Hoofdstuk 10
Het lichaam lag er al een tijd. Lang genoeg om volledig tot ontbinding te zijn overgegaan. Jasmine was niet van plan om het hele skelet uit te graven om daarover zekerheid te krijgen, maar de schedel die ze had blootgelegd vertoonde slechts nog een klein stukje leerachtige huid en een pluk zandkleurig haar. Er zaten nog tanden in de kaak, maar de ogen waren uiteraard verdwenen.
Dit was geen kind. Dat maakte het trouwens niet minder weerzinwekkend. Rillend, meer van de schok en de angst dan van de kou, liep ze achteruit. Wat was er gebeurd voordat deze arme ziel hier in de kelder van Moreau was begraven?
Haar geest creëerde een beeld van een wanhopig gevecht, maar meer kreeg ze niet te zien.
Ze moest hier uit zien te komen, voordat iemand besefte wat ze had ontdekt. Voordat degene die haar had opgesloten terugkeerde. Voordat ze zou wegrotten in een ondiep graf zoals het lijk dat ze net had ontdekt.
Opnieuw nam ze geluiden boven haar hoofd waar. Snel keerde ze terug naar het luik, vanwaar ze om hulp kon roepen. Maar halverwege bleef ze staan. Het onthulde lichaam kon ze zo niet laten liggen. Als de persoon die zich in het huis bevond dit op zijn geweten had, en hij of zij ontdekte dat Jasmine de resten had gevonden, zou het nog onwaarschijnlijker zijn dat ze de dag overleefde.
Ze moest het lichaam bedekken.
Alle moed verzamelend die ze in zich had, keerde ze terug naar het lichaam. Bevend en oncontroleerbaar mompelend slaagde ze erin haar zaklamp en handen te gebruiken voor het herbegraven. Tegen de tijd dat ze klaar was, zou niemand kunnen zien dat ze had gegraven. Althans, niet vanaf het luik. Daarvoor was het te donker.
Om niet te hoeven kijken, kneep ze haar ogen stijf dicht. Ze duwde de modderige aarde over het witte overhemd en de eigenaardig ogende torso en werkte naar de schedel toe. Het ging langzaam. Het kostte haar moeite om haar armen de commando’s van haar hersenen te laten opvolgen. Ze was te bang dat haar vingers de huid, botten of het haar zouden aanraken en wilde niet stilstaan bij het idee dat dit ooit een levend mens was geweest.
Eenmaal klaar, bleef er een lichte ophoging te zien. Ze probeerde hem zo goed mogelijk te pletten, waarna ze terug kroop naar het luik en nog meer met modder werd overdekt, maar ze kon niet staan, niet lopen. Haar benen konden haar gewicht niet meer dragen. Het was alsof al haar botten in gel waren veranderd. Ze had in haar leven al heel wat gruwelijke dingen gezien, maar meestal op een aangewezen ‘plaats delict’ waar politiemensen de wacht hielden. In dat soort situaties kon ze een zekere afstand bewaren, op een verstandelijke manier evalueren, analyseren en aannames doen.
Nu verkeerde ze zelf in levensgevaar.
‘Hallo!’ Ze bracht haar vuisten, die aanvoelden als gewichten van tien kilo, naar het luik en bonsde ertegen. ‘Help! Help alsjeblieft! Ik zit opgesloten. Help!’ Even later sloeg ze er met de achterkant van de zaklamp op, en uiteindelijk hoorde ze het gekraak dichterbij komen.
Ze wist niet wat ze had verwacht, maar in ieder geval niet het vriendelijke gezicht van de vrouw die haar van boven aanstaarde.
‘Waar kom jij vandaan?’ vroeg ze. Haar blauwe ogen waren groot van schrik geworden.
Jasmine barstte bijna in tranen uit. Deze vrouw was niet gevaarlijk. Met haar zachte witte haar en het kettinkje waaraan haar bril hing, deed ze Jasmine denken aan een gemiddelde Amerikaanse grootmoeder.
‘Iemand heeft me hier opgesloten,’ stamelde ze.
‘Wie dan?’ Een tweede vrouw kwam in beeld, veel jonger dan de andere vrouw en tamelijk aantrekkelijk.
‘Ik… Ik weet het niet.’ Het viel niet mee om het klappertanden te onderdrukken. ‘Ik heb hem niet gezien.’
‘Ik zei je toch al dat ik wat hoorde, Beverly!’ riep de jongere vrouw uit.
Dus de oude vrouw was Mrs. Moreau, Beverly. Jasmine had haar naam zien staan als de getuige door wie de zaak was gestaakt.
‘Het is maar goed dat je me hebt geroepen,’ zei ze tegen de jongere vrouw, maar er klonk toch iets van wrevel in door.
‘Ik wilde je eigenlijk niet storen. Ik weet dat je nachtdienst hebt en overdag je rust nodig hebt. Maar ik vond het ook niet goed om zonder jou op zoek te gaan naar de bron van het geluid.’
‘Niemand houdt van bemoeizuchtige buren,’ beaamde Mrs. Moreau. ‘Nou, waar is die trap van mij gebleven?’
Niet veel later lieten de twee vrouwen de trap zakken en klom Jasmine uit de kelder naar boven.
‘Kijk nou toch eens! Je zit onder de modder!’ riep Mrs. Moreau uit. ‘Wat heb je daar beneden gedaan?’
Een seconde eerder had Jasmine op het punt gestaan om snikkend alle details uit de doeken te doen en voor te stellen de politie op de hoogte te brengen. Deze vrouwen wisten vast en zeker niet wat daar begraven lag en zouden net zo gechoqueerd zijn als zij. Maar Mrs. Moreaus vraag gaf haar tijd om na te denken. Zou de gemiddelde mens zich niet eerder afvragen hoe ze in de kelder was beland?
‘Ik heb geprobeerd om eruit te komen.’ Ze kneep haar handen dicht, zodat ze het vuil niet onder haar nagels konden zien.
‘Arme meid!’ riep de jongere vrouw uit. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Ik kwam naar het huis om Mrs. Moreau te spreken en –’
‘Waarom wilde u me spreken?’ vroeg Beverly scherp. ‘Ik heb u nooit ontmoet.’
‘We kennen elkaar niet. Ik ben Jasmine Stratford en ik werk voor een bureau voor slachtofferhulp. Ik wilde u vragen of uw zoon –’
‘Phillip is niet in de stad.’
‘Is dat zo?’ Die informatie scheen de jongere vrouw te verbazen. ‘Ik ben trouwens Tattie,’ zei ze tegen Jasmine. ‘Ik woon hiernaast.’
‘Aangenaam,’ mompelde Jasmine, maar Tattie luisterde niet.
‘Waar is Phillip?’ vroeg Tattie aan Beverly.
‘Hij is naar Lafayette gegaan om die vrouw te ontmoeten die hij via internet heeft leren kennen.’ Ondertussen schonk ze een glas water in voor Jasmine.
Jasmine nam het glas aan, maar voelde zich te slecht op haar gemak om te drinken. Aan het huis lag het niet, dat was brandschoon. Het was een enorm contrast met de berg vuil buiten bij de achterdeur en de algehele indruk van verwaarlozing in de tuin. De keuken rook vaag naar katten, wat geen wonder was, want in de keuken waren er al drie te zien. Maar alles oogde keurig opgeruimd en schoon. Op de keukentafel lag een krant of een tijdschrift. ‘Ik had het over Francis.’
Beverly Moreaus mond verstrakte. ‘Francis is dood.’
Onwillekeurig vroeg ze zich af of Mrs. Moreau haar zoon, de maatschappij, zichzelf of Fornier de schuld gaf van die harde realiteit. Ze gaf in ieder geval iemand de schuld. ‘Daarover heb ik iets gelezen.’ Ze kon zich er niet toe zetten te zeggen dat het haar speet. Niet na wat ze in de kelder had aangetroffen. ‘Ik hoopte dat u me zou kunnen vertellen of hij ooit in Cleveland is geweest.’
‘Hij reisde overal naartoe,’ antwoordde Tattie. ‘Hij was vrachtwagenchauffeur en reed voor een lampenbedrijf. Nietwaar, Bev?’
‘Ja, net als zijn vader.’ Mrs. Moreau sloot het kelderluik en plaatste de dingen terug die waren verplaatst om het luik open te krijgen.
‘Hoe lang geleden was hij daarmee begonnen?’ vroeg Jasmine aan de buurvrouw.
‘Waarom heb je belangstelling voor de details van het leven van een man die je nooit hebt gekend, een man die al dood is?’ wilde Mrs. Moreau weten, voordat Tattie kon antwoorden. ‘En dat na wat je net hebt meegemaakt?’
‘Waarom zou iemand je willen opsluiten in de kelder?’ vroeg Tattie.
‘Ik heb geen idee.’
‘Moeten we de politie bellen? Ben je gewond? Hoe kunnen we de persoon vinden die je dit heeft aangedaan?’
Deze vragen kwamen van de buurvrouw en niet van Mrs. Moreau. De moeder van Francis scheen niet al te bezorgd, wat Jasmine een nog ongemakkelijker gevoel bezorgde. Maar ze besloot daar later bij stil te staan. Nu wilde ze zo snel mogelijk dit huis uit. ‘De politie kan niets doen.’ Ze zouden niet eens de kelder in kunnen zonder huiszoekingsbevel, tenzij Mrs. Moreau dat toeliet, en dat was niet te verwachten.
‘Weet je het zeker?’ drong Tattie aan.
‘Ja. Het is te snel gebeurd. Ik heb niet eens zijn gezicht gezien.’ Alleen de sigarettenpeuken.
Tattie schudde haar hoofd. ‘Dat moet angstaanjagend zijn geweest.’
‘Maar je bent tenminste niet gewond geraakt,’ merkte Mrs. Moreau op.
Jasmine zette het glas water op tafel. Mrs. Moreau was waarschijnlijk niet degene die haar had opgesloten, daar had ze de kracht niet voor, maar ze wist er wel van. Ze had niet opengedaan, toen Jasmine op de deur had geklopt, terwijl ze wel thuis was. En ze had pas gereageerd op Jasmines hulpgeroep, toen de buurvrouw was gekomen.
Waarschijnlijk had de tussenkomst van de buurvrouw haar leven gered. ‘Ja, ik ben tenminste niet gewond,’ beaamde ze. ‘Maar hij is ervandoor gegaan met mijn tas.’
‘Dus het was een tasjesdief,’ concludeerde Tattie. ‘Weet je zeker dat je de politie niet wilt bellen? De kans is klein dat ze je tas terugvinden, maar het is de moeite waard om het aan te geven.’
‘Dat doe ik later wel. Het enige wat ik nu nodig heb, is een rit naar het autoverhuurbedrijf, zodat ik de reservesleutels kan krijgen.’
‘Ik breng je waar je maar wilt.’ Mrs. Moreau gaf haar een tikje op haar hand, en het scheelde weinig of Jasmine was teruggedeinsd voor die eeltige vingers. Ze stond al op het punt te zeggen dat ze toch liever ging lopen, toen Tattie met een alternatief kwam.
‘Nee, Bev. Blijf jij maar hier bij Dustin.’
Dustin? Wie zou dat zijn? Voor ze ernaar kon vragen, kwam Tattie al met een verklaring. ‘Beverly’s andere zoon heeft extra aandacht nodig. Ik breng je wel.’
Dat Mrs. Moreau nog een derde zoon had, was nieuw voor haar, en ze vond het te lomp om te vragen wat hem mankeerde. ‘Ik vind het vreselijk om je tot last te zijn,’ zei ze tegen Tattie. ‘Als je me liever veertig dollar leent voor een taxi, dan beloof ik je dat terug te betalen, zodra ik bij mijn eigen geld kan komen.’
Tattie wierp een blik op haar horloge. ‘Ik hoef mijn jongste pas over een uur op te halen. Ik heb tijd.’ Ze stond op. ‘Waarom bel je het verhuurbedrijf niet om te vertellen wat er is gebeurd? Dan haal ik ondertussen mijn tas.’
Jasmine stond direct achter haar. Ze was niet van plan om alleen in het huis achter te blijven. ‘Ik zeg wel wat er is gebeurd, wanneer we er zijn.’
Tattie haalde haar schouders op. ‘Oké.’
‘Ik kan me niet voorstellen dat iemand je tas heeft gestolen en je in de kelder heeft opgesloten,’ merkte Tattie op, terwijl ze naar de voordeur liepen. ‘En dat midden op de dag. Je zou toch denken dat het dan veilig is. Het grootste gedeelte van de wijk is toch veilig.’
En toch had hier een man gewoond die op zijn minst kinderen had mishandeld. Jasmine vroeg zich af hoe lang Tattie al de buurvrouw was en of ze het verhaal van Francis Moreau kende.
‘Het was een geluk dat ik op weg was naar de bibliotheek en je toevallig hoorde,’ vervolgde Tattie. ‘Anders had je er misschien nog uren gezeten! Of misschien wel de hele nacht. Beverly hoort niets boven de tv uit. Is het geen geluk dat ik naar buiten kwam, Bev?’
Mrs. Moreau, die hen naar de deur volgde, beaamde het, maar Jasmine betwijfelde of ze dat ook echt meende. Ze loog over de tv. Jasmine had op de voordeur geklopt, was om het huis heen gelopen en had het afgelopen uur in de kelder doorgebracht. Als de tv zo luid aanstond, waarom had ze dan niets gehoord?
Wat was Mrs. Moreau met haar van plan geweest? Zou ze de man hebben vermoord die in de kelder lag? Of beschermde ze degene die het had gedaan?
‘Dank u dat u me hebt gered,’ zei Jasmine tegen Mrs. Moreau, voordat ze naar buiten stapte. Ze wist dat de vrouw niets zou hebben gedaan als de buurvrouw niet tussenbeide was gekomen, maar ze wilde een reactie uitlokken.
‘Ik ben blij dat u in veiligheid bent,’ zei ze met een glimlach. ‘Het zou zo anders hebben kunnen aflopen.’
Net als met de man in het witte overhemd. ‘Als Tattie niet was gekomen…’ mompelde Jasmine.
‘Ja, als Tattie niet was gekomen.’ Ze knikte. ‘Misschien moet u in de toekomst wat voorzichtiger zijn. Ik denk niet dat het veilig is om rond te snuffelen in de huizen van andere mensen, denkt u ook niet?’
Een rilling gleed over haar rug. ‘Ik dacht dat u niet wist dat ik hier was?’
‘Dat wist ik ook niet,’ zei ze. ‘Dat was een algemeen advies.’
Hoewel ze nog een vraag wilde stellen, aarzelde ze even.
Van boven weerklonk een stem. ‘Mam? Kom je, mama? Mam? Wat is er aan de hand?’
‘Ik moet naar boven,’ zei Mrs. Moreau abrupt, waarna ze de deur dichtdeed.
‘Die familie heeft zoveel doorgemaakt,’ merkte Tattie op, terwijl ze naar het blauwe buurhuis liepen.
Jasmine wilde de politie zo snel mogelijk naar het lichaam in de kelder leiden en was benieuwd wat Mrs. Moreau dan zou zeggen. Eigenlijk kon ze nauwelijks aan iets anders denken, maar ze was ook geïnteresseerd in wat Tattie haar zou vertellen, dus dwong ze zich te luisteren.
‘Wat is er mis met Dustin?’
‘Hij lijdt aan een of andere neurologische stoornis. De artsen weten niet wat het is. Ze dachten dat het multiple sclerose was, maar zijn hersenen vertonen niet de gangbare kenmerken daarvan. Toen dachten ze dat het lupus was. Nu weet ik niet hoe ze het noemen.’
‘Dus hij is invalide?’
‘Min of meer.’
‘En Phillip?’
‘Die is godzijdank goed. Eigenlijk is hij de enige normale jongen van de drie.’
‘Dus je wist het van Francis?’
‘Natuurlijk. Dankzij de media weet iedereen het.’
Ze waren bij Tatties voordeur aangekomen. ‘Heb je hem gekend?’ vroeg ze, terwijl Tattie de deur opende.
‘Niet erg goed.’
‘Denk je dat hij Adele Fornier heeft vermoord?’
‘Waarschijnlijk. Aan de buitenkant was het een aardige jongen, maar hij was niet goed bij zijn hoofd. Je hoefde niet lang bij hem in de buurt te zijn om dat te beseffen.’ Ze liet Jasmine binnen. ‘Kun je je voorstellen wat het voor een moeder moet zijn om een zoon te hebben die een kindermoordenaar is? Dat moet moeilijker zijn dan wat dan ook.’
Onder andere omstandigheden zou Jasmine het daarmee eens zijn. Maar Beverly Moreau was geen doorsnee moeder.
Beverly Moreau stond naast de aarde onder haar huis, die niet zo lang geleden was omgewoeld, met haar mobiele telefoon tegen haar oor en een digitale camera in haar andere hand, een man te bellen die ze Peccavi moest noemen. Ze wist dat het een Latijns woord was, dat het te maken had met zonde, maar wat het precies betekende wist ze niet. Toen ze er een keer naar had gevraagd, had ze geen antwoord gekregen… slechts een flauwe glimlach.
‘Ik kom eraan,’ zei hij kortaf. ‘Weet je wel hoe lastig het voor me is om in deze tijd van het jaar weg te gaan? Ik kom zo snel mogelijk.’
Ze onderzocht de camera die in de buurt van de deur had gelegen. Hoewel hij met modder was bedekt, werkte hij nog. ‘We hebben problemen,’ deelde ze hem mee, terwijl ze de foto’s bekeek die Jasmine Stratford had gemaakt.
‘Geen paniek. Alles komt goed.’ Zoals gewoonlijk klonk hij ongeduldig.
‘Het komt helemaal niet goed!’ beet ze hem toe. ‘Ze heeft Jack gevonden toen ze hier was.’ Bijna gebruikte ze Peccavi’s echte naam, maar ze hield zich op het laatste moment in. Ze wilde hem niet nog meer tegen zich in het harnas jagen. Maar ze vond het lastig om die bijnaam te onthouden, vooral nu ze zo van streek was.
‘Wat bedoel je met “toen ze hier was”?’ Zijn stem klonk dreigend. ‘Ze kan er maar beter nog zijn.’
Ze veegde wat modder van de camera. ‘Dat is ze niet.’
Hij vloekte. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Mijn buurvrouw hoorde haar schreeuwen. Ze stond in mijn keuken, en ik kon echt niet voorwenden dat ik niets hoorde.’
Er volgde nog meer gevloek. ‘Die verdraaide buurvrouw is veel te nieuwsgierig.’
Beverly mocht Tattie wel. Ze was nieuwsgierig, maar ze meende het goed. Ze was de enige in de buurt die medeleven had getoond toen Francis was doodgeschoten. ‘Dus wat ga je doen? Ga je haar van kant maken?’
‘Hou verdorie je mond! We zitten aan de telefoon. Ik zeg alleen maar dat Phillip het probleem had moeten oplossen, voordat de buurvrouw erbij betrokken raakte.’
‘Hij heeft haar opgesloten in de kelder. Dat was het beste wat hij kon doen.’
‘Het beste wat hij kon doen?’
‘Het oplossen van dat soort problemen is jouw sterke kant, niet de onze.’
‘Er is niets speciaals voor nodig. Alleen een knuppel en de moed om het te doen.’
‘Phillip heeft andere dingen aan zijn hoofd.’
‘Dat zal wel.’
Ze nam niet de moeite om in discussie te gaan. Beiden wisten ze dat haar zoon was vertrokken om de situatie te ontvluchten. Hij hield niet van het geschreeuw, noch van de wetenschap dat hij de oorzaak was dat Jasmine Stratford opgesloten zat… en wat er daardoor zou gebeuren. Toch was ze boos dat hij haar in de steek had gelaten op het moment dat ze hem het hardst nodig had. Maar hij had tenminste een geweten. Als Francis iets meer op Phillip had geleken, zou ze hem misschien ook nog hebben.
‘Hij komt snel terug,’ zei ze. Althans, dat hoopte ze. Phillip vertoonde steeds vaker onvoorspelbaar gedrag. Soms was ze bang dat hij zou toegeven aan de depressie die hem plaagde en zelfmoord zou plegen, of hen allemaal zou aangeven. Maar ze was niet van plan om haar zorgen met Peccavi te delen. Ze wist precies wat hij zou doen. Er mochten geen zwakke schakels zijn. Dat was zijn devies. Jack was een zwakke schakel geworden, en Peccavi had hem doodgeschoten, zomaar, pardoes. Daarna had hij niet het risico willen nemen om het lichaam te vervoeren en hem in haar kelder begraven.
‘Phillip is een mietje! Hij heeft ons in de nesten gewerkt!’
‘Hij komt terug,’ zei ze opnieuw.
‘En waar is de Stratford-vrouw nu?’
Nadat ze het bandje van de camera om haar pols had gewikkeld, klom ze de trap op die ze Jasmine had aangereikt. ‘Ze is net weggereden met mijn buurvrouw.’
‘Neem contact op met Phillip en zeg hem dat hij bij het huis wegblijft tot de politie langs is geweest.’
‘Wegblijven?’ Ze deed het luik dicht. ‘Waarom?’
‘Ik wil dat degene die langskomt met jou te maken krijgt.’
Omdat ze niet zouden geloven dat zij gevaarlijk kon zijn. Dat begreep ze. Maar ze begreep niet dat Peccavi het risico nam dat de politie Jacks lichaam ontdekte. ‘Wil je… je weet wel niet op een andere plek leggen?’
‘Nee. Raak het niet aan. Het is gebeurd voordat Francis zich in de nesten heeft gewerkt. We zullen ervoor zorgen dat hij de schuld krijgt. Iedereen weet wat een zieke schoft hij was. En de politie hoopt op een gemakkelijk antwoord. Het is kerstavond. Niemand wil een onopgeloste zaak waarvan het onwaarschijnlijk is dat die ooit nog wordt opgelost, vooral niet tijdens de feestdagen.’
Haar jongste zoon was al als een monster afgeschilderd in de media. Beverly wilde daar niets aan toevoegen. Maar ze zag ook de slimme kant van Peccavi’s plan. ‘Welke reden zou Francis hebben gehad om… je weet wel?’ Hoewel ze het pijnlijk vond om toe te geven, was Jack niet een aannemelijk slachtoffer voor Francis.
‘Er kunnen miljoenen redenen voor zijn. Jack en Francis werkten voor dezelfde firma, nietwaar? Ze waren bevriend. Misschien dat hij argwaan kreeg of dat ze ruzie hadden om geld. Doe alsof je gek bent. Huil en noem de naam van Francis. Hoe kan hij dit hebben gedaan? Niet nog een onschuldig mens… Dat soort dingen. Veel onderzoek zal er niet volgen, als de dader bekend is en al dood.’
Het verbaasde Beverly dat hij zulke risico’s durfde nemen en vrijuit sprak, maar ze wist ook dat hij geen keus had. Ze moesten hun verhalen op elkaar afstemmen, anders hingen ze. De politie kon hier ieder moment zijn. ‘Maar trapt Ms. Stratford daar ook in?’ vroeg ze, terwijl ze een zak meel op het luik schoof.
‘Nee, die zal blijven graven op zoek naar antwoorden.’
‘Hoe weet je dat?’ Ze deed haar schoenen uit, spoelde de modder van de zolen en zette ze vervolgens bij de achterdeur om te drogen.
‘Omdat ze koppig is. Ik heb haar op tv gezien en haar manier van praten gehoord.’
‘Maar ze weet dat ze vandaag geluk heeft gehad. Dat zag ik in haar ogen. Misschien heeft dit haar zo bang gemaakt, dat ze teruggaat naar waar ze vandaan komt en niet meer haar neus in andermans zaken steekt.’
‘Dat gebeurt niet.’
‘Waarom niet?’
‘Ze zoekt al jaren naar haar zus. Als ze zou opgeven, had ze dat al gedaan.’
Even voelde ze zich schuldig om alles wat andere mensen was aangedaan, maar ze kon er niets aan veranderen. Ze wist te veel. En ze kon de medicijnen van Dustin op geen enkele andere manier betalen. ‘Dus wat gaan we doen?’
‘Ik maak me zorgen over Jasmine Stratford.’
Nadat ze de camera had schoongemaakt en in een lade had verborgen, liep ze naar de voorkant van het huis om door een kier van de luxaflex te gluren. De huurauto van Jasmine stond nog steeds op de hoek geparkeerd. Zoals altijd was het rustig in de straat. Er was nog geen politie te zien. ‘Wees voorzichtig.’
‘Mam, waar ben je? De pijn komt terug! Mam?’
Dustin… De moed zonk haar in de schoenen. Hij was er zo ellendig aan toe. En ze kon maar zo weinig doen om hem te helpen. ‘Ik kom er zo aan, schat,’ riep ze, maar boven aan de trap liep ze de kamer in die ze als kantoor gebruikte en waar ze de inhoud van Jasmines tas had gedumpt. ‘Blijf aan de lijn,’ zei ze tegen Peccavi. ‘Ik kan je misschien helpen…’
Ze duwde een van haar katten van de stoel, ging achter haar bureau zitten en doorzocht de portemonnee, het adresboek en de papiertjes die ze eerder al had bekeken. Op het moment dat Tattie aan de deur was gekomen, had ze een bevestiging gevonden van een reservering in een hotel in de French Quarter.
Daar was het. Ze pakte het papiertje op en hield het in het zonlicht. Met tegenzin gaf ze de informatie door aan Peccavi, want ze had genoeg van het geweld, de geheimen en de angst voor ontdekking. Maar de politie zou hier snel zijn. Opnieuw. Als ze geen voorzorgsmaatregelen nam, kon de situatie escaleren en zelfs erger worden dan met Francis.
‘Ze heeft een hotel in de French Quarter, La Maison du Soleil,’ deelde ze hem mee. ‘En ik heb de sleutel van haar kamer.’
‘Echt waar?’
‘Die zat in haar tas.’
‘Ze zetten er een ander slot op,’ mijmerde hij hardop.
‘Niet als je er eerder bent dan zij.’ Daarna hing ze op en nam een paar pillen tegen haar maagzuur.
Het was een van de ergste dagen uit Jasmines leven. Ze was niet alleen opgesloten geweest in een kelder, waar ze een lijk had ontdekt, maar was ook haar tas met alle inhoud kwijtgeraakt. Zo zonder haar mobiele telefoon, portemonnee, adresboek en camera, was het nog erger om ver van huis te zijn op kerstavond. Ze voelde zich als een schildpad die op zijn rug was gekeerd en zichzelf niet kon omdraaien.
Vanuit haar huurauto zag ze de politieagenten in en uit het huis van de Moreaus gaan aan de overkant van de straat. Ze werkten nu al een tijdje op de plaats delict. Hoe lang, wist ze niet. Het had haar drie uur gekost om nieuwe sleutels te bemachtigen voor haar huurauto en zich door iemand van het verhuurbedrijf hierheen te laten rijden. Tegen de tijd dat ze was aangekomen, was de politie volop bezig en wilde niemand haar iets vertellen.
Ze had een jonge politieagent gevraagd of hij naar haar camera wilde zoeken in de kelder. Hij had het haar toegezegd, maar was daarna een uur weggebleven. Daarna had hij haar op een toon die duidelijk maakte dat het geen prioriteit had, verteld dat hij niets had gevonden. Voordat hij was weggelopen, had hij haar aangeraden het nog te vragen aan de huiseigenaar. Blijkbaar werkte Mrs. Moreau mee met de zoektocht, wat Jasmine bijna net zo verbaasde als het de politie opluchtte. Ze hadden haast, ze wilden terug naar huis, naar hun gezinnen.
Op het moment dat ze een agent naar zijn auto zag lopen, stapte ze uit en liep op hem af. ‘Is het lichaam al geïdentificeerd?’ vroeg ze.
De man keek haar met een uitdrukkingsloos gezicht aan. ‘We weten nog niets.’
‘Wanneer komt daar verandering in?’
‘Dat kan ik niet zeggen.’
Natuurlijk niet. Volgens hem hoefde zij dat niet te weten. Waarschijnlijk was hij niet de enige die er zo over dacht. Ze was een burger uit een andere staat. Hier had ze niets te vertellen.
Zuchtend ging ze weer in haar auto zitten. Kozlowski was vandaag vrij, dus ze kon niemand om meer informatie vragen. Toen ze had gebeld om haar ontdekking door te geven, had ze te horen gekregen dat ze zich op het bureau moest melden om een rechercheur te spreken. Omdat het kerst was, zou dat pas maandag of dinsdag worden. Dit was duidelijk een oude moord en het was niet waarschijnlijk dat er in drie of vier dagen iets zou veranderen.
Ze verspilde hier haar tijd, wat de politie ook zou doen. Zelfs Tattie was nergens te bekennen. Jasmine veronderstelde dat ze binnen was, bij Mrs. Moreau. Sinds ze terug was bij haar auto, had ze de buurvrouw niet gezien.
Ze startte de motor. In de badkamer van Tattie had ze zich zo goed mogelijk gewassen, maar ze had honger, was moe en wilde terug naar haar hotel. Zonder geld kon ze nergens een maaltijd krijgen, maar ze nam aan dat ze iets aan de bar beneden zou kunnen bestellen en dat op haar rekening kon laten zetten. En als dat niet kon, zou ze een warme douche nemen en gaan slapen tot Skye geld kon overmaken naar de dichtstbijzijnde Western Union.
Tijdens het wachten in het autoverhuurbedrijf had ze haar betaalkaarten en creditcards geblokkeerd en haar vriendinnen gebeld. Daarbij had ze niet de hele waarheid verteld, omdat ze het niet nodig had gevonden om hun kerst te verpesten. Het was gemakkelijker geweest om te zeggen dat ze haar tas was kwijtgeraakt.
Op het moment dat ze wilde wegrijden, kwam er een oude Camaro vanuit de tegengestelde richting aanrijden. Vanwege alle geparkeerde politiewagens, moest hij aan de kant gaan staan om haar door te laten, maar hij keek haar iets te lang aan… lang genoeg om haar duidelijk te maken dat hij haar herkende.
Ze trapte op de rem en stapte uit.
Zijn gezicht werd rood. Toen hij wilde wegrijden, versperde ze hem de weg. Ze klopte op zijn raampje, en uiteindelijk draaide hij het op een kier open. ‘Wat wilt u?’
‘Wie bent u?’ wilde ze weten, maar eigenlijk wist ze het al. De gelijkenis met de foto van Francis Moreau die ze op microfilm had gezien, was treffend. Hij was klein en gedrongen, had donker golvend haar, kleine donkere ogen en een adelaarsneus. Dit moest zijn broer zijn. ‘U bent Phillip,’ zei ze.
Hij sprak haar niet tegen, maar wuifde naar zijn huis. ‘Wat is hier gaande?’
Ze zag een pakje sigaretten op het dashboard liggen. ‘Kunt u dat niet raden?’
‘Als dat zo was, had ik het niet gevraagd.’
Was dit de man die haar in de kelder had opgesloten, die de peuken had achtergelaten? Of zou hij haar ooit op tv hebben gezien en haar daarom hebben herkend? ‘Er lag een lijk in uw kelder.’
Hij reageerde niet. ‘Wie heeft u dat verteld?’
‘Ik ben degene die het heeft ontdekt.’
‘Dat meent u niet.’ Hij leek niet echt verbaasd te zijn.
‘Wist u dat het er lag?’ vroeg ze.
‘Nee.’
Het was een leugen. Dat zag ze aan zijn ogen, het zenuwtrekje bij zijn mond.
‘Wie was het?’ drong ze aan. ‘Wat is er gebeurd?’
Hij deed zijn mond open om te antwoorden, maar voordat hij iets kon zeggen, riep zijn moeder hem.
Jasmine keek op en zag Mrs. Moreau op de oprit staan, met haar handen op haar heupen.
‘Phillip! Kom naar binnen. De nachtmerrie die we met Francis hebben meegemaakt is nog niet voorbij.’
Hij kwam niet meteen in actie, maar keek Jasmine aan met een blik die bijna smekend was. Daarna kreeg zijn mond een grimmige trek en richtte hij zijn aandacht op zijn moeder. ‘Het komt niet echt als een schok. Mijn broer was een moordenaar,’ deelde hij Jasmine mee. Vervolgens reed hij bijna over haar tenen om haar te dwingen opzij te gaan.
Gruber Coen zette zijn tv aan om opnieuw de aflevering van America’s Most Wanted te bekijken die hij had opgenomen. Hij had net met Peccavi gesproken en vernomen dat Jasmine Stratford naar New Orleans was gekomen, maar dat was geen verrassing. Hij had haar zelf hierheen gelokt.
Wat hem wel verbaasde, was dat ze nu al een verband had gelegd tussen het briefje dat hij haar had gestuurd en wat hij op de muur had geschreven toen hij het lichaam van Adele had gedumpt.
Hij keek naar de manier waarop ze haar handen gebruikte en naar de emotie op haar gezicht, vooral geïnteresseerd in het verdriet waarvan ze blijk gaf wanneer ze het over haar zusje had. Hij wilde dat het enig medelijden bij hem opriep, iets wat wees op een zweem van een geweten.
Maar dat was niet zo. Zijn verstand hield hem voor dat hij medelijden met haar moest hebben, zich moest schamen, zijn gedrag moest veranderen, maar het enige wat hij echt voelde, was een prikkeling van verlangen die hem aanzette tot wat hij deed… en bewondering. Hij had aangenomen dat Jasmine de verdwijning van haar zus op een zeker moment in verband zou brengen met de moord op Adele, maar niet zo snel. Ze was veel sneller dan hij had verwacht.
Die gedachte wond hem op, maar joeg hem tegelijkertijd angst aan. Zou ze in staat zijn om hem tegen te houden? Had hij eindelijk zijn match ontmoet?
Ze leek ongelooflijk veel op haar zus. Alleen de angstige uitdrukking die hem zo beviel bij Kimberly ontbrak. Jasmine was voor niemand bang. Ze was slim, vastberaden en sterk.
Hij zette het volume hoger en luisterde opnieuw naar haar stem, terwijl ze de karaktereigenschappen omschreef van een zedendelinquent die onlangs kleine jongens tot slachtoffer had gemaakt.
Wat een perverse vent! Wat voor soort man wilde nu seks hebben met een jongen?
Hij zette het volume nog hoger, want nu kwam het gedeelte waarin ze sprak over haar zus. Over de buren hoefde hij zich geen zorgen te maken. Niemand kon hem horen in de betonnen bunker die hij had gebouwd. Dat was het mooie ervan. Hier beneden kon hij alles doen.
‘Ik was twaalf toen mijn zusje verdween. Een vreemdeling met een baard kwam aan de deur en vroeg naar mijn vader.’
Gruber glimlachte. Hij droeg geen baard meer. Volgens zijn zus, die voortdurend al zijn zwakke punten benadrukte, had hij een slappe kin en gezichtsbeharing nodig om die zwakke plek te verbergen. Maar hij wist dat het belangrijk was om zo nu en dan zijn uiterlijk te veranderen. Misschien dat Jasmine slim was, maar hij was slimmer. Zelfs ijdelheid zou zijn overleven niet in de weg staan.
‘Nadat hij was vertrokken, realiseerde ik me dat mijn zus ook weg was,’ zei ze.
Hij herinnerde het zich als de dag van gisteren. Peccavi had hem naar Cleveland gestuurd om een kind op te halen dat Jack de week ervoor had ontdekt, en hij was in een fastfoodrestaurant in een rij komen te staan met Peter Stratford. Ze hadden een gesprek aangeknoopt, en Peter had hem een tijdelijk baantje aangeboden.
Gruber kon nog steeds niet zeggen waarom hij ooit naar het adres was gegaan dat Peter hem had gegeven. Hij had zich verveeld en afleiding gezocht, en toen had hij haar gezien. Het was zo gemakkelijk, een geschenk. Hij had haar een ijsje beloofd, omdat ze hem zo’n mooie handstand had laten zien en haar gezegd dat ze er ook een voor haar zus zouden halen. Daarop was ze zonder enige aarzeling in zijn truck gestapt.
De telefoon ging. Met een vloek zette hij het programma uit; na het telefoontje zou hij het opnieuw bekijken. Hij genoot ervan Jasmine te bestuderen, te fantaseren over hoe het zou zijn om haar uiteindelijk te ontmoeten, in haar ogen te kijken en haar te vertellen dat hij degene was naar wie ze zestien jaar lang had gezocht.
‘Hallo?’
Het was Roger, of iemand die hij Roger noemde. Gruber had geen idee wat zijn echte naam was. Het enige wat hij wist, was dat hij niet zo’n goede verkenner was als Jack was geweest.
‘Wat is er?’
‘Ik heb er een voor je.’
‘Waar?’
‘Hier in de stad.’
‘Ben je gek? Dat is te dichtbij.’
‘Dit is een koopbaby.’
Dat betekende dat Roger een prostituee of een andere vrouw had gevonden die wanhopig genoeg was om haar baby te verkopen voor geld of drugs. Ze kwamen op verschillende manieren aan de kinderen. Het minst gevaarlijk was het om de kinderen te kopen van drugsverslaafden of prostituees – althans voor hem als de man die ze van straat haalde – omdat ze betaalden voor wat ze namen.
‘Dat maakt niet uit,’ hield Gruber vol. Jaren geleden was er bijna iets misgegaan. Daarom hadden ze hun werkgebied buiten New Orleans verplaatst en gebruikten ze in de regel geen kinderen uit de buurt. Peccavi benadrukte voortdurend hoe belangrijk het was om alle illegale activiteiten zo ver mogelijk van het doorgangshuis te houden.
‘Peccavi maakt een uitzondering,’ zei Roger. ‘Hij is niet tevreden met het geld dat we nu ontvangen.’
En omdat baby’s moeilijk te krijgen waren en altijd voor een meerprijs werden doorverkocht, week Peccavi zo nu en dan van deze regel af. ‘En waarom kun jij hem dan niet halen?’
‘Ik zit in Detroit en ben op zoek naar iets specifiekers.’
Wrijvend over zijn kin, staarde Gruber naar het bevroren portret van John Walsh op het tv-scherm. ‘Geeft ze het weg met kerst?’ Blijkbaar was ze nog harder dan zijn eigen rotmoeder was geweest.
‘Ze wil een paar dingen kopen. Vind je het erg?’
‘Sommige kinderen hebben geen kans.’
‘Dat is onze zaak, om hun een kans te geven, nietwaar?’
Gruber moest lachen. Rogers zelfbedrog ging zijn verstand soms te boven. ‘Geloof je echt in die onzin? Dat we vermomde engelen zijn?’
‘Ik geloof dat Peccavi nu zijn handen vol heeft en hij wil dat jij dit regelt. Wil je dat híj je belt?’
Het scheelde niet veel of Gruber had ja gezegd. Zonder tussenkomst, zonder afleiding zou Peccavi Jasmine vermoorden, voordat Gruber de kans had om haar te spreken, vreesde hij. Maar als Peccavi haar zo snel kon uitschakelen, was ze geen waardige tegenstander. En Gruber kon zijn eigen inkomen – en misschien zelfs zijn eigen leven – niet op het spel zetten door iets te doen wat Peccavi’s wantrouwen wekte. Net als haar zus, was Jasmine een uitspatting, een risico. Hij moest het slim spelen, anders zou zijn werkgever zich tegen hem keren, precies zoals hij zich tegen Jack had gekeerd…
‘Hé, geef je nog antwoord?’ vroeg Roger ongeduldig.
‘Noem me de details maar.’
Roger gaf hem aanwijzingen, die Gruber op de achterkant van Sports Illustrated krabbelde, een tijdschrift dat hij soms las om zichzelf te laten geloven dat hij een gewone jongen was. ‘Ik heb het.’
‘Voor deze hoef je tenminste niet op reis, hè?’
Gruber legde de pen neer. ‘Nee.’ De moeder was teruggekeerd uit het ziekenhuis en verbleef op kosten van Peccavi in een motelkamer. Het enige wat hij moest doen, was de baby ophalen en hem naar Beverly Moreau brengen in het huis dat diende als doorgangshuis.
Maar nu hij zijn bunker moest verlaten, kon hij niet meer luisteren naar de zus van Kimberly die over hem sprak op de nationale tv-zender, en dat nam hij Peccavi en Roger kwalijk.