moest aangrijpen, had ze zich gedwongen te rusten. Enkele uren na Grubers vertrek was het haar gelukt om in slaap te vallen. Maar het was een rusteloze slaap geweest, vol van nachtmerries waarin stinkende rottende kadavers voorkwamen.

Nu was ze stijf en gespannen. Ze waakte ervoor haar geketende voet te bewegen. In haar pogingen zich te bevrijden, had ze haar enkel tot bloedens toe verwond. De lichtste aanraking met het ijzer was al vreselijk pijnlijk.

‘Schiet op. Je moet opschieten,’ mompelde Gruber tegen zichzelf, terwijl hij de trap afdaalde.

Ze had verwacht dat hij moe zou terugkomen en eerst moest slapen. Het was immers geen kattenpis om van een lijk en twee auto’s af te komen. Volgens de klok was het na middernacht. Hij vertoonde echter geen spoortje van vermoeidheid. Maar er was wel iets gebeurd.

‘Wat is er?’ vroeg ze. Ze had zijn terugkomst gevreesd, maar was eerlijk gezegd nog banger geweest dat hij niet zou terugkomen. Hij was haar enige kans om uit deze betonnen bunker te komen. Zelfs als Romain of de politie haar kwam zoeken, zouden ze waarschijnlijk niet het valluik ontdekken onder de vieze kleren in de slaapkamer. Zonder Gruber zou ze een afgrijselijke langzame dood sterven door uitdroging en verhongering, vastgebonden aan een lichaam dat in ontbinding verkeerde.

Of de alternatieven beter waren, wist ze niet, maar ze had een grotere kans als Gruber haar uit de betonnen ruimte haalde.

‘Gruber?’

Hij gaf geen antwoord. Hij had een mes bij zich dat haar doodsangsten bezorgde, tot hij er de touwen mee doorsneed waarmee ze aan het levenloze lichaam van zijn zus vastzat.

Ze sloot haar ogen en wendde haar gezicht af. Hij had te veel haast om voorzichtig met het mes om te gaan. Ze was bang dat hij gefrustreerd zou raken en simpelweg haar arm zou afhakken.

‘Kom op,’ zei hij. ‘Beverly is weg. Beverly, Phil en Dustin zijn weg. Ze zijn allemaal weg. Zelfs de kinderen zijn weg. We moeten gaan, voor het te laat is.’

‘Hebben de Moreaus de stad verlaten?’ vroeg ze.

Hij ging rechtop staan en keek verbaasd, alsof hij was vergeten dat ze leefde. ‘Hoe weet je dat? Heb jij Beverly hiertoe aangespoord? Ben jij er verantwoordelijk voor?’

De touwen zaten nu losser, maar haar hand was nog niet helemaal vrij. Het mes in zijn hand zag er scherp en dreigend uit. Alsof de blik in zijn ogen niet al dreigend genoeg was. Ze kon niet anders dan denken aan de vrouw die hij slechts enkele dagen geleden had afgeslacht. Dat had ze ervaren alsof het haarzelf was overkomen, en de gedachte aan een herhaling van dat scenario vervulde haar met doodsangst. Ze moest voorzichtig zijn. Hij was onvoorspelbaar en gevaarlijk. ‘Ik weet niet waarover je het hebt,’ reageerde ze zo onschuldig mogelijk.

Hij mompelde iets tegen zichzelf, maar sneed wel het touw door en legde het mes op de tv.

Toen haar hand vrij was, wreef ze erover om er weer gevoel in te krijgen. Ze overwoog het mes te pakken. Had ze de kracht om het tegen hem te gebruiken? Hoe langer ze in Grubers macht bleef, hoe minder kans ze had het te overleven. Maar waarschijnlijk zou ze maar één kans krijgen. Ze moest het moment zorgvuldig uitkiezen.

Hij haalde een sleutel uit zijn broekzak en boog zich over haar enkel. Zodra hij de geschaafde huid en het opgedroogde bloed zag, verscheen er een uitdrukking van pure haat en minachting op zijn gezicht. ‘Je bent net zo stom en koppig als ik dacht,’ gromde hij. ‘Je lijkt veel meer op Adele dan op je zus.’

Je zus… Ze kreeg kippenvel. Hoe erg hadden Kimberly en Adele moeten lijden in de handen van deze man? Hadden ze ook in zo’n betonnen ruimte moeten zitten? En hoe lang? En wat was er uiteindelijk met Kimberly gebeurd?

De aanblik van Valerie gaf haar weinig hoop, maar ze had zestien jaar op deze kans gewacht. Ze moest het hem vragen. Bovendien was het beter om hem af te leiden. ‘Waar is Kimberly? Kun je me dat vertellen?’

‘Ik zou het je hebben verteld, als je dit niet had gedaan.’ Hij wees naar haar enkel met de sleutel nog in zijn hand. ‘Verzet vraagt om straf. Je zult ervoor moeten boeten. Jij en Beverly moeten boeten. Zodra ik haar vind, is ze dood. Dood, dood, dood. Ze moet worden gestraft.’ Zijn ogen gleden naar het mes. ‘Jíj moet worden gestraft.’

‘Ik weet nog niet beter,’ zei ze in een poging hem voor te zijn. Het zou gemakkelijker voor hem zijn om zonder haar op stap te gaan, en dat wist ze. Het mes lag vlakbij, en haar enkel zat nog steeds vast. ‘Ik was nog niet op de hoogte van de regels. Hoe kun je boos op me worden om iets wat ik heb gedaan wat je niet bevalt, terwijl je me niet hebt gezegd dat ik dat niet mocht doen?’

Zijn mobiele telefoon ging over, maar hij liet hem overgaan. ‘Wat verwacht hij eigenlijk?’ vroeg hij zich hardop af, afgeleid door het telefoontje. ‘Dat ik altijd maar voor hem klaarsta? Hij weet hoe hij moet vluchten. Ik heb hem gewaarschuwd. Dat is het enige wat hij van me kan vragen.’

‘Meer kan van iemand niet worden gevraagd,’ beaamde ze. Ze moest proberen een verstandhouding met hem op te bouwen, zodat hij wat zou ontspannen. Wat ze in ieder geval niet mocht doen, was hem tonen hoe bang ze was. Angst zou haar in de rol van een slachtoffer dwingen, en dat zou hetzelfde gedrag uitlokken als tegenover zijn andere slachtoffers. Seksuele sadisten hoefden het niet altijd prettig te vinden om pijn toe te brengen, maar genoten ervan om iemand te zien lijden. Angst maakte deel uit van dat lijden. Ze moest hem ervan zien te overtuigen dat zij anders was.

‘Vrouwen zijn niet te vertrouwen,’ merkte hij op.

‘Sommige vrouwen zijn wel te vertrouwen.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Sommige mannen zijn ook niet te vertrouwen.’

Met schuin gehouden hoofd dacht hij over haar opmerking na.

‘Ben je het er niet mee eens?’ vroeg ze.

Hij pakte het mes en hield het tegen haar keel.

Instinctief wilde ze zijn arm vastpakken om zichzelf te beschermen, maar ze wist dat dat een vergissing zou zijn. Dat had ze ervaren bij de vrouw die hij had aangevallen, nadat hij bij haar door het raam naar binnen was geslopen. Haar zwakke pogingen om haar leven te redden hadden hem woest gemaakt.

Zich dwingend om rustig te blijven, staarde ze hem aan.

‘Ik zou je nu kunnen doden. Ik zou je keel kunnen doorsnijden en naar je kunnen kijken terwijl je doodbloedt!’ schreeuwde hij, omdat hij niet de reactie kreeg die hij verwachtte.

‘We gaan allemaal eens dood, nietwaar?’ Ze keek hem strak aan.

Een blik van ongeloof verscheen in zijn ogen. ‘Vind je dat niet erg?’

‘Natuurlijk vind ik het erg, maar wat heeft het voor zin om me te verzetten?’

Hij haalde het mes weg en zwaaide ermee naar de dode Valerie. ‘Dat heb ik gedaan. Ik heb mijn eigen zus doodgemaakt.’

Het beven van haar lichaam kon ze onmogelijk tegenhouden, en ze hoopte maar dat het hem niet op zou vallen. ‘Ze heeft het vast verdiend, maar je hebt geen reden om mij te doden. Trouwens, je hebt zoveel haast, dat je er niet eens van zou kunnen genieten.’

Verbaasd liet hij de hand met het mes zakken en knikte. ‘Dat klopt. We moeten gaan.’

Ze vroeg zich af of haar benen haar nog wel konden dragen, maar toen hij haar eenmaal had bevrijd, verliet ze de betonnen bunker en het stinkende lijk maar al te graag. Toch was ze zich voortdurend bewust van het mes in zijn hand.

De lucht in de slaapkamer was net zo bedompt als ervoor, maar het was een enorme verbetering na de stank van ontbinding. Ze haalde dan ook diep adem. ‘Waar gaan we naartoe?’ vroeg ze.

‘Naar een plek waar je me kunt geven wat ik wil,’ antwoordde hij. ‘Precies zoals ik dat wil.’ Aandachtig hield hij haar gezicht in de gaten om te zien of ze zou protesteren, maar ze slaagde erin om haar schouders op te halen. ‘Zoals je wilt.’ Ze dwong zich zijn arm aan te raken. Haar maag draaide zich om, maar het was belangrijk hem te laten geloven dat ze niet bang voor hem was en niet van hem walgde. ‘Als ik dat doe, en jij tevreden bent met hoe ik het heb gedaan, vertel je me dan over Kimberly?’

Haar vraag leek niet tot hem door te dringen, maar haar aanraking wel. ‘Wat doe je?’ vroeg hij paniekerig.

‘Niets. Ik vraag alleen of je me over Kimberly vertelt, als ik me gedraag. Dat is alles.’

‘Wie weet.’ Bijna liefdevol bedekte hij haar hand met de zijne. Vlak daarop veranderde zijn gedrag ineens, draaide hij wreed haar arm om en richtte het mes op haar borst. ‘Je vindt jezelf slim, hè? Je denkt dat je me kent, maar dat is niet zo. Als je een verkeerde beweging maak, slacht ik je af, snijd ik je hart eruit en stop dat in de diepvries. Begrepen?’

Het mes priemde in haar linkerborst, maar ze moest het negeren. ‘Ik begrijp het.’

Hij trok haar naar voren. Hij was sterker dan ze had verwacht van zo’n magere man van middelbare leeftijd. Hij liet haar niet los. Met één hand hield hij haar stevig vast, met de andere het mes.

‘Kan ik je helpen met pakken?’ vroeg ze. ‘Als we een tijdje wegblijven, heb je misschien wat spullen nodig.’

‘Houd je mond en schiet op. We moeten hier weg.’

Naarstig zocht ze een andere manier om hem af te leiden. Er moest een reden zijn waarom hij zoveel haast had. Was de politie onderweg? ‘Het kost maar een paar minuten om wat spullen te pakken. Of komen we terug?’

‘Als je niet je mond houdt, ga je nergens heen, maar maak ik je hier dood!’ Hij sleepte haar de woonkamer in… waarna hij verstarde. Hij staarde naar de voordeur, die wijd openstond.

‘Er is iemand,’ fluisterde hij. Hij bracht het mes naar voren.

Een ogenblik lang vreesde ze dat het voorbij was, dat hij haar zou doden en op de vlucht zou slaan.

Achter hen kraakte de vloer. Net op het moment dat ze dacht dat het mes haar keel zou doorsnijden, liet Gruber zijn hand zakken.

Ze gilde en keerde zich nog net op tijd om om de punt van een lang mes in zijn borst te zien verdwijnen in plaats van in haar eigen borst. Ze zakte door haar knieën. Althans, dat was gebeurd, als niet iemand een stel sterke armen om haar heen had geslagen.

‘Het is goed. Ik heb je,’ murmelde Romain in haar oor. ‘Godzijdank heb ik je.’

Ze huilde, kuste hem en zei dat ze van hem hield. Kort daarop klonk er een oorverdovende knal. Ze voelde de kogel rakelings langs haar schouder gaan. Romains lichaam schokte. De borst die haar nog geen tel ervoor had beschermd en getroost en zo onverwoestbaar leek, was nu getroffen. Hij wankelde, klapte tegen de muur, hapte naar adem en viel.

‘Nee!’ Ze draaide zich om. Rechercheur Huff richtte nu zijn wapen op haar. Zijn gezicht had een vastberaden trek en vertoonde verder geen enkele emotie. Hij deed gewoon zijn werk.

Ze dook de slaapkamer in op het moment dat het wapen afging. Ze dacht dat ze was geraakt, maar voelde geen pijn. Ze kon alleen maar denken aan Romain, die uit zijn borstkas bloedde. Had de kogel zijn hart getroffen? Was hij al dood?

Het volgende schot van Huff trof haar in haar been. Haar voet voelde aan alsof hij in brand stond, maar het lukte haar het mes te pakken dat Gruber had laten vallen. Ze rolde opzij, weg van de deuropening, uit het zicht.

Ze hoorde Huff vloeken en naar haar toe lopen. Ze hoorde ook Romain die hem probeerde af te leiden. ‘Hierheen… schoft,’ en ze besefte dat ze maar enkele seconden had, voordat hij weer op Romain zou schieten.

Ze sprong op, waarbij een helse pijn door haar been trok, en zette zich af tegen de deurpost. De plotselinge beweging verraste Huff volkomen. Hij had geen aanval verwacht.

Op het laatst richtte hij zijn wapen op haar, maar het was te laat. Ze viel aan met het mes, maar wist niet waar ze hem moest steken. Blinde woede en wanhoop dreven haar. Ze mocht Romain niet verliezen, niet toelaten dat Peccavi nog meer kapot zou maken.

Pas toen Huff in elkaar zakte, realiseerde ze zich dat ze hem in zijn nek had gestoken. Het bloed gutste uit de wond. Er waren ook andere bloedende sneden te zien, maar die waren oppervlakkiger. Ze had geluk gehad. Als een van haar ongerichte aanvallen niet zijn nek had getroffen, zou zij nu stervende op de grond liggen.

‘Je hebt gezondigd,’ zei ze vol walging, bevend over haar hele lichaam.

En ineens was Pearson Black er, met de politie.

 

Jasmine zat aan Romains ziekenhuisbed, luisterend naar het ritmische gepiep van de monitor. Zijn borst werd bedekt door een groot wit verband, overal waren slangetjes te zien, en zijn normaal gesproken gebronsde huid zag nu bleek. Ze hadden hem liters bloed toegediend en hem drie uur lang geopereerd om de kogel onder zijn schouderblad te verwijderen. Nu was het afwachten of hij het zou redden. De kogel had Romains hart op een centimeter na gemist, en in de ambulance was hij bijna doodgebloed.

‘Hé, hoe gaat het?’

Jasmine draaide zich om en zag Pearson in de deuropening staan. Hij hield twee koppen koffie in zijn hand.

‘Goed,’ mompelde ze. De kogel die haar had geraakt, had alleen een oppervlakkige wond aan haar been veroorzaakt. Er zat nu een mooi verband om. Maar ze loog dat het goed ging. Nooit eerder in haar leven was ze zo doodsbang en bezorgd geweest als nu ze in spanning zat te wachten of Romain het zou redden.

‘Hij redt het wel. De artsen zijn hoopvol, toch?’

‘Ze beloven niets.’

‘Dat doen ze nooit. Maar jouw man is sterk. Hij slaat zich er wel doorheen.’

Haar man! Ze wist niet of Romain dezelfde gevoelens voor haar had als zij voor hem, maar het had geen zin om voor te wenden dat hij niet het belangrijkste in haar leven was. ‘Ik hoop het.’

‘Huff is dood.’

Ze knikte. Dat had ze al gehoord. ‘Hebben ze Mrs. Moreau al gevonden?’

‘Ze heeft me gebeld.’

‘Was ze niet bang dat je haar zou aangeven?’

‘Daarom belde ze. Ze wil zichzelf aangeven. En ze had mijn hulp nodig om ervoor te zorgen dat een jongen die onder haar hoede staat terugkeert bij zijn ouders.’

‘Had ze een kind bij zich?’

‘Ze heeft hem meegenomen, voordat Huff hem aan adoptieouders kon verkopen en weer geld kon incasseren.’

‘Hoe is ze eigenlijk betrokken geraakt bij Huff?’ vroeg ze. ‘Ze komt niet over als een crimineel.’

‘Zo’n tien jaar geleden zag Huff in een pornotent Gruber Coen een “schunnige voorstelling” geven. Hij kwam erachter dat Coen vrachtwagenchauffeur was en wierf hem voor zijn onderneming. Coen betrok Francis erbij, en toen de medicijnkosten voor Dustin uit de pan rezen, bezorgde Francis zijn moeder een baan bij Huff. Al snel maakte ook Phillip deel uit van het netwerk. Zolang ze niet te veel vragen stelden, leek het niet al te erg om iedere nacht op een paar kinderen te passen. En toen de waarheid langzaam maar zeker aan het licht kwam, zat Beverly er al te diep in om er nog uit te kunnen stappen.’ Hij stak zijn handen in zijn broekzakken. ‘Die man die je in de kelder vond, die Jack Lewis, werkte ook voor Huff. Hij probeerde ermee te stoppen, waarop Huff hem in het huis van Francis neerschoot. Dat was een goede les voor de rest.’

‘Waar had Huff al die mensen voor nodig?’

‘Het was een vrij complexe organisatie. Jack en een zekere Roger deden het verkennende werk. Gruber, Phillip en Francis moesten de kinderen kidnappen. Bev en een andere vrouw, van wie ik me de naam niet herinner, hielpen in het doorgangshuis en zorgden voor de kinderen tot ze werden overgedragen. Hij had zelfs prostituees in dienst die rondvertelden dat hij veel geld betaalde voor een baby.’

‘En hij kon zich dus al dat personeel veroorloven?’

‘Sommigen hadden er een andere baan bij, zoals Francis, die bezorger was, en Jack, die kinderen van school naar de naschoolse opvang bracht. Anderen stonden geheel tot zijn beschikking, zoals Gruber – die zijn baan opgaf – en Phillip.’

‘Hoe kwam Huff op het idee om zoiets op te zetten?’

‘Zijn oom is advocaat. Bev denkt dat hij Huff op het idee bracht en hem zelfs tips gaf.’

‘Kwam Huff zo aan zijn klanten? Via tips?’

‘Volgens Bev had Huff het over verscheidene advocaten die klant van hem waren. Ze kwamen niet in aanmerking voor legale adoptie of zochten iets speciaals. Of ze wilden gewoon niet wachten, want een adoptieprocedure kan lang duren.’

‘Dus hij liet mensen bestellingen doen voor een bepaald soort kind?’ vroeg ze verbijsterd.

‘Daar verdiende hij kapitalen aan.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Wat deed hij met al dat geld?’

‘Dat weet zijn vrouw niet, maar ze denkt dat hij geld op buitenlandse rekeningen zette voor zijn pensioen.’

‘Wist zijn vrouw wat hij deed?’

‘Nee. Ze is er helemaal kapot van. En ze heeft ook ontdekt dat hij van plan was haar te verlaten, wat het nog erger maakt.’

‘Huff had zelf kinderen, toch?’

‘Twee volwassen zonen.’

‘Die zullen ook wel diep geschokt zijn.’

‘Dat neem ik aan. Maar je moet nu wat gaan slapen,’ zei hij.

‘Ik moet me bij je verontschuldigen, want ik dacht dat jij de boef was.’

‘Huff had het geld om aardig wat mensen op het bureau om te kopen. Het was gemakkelijk voor hen om me als de schoft neer te zetten. Het was ook gemakkelijk voor hen om van me af te komen.’

‘Kozlowski was toch niet een van hen?’

‘Jawel. Dat is de enige van wie ik het zeker weet. Hij kreeg het telefoontje van Beverly, maar heeft geen werk gemaakt van haar verklaring.’

Ze vroeg zich wat Kozlowski zou hebben gedaan als ze hém aan de telefoon had gekregen toen ze contact had opgenomen met het politiebureau om het adres van Gruber Coen door te geven. Als ze een paar uur later had gebeld, had ze hem aan de lijn gekregen en zou hij Huff hebben gewaarschuwd. Dan zou ze het er niet levend vanaf hebben gebracht. ‘Ga je proberen om weer bij het korps te komen?’

‘Dat ga ik inderdaad proberen.’

‘Dat is heel wat beter dan het werk dat je nu doet.’

‘De hoofdcommissaris is echt van plan om het bureau grondig onder de loep te nemen. Ik denk wel dat hij me een tweede kans wil geven. Hij weet dat ik niet heb gerommeld met de bewijsstukken in de zaak, zoals Huffs handlangers beweerden. Dat was Huffs manier om me uit beeld te krijgen.’

De hand waarmee ze de kop koffie vasthield, werd zowaar warm. Eindelijk leek de spanning in haar lichaam iets af te nemen. ‘Het spijt me dat het is gebeurd.’

‘Ik heb er zelf ook enige schuld aan. Ik had die blog niet moeten schrijven. Omdat ik zo opschepte, kon Huff me gemakkelijk zwartmaken. Daardoor werd het geloofwaardiger dat ik met de bewijzen had geknoeid.’

‘Waarom schreef je dat soort dingen?’

‘Ik ben gefascineerd door het criminele brein, door afwijkend gedrag. Ik wil ooit een boek schrijven.’

‘Dat moet je doen.’

‘We zullen zien.’ Hij haalde een enveloppe tevoorschijn. ‘Bev vroeg me je dit te geven.’

In de enveloppe zat een brief.

 

Kimberly Lauren Stratford is vijftien jaar geleden na zes maanden in het doorgangshuis geadopteerd door Mr. en Mrs. Joseph William Glen uit Charlottesville in Virginia. Ik heb zelf voor haar gezorgd. Het was een goed meisje, een welgemanierd meisje dat werd voorgehouden dat ze naar een weeshuis was gebracht, omdat haar familie door een verkeersongeval om het leven was gekomen. Ze vroeg vaak naar jou en hield vol dat jij niet in de auto had kunnen zitten, maar het werd zo vaak herhaald dat ze het uiteindelijk geloofde. Op zo’n jonge leeftijd wist ze niets anders dan wat de volwassenen haar voorhielden, en we hielden voet bij stuk, zodat ze vrede zou hebben met haar nieuwe situatie. Ik zeg niet dat ik trots ben op wat ik heb gedaan en ik heb er ook geen excuus voor. Het werd tijd dat je het wist. Zover ik weet, leeft ze nog.

 

Kimberly leefde! De tranen stroomden over haar wangen. Gruber had haar zus niet vermoord! Kimberly was geadopteerd door een familie in Virginia. Ze zou nu vierentwintig zijn. Zou ze getrouwd zijn, een gezin hebben?

Zou ze nog iets van haar oude familie willen weten?

Een beweging in bed trok haar aandacht. Ademloos zag ze dat Romain zijn ogen opende. ‘Daar ben je,’ fluisterde hij met zwakke maar heldere stem.

Ze legde de brief opzij. ‘Hoe voel je je?’

‘Alsof er op me is geschoten.’ Om zijn mond verscheen een flauwe glimlach.

‘Het komt goed.’ Bemoedigend kneep ze in zijn hand.

‘Nu ik weet dat jij veilig bent, red ik het wel.’

Zijn oogleden vielen weer dicht, en Jasmine wendde zich tot Pearson, die aan het voeteneinde van het bed stond. ‘Dank je voor de brief.’

‘Ga je haar opzoeken? Je zus, bedoel ik?’

‘Ik weet het niet. Ik zou haar dolgraag willen zien, maar ik wil haar niet lastigvallen. Ik weet niet of ik haar gelukkiger zou maken.’

‘Er is veel gebeurd, veel tijd verstreken. Ik weet ook niet wat ik zou doen.’ Hij klopte haar op de schouder. ‘Succes,’ zei hij, waarna hij wegging.

Nadat hij was vertrokken, keek ze naar de tv boven Romains bed. Het geluid stond zacht, maar nu Pearson weg was, was het zo stil in de kamer dat ze de nieuwslezer kon horen. Het gezicht van Gruber Coen kwam in beeld.

‘…huis stond een diepvrieskist waarin de politie bevroren lichaamsdelen vond van ten minste vier verschillende slachtoffers. De slachtoffers zijn nog niet allemaal geïdentificeerd, maar Valerie Stabula, de zuster van de verdachte, is dood aangetroffen in een betonnen ruimte onder de slaapkamer. Hoewel de politie nog niet weet hoeveel slachtoffers Coen heeft gemarteld en vermoord, is het duidelijk dat hij niet de man was die zijn buren meenden te kennen als een rustige en onschuldige…’

‘Rustig en onschuldig,’herhaalde ze zachtjes, en plotseling voelde ze een irrationele behoefte om in lachen uit te barsten.