Hoofdstuk 2

 

 

 

Jasmine was nog nooit in Louisiana geweest. Wel had ze geld geschonken aan een fonds voor de slachtoffers van orkaan Katrina. Ze was geschokt om te zien hoeveel schade er nog was, maar ze kon natuurlijk niet rouwen om dingen die verloren waren gegaan zoals iemand die zelf in het gebied had gewoond. Bovendien was het buiten nu veel te donker om details te kunnen onderscheiden.

Zittend achter in de taxi die haar van het vliegveld naar haar hotel bracht, vroeg ze zich af of ze er wel goed aan had gedaan om hiernaartoe te komen. Ze wist zo goed als niets van New Orleans en had geen contacten in dit deel van het land. Hoe kon ze ooit de man vinden naar wie ze op zoek was?

Het regelmatige bonzen in haar hoofd was een waarschuwing voor een opkomende hoofdpijn. Het vliegtuig was vol en warm geweest, en de vlucht had haar een hele dag gekost. Pas na het avondeten was ze aangekomen op de plaats van bestemming. Tijdens de vlucht had ze slechts een drankje en een klein zakje pinda’s gekregen. Eerlijk gezegd was ze uitgehongerd en doodop.

De hele nacht was ze opgebleven. Ze had de doos, de armband en het briefje zorgvuldig ingepakt en reisplannen gemaakt, inclusief een tussenstop in Los Angeles, waar ze de spullen persoonlijk bij het lab kon afgeven. Helaas was het haar niet gelukt om in slaap te vallen tijdens de lange vlucht. Daarvoor was ze veel te rusteloos. Keer op keer had ze de dag waarop Kimberly was verdwenen de revue laten passeren, in de hoop zich een detail te herinneren dat haar nu verder kon helpen.

Alsof ze dat de afgelopen zestien jaar niet al miljoenen keren had gedaan, liet ze die paar momenten weer afdraaien in haar geest, haar hoofd rustend tegen de hoofdsteun van de stoel.

 

Ze had niet gehoord dat er werd geklopt. Ze lag op de vloer in de woonkamer, toen de harde, enigszins schorre mannenstem boven het geluid van haar televisieprogramma was uitgekomen. Kimberly sprak met hem. De gemakkelijke, haast vertrouwde manier waarop hij zich gedroeg, wekte het vermoeden dat hij een van de vele werknemers van haar vader was. Jasmine had dus niet de moeite genomen om in beweging te komen.

‘Waar is je papa?’ had hij aan Kimberly gevraagd.

‘Op zijn werk.’

‘Wanneer komt hij terug?’

‘Later pas. Zal ik hem bellen?’

‘Nee, ik bel hem wel vanuit de auto.’

 

Het feit dat hij had gedaan alsof hij hun vader goed kende en ook zijn telefoonnummer had, paste in het dagelijkse plaatje van het huishouden Stratford. Er was dus geen enkele reden geweest de situatie te wantrouwen. Het gedrag van de man had wel grote invloed gehad op het onderzoek dat daarna was geopend. Haar ouders geloofden namelijk dat Peter, haar vader, de man ergens was tegengekomen, dat hij hem in hun leven had geïntroduceerd. Dat was een van de redenen waarom haar moeder haar vader de schuld gaf.

Al voor het drama had plaatsgevonden, had Gauri zich vaak beklaagd over het grote aantal mensen dat bij hen thuis kwam, maar Peter had haar dan altijd geplaagd met haar bezorgdheid en haar Chicken Little genoemd. Dansend en lachend had hij haar door de keuken geduwd, al roepend: ‘De hemel valt naar beneden, de hemel valt naar beneden!’

En toen was de hemel inderdaad naar beneden gevallen…

 

‘Hoe oud ben je?’ had de man gevraagd.

‘Acht.’

‘Je bent een heel knap meisje.’

Bij het horen van het compliment was Jasmine heel even jaloers geweest. Ze wilde ook horen dat ze knap was. Hun vader was blank, maar hun moeder kwam uit India, en zowel Jasmine als Kimberly hadden haar dikke zwarte haar en goudbruine huid geërfd. Maar Jasmine had grote amandelvormige ogen die zo verbijsterend blauw waren, dat ze over het algemeen meer aandacht kreeg dan haar jongere zus. Als ze niet zo was opgegaan in haar televisieprogramma, waarin Kevin Arnold op het punt stond zijn eerste kus met Winnie uit te wisselen, was ze vast overeind gekomen om ook een compliment af te dwingen.

 

‘Ik kan een radslag maken. Wilt u het zien?’ De stem van haar zusje weerklonk in de hal.

‘Niet in huis,’ had Jasmine geroepen, en op dat moment had de man om de hoek van de deur gekeken, en had ze zijn gezicht gezien.

‘Ben je aan het oppassen?’

‘Ja.’

Ook Kimberly had een blik in de kamer geworpen. ‘Ze is zo bazig,’ had ze gezegd. Daarna had ze de man meegedeeld dat ze hem buiten op het gras haar radslag wilde laten zien. Vervolgens waren ze naar buiten gegaan. Tevreden dat ze haar zusje ervan had weerhouden om binnen een radslag te maken, was Jasmine al snel de interruptie vergeten en had ze genoten van de rest van het programma. Maar toen de aflevering voorbij was, bleek de voordeur nog open te staan en was Kimberly nergens te bekennen. Evenmin de vreemde man.

Ook al zou ze honderd worden, dan nog zou ze nooit het moment vergeten waarop ze haar ouders had moeten bellen om hen mee te delen dat haar zusje spoorloos was.

Terwijl zij oppaste!

‘Uw hotel ligt in St.Philip Street?’ vroeg de taxichauffeur. Hij scheen dat vreemd te vinden.

In de achteruitkijkspiegel ontmoette ze zijn blik. ‘Dat stond op de website.’

‘En het heet Maison du Soleil?’ De man had een Frans accent, maar niet het formele Frans dat ze van de tv kende. De r klonk rollend.

‘Ja.’

‘Is het niet Maison Dupuy in Bourbon Street?’

‘Nee.’

Hij fronste zijn borstelige wenkbrauwen. ‘Ik heb nog nooit van dat hotel gehoord, maar ik woon nog niet zo heel lang in deze stad. Bent u zeker van het adres?’

‘Ja, heel zeker.’

Hij richtte zijn blik weer op de weg. ‘Dan vinden we het wel. Maakt u zich maar geen zorgen.’

Geen zorgen? Wist hij dat wel zeker? Ze had natuurlijk geen luxe kamer gereserveerd, want ze wist niet hoe lang ze in New Orleans zou blijven. Ze moest immers op de centjes letten. Er zaten limieten aan wat ze met haar creditcard kon uitgeven. Maar nu was ze bang dat ze in een bezemkast zou belanden. Op internet was geen foto te zien geweest van het hotel zelf, wel van een van de kamers. Het was de locatie – in het hart van New Orleans – en de redelijke prijs die haar hadden doen besluiten om dit hotel te nemen.

Op een andere website werd gewaarschuwd om niet in het Vieux Carré, waar het hotel lag, te verblijven, tenzij je tegen de voortdurende herrie van het uitgaansleven kon. Maar het eigenaardige gevoel, die naargeestige sensatie dat ze in de huid was gekropen van degene die dat briefje had geschreven, beangstigde haar zozeer, dat ze juist in de buurt van mensen wilde zijn. Als ze ’s avonds laat haar raam kon openen, jazzmuziek kon horen spelen in de straat en een vrolijke, geanimeerde menigte kon zien, dacht ze veiliger te zijn.

‘Blijft u de kerstdagen hier?’ informeerde de taxichauffeur op een luchtiger toon.

Over zes dagen zou het al kerst zijn. Zou ze in die korte tijd kunnen doen wat ze wilde en op tijd terug kunnen zijn in Californië? Dat betwijfelde ze. Maar misschien was dat maar beter ook. Gewoonlijk bracht ze de feestdagen door met Skye. Sheridan had familie in Wyoming en ging vaak naar huis met Thanksgiving, Kerstmis en Pasen. Skye had alleen nog een stiefvader en twee stiefzusters, die allemaal in LA woonden, en meestal was ook zij dus alleen. Tot dit jaar. Nu was ze getrouwd en had zelf een gezin, en Jasmine wilde niet hun eerste kerst verstoren.

In Sacramento zou ze net zo alleen zijn als in New Orleans, dus veel maakte het eigenlijk niet uit. ‘Ik blijf tot en met Nieuwjaar.’

‘Niet tot Mardi Gras, het carnaval?’

‘Wanneer begint dat?’

‘Dat is in februari. Ik weet niet precies wanneer. Het begint namelijk altijd op een andere dag. Op Vette dinsdag. Zesenveertig dagen voor Pasen,’ verduidelijkte hij.

Ze hoopte niet dat ze dan nog in New Orleans zou zijn. ‘Waarschijnlijk niet,’ zei ze.

‘Bent u hier voor zaken?’

De vraag verraste haar even. Ze was hier vanwege een privékwestie, persoonlijker kon het bijna niet. En toch zou het werk dat ze moest verrichten niet veel anders zijn dan de onderzoeken die ze deed wanneer ze andere slachtoffers van misdrijven probeerde te helpen. Misschien was het gemakkelijker als ze het onderzoek dat voor haar lag op een professionelere manier zou benaderen. Misschien zou dan de bezorgdheid die haar in zijn greep hield afnemen. ‘Ja,’ mompelde ze.

‘U moet het wel erg druk hebben, dat u zelfs tegen kerst nog op zakenreis gaat.’

‘Sommige zaken kunnen niet wachten.’ En deze zeker niet. In afwachting van de resultaten van het lab, was ze van plan om alle research te doen die mogelijk was. Net als in alle andere gevallen, zou ze dit stapje voor stapje opbouwen, van het begin af aan.

Op het moment dat ze de French Quarter in reden, besefte ze weer dat New Orleans onbekend terrein voor haar was. De stad deed ongekend Europees aan, iets wat ze op een vakantie heerlijk zou hebben gevonden. Maar nu benadrukten de nauwe straatjes, de gietijzeren balkonnetjes en de binnenplaatsen, die eerder van een Spaanse dan een Franse invloed getuigden, het feit dat ze hier een volkomen vreemde was. De menigte en de ontspannen, vrolijke sfeer die de vele bars, jazzclubs, hotels en restaurants uitstraalden, vormden een te groot contrast met het doel van haar bezoek en met haar stemming om haar een welkom gevoel te geven.

‘Wat is het precieze adres van uw hotel, madam?’

De chauffeur knipte het licht aan, waarop ze een vel papier uit haar tas pakte en het adres voorlas.

‘Dat moet hier zijn,’ verkondigde hij, uit het raam wijzend.

Beiden staarden ze naar de voorgevel van een bar die de naam The Moody Blues droeg en helemaal paars was geverfd. Luide muziek kwam vanuit het interieur de straat op rollen, eerder rock dan jazz.

De chauffeur stapte uit om binnen te informeren. Niet veel later keerde hij terug en deed het portier voor haar open. ‘Het is hier, madam.’ Hij boog licht. ‘U kunt uitstappen.’

‘Wat is hier?’ vroeg ze verward.

‘Het hotel. Het ligt boven de bar.’ Hij gebaarde naar de twee verdiepingen van het pand. ‘Als u binnen bent, ziet u het vanzelf. Aan uw rechterhand voert een trap naar boven.’

Geen wonder dat er geen foto’s van de buitenkant van het hotel te zien waren geweest op de website… Met lood in haar benen stapte ze uit in de warme nacht, betaalde de taxichauffeur en pakte haar tassen van de man aan, die wegreed na haar vriendelijk een aangenaam verblijf in de stad toe te hebben gewenst.

Ze baande zich een weg langs de bezoekers van de bar naar een smalle doorgang, waar, volgens een bordje, een trap omhoog voerde naar het hotel Maison du Soleil.

 

Toen Jasmine wakker werd, lag ze geheel gekleed op het dekbed van een smal bed. De plafondlamp was nog aan en wierp een zwak licht in de kamer. Het psychologietijdschrift dat ze aan het lezen was geweest, was op de vloer gevallen. Hoe laat het was, wist ze niet. Buiten was het nog donker, maar de muziek die van beneden tot in haar kamer te horen was geweest, weerklonk niet meer en ze hoorde ook niet meer de tv vanuit de aangrenzende kamers. Als het enige raam in de kamer niet in de deur had gezeten die naar de nooduitgang leidde en uitzicht bood op de rode bakstenen muur van het buurgebouw, had ze het raam opengedaan om te kijken wat er zich op straat afspeelde.

Slaperig keek ze op haar horloge. Ze was warm en bezweet, en voelde zich ellendig. Het tijdverschil was twee uur, dus was het hier halfzes, rekende ze uit. Wat haar had gewekt, wist ze niet, maar ze had wel vage herinneringen aan onrustbarende dromen, het soort nachtmerries die haar ook hadden geplaagd vlak na Kimberly’s verdwijning.

Er waren veel verschillende versies, maar meestal droomde ze dat haar zusje huilend haar armen naar haar uitstrekte, terwijl ze een grote donkere kamer in werd getrokken. Zodra Jasmine haar dan achterna kwam, veranderde de kamer in een labyrint van gangen. Haar zusje leek zich net om een hoek te bevinden, maar het lukte Jasmine nooit om bij haar te komen. Meestal ontwaakte ze drijvend in het zweet, en dat was dit keer niet anders. Maar nu was ze ervan overtuigd dat het ook te maken had met de verwarming die ze had aangezet, voordat ze was gaan liggen. Het was verstikkend benauwd in de kamer.

Eigenlijk voelde ze zich vermoeider dan voordat ze in slaap was gevallen. Toch stond ze op, zette de verwarming uit en strompelde naar de douche. Daarna zou ze naar beneden gaan om de manager te spreken. Voordat ze de kamer had gereserveerd, had ze gebeld om zich ervan te vergewissen dat het hotel een internetservice had. Ze moest haar e-mails checken en, afhankelijk van wat ze tegenkwam in New Orleans, onderzoek doen. Maar nadat ze gisteravond was ingecheckt, was het haar niet gelukt verbinding te maken.

De doucheruimte was zo klein dat ze zich nauwelijks kon bewegen, maar het was er schoon en de waterstroom was sterk genoeg om haar stijve schouders en rug te masseren. Ze vermoedde dat het de kwaliteit van de douche was die haar deed besluiten om niet naar een beter hotel op zoek te gaan… de douche en het feit dat het zinloos was om tijd te verspillen. Op dit moment had ze genoeg andere dingen waarover ze zich druk moest maken.

Nadat ze zich had aangekleed, voelde ze zich bijna weer mens. Met de hotelsleutel in haar hand nam ze de gammele lift naar de eerste verdieping. Achter de balie stond een jonge vrouw aan wie ze vroeg of ze de manager kon spreken.

‘Mr. Cabanis is eigenaar van het hotel en van de bar. Hij is waarschijnlijk beneden.’ De vrouw was jong en geheel in het wit gekleed, en om de een of andere reden dacht Jasmine dat het de dochter van de baas kon zijn.

‘Dank je.’ Ze liep de trap af naar de begane grond, waar een pezige energieke man met donker haar de glazen in The Moody Blues op hun plek terug hing.

‘Mr. Cabanis?’

‘Ja?’ Hoewel hij zijn ogen op haar richtte, bleven zijn handen in vloeiende bewegingen de glazen afdrogen en in het rek terug hangen. Zijn gespierde, met tatoeages bedekte armen, deden haar denken aan Popeye.

‘Ik heb een kamer in uw hotel. Voordat ik van huis vertrok, heb ik gebeld om er zeker van te zijn dat ik hier internetverbinding had, maar het is me niet gelukt om verbinding te krijgen.’

‘Dat is in de kamers nog niet mogelijk.’ Op de televisie die in een hoek van de ruimte hing, was het nieuws te zien. Zo nu en dan keek hij naar het scherm, alsof het hem niet beviel dat hij die ochtend werd gestoord bij het uitoefenen van zijn ritueel. ‘We hebben het hotel net geopend en moeten nog verbeteringen aanbrengen. Het waren vroeger appartementen,’ voegde hij eraan toe.

‘Dus hoe kan ik internetverbinding krijgen? Kan ik naar een andere kamer verhuizen, of zo?’

‘De tien kamers die klaar zijn, zijn bezet. Op dit moment kunt u alleen maar internetten in de lobby.’

‘Dat is niet wat ik over de telefoon te horen heb gekregen.’

Uiteindelijk keek hij haar recht aan en stopte hij even met zijn bezigheden. ‘Heeft iemand u gezegd dat u kunt internetten op de kamers?’

Dat kon ze niet bevestigen. Ze had gevraagd of ze in het hotel een internetservice hadden, en de persoon aan de telefoon had geantwoord dat dat inderdaad zo was. Het was geen leugen, maar het was beter geweest als het antwoord wat duidelijker was geweest.

‘Misschien niet. Kan ik dan in de lobby internetten?’

‘Natuurlijk. Tegenover de receptie is een internettoegang. Steek uw stekker in het contact en ga uw gang.’

Ze stelde zich voor hoe ze zich moest concentreren te midden van de activiteit die ze de afgelopen avond had aangetroffen en de herrie die in het hele pand had weerklonken. Het zou het beste zijn om ’s ochtends vroeg te internetten. ‘Dank u.’ Ze liep naar de trap, maar bedacht zich. ‘Kijkt u iedere morgen naar het nieuws?’ vroeg ze.

‘Meestal wel.’

‘Ik vroeg me af of u de laatste tijd iets hebt gehoord over jonge meisjes die zijn ontvoerd.’

Dit trok zijn aandacht. ‘Waarom wilt u dat weten?’

‘Lang geleden heeft iemand mijn zus ontvoerd. Ik denk dat hij hierheen is verhuisd en dat hij nog steeds actief is.’

Met opeen geperste lippen dacht hij na. De meeste ontvoeringen duurden niet langer dan vierentwintig uur en kwamen dus niet eens in het nieuws. Maar het kwam ook voor dat het kind niet werd gevonden of later dood werd aangetroffen.

‘Niet dat ik me kan herinneren,’ antwoordde hij uiteindelijk. ‘Niet sinds de opschudding over het meisje Fornier… en dat was… eh, vier jaar geleden. Ja, dat was zeker vóór de orkaan.’

‘Het meisje Fornier?’

‘Hebt u daar niets over gehoord?’

‘Ik kom uit Californië. Als het nationaal nieuws was, komt het me niet bekend voor.’

‘Een perverse kerel, een zekere Moreau, heeft haar van straat geplukt toen ze aan het fietsen was. Ze was pas tien.’

Volgens de schattingen van het ministerie van Justitie werden er jaarlijks meer dan driehonderdduizend kinderen ontvoerd door een familielid. Vreemdelingen, of mensen die niet behoorden tot de familie, deden meer dan honderdduizend keer een poging om een kind te kidnappen, maar slaagden daar maar drieduizend tot vierduizend keer in. Van die zaken eindigden honderd gevallen met moord.

Ze kon de statistieken in haar slaap citeren. De meeste slachtoffers van ontvoeringen door niet-familieleden, waren gewone kinderen die een normaal leven leidden. Zesenzeventig procent van hen waren meisjes met een gemiddelde leeftijd van elf. In acht procent van de gevallen vond het eerste contact plaats binnen vijfhonderd meter van het huis van het slachtoffer en in het merendeel van de zaken, bijna zestig procent, was de ontvoering een gelegenheidskwestie. Maar Jasmine wist dat een persoon die naar een gelegenheid zocht, die uiteindelijk ook vond.

Het klonk alsof dit meisje beantwoordde aan het profiel. ‘Is ze ooit teruggevonden?’

‘Pas nadat Moreau haar had vermoord.’

Bijna de helft van de slachtoffers die door een vreemdeling werd ontvoerd, werd vermoord. De meesten van hen, vierenzeventig procent, waren binnen drie uur dood. Gezien het feit dat de meeste ouders of verzorgers twee uur zochten, voordat ze de politie inschakelden, hadden de autoriteiten niet veel kans meer om het kind te redden. ‘Wat verdrietig.’

‘U wilt niet weten wat hij met dat kleine meisje heeft gedaan.’

Nee, dat wilde ze inderdaad niet. Veel kon ze wel raden. ‘Bij de meeste ontvoeringen van kinderen is het belangrijkste motief over het algemeen seksueel misbruik.’

‘Ja, dat heeft hij gedaan en nog veel meer.’ Mr. Cabanis rechtte zijn schouders. ‘Als het niet aan Adele Forniers vader had gelegen, zou hij nog steeds vrij rondlopen en nog meer slachtoffers maken.’

Adele. De naam maakte het verhaal te persoonlijk, en haastig verdreef ze hem. In plaats van emotioneel betrokken te raken wilde ze zich op de positieve aspecten van die zaak richten. Zoals het succes van de vader. In deze zaak scheen de toewijding van Mr. Fornier resultaat te hebben opgeleverd. ‘Wat heeft de vader van het meisje gedaan?’

‘Hij heeft bij de zoektocht geholpen. Mijn eigen dochter was destijds veertien, dus heb ik de zaak heel goed gevolgd.’

‘Dus Moreau zit in de gevangenis?’

‘Nee. Hij kwam vrij vanwege een vormfout.’ Met een zucht schudde de hoteleigenaar zijn hoofd. ‘Het ergste wat ik ooit heb gehoord. Een schande.’

Zelfs als Jasmine degene zou vinden die haar de armband van haar zus had gestuurd, zou ze nog andere uitdagingen tegenkomen. Als de aanklagers geen stevige zaak hadden opgebouwd, als ze ook maar één enkele misstap zetten, zou Kimberly’s ontvoerder vrijkomen, net als de moordenaar van Adele. Dit soort vreselijke fouten waren vaak de reden dat goedwillende mensen die zich tot haar werkterrein aangetrokken voelden, het uiteindelijk opgaven. ‘Wat voor fout was het?’

‘De dienstdoende rechercheur had iets nagelaten bij het verzamelen van bewijsmateriaal, of iets dergelijks.’

‘Hoe dan?’

‘Dat ben ik vergeten. De zaak kwam voor. Het leek een makkie. En toen was alles opeens verknald.’

Soms leek het allemaal zo nutteloos, en verhalen als deze, waarin een zaak tot een goed einde had moeten worden gebracht, maar waar dat niet was gebeurd, maakten het des te erger. ‘Als hij niet achter de tralies is beland, waar is hij nu dan?’

De ogen van de man lichtten op, alsof hij een goed verhaal ging vertellen. ‘Romain heeft hem neergeschoten.’

Haar mond viel open. ‘Dat meent u niet! Is Moreau dood?’

‘Zo dood als een pier. Zodra hij het gerechtsgebouw uit liep… poef.’ Cabanis maakte met zijn vinger en duim de vorm van een pistool en haalde de trekker over.

Het duurde even voordat het definitieve van Forniers actie tot haar doordrong, maar al snel kwamen er vragen bij haar op. ‘Is Fornier in de gevangenis beland?’

Cabanis legde zijn theedoek weg en liet zijn ellebogen op de bar rusten. ‘Natuurlijk. Hij nam niet eens de moeite om zich te verzetten. Hij liet het pistool vallen op de trappen van het gerechtsgebouw en liet zich als een mak schaap aanhouden. Ik heb het met mijn eigen ogen op tv gezien. De media hadden zich daar verzameld en hebben alles opgenomen.’

‘Echt waar? Hoe lang heeft hij gekregen?’

‘Gezien de situatie heeft de rechter een mild vonnis uitgesproken. Hij heeft twee jaar gekregen en heeft ongeveer…’ Peinzend wreef Cabanis over zijn kin. ‘…achttien maanden uitgezeten, of zo. Een paar jaar geleden zag ik iets op het nieuws over zijn vrijlating.’

Onwillekeurig vroeg Jasmine zich af of haar vader de ontvoerder van Kimberly zou hebben doodgeschoten als hij daartoe de kans had gekregen. Vervolgens verplaatste ze zich in Fornier.

Zou ze zelf ooit het recht in eigen hand nemen? Zou ze ten koste van alles recht willen? Wat voor persoon zou ze worden na zoiets? Ze was geen voorstander van eigen rechter spelen, maar als ze er zeker van was – zo zeker als Fornier scheen te zijn geweest – dat ze de man voor zich had die haar zus wreed had vermoord en die man op het punt stond om de vrijheid tegemoet te lopen…

‘Fornier is geen gewone man,’ verklaarde de hoteleigenaar. ‘Hij werkte vroeger bij de Special Forces.’

‘Ik vraag me af of hij ooit spijt heeft gehad van dat schot.’

‘Ik denk het niet. Hij is in de gevangenis nog harder geworden dan hij al was. Toen zijn dochter net werd vermist, heeft hij de hulp ingeroepen van het publiek. Maar na zijn vrijlating is hij alle publiciteit uit de weg gegaan. In het stukje dat ik op tv zag, wendde hij steeds zijn gezicht af van de camera en weigerde commentaar te geven, totdat een verslaggever hem in een hoek had gedreven, vlak voordat hij in zijn auto stapte. Op dat moment keek hij recht in de camera en zei: “Ik zou het weer doen”.’

Ze probeerde het kippenvel op haar armen weg te wrijven. ‘Weet u misschien hoe Fornier Moreau heeft opgespoord?’

‘Dat zou ik u niet kunnen vertellen, nee.’

‘Dank u.’ Ze glimlachte alsof Forniers verhaal slechts een van de vele geweldige verhalen was die een toevallige luisteraar fascineerde. Eens had ze gevreesd dat haar vader een vergelijkbare oplossing zou zoeken, nu voelde ze voor het eerst zelf wraaklust.

Houd me tegen.

Hoe ver zou zij gaan om dat te bereiken?