Hoofdstuk 7
Hoe kon ze dat in vredesnaam weten?
Pas drie dagen geleden had Romain zijn been opengehaald aan een spijker die nog in een stuk hout had gezeten dat hij had gebruikt voor zijn veranda. Waarschijnlijk had hij er beter aan gedaan een tetanusinjectie te halen, maar dan had hij naar de stad gemoeten om naar een huisarts te gaan. Daar had hij weinig zin in. In plaats daarvan hoopte hij er het beste van, en hij had gemerkt dat de wond goed heelde. Eigenlijk was hij het alweer vergeten, tot Jasmine er die opmerking over had gemaakt in het restaurant. Hij wist zeker dat hij het aan niemand had verteld.
Hij zette de boodschappen die hij had gekocht op het aanrecht, liep daarna naar zijn slaapkamer, liet zijn jeans zakken en keek naar de snee op zijn rechterdijbeen. Er zat een korstje op de wond, die nog duidelijk zichtbaar was, maar hij zat ook op een plek die al heel, heel lang door niemand was gezien.
‘Goeie genade.’ Haar gave was bovennatuurlijk, en dat bezorgde hem een ongemakkelijk gevoel. Hij had nooit in het bovennatuurlijke geloofd. Zijn grootmoeder had hem herhaaldelijk voorgehouden dat een op de drie vrouwen een heks was. Omdat hij nooit had kunnen zeggen wie wel en wie geen heks was, had hij alle vrouwen beleefd behandeld. Hij was opgegroeid met dat soort praat en had geleerd het toe te schrijven aan ouderwets bijgeloof.
Dus wat was Jasmine? Glazen bollen, rook en spiegeltjes of… het echte?
Toen er op de deur werd geklopt, vroeg hij zich af of ze had besloten om haar terugkeer naar New Orleans uit te stellen. Haar gezelschap was niet geheel onwelkom, want hij wist maar al te goed wat hij het liefst met haar zou doen. Vooral nu hij wist dat ze hem op een of andere manier zonder kleren had gezien. Haar onthulling maakte hem duidelijk dat ze niet zo gekant was tegen zijn voorstel van de vorige avond als ze voorwendde.
Maar haar gave boezemde hem ook angst in, en haar doel eveneens. Haar speurtocht zou hem terugvoeren naar het verleden en daar wilde hij nooit meer naar terug.
‘T-Bone! Ben je daar, T-Bone?’
‘Over heksen gesproken,’ mompelde hij, terwijl hij naar de deur liep.
‘Was je de oude Mem vergeten, jongen?’
Toen hij naar het moerasland was getrokken, had hij ontdekt dat er iemand was die nog soberder leefde dan hij: Mem. Aanvankelijk had ze geweigerd de deur voor hem open te doen, en had hij de spullen die hij voor haar meenam voor haar deur moeten achterlaten. Inmiddels was het heel anders geworden, keek ze reikhalzend uit naar zijn truck en wachtte ongeduldig op de boodschappen die hij had gekocht.
‘Heb ik je dan ooit vergeten?’ vroeg hij. Hij had levensmiddelen voor haar gekocht, maar had te veel haast gehad om naar het wondje op zijn been te kunnen kijken om onderweg te stoppen, laat staan bij Mem. Hij wist dat ze hem dan een of ander klusje zou laten doen, een reparatie aan haar dak of raam of iets anders.
‘Nee.’
‘Precies. En ik was je vandaag ook niet vergeten.’ Hij knikte in de richting van zijn truck. ‘Stap alvast maar in. Ik rijd jou en je boodschappen wel naar huis.’
‘Wat heb je voor me meegenomen?’ wilde ze weten.
‘Eieren, boter, bloem, suiker. Het gebruikelijke.’
Ze leunde zwaar op een stok. Haar gerimpelde gezicht drukte nieuwsgierigheid uit. ‘En koffie?’
‘Natuurlijk.’ Hij had ook beignets gekocht, maar ze hoefde niet alles te weten.
‘Je bent een goede jongen. Je grootmoeder, God hebbe haar ziel…’ Met haar door artritis aangetaste hand sloeg ze een kruis. ‘…zou trots op haar T-Bone zijn. Hij vergeet oude Mem niet. Nee, dat doet hij niet. En voor hem bewaar ik mijn mooiste tovermiddelen.’
‘Dat is een eerlijke deal,’ zei hij om haar trots te voeden.
‘Zo is het.’ Ze knikte haar grijze hoofd. ‘Ik heb dit voor je meegenomen.’ Ze stak een hand in een vouw van haar bruine, op een zak lijkende jurk en haalde een zakje tevoorschijn gevuld met een van haar speciale kruidenmengsels. Bijna elke week maakte ze een nieuw mengsel voor hem. ‘Dit zal je kracht geven. De kracht om alles te krijgen wat je maar wilt.’
Niets kon Adele terugbrengen. Of Pamela. Maar hij dwong zichzelf het aan te nemen. ‘Ik ben al blij dat we beiden genoeg te eten hebben.’
‘Je zult altijd genoeg garnalen en krabben vinden,’ zei ze. ‘Dat is toverkunst. Mijn toverkunst.’
Zelf vond hij dat zijn visvangsten meer te maken hadden met hard werk dan met kruidenbuideltjes, maar het kon geen kwaad haar in de waan te laten. ‘Dat lijkt me ook.’
‘Gisteravond was hier een auto,’ merkte ze argwanend op.
De plotselinge verandering van onderwerp ontlokte hem een lach. Er was geen twijfel over mogelijk dat ze popelde om alles over zijn bezoekster te horen sinds ze Jasmines auto had zien aankomen. ‘Een andere heks,’ reageerde hij plagend.
Hij had verwacht dat ze met hem mee zou lachen, maar haar ogen werden donkerder en haar pupillen verkleinden zich tot speldenprikken. ‘Ze brengt ongeluk. Zeg haar dat ze moet wegblijven.’ Nadat ze een afwerend gebaar met haar armen had gemaakt, liep ze in de richting van zijn truck.
Even aarzelde hij, voordat hij haar volgde. Mem waarschuwde altijd voor van alles en nog wat. Doe niet dit, doe niet dat, T-Bone… Pas op voor de storm… Het wordt een zwaar orkaanseizoen, let op mijn woorden… Een onschuldige afgebroken tak was voor haar al een ongeluksteken. Ze was veel te bijgelovig, maar wel vastberaden hem te beschermen, of hij dat nu prettig vond of niet. Vandaag klonken haar woorden als een echo van zijn eigen zorgen en kon hij ze niet negeren.
‘Je maakt je te veel zorgen,’ zei hij.
Ze hield even stil en tikte met een vinger tegen haar slaap. ‘Mem weet dat gewoon.’
In afwachting van het tijdstip waarop ze naar de Big Louie’s kon gaan, belde Jasmine alle politiebureaus in Colorado af op zoek naar rechercheur Huff. Toen ze daarmee klaar was en begon met de korte lijst kantoren van sheriffs, begon ze zich te realiseren dat zelfs als Huff vanuit Louisiana naar Colorado was verhuisd, hij daar niet per se meer hoefde te wonen.
Maar in ieder geval hielp deze telefonische speurtocht wel om Romain uit haar gedachten te weren. Dat ze zo in beslag door hem werd genomen, zou haar niet zulke zorgen hebben gebaard, als het alleen maar ging om wat hij haar had verteld over Adeles naam op de badkamermuur, met de vreemde e’s. Maar dat was het niet alleen. Vaker dan haar lief was, staarde ze naar het bed in haar hotelkamer en stelde zich hem daar in voor.
‘Wat bezielt me toch?’ vroeg ze zich af, en tot haar schrik kreeg ze antwoord.
‘Pardon?’
Ze was vergeten dat ze al een nummer had ingetoetst en had zich niet gerealiseerd dat iemand de telefoon had opgenomen. ‘Is dit het politiebureau van Bayfield?’
‘Ja.’
‘Werkt daar een zekere Alvin Huff?’
‘Alvin Huff, zei u?’
‘Ja.’
‘Het spijt me, maar ik heb die naam nooit gehoord.’
‘Dank u.’ Met een zucht hing ze op en verplaatste haar vinger naar het volgende nummer op de lijst. Kleine gemeenschappen met niet meer dan zestienhonderd inwoners beschikten niet over grote politiebureaus, maar hadden een sheriff. Ze kon zich niet voorstellen dat rechercheur Huff van een grote stad naar een klein dorp in de Rockies was getrokken en nam aan dat ze haar tijd verspilde. Maar ze had nog enkele minuten, voordat ze vertrok en kon er net zo goed nog een of twee bellen.
De volgende op de lijst was de sheriff van Crystal Butte. Weer informeerde ze naar Huff.
‘Een momentje graag.’
‘Is hij daar?’ riep ze bijna uit, opverend uit haar stoel.
‘Dat ga ik nu net even bekijken,’ antwoordde de vrouw geschrokken.
‘Dank u. Dank u wel.’
Ongeduldig ijsbeerde ze door de kleine kamer, in stilte biddend dat hij er was.
De vrouw kwam weer aan de lijn. ‘Het spijt me, maar hulpsheriff Huff heeft vandaag een vrije dag. Kan ik morgen een boodschap voor u doorgeven?’
‘Ja. Vertelt u hem maar dat Jasmine Stratford van De Laatste Linie, een bureau voor slachtofferhulp uit Californië, hem dringend wil spreken.’
‘Wilt u dat ik uw boodschap in zijn mobiele telefoon inspreek, Ms. Stratford?’
‘Als u dat zou willen doen, heel graag.’
‘Geen probleem.’
‘Ik ben u zeer dankbaar.’ Nadat ze haar eigen mobiele nummer had doorgegeven, beëindigde ze het gesprek en ging verder met ijsberen. Maar toen Huff terugbelde, was hij niet erg toeschietelijk.
‘Ik kreeg te horen dat u me wilde spreken.’
‘Ja, ik ben Jasmine Stratf –’
‘Ik weet wie u bent.’
Ze bleef staan. ‘O, ja?’
‘Ik heb online informatie over u bekeken, nadat ik het bericht had gekregen dat u me wilde spreken. U leidt een bureau voor slachtofferhulp in Californië. U werkt soms als consultant voor de FBI en andere politiediensten en hebt geholpen enkele belangrijke zaken op te lossen door uw profilewerk. Op 24 november was u op America’s Most Wanted, wat heeft geleid tot de arrestatie van een pedofiel. Ben ik nog wat vergeten?’
Echt vriendelijk klonk hij niet… ‘Ja, het feit dat mijn zus zestien jaar geleden is gekidnapt en ik vastbesloten ben uit te zoeken wat er met haar is gebeurd. Dat is de reden dat ik u bel.’
‘Als ik het me goed herinner, is uw zus ontvoerd uit uw ouderlijke woning in Cleveland.’
Als hij het zich goed herinnerde? Ze was er bijna zeker van dat hij achter zijn computer zat en de informatie over haar voor zich had. ‘Dat klopt. Maar het pakketje dat ik onlangs heb ontvangen, kwam uit New Orleans. Haar armband zat erin. En het briefje dat erbij zat, was geschreven met bloed. Er komen dezelfde vreemde hoofdletters en de eigenaardige e’s in voor als u had toegeschreven aan Moreau, toen hij Adele Forniers naam op de muur van de toiletruimte had geschreven.’
‘Toegeschreven?’ echode hij.
‘Dat zei ik, ja.’
‘Moreau heeft dat kleine meisje vermoord. Dat weet ik zeker.’
‘Als dat waar is, moet Moreau nog leven. Want degene die me dat pakje heeft gestuurd, deed dat vorige week. En ik kan me niet voorstellen dat er twee mannen rondlopen met hetzelfde handschrift, u wel?’
‘Moreau is dood.’
‘Hoe verklaart u dan dit toeval?’
‘Ik verklaar helemaal niets. Ik vertel u simpelweg dat er veel te veel bewijzen waren in Moreaus woning om hem vrij te pleiten. Er lag een broek met haar bloed erop, een video waarop was te zien hoe hij haar seksueel martelt en er is een haarspeld van haar gevonden.’
‘Er moet een verklaring zijn.’
‘Als die er is, heb ik hem niet. Die zaak heeft bijna mijn carrière geruïneerd. En het heeft Romain Fornier, een man voor wie ik veel respect heb, nog heel wat meer gekost dan mij. Ik wil niets meer te maken hebben met wat er toen in New Orleans is gebeurd.’
Ze had gedacht dat hij geïntrigeerd zou zijn door de laatste ontwikkelingen, maar blijkbaar had ze zich daarin vergist. Hij had zich te zeer gebrand. ‘Hoe zit het met Pearson Black?’ vroeg ze.
Even bleef het stil. ‘Wat is er met hem?’
‘Volgens Fornier bleef hij zich maar bemoeien met het onderzoek, had hij meer dan een gewone belangstelling voor de zaak.’
‘Black is nooit integer geweest. Hij zou zijn ziel verkopen voor een paar honderd dollars.’
‘Denkt u dat iemand hem heeft omgekocht om uw zaak te verknallen?’
‘Dat is precies wat ik denk.’
‘Wie zou er voor het geld hebben gezorgd?’
‘Moreaus moeder of broer. Als een politieman bereid is zijn integriteit zo goedkoop van de hand te doen, kan zowat iedereen hem omkopen. Het is zelfs mogelijk dat Moreau zelf hem heeft beloofd te betalen. Black heeft hem heel vaak opgezocht in de gevangenis, zogenaamd om de geest van een crimineel beter te leren kennen. Hij was namelijk van plan een boek te schrijven.’
‘Ik geloof niet dat hij ooit een boek heeft geschreven, maar ik heb gehoord dat hij een tijdlang een weblog heeft bijgehouden.’
‘Ik zou u niet aanraden het te lezen… tenzij u een bijzonder sterke maag hebt.’
De tweede waarschuwing. Ze kon zich nauwelijks voorstellen wat ze op de site zou aantreffen… ‘Ik heb geen sterke maag, hulpsheriff Huff.’ Verre van. ‘Maar ik ben vastbesloten uit te zoeken waarom deze zaak verband lijkt te hebben met die van mijn zus. Weet u hoe ik toegang krijg tot zijn weblog?’
‘Ik zeg u dat de zaken geen verband met elkaar houden. Dat kan niet.’
‘Het kan niet anders.’
Dit keer was het zijn beurt om te zuchten. ‘Dankzij het zieke gevoel voor humor van Black is het gemakkelijk te onthouden. Gaat u maar naar www.CopsBedtimeStoriesByBlack.com.’
Ze krabbelde het op een vel papier. ‘Hoe bevalt het u als hulpsheriff?’
‘Het bevalt me uitstekend. Hoort u dat dan niet?’ vroeg hij nors, waarna hij ophing.
Fronsend legde ze de hoorn neer. Huff was niet zo behulpzaam geweest als ze had gehoopt. Ze wilde dat het lab eens belde, zodat ze te weten kwam wat het bewijs onthulde. Maar de technici hadden gezegd dat het minstens drie weken zou duren.
Iedereen die ze kende woonde ver van Louisiana en Kerstmis stond eraan te komen, dus drie weken leken haar een eeuwigheid. Tegen de tijd dat ze iets van het lab zou horen, was het al half januari.
Even dacht ze aan Romain… opnieuw. Zou hij kerst in het moerasland doorbrengen? Hoe overleefde hij in zo’n isolement?
Maar ze moest Fornier vergeten. Ze had het druk genoeg.
Ze pakte de sleutel van haar hotelkamer en ging naar de lobby. Het was halftien, en waarschijnlijk zou ze op dit tijdstip wel een bewaker bij Big Louie aantreffen. Maar eerst wilde ze een blik werpen op de weblog van Black. Het leek haar verstandig om iets meer te weten te komen over de gewezen politieman, voordat ze hem aansprak op een donkere parkeerplaats in een niet al te beste buurt van de stad.
Het was niet de gewelddadigheid op het weblog dat haar verbaasde. Daarop was ze voorbereid geweest. Het was de neerbuigende toon die haar verraste. Het commentaar van Black, zelfs op een gewone aanhouding voor een verkeersovertreding, schilderde hem af als de enige rationeel denkende ‘normale’ man die erbij betrokken was. Hij beweerde dat hij overwerkt raakte en beklaagde zich daar keer op keer over. Maar Jasmine kreeg de indruk dat hij dol was op de macht die het uniform hem verleende. Zijn klachten over wat hij dagelijks tegenkwam, waren slechts een excuus om vrij te kunnen spreken en meer cynisme en gebrek aan respect naar de gewone burger te ventileren dan zij kon verdragen.
Ze vroeg zich af of hij zich realiseerde dat die ‘stomme eikels’ die hij kleineerde door ze te wijzen op onbelangrijke overtredingen als het te laat registreren van een auto, ook degenen waren die zijn salaris betaalden. Als dat zo was, begreep hij niet wat de term ‘dienstbaar’ inhield.
Ze bekeek de grimmige details die hij had ingevoerd over een seriemoordenaar in Colombia. Net als bij de vorige stukken die ze had gelezen, richtte hij zich vooral op de zieke obsessies van de verdachte en scheen te genieten van alles wat gruwelijk en onmenselijk was. Maar ze kende de zaak van Pedro Alonso Lopez en had te weinig respect voor Black om lang stil te staan bij wat hij ervan vond, dus sloeg ze het meeste over. Wat haar meer interesseerde dan zijn fascinatie voor een psychopaat die meer dan driehonderd doden op zijn naam had staan, was hoe Black omging met dingen uit het dagelijkse leven.
Ze scrolde naar beneden en zag het onderwerp ‘Dom Blondje’ staan, veertien maanden geleden gedateerd. Volgens de woorden van Kozlowski moest dat kort voor Blacks ontslag zijn geweest.
Hij deed verslag van de aanhouding van een blonde vrouw, die er volgens hem uitzag als een pornoster, wegens overtreding van de snelheid. Om een boete te ontlopen, had ze hem blijkbaar een oneerbaar voorstel gedaan.
Fronsend vroeg ze zich af waarom de man de moeite nam om een verhaal te schrijven over een volkomen oninteressante en dagelijks voorkomende routinezaak. Ze las het stukje nog een keer en kwam tot de conclusie dat Black op het aanbod van de ‘snol’ was ingegaan. Er moest iets zijn gebeurd, want het was het enige verhaal waarin geen bloed en gruwelijkheden voorkwamen. Bovendien had hij het verderop nog een keer over die ‘blonde slet’. Ja, concludeerde ze weer, Black was op haar aanbod ingegaan. Dat zo’n man ooit bij de politie had gewerkt!
‘Is er iets mis?’
Ze draaide zich om en zag dat de dochter van Mr. Cabanis haar aanstaarde vanachter de receptie. ‘Nee, hoezo?’
‘Uw gezicht drukt een soort… walging uit.’
Niet zo vreemd. Bij de gedachte dat Black ooit een politiepenning had gedragen, werd ze al misselijk. Zou hij de informatie over de illegale huiszoeking hebben doorgegeven? En als hij dat had gedaan, wat had hij er dan voor teruggekregen? Na het lezen van zijn blog, was ze ervan overtuigd geraakt dat hij niets deed wat hem geen voordeel opleverde.
Jasmine was er zeker van dat het Black was, hoewel hij een paar pondjes was kwijtgeraakt sinds de foto die op zijn weblog stond. Dat vet had hij in spieren omgezet. Zo kwam het althans op haar over. Terwijl ze langsreed zag ze niets dat wees op het buikje en de dubbele kin die ze op de foto had gezien. Het was een lange man met een dikke nek, die zijn uniformjasje open droeg ondanks de kou en gewichtheffen zo te zien heel serieus nam. Met zijn bouw, de stoppelbaard op zijn harde gezicht en haar waar de afgelopen dagen zo te zien geen kam door was gehaald, oogde hij net zo gemeen als een pitbull. Een halsband met punten zou hem niet misstaan.
In het zwakke licht van de lantaarnpalen op de parkeerplaats, leunde hij tegen zijn auto en stak een sigaret met de vorige aan.
De bar die Kozlowski had genoemd, heette Shooters. Hij lag tussen een drankzaak en een koopjeszaak vlak naast de supermarkt Big Louie.
Nadat ze een parkeerplaats had gevonden tussen de bar en de supermarkt, zette ze de motor af, checkte of ze haar pepperspray bij zich had en stapte uit. Het was onwaarschijnlijk dat de gewezen politieman gevaarlijk was, maar hij was niet haar enige zorg. De bar had tralies voor de ramen en graffiti op de muren, evenals de supermarkt, en praktisch iedere woning en winkel in haar gezichtsveld. Dit was niet het soort buurt waar ze graag alleen vertoefde. Ze was er niet van overtuigd dat Black zijn leven in de waagschaal zou stellen om haar te beschermen, ondanks de spieren en het bewakingslogo op zijn auto.
Ze liep zijn richting uit, ondertussen een indruk trachtend te krijgen over de veiligheid van de situatie, en van de man. Maar ze voelde niets, behalve een zeker ongemak, wat iedereen hier waarschijnlijk voelde. Dat ze haar gave niet elk moment kon oproepen, was in dit geval een nadeel, maar als ze haar paranormale talent zou proberen te ontwikkelen, kleefden daar nog meer nadelen aan. Als ze gevoeliger zou worden, zou ze voortdurend gedachten en gevoelens doorkrijgen, en zo wilde ze niet leven. Het was al moeilijk genoeg om te onderzoeken wat ze voelde in de zaken waarmee ze zich bezighield.
De hakken van haar laarzen tikten op de bestrating. Black merkte haar aanwezigheid op, rechtte zijn schouders en blies de rook van zijn sigaret uit. ‘U bent waarschijnlijk verdwaald,’ stelde hij vast, nadat hij haar had opgenomen.
Ze wachtte tot zijn blik op haar gezicht rustte. ‘Zie ik er zo misplaatst uit?’
‘Hebt u de vrouwen in dit gedeelte van de stad wel eens gezien?’
Eerlijk gezegd had ze meer mannen dan vrouwen gezien. Enkele mannen hingen voor de ingang van de bar, kletsten met elkaar en keken in haar richting. Een van hen had gefloten toen ze uitstapte, een ander riep haar toe dat haar achterwerk goed uitkwam in haar jeans.
‘Zijn dat vrouwen die je ogen doen rollen en fantasieën opwekken?’ vroeg ze met een opgetrokken wenkbrauw, citerend uit het stukje over het Domme Blondje op zijn blog.
Toen hij lachte, zag ze dat een van zijn hoektanden was ingegroeid. ‘Nee, het zijn hoeren en junkies. Nog niet half zo knap als u. Voor mij vormen ze geen verleiding.’
Ze negeerde zijn opmerking over haar uiterlijk. ‘Die blonde vrouw was wel een verleiding, nietwaar? De vrouw die u een jaar geleden aanhield, omdat ze te hard reed?
‘Ja, die was verleidelijk. Tot ik ontdekte dat ze een hij was.’
Even wist ze niet wat ze moest antwoorden. ‘U maakt een grapje, is het niet?’
Hij lachte. ‘Nee.’
‘Hoe hebt u dat ontdekt?’
‘Toen ik bleef volhouden dat ik haar – zijn – rijbewijs, waarop de naam Henry Hovell stond, niet wilde accepteren, besloot hij me het bewijs te laten zien.’
‘Waarom hebt u dat er niet aan toegevoegd op uw weblog? Dat zou een leuke draai hebben gegeven aan het verhaal.’
‘Omdat ik hem als vrouw aantrekkelijk vond. En ik wilde niet dat mijn collega’s me daarop zouden aanspreken.’ Hij nam een flinke haal van zijn sigaret. ‘Hoe dan ook, laatst heb ik gehoord dat er toen al sprake was van mijn ontslag bij de politie, dus u bent niet van Interne Zaken.’
‘Nee.’
‘En wat doet u dan hier?’
‘Ik wilde u een paar vragen stellen.’
Opnieuw liet hij zijn blik over haar heen gaan. ‘En die vragen hebben u helemaal hierheen gebracht?’
‘Het gaat over de zaak Fornier.’
Zijn glimlach verdween als bij toverslag. ‘Ik zat niet op die zaak.’
‘Ik heb gehoord dat u er met uw neus bovenop zat.’
‘Wie heeft u dat verteld?’
‘Enkele van uw maten op het bureau.’
‘Ik heb geen maten op het bureau.’
‘De meeste politiemensen zijn nauw bij elkaar betrokken. Waarom paste u niet bij hen?’
‘Ze konden het niet hebben dat ik een betere agent was dan ze ooit konden dromen.’
‘Was u eropuit om dat te bewijzen, om hen dat te laten zien?’
‘Ik kan me niet herinneren dat u uw naam heeft genoemd,’ merkte hij op.
Ze overhandigde hem haar visitekaartje. ‘Jasmine Strat-ford. Ik werk voor een bureau voor slachtofferhulp in Californië.’
Niets wees erop dat hij haar herkende. ‘U bent ver van huis.’
‘Ik ben ook freelance profiler die reden heeft te geloven dat Fornier de verkeerde man heeft neergeschoten, toen hij achter Moreau aan ging. Denkt u dat dat waar kan zijn?’
Black tikte de as van zijn sigaret. ‘Vraag me dat maar niet. U kunt maar beter niet gaan spitten in de zaak Fornier.’
‘En u gaat me vertellen waarom?’
‘Hoe luidt dat oude gezegde ook al weer? Maak geen dode honden wakker?’
‘Slapende honden.’
Er verscheen een scheve grijns op zijn gezicht. ‘Niet in dit geval, is het niet?’
‘Dat antwoord is niet goed genoeg.’
‘Wat dacht u dan van dit antwoord?’ Hij boog zich naar haar toe en omhulde haar in een wolk van rook. ‘Omdat u er later spijt van kunt krijgen,’ fluisterde hij. ‘Is dat beter?’
Hij was te dichtbij. Het scheelde niet veel of ze had naar haar pepperspray gegrepen. Maar ze voelde ook aan dat hij haar alleen maar probeerde te intimideren, en ze wilde hem niet het gevoel geven dat hij daarin was geslaagd. ‘Is dat een verhuld dreigement?’ vroeg ze.
‘Niet van mijn kant.’ Hij leunde weer naar achteren, en zijn grijns keerde terug, en dus ook die ingegroeide hoektand. ‘Waarom zou ik u kwaad willen doen?’
‘Dat kunt u me misschien vertellen.’
‘Ik heb geen persoonlijk belang in die zaak.’ Hij haalde zijn schouders op, maar het gebaar leek eerder ingestudeerd dan achteloos. ‘Ik deel u alleen maar mee dat er mensen zijn die ontstemd zullen raken als er bepaalde details aan het licht komen, mensen die een hoop te verliezen hebben.’
‘Zoals?’
‘Zoals degene die echt dat kleine meisje heeft vermoord. Moreau was een pervers figuur. Dat verzeker ik u. Maar hij was niet de moordenaar van Adele Fornier.’
De mannen die voor de kroeg Shooter hadden gestaan en haar aandacht hadden proberen te trekken, waren naar binnen gegaan. De wind was komen opzetten en het begon te regenen. ‘En hoe zit het met het bewijs?’
Ze dacht dat ze hem nu tuk had, maar hij gaf geen krimp.
‘Dat heeft iemand daar bewust neergelegd. De broek met het bloed, de haarspelden, alles.’