Hoofdstuk 11

 

 

 

Teruggaan naar haar hotel voor een maaltijd en een warme douche klonk in theorie mooier dan het in de praktijk bleek te zijn. Tegen de tijd dat Jasmine Maison du Soleil bereikte, was het bijna zes uur en al donker. De zaken aan St. Philip Street waren al gesloten voor kerstavond.

Ze stond stil aan de kant van de straat en staarde naar het gebouw. Met de feestlichtjes die mysterieus gloeiden in de mist, was het alsof ze met kerst een spookstad was binnen gereden. Normaal gesproken bruiste de French Quarter juist van leven, wat de eenzaamheid nu nog intenser maakte. En het weer zat ook al niet mee. Zelfs de lantaarnpalen wierpen slechts een vaag schijnsel op de natte, glanzende straten.

‘Wat een Kerstmis,’ mompelde ze. Zelfs de Moody Blues was dicht, dus was er weinig kans op een maal. En degene die haar tas had gestolen, had de sleutel van haar hotelkamer. Weliswaar had hij niet het nummer van haar kamer, maar dat stelde haar niet gerust. Het was maar een klein hotel en hij kon van deur naar deur gaan totdat de sleutel paste.

Zou hij in haar kamer op haar wachten?

Na alle opwinding van die middag was ze nu uitgeput, maar niet opgelucht. Ze voelde zich nog steeds angstig, zonder directe aanleiding, want als de man die haar de kelder in had geduwd haar iets had willen aandoen, had hij dat al gedaan. Op dit moment was ze ervan overtuigd dat het Phillip was, die op haar niet als heel gevaarlijk overkwam. Bovendien vierden zelfs boeven kerst. Wat ze door haar werk als profiler had geleerd, was dat criminelen angstaanjagend normaal konden lijken, althans aan de buitenkant.

Hopelijk had de man die haar tas had gestolen een gezin en alle gebruikelijke verplichtingen die daarmee gepaard gingen met kerst. Ze zou een andere kamer moeten vragen en zich simpelweg tot de volgende ochtend schuilhouden. Als het geld er morgen was, kon ze naar een ander hotel vertrekken.

Nadat ze dat had besloten, parkeerde ze haar auto en stapte uit. Haar voetstappen echoden op de bestrating. Ze voelde zich eigenaardig van alles verstoken zonder de inhoud die haar tas haar bood en wenste dat ze haar pepperspray had. Maar misschien was ze paranoïde. Morgen kon ze een nieuwe bus kopen, wanneer het geld er was.

Toen ze de toegang tot het steegje bereikte, keek ze op naar haar hotel en… bevroor. De mist was zo dik dat ze er niet zeker van kon zijn, maar ze dacht licht in haar kamer te zien. Had ze dat zelf aan gelaten?

De angst en twijfel waartegen ze zich enkele ogenblikken daarvoor nog had verzet, keerden terug. Ze kon niet alleen naar haar kamer, niet zonder wapen. Ze kon de politie bellen of Mr. Cabanis, zijn vrouw of dochter vragen met haar mee te gaan, maar de kans was groot dat ze om niets bang was. En zelfs als iemand van de familie Cabanis met haar mee zou gaan, was er geen garantie dat niemand iets zou overkomen.

Ineens dacht ze aan de brandtrap. Die kon ze gebruiken om te kijken of de kust veilig was.

Omdat ze niet wilde struikelen over een stapel vuil of een ander obstakel, liep ze langzaam en liet haar vingertoppen langs de ruwe bakstenen muur gaan. Misschien loerden er meer gevaren in deze donkere steeg, maar haar nieuwsgierigheid naar het licht dreef haar voort.

Het metaal van de brandtrap voelde koud aan. De trap schudde op het moment dat ze er op stapte, en ze hoopte dat het geval niet van de muur zou loskomen. Als alles goed was, zou ze misschien haar kamer in kunnen, haar spullen pakken en om een andere kamer vragen.

Maar het was niet goed. Haar kamer lag er niet hetzelfde bij als toen ze was vertrokken.

Hoewel het licht uit de badkamer kwam, zag ze dat het bed was doorzocht, de laden van het nachtkastje openstonden en de computer op de grond was gegooid. Er was iemand in haar kamer geweest, precies zoals ze had gevreesd.

Met haar hand tegen haar borst en met open mond nam ze de toestand van de kamer in zich op, tot er iets bewoog. Ze richtte haar ogen strak op de plek waar de beweging vandaan kwam. Een man gekleed in een lange zwarte jas en met een zwarte bivakmuts op staarde haar aan door het raam.

Ze slaakte een gil en rende zo snel als ze kon de brandtrap af, in de hoop dat de gesloten deur haar een voorsprong zou geven, maar het brandalarm klonk al, en ze wist dat hij achter haar aan kwam. De laatste paar treden sprong ze naar beneden, waarbij ze uitgleed en weer moest opkrabbelen, waardoor ze kostbare tijd verspilde.

Maar hij was nog niet bij haar.

Een seconde later sprong hij echter een paar meter bij haar vandaan van de trap af. Heel even vroeg ze zich af of ze zich nog zou kunnen verbergen. Ze kon zeker niet sneller dan hij rennen. Hij verkeerde in goede conditie, wie hij ook was. Haar hoop om zich te kunnen verschuilen duurde niet lang, verdween op het moment dat hij zijn zaklantaarn aandeed en recht in haar gezicht scheen.

 

Croc, de eigenaar van de Flying Squirrel, was weduwnaar. Hij was opgegroeid in Portsville en bezat een van de beste garnalenvissersboten uit het gebied, maar tegenwoordig werd die voornamelijk door zijn zoon gebruikt. Croc zelf ging nog maar zelden het water op en scheen liever bier te schenken aan andere vissers en naar hun verhalen te luisteren.

Romain mocht Croc en was vooral blij met hem tijdens de feestdagen. De meeste andere gelegenheden waren dicht met kerst, maar de Flying Squirrel was open, zoals iedere dag van het jaar, van vier uur ’s middags tot middernacht.

‘Mag ik nog een biertje?’

Terwijl Croc het biertje tapte, leunde Romain met zijn ellebogen op de bar, om zich heen kijkend naar het handjevol mensen dat rookte, dronk en darts speelde. Het was niet de beste kerstavond die hij zich kon voorstellen – niets kon tippen aan de kerstavonden die hij met Pam en Adele had meegemaakt – maar drank maakte de feestdagen dragelijk. Dit was in ieder geval beter dan de uitnodiging die hij had afgeslagen. Zijn ouders hadden hem gevraagd om naar Mamou te komen, maar zijn zuster Susan was al met haar gezin uit Boston aangekomen. Ze zouden een week blijven, dus hij was van plan om zich zo weinig mogelijk te laten zien. Morgen zou hij natuurlijk wel bij zijn ouders gaan eten, maar alleen maar om hen niet teleur te stellen.

‘Vorige kerst was je hier ook.’ Croc zette het biertje voor hem neer.

‘Ik wist niet dat je dat bijhield.’ Romain had lang genoeg aan de bar gezeten om al dronken te zijn, maar was het niet. Hij hoopte dat dat snel zou veranderen. Tot de onverwachte komst van Jasmine, was het goed met hem gegaan. Als ze niet die vragen had gesteld en het geen kerst was geweest, was het nog steeds goed met hem gegaan.

‘Ik zal je weer naar huis moeten brengen, hè?’ merkte Croc met een zucht op.

‘Misschien wel.’

‘Ik veronderstel dat als het maar een of twee keer per jaar gebeurt, het niet zo erg is.’ Croc haalde een doek over de bar, hoewel die schoon was. Daarna schraapte hij zijn keel.

‘Wil je nog iets aan me kwijt?’

‘Ik hoopte… wacht even.’ Hij liep weg om een ruzie over een spel darts te sussen tussen de tweeling Gatlin. Hoewel ze beiden in de twintig waren, woonden ze nog steeds bij hun ouders. Pas toen Croc dreigde hun ouders te bellen, kwamen ze tot bedaren en keerde Croc terug naar de bar. ‘Ik heb gehoord dat je een bruid gaat bestellen.’

Hij maakte een ongeduldig gebaar. ‘Eén grapje en het hele dorp is mijn bruiloft al aan het plannen? Ik vrees dat je foute informatie hebt gekregen.’

‘Het is een goed idee. In het moerasland zijn maar weinig vrouwen te vinden, en je wilt toch niet iedere kerst bij mij zitten?’

‘Daar heb ik niets op tegen. Ik heb het hier naar mijn zin.’

‘Ik weet dat je het hier naar je zin hebt. Soms drink je zoveel, dat je een alcoholvergiftiging riskeert. Dan strompel je van mijn truck naar je huis en komt pas weer terug op de verjaardag van je dochter, je trouwdag of de sterfdag van je dochter, en kan ik je weer naar huis brengen.’

‘Fijn dat je me eraan herinnert, maar voor het geval je het niet begrijpt, wil ik graag vergeten.’

Moreau moest Adele hebben gedood, dacht hij, een handvol pinda’s pakkend. Hij had de man in zijn lege ogen gekeken, die uitdagende halve glimlach gezien en het diep vanbinnen gevoeld. Toch? Ja! Dus de rest deed er niet toe. En toch bleven de vragen die Jasmine naar voren had gebracht hem kwellen…

Opnieuw haalde Croc een doekje over de bar. ‘Waarom zou je geen nieuwe herinneringen creëren?’

‘Waarom zou je je niet met je eigen zaken bemoeien?’

Croc schreef iets op een servetje en schoof het naar hem toe.

‘Wat is dit?’

‘Een website waarop je een hele hoop mooie Russische vrouwen kunt vinden.’

‘Geen interesse.’ Hij schoof het servet terug.

‘Waarom niet?’

‘Het was een grapje. Ik ben niet van plan om een bruid te bestellen.’

‘Dat zou je anders wel moeten doen. Denk eens aan wat je mist.’

‘Wat ik mis, daar kan een prostituee in voorzien.’

Fronsend boog Croc zich naar voren. ‘Je weet dat het niet hetzelfde zou zijn, vriend.’

Romain stak een hand omhoog. Hij had genoeg gehoord. ‘Uit jouw mond klinkt dit allemaal nogal ongeloofwaardig.’

‘Hoezo?’

‘Hoe lang geleden is het dat je Marie bent verloren… twintig jaar?’

‘Tweeëntwintig. En dat is precies wat ik bedoel. Ik wil niet dat je een oude eenzame man wordt zoals ik.’

‘Iedereen heeft problemen, Croc. Er is niets mis met het leven dat je leidt.’

‘Maar jij zou iets beters kunnen hebben. Je bent nog jong. Je zou weer een gezin kunnen stichten.’

Het was alsof ze het over tomaten hadden. Hebben je tomatenplanten het niet gered? Misschien moet je een andere soort proberen… Hij had het enige gezin gehad wat hij zich had gewenst. Hij kon niet van een andere vrouw houden of andere kinderen krijgen. ‘Genoeg.’

Croc liet zijn stem dalen. ‘Iemand moet het zeggen, T-Bone. Het is tijd om het verleden achter je te laten en verder te gaan. Laat Pam en Adele gaan, laat ze in vrede rusten, in de wetenschap dat het goed met je gaat.’

Plotseling kreeg Romain de behoefte om te vechten en hij balde zijn vuisten. Hoewel hij wist dat het onbeleefd was, keerde hij zich af van de bar en sprak de rest van de gasten aan. ‘Honderd dollar voor degene die me kan verslaan in een bokspartijtje.’

‘Verdorie, T-Bone, je wilt toch geen stennis maken op kerstavond?’ zei iemand.

Maar de tweeling Gatlin wisselde een betekenisvolle blik uit en glimlachte. Ze zaten al maanden op een vechtpartij te wachten. ‘Ik doe het, als je ermee akkoord gaat dat mijn broer me bijstaat,’ kondigde Terry aan.

Twee vond hij eigenlijk een beetje te veel van het goede. De Gatlins waren soepel en gemeen en hadden de reputatie vals te spelen. Maar een gevecht was een gevecht. Daarin zou hij tenminste de kans krijgen om de woede die hem in zijn greep hield kwijt te raken. ‘Oké,’ zei hij, waarna hij de eerste klap verkocht.

 

De vingers van de man sloten zich om Jasmines enkel, en hij trok haar naar achteren. Haar wang, handen en knieën schuurden langs het ruwe asfalt. Al klauwend naar de grond, brak ze een aantal vingernagels. Maar ze kon niets uitrichten, want hij hield haar in een stevige greep. Het enige wat ze kon doen, was wachten tot ze een betere kans zou krijgen. Die kwam op het moment dat hij haar enkel losliet en naar haar arm of haar haar reikte. Vlug rolde ze opzij en gaf hem een trap in zijn kruis, precies zoals Skye haar had geleerd.

Happend naar adem zakte hij door zijn knieën, waardoor ze de tijd kreeg om op te staan.

Haar benen leken echter niet te willen reageren op het bevel om te rennen. Het was alsof ze in slow motion bewoog. Ze hoorde dat hij achter haar aan kwam. Eerst nog aarzelend, maar al snel rende hij in hoog tempo. Lang kon ze hem niet voor blijven. Ze moest het steegje zien uit te komen in de hoop dat ze iemand zou tegenkomen die haar kon helpen.

Maar er was helemaal niemand.

Ze moest heel snel beslissen. Moest ze naar een grotere straat gaan in de hoop iemand te kunnen aanklampen of moest ze proberen haar auto te bereiken?

Haar auto was dichterbij, maar er was minder kans dat ze daar iemand tegen zou komen. Toen ze de hoek om rende, botste ze bijna tegen een afvalcontainer aan. Ze hoopte dat haar achtervolger ertegenaan zou lopen, maar hij had blijkbaar een wijdere bocht gemaakt, want hij liep er gemakkelijk langs. Naarmate hij dichterbij kwam, voelde ze steeds sterker zijn vastberadenheid. Het was bijna alsof ze hem kon horen denken: ik zet je dit betaald door je te vermoorden, kreng!

Tegen de tijd dat ze de parkeerplaats bereikte, voelden haar longen alsof ze zouden barsten en brandde haar keel. Veel verder hoefde ze niet, maar ze moest tijd hebben om haar auto te openen, voordat hij haar had ingehaald. Als hij haar te pakken kreeg op het moment dat ze instapte, zou het gemakkelijk zijn haar eruit te sleuren en…

Aan die mogelijkheid mocht ze niet denken. Ze moest iets doen om hem af te remmen, om de paar seconden extra te krijgen die ze nodig had om te ontsnappen. Maar wat kon ze? Ze had geen ideeën, geen energie, geen adem meer…

Op dat moment zag ze een stok liggen in de gele cirkel licht die de parkeerautomaat verspreidde. Ze bukte zich, raapte hem op, draaide zich om en gooide hem in het gezicht van haar achtervolger.

Het kwam volkomen onverwacht en het was een voltreffer. Hij slaakte een kreet en wankelde.

Ze drukte op het knopje van de centrale vergrendeling, en zag hem zijn hoofd schudden, alsof hij was verblind. Haastig stapte ze in en trok het portier dicht. Zijn hand kwam er bijna tussen, toen hij probeerde haar tegen te houden.

‘Lieve hemel.’ Ze beefde zo hevig, dat het haar bijna niet lukte om de sleutel in het contact te krijgen.

Hij sloeg op het raampje, zo hard dat het zou kunnen breken. Hij probeerde het daadwerkelijk kapot te slaan. Ondanks haar trillende handen slaagde ze erin de motor te starten. Ze zette de versnelling in zijn achteruit en reed met piepende banden de parkeerplaats af, hem achterlatend in een wolk uitlaatgas.

 

Ze scheurde verder in westelijke richting. Als ze eerst maar de stad uit wist te komen, dan zou ze daarna wel besluiten welke volgende stap ze moest zetten. Helaas had ze niet genoeg benzine om heel erg ver te rijden. Zonder er al te lang bij na te denken ging ze in de richting van het moerasland, naar Romain Fornier. Haar vader was ook een mogelijkheid, maar hij woonde de andere kant op. Bovendien was ze niet van plan om in deze toestand op zijn stoep te verschijnen op kerstavond. Zeker niet nu ze de verdwijning van Kimberly aan het onderzoeken was.

Het was misschien vreemd, maar Romain voelde ook veiliger aan, zelfs al was het een gok om naar hem toe te gaan. Ze had benzine genoeg om in Portsville te komen, maar niet voor de terugweg. Als hij weigerde haar te helpen, wist ze niet wat ze moest doen.

Maar hij zou haar wel helpen, hield ze zich voor. Of iemand anders. Veertig dollar had ze nodig om te tanken. Dat was niet zo heel veel. Maar goed, over haar terugtocht naar New Orleans kon ze morgen nadenken. Het enige wat ze nu nodig had, was een veilige plek, waar ze een bad kon nemen en haar ogen kon sluiten.

Er brandde geen licht in Romains huis, en het was pas negen uur ’s avonds. Zou hij naar Mamou zijn gegaan om kerstavond met zijn familie te vieren? Toen ze door het stadje was gereden, had ze zijn motor niet zien staan, maar ze wist dat hij ook een auto of pick-up had.

Bijtend op haar onderlip dacht ze na, terwijl ze de motor liet draaien. Ze veronderstelde dat ze terug kon naar de stad om hem te zoeken, maar als hij er niet was, als ze hem niet vond, zou het haar alleen tijd en benzine kosten. Bovendien was ze aan het eind van haar Latijn.

Ze moest in het huis zien te komen, ook als de deur op slot was. Zonder zelfs maar een deken, kon ze niet in de auto blijven zitten. Dan zou ze doodvriezen. Maar ze was ook nog steeds bang voor de wezens die zich in het moeras verborgen hielden. Ze was gewend aan open, droog land met uitzicht en tamme dieren…

Om te voorkomen dat ze werd aangevallen voordat ze het huis zou weten te bereiken, liet ze de koplampen aan terwijl ze naar de deur rende.

‘Romain?’ riep ze, terwijl ze hard op het hout sloeg. ‘Romain, ben je thuis?’

Allerlei geluiden weerklonken om haar heen – gespetter en geritsel – maar uit het huis kwam geen antwoord.

‘Romain?’

Nog steeds geen antwoord, maar toen ze de deur probeerde, bleek die niet op slot te zitten, en rechts van haar zag ze op een richel een zaklantaarn liggen, die ze oppakte.

Na een laatste angstige blik op de donkere bomen, die het moeras op afstand leken te houden, stapte ze naar binnen en deed snel de deur achter zich op slot. Eenmaal in de veilige omhulling van het huis, haalde ze diep adem en snoof ze de geur op van de man die de afgelopen avond aan de telefoon zo’n verlangen bij haar had opgeroepen met zijn stem. Het was een geur die eigenaardig troostend was.

Hij had geen elektrisch licht, en omdat ze niet wist hoe de andere lampen werkten, gebruikte ze de zaklantaarn om zijn slaapkamer te zoeken. De kamer zag er opgeruimd uit, precies zoals ze had verwacht, en niet helemaal verstoken van persoonlijke spullen. Op een kastje zag ze een ingelijste foto staan van hem, samen met zijn vrouw en dochter. Ze renden weg voor een golf op het strand. Adele zat op Romains schouder, en hij hield lachend Pams hand vast.

‘Wat zien ze er gelukkig uit,’ fluisterde ze, de foto bestuderend in het licht van de zaklantaarn. De kleine foto die ze van Romains vrouw had gezien in de krant, deed haar geen recht. Het was een mooie lange vrouw met lang blond haar en dezelfde gebronsde huid als hij.

Met een licht gevoel van jaloezie om de relatie die deze mensen hadden gehad, liet ze de lantaarn zakken. Hij had althans met heel zijn hart van iemand gehouden. Nog nooit had ze iemand ontmoet die zo’n passie in haar wakker had gemaakt. ‘Wat zou beter zijn?’ vroeg ze zich fluisterend af. ‘Van iemand houden en die verliezen of nooit van iemand te hebben gehouden?’

Ze vroeg zich af wat Romains antwoord daarop zou zijn, terwijl ze zich ontdeed van haar vuile kleren en zichzelf zo goed en zo kwaad als het ging schoonmaakte met het ijskoude water uit de grote metalen kan in de badkamer. Toen ze het vuil en de modder van zich af had gewassen en haar wonden had schoongemaakt, voelde ze zich kalmer.

Ze had het gered. Ze was uit de kelder gekomen en uit het donkere steegje ontsnapt. Ze was veilig.

Het enige wat ze nu nog nodig had, was iets om aan te trekken en warm te worden.

Na een snelle zoektocht door zijn laden, zocht ze een dik katoenen T-shirt uit en een boxershort. Met klapperende tanden trok ze die aan, waarna ze haar eigen kleren in een zak deed en bij de achterdeur zette. Ze wist niet of ze die kleren ooit weer schoon zou krijgen en betwijfelde of ze die dan nog zou willen dragen. De kleding zou haar altijd herinneren aan de kelder en aan wat ze daar had aangetroffen.

Ze trok de dikke jas aan die bij de voordeur hing en een stel laarzen, waarna ze naar buiten liep om het licht van haar auto uit te doen. Ze besloot meteen maar de auto te verzetten, nu ze toch buiten was. Hij mocht dan afgelegen wonen, ze wilde het toch niet riskeren dat haar auto werd gezien door iemand die het misschien in zijn hoofd haalde om Romain een bezoek te brengen.

Nadat ze weer in het huis was, hing ze de jas op zijn plek en zette zijn laarzen waar ze hadden gestaan. Het scheelde niet veel of ze kroop in zijn bed. Dat was de plek waar ze zich het veiligst voelde, maar ook al was hij de stad uit voor kerst, dan nog zou het toch iets te ver gaan om in zijn bed te gaan liggen.

In een kast in de gang vond ze wat beddengoed. Ze sleepte het naar de bank in de woonkamer en ging liggen. Al snel kreeg ze het warm en viel in slaap.

 

De tweeling Gatlin had zijn werk goed gedaan. Er zat bloed op zijn rechterwang, hij had zeer waarschijnlijk een paar ribben gekneusd en zijn knokkels meer schade toegebracht dan hij had gewild. Maar de gasten van de Flying Squirrel hadden gestemd en vonden dat de wedstrijd onbeslist was geëindigd, dus in ieder geval had hij zijn geld nog.

Kreunend stapte hij uit Crocs truck, waarna hij hem dankbaar aankeek. ‘Bedankt voor de lift.’ Hij zou nu tenminste goed kunnen slapen, dacht hij. Volgens zijn horloge was het nog maar halfelf.

‘Wat bezielde je eigenlijk? Wilde je dood, of zo?’

‘Wie weet,’ mompelde Romain, waarna hij schuifelend naar zijn voordeur liep.

Croc bleef wachten, zodat Romain zijn weg kon vinden in het licht van zijn koplampen.

Pas op het moment dat hij bij de veranda was, merkte hij dat er iets niet in orde was. Iemand was bij het huis geweest. De zaklantaarn was weg. Hij probeerde de deur te openen, maar die zat op slot.

Hij deed maar zelden de deur op slot…

Hij rechtte zijn rug en keek over zijn schouder in de richting van Croc. Zou de drank hem nu parten spelen? Maar op dat moment ving hij een glimp op van een auto. Aan de zijkant van zijn huis tussen de bomen.

Croc draaide zijn raampje omlaag, stak zijn hoofd naar buiten en riep: ‘Alles in orde?’

Hij hief zijn hand op. ‘Ja, hoor.’

Hij was er bijna zeker van dat het de auto was die Jasmine had gehuurd, en zij was degene die zijn kerst al had verpest. Toen Croc was weggereden, pakte hij de sleutel die hij had verstopt en deed de deur open.

Hij wilde Jasmine niet zien en wilde niet dat zij hem zag. Althans, niet zo. Zijn gedrag was niet altijd logisch, zelfs niet als een therapeut het probeerde te verklaren. Dat wist hij, omdat de rechter die hem had veroordeeld, hem had bevolen wekelijks naar een psycholoog te gaan om ‘hem te helpen omgaan met zijn boosheid’.

Die therapeute had gezegd dat hij zijn gevoelens had onderdrukt tot ze niet meer onderdrukt konden worden, waarna hij op contraproductieve manieren met ze was omgegaan. Maar wat Romain betrof, was al dat gepraat tijdverspilling geweest. Hij wist al dat hij niet goed met zijn gevoelens omging, daar had hij niemand anders voor nodig. En hij voelde zich nog steeds beter nadat hij vijf minuten zijn vuisten had gebruikt dan nadat iemand hem urenlang had geprobeerd uit te leggen waarom hij de behoefte had om die vuisten te gebruiken.

De therapeute scheen niet te begrijpen dat hij niet door praten weer de man zou worden die hij ooit was geweest: de trotse soldaat, de liefhebbende vader en echtgenoot. Ze bleef maar de nadruk leggen op wat hij de wereld kon geven en beweerde dat hij nog steeds alles kon krijgen wat hij wilde. Maar het was niet het feit dat hij zijn vrouw en dochter was verloren dat zo aan hem vrat, maar de manier waarop. Vooral Adele. Moreau had hem beroofd van het vertrouwen dat hij altijd had gehad dat hij zijn dierbaren kon beschermen. Nu leek de zoektocht naar geluk eerder op een kansspel. En wat voor nut had zoiets kwetsbaars?

Binnen was het aardedonker, en hij stond niet al te vast op zijn benen, maar het kostte hem geen moeite om de meubelstukken te omzeilen. Waar was Jasmine? Als ze hier was, kon ze maar beter in zijn bed liggen. Ook al was hij nu te toegetakeld om de liefde te bedrijven, haar warmte en zachtheid zouden de pijn die hij voelde kunnen verzachten en ontspannend werken. En dan was het altijd nog mogelijk dat hij zich later nog goed genoeg voelde om…

Maar ze was niet in zijn slaapkamer. Nadat hij een olielamp had aangestoken, vond hij haar op de bank.

‘Wat doe je in mijn huis?’

‘Romain?’ Ze bewoog zich en kneep haar ogen samen toen ze zijn kant opkeek.

‘Is er nog iemand anders die dit huis bezit?’

‘Kun je die uitdoen?’

Hij stond op het punt de vlam uit te blazen, maar wat hij zag deed hem aarzelen. Ze had bijna net zoveel verwondingen als hij. ‘Wat is er met jou gebeurd?’

‘Het licht!’ Ze hief haar handen om zich te beschermen, maar hij negeerde haar klacht.

Hij hief haar kin en streek haar haar opzij, zodat hij goed naar haar kon kijken.

‘Wat is er gebeurd?’ herhaalde hij.

Ze keek naar hem op. Haar ogen richtten zich op zijn eigen verwondingen. ‘Dat zou ik jou ook kunnen vragen.’

‘Ik had wat problemen in de Flying Squirrel.’

‘Heeft iemand je besprongen?’

‘Zelfs twee, maar ik heb erom gevraagd. Nu is het jouw beurt.’

Bevend trok ze de deken omhoog. ‘Het is hier koud.’

‘Vind je het gek? Het is winter, en je bent naar een huis gekomen zonder voorzieningen.’

‘Dat betreur ik nu al.’ Ze probeerde op te staan, maar hij duwde haar terug op de bank.

‘Ik vroeg je iets.’

‘Ik ben gevallen.’

Hij zette de lamp op tafel, pakte haar handen en bestudeerde de schaafwonden en de gebroken vingernagels. Haar handen zagen eruit alsof ze een poging had gedaan om uit een doodkist te ontsnappen. ‘Is dit gebeurd toen je viel?’

‘Dat en meer.’ Ze sloeg de deken van zich af om het hem te laten zien, en het eerste wat hem opviel, was dat ze zijn kleren droeg. Maar hij was te bezorgd om de wonden op haar knieën en voeten om zich druk te maken over het feit dat ze blijkbaar zijn laden had doorzocht.

‘Waar was je toen dit gebeurde?’ vroeg hij. ‘Niet hier in Portsville –’

‘Nee, in New Orleans. In het steegje bij mijn hotel.’

‘Wat deed je in dat steegje?’

‘Iemand zat achter me aan.’

‘Wie?’

‘Ik denk dat het Pearson Black was. Of Phillip Moreau. Ik weet niet wie het was, maar hij wilde me in ieder geval om zeep helpen.’

‘Waarom zou iemand jou willen vermoorden?’

‘Dat weet ik niet. Kunnen we het daar morgenochtend over hebben?’

Hij wilde het er nu over hebben. Maar het had geen zin om de situatie erger te maken dan hij al was. Ze was hier, waar hij een oogje op haar kon houden. Tot morgenochtend was ze veilig. ‘Ben je van plan om op de bank te blijven liggen?’

Het was zijn bedoeling geweest om aardig tegen haar te zijn, des te meer kans dat ze met hem mee zou gaan naar de slaapkamer. Maar de woorden klonken niet bepaald aanlokkelijk, eerder als een uitdaging. Met ingehouden adem wachtte hij op haar antwoord.

‘Heb je een ander voorstel?’ vroeg ze aarzelend.

Zijn hart begon sneller te kloppen. ‘Ik zou je warm kunnen houden.’

‘Warmte zou me goed doen.’

Opgelucht droeg hij haar naar zijn slaapkamer.

Ze klampte zich aan hem vast, en alleen al haar geur was genoeg.