Hoofdstuk 17
Zijn zus was laat. Gruber zat op de bank, wachtend op haar komst. Het branderige gevoel in zijn ogen irriteerde hem, maar hij wist dat het van de vermoeidheid kwam. Hij had immers niet geslapen. Nadat hij ’s nachts was thuisgekomen en het bloed had weggewassen, had hij zijn huis kritisch bekeken en besloten dat het een schoonmaakbeurt kon gebruiken. Valerie zou ongetwijfeld kritiek leveren als het er niet netjes uitzag.
Nu was hij klaar, maar moe en boos. Na al die jaren boog en boende hij nog steeds voor haar; ze had nog steeds macht over hem. Maar ze was meer moeder voor hem geweest dan zijn eigen moeder. Het was dus niet zo vreemd dat hij een bepaalde behoefte voelde om haar tevreden te stellen.
‘Vergeefse moeite,’ bromde hij verbolgen. Valerie was nu eenmaal niet tevreden te stellen. Zijn hele leven had ze nog nooit iets van hem goedgekeurd. De vernederende opmerkingen die hij zich uit zijn kinderjaren herinnerde, kwamen nog steeds op de meest onverwachte momenten naar boven: ‘Als hij niet zo lui was, zou hij me kunnen bijstaan. Maar zoals het nu gaat, is hij net zo’n last als mijn moeder… Het is een kleine viespeuk. Ik heb hem net betrapt toen hij weer met zichzelf aan het spelen was… Hij kan niemand mee vragen naar het schoolfeest. Niet één meisje op die hele school zou met hem willen uitgaan…’
Haar eeuwige vernederende opmerkingen en kritiek hadden hem zo gekleineerd en zo’n enorme woede bij hem losgemaakt, dat hij haar haatte, haar dood wilde hebben. En toch… ze had eten voor hem op tafel gezet en gezorgd dat hij een dak boven zijn hoofd had. Ze was ’s avonds na het werk naar huis gekomen… In ieder geval had ze meer gedaan dan zijn eigen moeder.
Een geluid bij de deur kondigde haar komst aan, maar ineens had hij geen zin meer om open te doen. De vrouw die hij de vorige avond had aangevallen, was zo doodsbang geweest, dat hij zich onoverwinnelijk had gevoeld. Als hij Valerie binnenliet, zou hij snel weer tot een nul gereduceerd worden.
‘Gruber, ben je daar?’
De irritatie in haar stem deed hem vlug opstaan. Het was alsof ze zelfs macht over zijn lichaam had. Even wierp hij een blik op de diepvriezer, waarin hij zijn trofee van de afgelopen nacht had gestopt, waarna hij langzaam naar de deur liep. Misschien zou ze in de vriezer kijken. Misschien zou hij het haar laten zien…
‘Gruber? Ik ben moe. Ik heb de hele nacht gewerkt en ik moet naar huis. Laat me erin.’
Hij had een ander shirt moeten aantrekken. Waarom had hij daar niet aan gedacht? Dit shirt was verkreukeld en smerig van het boenen. Even aarzelde hij, maar inmiddels bonsde ze op de deur.
‘Gruber! Ik moet met je praten.’
In haar stem was dé toon geslopen. De toon die hem bang maakte, die hem vertelde dat hij een loser was, de toon die hem ineen deed krimpen.
Toch bleef hij zonder haast naar de deur lopen en opende die kalm op het moment dat ze uitbarstte.
‘O, daar ben je dus!’
Waarom had hij gewacht met opendoen? Waarom had hij haar woede gewekt door haar te laten wachten? Hij wist het niet. De hele nacht had hij voor haar schoongemaakt. En nu had hij het weer verknald. Hij had het verknald met het smerige shirt waarover ze nu al een hatelijke opmerking maakte.
‘Het is middag,’ beet ze hem toe, gekleed in haar smetteloos witte verpleegstersuniform. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je nog in bed lag!’
Ze had een hekel aan luiheid. En hij was natuurlijk lui.
‘Ik heb gewerkt.’
‘Aan wat? Telkens als ik je dat vraag, geef je een ontwijkend antwoord. Dat betekent waarschijnlijk dat je hier de hele dag werkeloos op je gat zit. Ik weet dat je niet meer voor het lampenbedrijf werkt. Ze zouden je nooit meer terugnemen, al zou je ze smeken.’
‘Ik heb je al eeuwen geen geld meer gevraagd.’
‘Is een jaar eeuwen?’ vroeg ze schamper.
‘Hoe is het met Steve?’
‘Hetzelfde.’
Gelukkig hoefde hij niet naar haar kinderen te vragen. Gezien het feit dat het zo lastig was geweest om hém groot te brengen, had zijn zus besloten om zelf geen kinderen te nemen.
‘Ga je nog vragen of ik binnenkom?’
Hij deed een stap opzij, en met haar kwam de geur van ontsmettingsmiddelen binnen. Waarschijnlijk had ze nog iets op het werk moeten doen, anders was ze niet zo laat geweest. ‘Kun je het hier niet eens schoonmaken?’ vroeg ze, met een vies gezicht om zich heen kijkend.
Ergens hoopte hij dat ze de vriezer zou opendoen. De gedachte aan haar geschokte reactie en ontzetting, de gedachte dat hij zijn zus de baas kon zijn, ontlokte hem een glimlach.
‘Wat sta je daar stompzinnig te grijnzen?’
‘Ik overwoog om je te eten te vragen.’
‘Jij? Koken?’
‘Ik vind wel iets in de vriezer,’ zei hij, lachend om zijn eigen grap.
Haar ogen vernauwden zich. ‘Ja, kant-en-klaarmaaltijden.’
‘Niet bepaald.’
Ze keek naar hem alsof ze wist dat hij het niet aardig bedoelde, maar er ook geen behoefte aan had uit te zoeken wat er achter zijn uitnodiging school. ‘Ja, allemaal goed en wel, maar moeder is stervende. Dat weet je toch wel, hè?’
‘Ik weet dat ze ziek is.’
‘En dat kan je niets schelen?’
Moest dat dan? ‘Ze sloeg me altijd.’ Het was haar verdiende loon dat ze nu crepeerde.
‘Tegen mij was ze ook niet aardig, maar dat kun je je ongetwijfeld niet meer herinneren.’
Wat hij zich herinnerde, was dat ze lang niet zo gemeen tegen Valerie was geweest als tegen hem. Ze had Valerie nodig gehad. Valerie had voor haar gezorgd. Valerie had ook voor hem gezorgd, zodat zijn moeder dat zelf niet hoefde te doen. Valerie kon alles; ze wist hoe ze moest overleven.
‘Ik ben hier niet naartoe gekomen om te kibbelen over het verleden. Gedane zaken nemen geen keer.’
‘Wat een medeleven,’ mompelde hij.
‘Je hebt er niets aan om medelijden met jezelf te hebben.’ Ze veegde een denkbeeldig stofje van haar uniform. ‘Ze zegt dat je niet één keer langs bent geweest.’
‘Ik wil haar niet zien.’
‘Oké, ze is niet perfect, maar ze is wel je moeder.’
‘En jij bent wel mijn zus, maar dat betekent nog niet dat ik je mag.’ Wat had hij ernaar verlangd om die woorden uit te spreken! Maar nu hij dat had gedaan, was hij net zo geschokt als zij. Misschien was zijn overmoed veroorzaakt door de herinnering aan zijn laatste bloederige moord, de herinnering aan dat machtsgevoel. Het was zo bedwelmend dat hij er roekeloos van werd.
‘Wat zei je daar?’ Haar strakke mond stond nu enigszins open.
Dit was bijna net zo goed als haar een blik gunnen in zijn diepvriezer!
‘Je hebt me wel gehoord.’
‘Stank voor dank,’ siste ze. ‘Besef je wel wat ik allemaal heb opgegeven om ervoor te zorgen dat jij alles kreeg wat je nodig had?’
Ze had hem nooit gegeven wat hij nodig had. Niemand had hem dat ooit gegeven. Toch staakte hij zijn aanval. ‘Ik maakte maar een grapje,’ mompelde hij, terwijl hij zijn emoties onder bedwang probeerde te houden.
‘Nou, dat was bijzonder grappig, hoor! Geen wonder dat je nooit vrienden hebt kunnen maken. Had ik maar een normaal broertje gehad, die voor zichzelf kon zorgen, dan zou mijn leven misschien niet zo’n hel zijn geweest.’
Hoe vaak had hij dat al niet gehoord? Vanwege dit soort opmerkingen had hij toen ze dertien was haar kat doodgemaakt en in haar rugzak gestopt. Valerie had de schuld gegeven aan een meisje op school dat haar altijd pestte om haar armoede. Nooit was ze te weten gekomen dat hij het had gedaan. Maar die avond had hij genoten van haar tranen. Ze had de straf verdiend. Hij gaf mensen alleen maar wat ze verdienden.
‘Ben je daarom gekomen?’ vroeg hij. ‘Om me over te halen moeder op te zoeken, zodat ik met tranen afscheid van haar kan nemen, voordat ze afreist naar het hemelse paradijs?’
‘Ik heb geen illusies dat ze naar de hemel gaat. Soms haat ik haar net zo erg als jij, maar… ik denk aan later, aan het feit dat we nooit meer vrede met haar kunnen sluiten, als we het nu niet doen.’ Een tijdje observeerde ze hem, waarna ze een diepe zucht slaakte. ‘En ik dacht dat het jou goed zou doen om eindelijk de strijdbijl te begraven.’
‘Ik ben heel gelukkig zoals het is.’
‘Gelukkig? Jij?’ merkte ze schamper op. ‘Je bent veertig, je hebt geen vrienden en je woont in een krot.’
Wat deze provocatie erger maakte dan andere, wist hij niet, maar opeens greep hij haar pols, waarop die blik in haar ogen kwam. De flits van angst die zijn behoefte aan overwicht voedde.
‘Laat me los. Je doet me pijn!’ Ze probeerde gebiedend te klinken, zoals ze gewend was, maar de lichte aarzeling maakte hem duidelijk dat ze niet meer zo zeker van zichzelf was. Hij kon dit. Hij kon haar doden, net als die anderen. Ze was niet bijzonder, niet anders dan een ander kwetsbaar mens. Niet meer.
‘Dat is juist wat ik wil,’ fluisterde hij.
‘Je bent gek! Dat heb ik altijd al geweten.’ De angst was nu onmiskenbaar. Haar neusgaten sperden zich wijd open, haar ogen werden groot.
Het gevoel van macht nam de overhand, macht die het tegengif was voor dat hulpeloze gevoel dat hem al die andere keren had geplaagd.
‘Laat me los, voordat je iets doet waarvan je spijt krijgt!’
‘Hier krijg ik geen spijt van,’ verzekerde hij haar. ‘Ik ga je pijn doen en pijn doen en nog meer pijn doen, totdat je me op je knieën smeekt om op te houden. En dan snijd ik je hart uit je lijf en stop het in mijn diepvriezer.’ Hij glimlachte. ‘Ik wil echt iets bijzonders hebben als souvenir van dit moment.’
‘Mijn hemel,’ fluisterde ze, en hij besefte dat ze wist dat het hem ernst was.
Romain voelde zich nutteloos, terwijl Jasmine achter haar computer druk bezig was met allerlei pogingen om het filmpje het formaat te geven dat de meeste servers konden behappen, zodat ze het per e-mail kon versturen. Het was haar inmiddels gelukt om degene te spreken naar wie ze de video-opname wilde mailen.
Eigenlijk wist Romain niet zo zeker of hij wel wilde weten of hij al dan niet het schot had gelost. Vooral omdat hij nu twijfelde aan iets waar hij al die tijd zo overtuigd van was geweest: dat Moreau zijn dochter had vermoord.
‘Mag ik deze even lenen?’ vroeg hij.
Ze keek lang genoeg op om te zien waarover hij het had. ‘Tuurlijk.’
Hij pakte haar mobiele telefoon, liep er het internetcafé mee uit en belde Huffs nummer in Colorado.
Huffs vrouw, Marcie, nam op. Haar man was weg voor zaken. Ze vroeg hoe het met hem ging en leek oprecht geïnteresseerd.
‘Goed,’ antwoordde hij, en het was waar. Sinds hij uit de gevangenis was gekomen, was het niet zo goed met hem gegaan als nu. En dat had alles met Jasmine te maken, hoewel hij daar liever niet al te lang bij stil wilde staan. ‘Wanneer is Alvin vertrokken?’
‘Een paar dagen geleden. Hij had gisteren terug moeten zijn voor kerst, maar hij belde dat er iets belangrijks tussen was gekomen en dat hij het niet redde.’
‘Heeft hij toevallig gezegd waar hij heen ging?’
‘Hij zit in New Orleans. Hij vroeg me of ik jou zijn mobiele nummer kon geven, als je belde. Hij heeft geprobeerd je te bereiken.’
Romain greep de telefoon steviger vast. ‘Heeft hij nog details gegeven?’
‘Nee, maar dat doet hij nooit,’ merkte ze lachend op. ‘Pas als een zaak voorbij is, vertelt hij me er soms over. Heb je een pen bij de hand?’
‘Momentje.’ Hij liep het café weer in en vroeg om een pen en een servetje om op te schrijven. Jasmine zat nog steeds op dezelfde plek. Ze staarde met zo’n intensiteit naar het scherm, dat hij besefte dat ze op iets belangrijks was gestuit. Met zijn blik op haar gespannen rug gericht, krabbelde hij het nummer dat Marcie opgaf op het servetje, waarna hij het gesprek beëindigde en direct naar haar toe liep. ‘Wat is er?’ vroeg hij. Eigenlijk verwachtte hij dat ze hem zou vertellen dat er bekend was geworden dat er de afgelopen nacht een vrouw was vermoord, zoals ze had gedroomd.
Maar dat was het niet.
Ze wees naar het scherm. ‘Ik kreeg dit bericht van Pearson Black. Hij heeft het gisteren gemaild naar de mailbox van De Laatste Linie. Skye heeft het vervolgens naar mijn eigen mailadres doorgestuurd.’
Het was kort. Er stond alleen: ‘Heb je gevonden wat je zocht?’
Als de vraag door iemand anders was gesteld, zou Romain niet aan de oprechtheid hebben getwijfeld. Maar omdat de woorden afkomstig waren van de man die hij wantrouwde om de rol die hij had gespeeld in het onderzoek naar de moord op zijn dochter, kon dit net zo goed een uitdaging zijn. ‘Hij weet iets.’
‘Ja, dat denk ik ook.’
‘Kun je hem verleiden te vertellen wat hij weet?’
Ze klikte op Instant Message en zag dat Black online was. ‘Wie was de dode man?’ toetste ze in.
Ze wachtten enkele minuten, waarin Jasmine ondertussen een privédetective uit Californië belde die Jonathan heette. Ze vroeg hem alle mogelijke gegevens te verzamelen over de Moreaus en Pearson Black. Toen ze keek of er een bericht was, had Black al geantwoord.
‘Daar ben je dus. Waar heb je gezeten?’ las ze hardop voor. ‘Ik dacht dat ik je weer zou zien.’
‘Hij lijkt niet echt verbaasd over je vraag over de dode man,’ merkte Romain op. ‘De meeste mensen zouden vragen over welke dode man je het hebt.’
‘Dat zou je inderdaad verwachten.’ Ze stelde hem weer een vraag: ‘Was jij degene die me in de kelder opsloot?’
CopBedTimeStories: Je hebt me gekwetst. Waarom verdenk je me daarvan?
JazzStratford: Je was de enige die wist dat ik erheen ging.
CopBedTimeStories: Je bent niet echt onzichtbaar.
JazzStratford: Je hebt mijn vraag niet beantwoord.
CopBedTimeStories: Welke vraag?
JazzStratford: Wie was de dode man?
Toen er geen antwoord meer kwam, vreesde Romain dat ze hem kwijt waren. Maar net op het moment dat hij wilde voorstellen weg te gaan, greep ze hem bij de arm.
‘Kijk eens!’
CopBedTimeStories: Jack Lewis, Geb. 12/8/54; Laatst gezien: Longsford Community Center. Hij was de chauffeur van een busje dat kinderen van school naar een naschoolse opvang reed.
JazzStratford: Hoe weet je dat?
Het antwoord van Black bestond uit één zin en was geen antwoord op de vraag: ‘Zeg niet dat ik nooit iets voor je heb gedaan.’
Ze schreef: ‘Wie heeft hem gedood?’
‘Dat weet niemand,’ luidde het antwoord. En dat was het. Daarna reageerde hij niet meer.
‘Wat denk jij ervan?’ vroeg ze aan Romain, terwijl ze achterover in haar stoel leunde.
Hij toetste het nummer in dat Marcie Huff hem had gegeven. ‘Ik geloof dat Huff in New Orleans zit, en we hebben zijn hulp hierbij nodig.’
Ze stond zo snel op, dat haar stoel bijna omviel. ‘Wat doet hij hier?’
‘Blijkbaar is hij hier voor zaken. Volgens zijn vrouw heeft hij geprobeerd in contact met me te komen.’
Maar Huff nam niet op. Romain kreeg zijn voicemail.
‘Dit is Romain. Bel me terug,’ sprak hij in, waarna hij Jasmines nummer doorgaf.
Ze wachtten tot het donker was en reden toen naar het huis van de Moreaus. Het zag er precies zo uit als op de foto’s die hij in de rechtszaal had gezien, nu bijna vier jaar geleden. Dezelfde slonzige aanblik vanaf de stoep, dezelfde schilferende verf, dezelfde verwaarloosde en geïsoleerde sfeer. Het feit dat zijn dochter onder volkomen andere omstandigheden in dit huis was geweest, maakte pijnlijke herinneringen los.
Zoals het telefoontje dat hij had ontvangen van de naschoolse opvang die hem had verteld dat Adele niet meer bij haar vriendinnetje was en ook niet was thuisgekomen. De surrealistische hectische dagen die daarop waren gevolgd, waarin hij slechts heel kort had geslapen en ieder moment folders had uitgedeeld, de buurt in was gegaan, had samengewerkt met de politie en een beroep had gedaan op de media.
Vier weken later was rechercheur Huff aan zijn deur verschenen om hem te vertellen dat Adeles lichaam was gevonden. Het telefoontje van de buurman die een verdachte had genoemd: Francis Moreau. Het gesprek waarin Huff alle bewijzen had genoemd die hij in het huis van Moreau had aangetroffen. De eerste keer dat hij Moreau in de rechtszaal had gezien. Alles kwam terug. Het werd hem bijna te veel.
Tot zijn verbazing vroeg Jasmine niet of het ging. In plaats daarvan legde ze, in een gebaar van medeleven en steun, een hand op zijn rug. ‘Ik heb de trekker overgehaald,’ uitte hij met moeite. ‘Ik zou het zo weer doen. Nu.’
‘Dat is de vraag,’ reageerde ze kalm. ‘Wil je liever in de auto wachten?’
Na een diepe ademhaling schudde hij zijn hoofd. ‘Nee, ik wil deze plek met eigen ogen zien.’
‘Volgens mij is er niemand thuis.’ Ze had al gezegd dat de wagen waarin ze Phillip had zien rijden er niet stond en evenmin de oude Buick die in de oprijlaan had gestaan.
‘Wat doet de moeder van Francis voor de kost?’ vroeg hij zacht.
‘Dat weet ik niet,’ antwoordde ze. ‘De buurvrouw vertelde me dat ze ’s nachts werkt, maar ze zei niet waar. De privédetective die ik heb gebeld, toen je onze pizza’s haalde, heeft me verteld dat ze jaren geleden een verpleegopleiding heeft gevolgd, dus het kan best dat ze nog steeds als verpleegkundige werkt.’
Ze parkeerden de auto twee straten verderop en liepen terug naar het huis. Romain zag dat er eieren tegen een raam waren gegooid. ‘Zo te zien zijn ze niet geliefd.’
‘Degene die de eieren heeft gegooid, kan daar maar beter mee ophouden,’ zei ze. ‘Ze beseffen niet hoe gevaarlijk dat kan zijn.’
Ze bereikte als eerste de achterdeur. Romain bleef wat achter en deed zijn best om zich niet de verwarring en angst voor te stellen die zijn dochter moest hebben gevoeld op het moment dat ze door een vreemde naar binnen was gedwongen.
‘Hoe komen ze ertoe?’ vroeg hij zachtjes, op het moment dat hij naast haar kwam staan. ‘Hoe komt een man zo verdorven als Moreau?’
‘Ik wou dat ik het je kon vertellen,’ fluisterde ze. ‘De meeste seriemoordenaars hebben een moeilijke jeugd gehad, zijn mishandeld. Maar verder is er nog weinig over bekend. Lustmoordenaars zijn structureel anders. En omdat we hun gedrag niet kunnen verklaren, noemen we het pathologisch.’
Romain klopte op de deur. Niemand deed open, maar dat was geen verrassing. Er scheen geen licht in huis, althans niet zichtbaar.
‘Dustin is thuis,’ zei hij.
‘Hoe weet je dat?’
‘Ze nemen hem nooit ergens mee naartoe. Zelfs niet naar de rechtszaal, waar zijn broer terechtstond voor moord.’ Hij klopte nog een keer.
‘Maar zelfs als hij thuis is, kan hij niet opendoen.’
‘Ik kan zonder zijn hulp binnenkomen.’
‘Je gaat toch niet inbreken?’
‘Jawel.’
Ze greep zijn arm. ‘Hier is al eens een man vermoord. Wil je het volgende slachtoffer worden?’
‘Dat risico neem ik.’
‘Maar als we worden betrapt –’
‘We worden niet betrapt, want jij gaat terug naar de auto.’
Ze balde haar handen tot vuisten. ‘Vergeet dat maar! Je bent nog steeds voorwaardelijk vrij, is het niet?’
Hij gaf geen antwoord, maar ze wist dat het zo was. ‘Als ze je betrappen, moet je weer de gevangenis in!’
Zwijgend nam hij haar in zijn armen en gaf haar een lange kus, voor het geval het de laatste was. ‘Over de politie maak ik me nog het minst zorgen.’ Hij liet zijn mond langs haar hals glijden en liet haar vervolgens opeens weer los.
‘Houd op met me te zoenen!’ fluisterde ze gejaagd.
‘Waarom?’
‘Omdat ik het niet prettig vind.’
‘Je vindt het wel prettig, maar je vertrouwt me niet meer. En terecht. Ik zou mezelf ook niet vertrouwen.’
‘Bedankt voor de waarschuwing.’
‘Graag gedaan. En ga nu terug naar de auto.’
Ze pakte zijn arm vast. ‘Doe dit niet, Romain. We kunnen terugkomen wanneer Phillip thuis is. We moeten hém spreken. Ik kreeg het gevoel dat hij me iets wilde vertellen.’
‘Die krijgen we ook nog wel te spreken, maar ik wil deze kans aangrijpen om Dustin te zien.’
‘De man die achter me aan ging heeft op de een of andere manier een connectie met dit huis,’ zei ze met klem. ‘Hij zou binnen kunnen zijn.’
‘Er is niemand binnen, behalve Dustin misschien.’
‘De vorige keer was er ook iemand thuis terwijl ik dat niet had verwacht.’
‘Ga naar de auto toe. Als ik binnen tien minuten niet terug ben, waarschuw dan een van de buren of gebruik je mobieltje om hulp te roepen.’
Koppig bleef ze achter hem staan. ‘Nee, als jij naar binnen gaat, ga ik met je mee.’
Hij moest toegeven dat ze moedig was, maar hij wilde niet dat ze gevaar liep. ‘Hier zijn geen twee mensen voor nodig.’
Ze aarzelde, keek nerveus naar het huis en beet op haar onderlip.
‘Als je niet meegaat, maak ik me minder zorgen. Ga in de auto zitten, doe de portieren op slot en zorg dat ze je van buitenaf niet kunnen zien. Ik ben over enkele minuten weer bij je.’
Vloekend draaide ze zich om en liep weg. Maar een tel later keerde ze terug en trok ze zijn gezicht naar zich toe om hem een kus te geven die nog langer en heter was dan de vorige. ‘Doe voorzichtig,’ fluisterde ze, waarna ze hem losliet en wegliep.
Hij staarde haar na. Door haar verlangde hij naar dingen waarnaar hij sinds Pams dood niet meer had verlangd.
Ineens hoorde hij een geluid uit het huis komen. Hij spitste zijn oren en besefte dat het volume van een televisie hoger was gezet. Er was dus iemand thuis.
Dustin?
Waarschijnlijk. Waarom hij de tv zo luid had gezet, was hem een raadsel, maar het zou de geluiden die hij maakte overstemmen en dat kwam hem goed uit.
Hij brak het ruitje van de deur, beschermde zijn hand met de mouw van zijn leren jack, stak zijn hand door het gat en deed de deur van het slot.