Hoofdstuk 3
In het telefoonboek stond een portrettist vermeld onder het kopje Forensische consultancy, een zekere Rayne Gulley. Na enige aarzeling belde ze de vrouw, die opmerkelijk capabel en ervaren klonk.
‘Ik maak nu al bijna veertig jaar portretten,’ zei ze. ‘Ik heb meer dan tweeduizend compositietekeningen gemaakt voor de politie en, mijn hemel, wat heb ik in die tijd interessante mensen ontmoet!’
‘Het gaat om het gezicht van een man die ik in zestien jaar niet heb gezien,’ biechtte Jasmine op.
‘Dan moeten we dus ouderdom toevoegen.’
‘Ja. En u moet waarschijnlijk weten dat ik pas twaalf was toen ik hem zag.’
‘Ik ben ervan overtuigd dat u het goed zult doen.’
‘Dat denk ik ook.’ Het was een opluchting om dat te kunnen zeggen, om zich zo zeker te voelen dat ze eindelijk met genoeg details de gelaatstrekken van de man met de baard kon beschrijven, waardoor er een waarheidsgetrouwe compositietekening zou ontstaan.
In de eerste jaren na Kimberly’s verdwijning hadden haar ouders en de politie haar met verschillende tekenaars in contact gebracht. Maar elke sessie had een tekening opgeleverd die niet in het minst op hem leek, hoezeer ze haar best ook deed. De voortdurende mislukkingen hadden zoveel stress en frustratie veroorzaakt, dat ze op haar zestiende was opgenomen wegens angststoornissen.
Vanaf dat moment had de arts haar ouders verboden om het in haar bijzijn nog over de ontvoering te hebben. Hij had hun aangeraden te accepteren wat er was gebeurd, door te gaan met hun leven en beter te zorgen voor de dochter die ze nog wel hadden. Het was alsof ze haar helemaal waren vergeten.
Maar de adviezen van de arts hadden niets aan de situatie veranderd. Haar ouders waren tot lege omhulsels geworden van de mensen die ze ooit waren geweest. Haar moeder was begonnen te klagen dat ze nooit had moeten trouwen buiten haar ras en religie, waarop haar vader was gaan suggereren dat ze dan maar terug moest naar haar eigen ‘soort mensen’.
Na haar verblijf in de kliniek kon Jasmine zich de ontvoerder van haar zus niet meer voor de geest halen. Het enige wat ze nog zag, was een onscherp gezicht met een baard. En door de drugs die ze later was gaan gebruiken, werd het beeld nog vager. Ze was ervan uitgegaan dat de details verloren waren gegaan… tot drie dagen geleden, toen ze hem voor haar geestesoog had gezien.
‘Ik heb bezoek tijdens de feestdagen,’ liet Ms. Gulley haar weten, ‘maar daarna maak ik graag een afspraak met u.’
De feestdagen. Ze voelde niets van de opwinding die daar gewoonlijk mee gepaard ging. Voor haar was Kerstmis een vervelend gebeuren geworden, een obstakel dat haar in de weg zat. ‘En wanneer is dat dan?’ vroeg ze, niet in staat haar teleurstelling te verbergen.
‘Dinsdag?’
Dat was pas over een week! ‘Is er iemand anders in de buurt die me eerder zou kunnen helpen?’
‘Frank West zou beschikbaar kunnen zijn. Hij is hier net komen wonen, maar hij heeft veel gewerkt voor verschillende politieafdelingen in Tennessee.’
Hoewel Ms. Gulley beleefd klonk, ontging het Jasmine niet dat er een zekere irritatie in haar stem was geslopen. Blijkbaar vond de vrouw dat ze recht had ongestoord kerst te vieren, en dat was natuurlijk ook zo. Maar Jasmine kon niet werkloos blijven zitten tot de wereld weer bereid was te gaan draaien. ‘Is hij goed?’
‘Ik ben beter. Vooral als u een aanpassing in leeftijd wilt. Dat vereist een zeker talent.’
Het liefst had Jasmine deze schaamteloze ophemeling van eigen kunnen genegeerd, maar de zelfverzekerde houding van de vrouw en de vele jaren ervaring overtuigden haar. Ongeduldig en geïrriteerd aarzelde ze nog even, maar uiteindelijk gaf ze toe. ‘Goed. Waar ligt uw kantoor?’
‘Ik werk thuis, in Kenner. Waar verblijft u?’
‘In The Quarter.’
‘Dat is ongeveer twintig kilometer bij mij vandaan. Hebt u een auto?’
‘Nog niet, maar ik kan er eentje huren.’
‘Zullen we om twee uur afspreken?’
Ze onderdrukte een zucht. ‘Dat is goed. Dan zie ik u na kerst.’
‘Ms. Stratford?’
‘Ja?’
‘Laat u er niet onder krijgen,’ zei ze, waarna ze ophing.
In haar kleine stoel, achter haar kleine bureau, in haar kleine kamer, legde ze langzaam de hoorn terug in de houder. Het advies van Ms. Gulley kwam veel te laat. De ontvoering had haar er zestien jaar geleden al onder gekregen. Sindsdien leefde ze onder het verpletterende gewicht van die gebeurtenis.
Plotseling verlangde ze naar de kerstdagen van vroeger, voordat Kimberly was verdwenen. Ze pakte de telefoon weer om haar vader te bellen. Hij woonde tegenwoordig met een vrouw en haar twee kinderen, die ze slechts één keer had ontmoet, in Mobile in Alabama, wat niet ver van New Orleans af lag.
Maar op het moment dat ze zich de stijve, formele begroeting voorstelde en de onderliggende toon die haar het gevoel zou geven dat haar vader haar liever niet zag, zelfs niet tijdens de feestdagen, legde ze de telefoon terug, voordat hij kon overgaan. Daarna ging ze naar de bibliotheek, die niet zo ver van Maison du Soleil lag.
Het was te stil in de bibliotheek van New Orleans. Net als het telefoongesprek dat ze met Ms. Gulley had gevoerd, maakte het haar duidelijk dat het kersttijd was, dat iedereen inkopen deed en aan het kokkerellen was. Het voordeel was dat ze waarschijnlijk niet zou worden gestoord.
Ze bevond zich op de derde verdieping, op de afdeling microfilms, met als enig gezelschap de man van de bibliotheek achter de balie. Hier nam ze oude exemplaren van de Times Picayune door, de grootste krant van New Orleans, op zoek naar iets wat opviel of deed denken aan de man die Kimberly had meegenomen.
Weliswaar kon Mr. Cabanis zich sinds de ontvoering in de Fornier-zaak geen andere herinneren, maar dat betekende niet dat ze niet hadden plaatsgevonden. De orkaan Katrina had het nieuws zo lang beheerst, dat een zaak over een vermoord jong meisje of ontvoerde tiener waarschijnlijk slechts als een gegeven voor de statistiek zou zijn behandeld. Vooral als er verder geen aandacht aan werd besteed, als er geen ouders waren die schreeuwden om actie.
Als de man met de baard zich op gemakkelijker slachtoffers had gericht, slachtoffers die niet zo snel werden gemist, kon hij hier zijn zieke impulsen voortzetten, zoals het briefje ook suggereerde.
Na zes uur had ze nog niets bruikbaars gevonden.
Zuchtend leunde ze achterover in haar stoel en drukte haar handpalmen tegen haar vermoeide ogen. Haar rug deed pijn en ze had honger. Het enige wat ze voor haar ontbijt had gegeten, was een muffin die ze onderweg van het hotel naar de bibliotheek had gekocht. Maar de bibliotheek sloot over vijftig minuten, dus kon ze maar beter gebruikmaken van de resterende tijd. Als ze goed oplette en geluk had, zou ze iets belangrijks op het spoor kunnen komen, iets wat op het eerste gezicht niet bijzonder leek, maar voor haar wel betekenis had.
Na een paar strekoefeningen voor haar nek, richtte ze haar aandacht weer op de microfilms. Ze was tot september 2005 gekomen. Vlak daarvoor had de orkaan huisgehouden in New Orleans, en de vele vette koppen brachten de herinnering terug aan de ontzetting die de gehele natie had gevoeld bij de beelden van de getroffen mensen die op de daken van hun huizen op redding wachtten of zwommen voor hun leven. De kans was klein dat de raadselachtige vermissing van een kind het nieuws had gehaald in een tijd waarin duizenden mensen de dood vonden, dus begon ze sneller in de tijd terug te gaan, een dag, een week, een maand, een jaar.
Eenmaal bij oktober 2004 aangekomen, zag ze de naam die Mr. Cabanis die ochtend had genoemd: Romain Fornier.
Het artikel ging over de terechtzitting van Mr. Fornier. Ernaast stond een foto van de man. Hij oogde jong, begin dertig. Zijn lichte haar viel slordig over zijn voorhoofd, alsof hij was vergeten regelmatig naar de kapper te gaan, wat waarschijnlijk ook het geval was. Hij had hoge jukbeenderen, die hem een geprononceerd gezicht gaven, en een klein kuiltje in zijn kin. Niet onaantrekkelijk. Zonder die diepe frons tussen zijn wenkbrauwen, de grimmige trek om zijn mond en de woeste blik in zijn ogen, zou hij zelfs adembenemend knap zijn.
Enkele seconden lang staarde ze naar de foto van de man. Ze kon zich inleven in de kwaadheid die in iedere lijn van zijn gezicht te zien was…
In een ander gedeelte van de krant vond ze enkele brieven die aan de redactie waren gericht. Sommigen veroordeelden wat hij had gedaan, anderen juichten het juist toe. Een zekere Lee James meende dat Moreau zijn verdiende loon had gekregen, dat elke vader hetzelfde zou doen, en terecht. Een ‘bezorgde burger’ verkondigde dat de maatschappij waakzaam moest blijven, zelfs als het om dit soort hartverscheurende zaken ging: ‘Stel dat slachtoffers het recht in eigen hand nemen en de verkeerde persoon doodschieten? We kunnen dit soort gedrag niet tolereren, ongedacht de situatie. We hebben wetten en die moeten worden nageleefd.’
Eigenlijk wilde ze niet te lang nadenken over de kwestie. Ze begreep Romain Fornier maar al te goed, hoewel ze zich bewust was van het gevaar dat zijn daad met zich meebracht, zowel wettelijk als moreel.
Terug bladerend vond ze een paar artikelen die meer informatie verschaften over de schietpartij, die inderdaad min of meer was verlopen zoals Mr. Cabanis had verteld. Bij het verlaten van het gerechtsgebouw had Fornier het pistool uit de heupholster van een rechercheur gegrepen die naast hem liep, een zekere Alvin Huff. Fornier had geschoten, waarna hij onmiddellijk het wapen had laten vallen.
Vanaf dat moment was er volop informatie te vinden over Fornier, want het proces was uitgebreid behandeld. De zaak haalde de voorpagina op de dag dat de aanklacht niet-ontvankelijk werd verklaard. Er stond een foto bij dit artikel van Fornier vanaf zijn middel, ditmaal in kleur.
Op de foto stond een gespierde gebruinde man met blond haar, gekleed in een denim overhemd. Hoewel het bijbehorende artikel niet alle details onthulde die Jasmine had willen weten, werd Alvin Huff genoemd, de rechercheur die het onderzoek naar de verdwijning van Forniers dochter had geleid. Er werd uitgelegd waarom de zaak niet-ontvankelijk was verklaard.
Blijkbaar had een informant laat op de avond rechercheur Huff gebeld om hem te vertellen dat hij Moreau op de avond van de ontvoering van Adele iets zwaars in een deken het huis in had zien dragen. Moreau was op dat moment al aangemerkt als verdachte, omdat hij was gezien bij de school van Adele. Begrijpelijkerwijs had Huff stappen ondernomen om zo snel mogelijk een huiszoekingsbevel te krijgen. Hij had de officier van justitie gebeld en mondeling toestemming gekregen, maar hij moest tot de volgende ochtend wachten op het ondertekende bevel, wat hij niet had gedaan.
Bang dat de verdachte alle nog aanwezige bewijzen zou vernietigen, had Huff de huiszoeking uitgevoerd. In plaats van een kopie van het bevel in de woning achter te laten, zoals hij had moeten doen, bracht hij die pas de volgende ochtend langs. De verdachte wist niet dat daar iets mis mee was, dus bleef het onopgemerkt, totdat de moeder van de verdachte naar voren had gebracht dat de rechercheur de volgende ochtend was teruggekomen naar de woning. Daarop verzocht de verdediging om het bewijs dat tijdens de illegale huiszoeking was verzameld te schrappen uit het dossier. Zonder die bewijzen bleef er van de sterke zaak van de aanklager niets meer over, en de rechter zag zich gedwongen tot niet-ontvankelijk verklaren.
Er stond ook een artikel in op de dag nadat het lichaam van Adele was gevonden. Het meisje werd bijna vier weken na haar verdwijning ontdekt door iemand die in de buurt aan het picknicken was. Voorafgaand aan dat bericht las ze enkele artikelen die aan de zoektocht waren gewijd. De eerste keer dat er over Fornier werd geschreven, werd vermeld dat hij oorspronkelijk uit een stadje kwam met de naam Mamou. Waarschijnlijk lag dat ook in Louisiana, want de journalist noemde geen andere staat.
Wat ze ook las, was dat Fornier bij de marine had gezeten, bij de verkenningstroepen, en dat hij na zijn militaire loopbaan naar New Orleans was verhuisd. Daar was hij een zaak begonnen van met de hand gemaakte motorfietsen; al de hightech motoren bouwde hij zelf. Alsof zijn levensverhaal nog niet treurig genoeg was, was hij weduwnaar. Twee jaar voor de vermissing van en moord op zijn dochter, had hij zijn vrouw, Pamela, verloren aan borstkanker.
Gezien Forniers intensieve militaire training was Moreau stom geweest om hem uit te dagen. Maar waarschijnlijk had hij niet beseft met wat voor man hij te maken had. Seksuele delinquenten dachten zelden over iets anders na dan hun eigen verlangens. De kans was groot dat Moreau Adele had gezien, naar haar had verlangd en niet verder had gekeken dan het bevredigen van dat verlangen. Jasmine wist dat de meeste kinderen die gekidnapt werden van te voren werden uitgezocht door hun ontvoerder, meestal via een korte observatie die plaatsvond op een plek waar de dader een legitieme reden had om zich op dat moment op te houden.
In Kimberly’s geval had hun vader hun adres zeer waarschijnlijk op een visitekaartje gekrabbeld, dat aan de bebaarde man gegeven en hem gezegd dat hij maar moest langskomen als hij werk wilde. Jasmine had dat Peter vaker zien doen. In die tijd was haar vader zich niet bewust geweest van de gevaren, en zover ze wist, had hij zelfs nooit aan die mogelijkheid gedacht. Destijds was het een vriendelijke open man geweest met een groot hart.
Een hart dat vervolgens was gebroken en gevuld met schuld, bitterheid en spijt.
‘We sluiten over tien minuten, madam.’
Opschrikkend van de zachte stem van de bibliothecaris, draaide ze zich naar hem om. Doordat haar gedachten zo op dood en kwaad waren gericht, deden zijn smalle schouders en bleke gezicht haar denken aan de bibliothecaris-vampier uit een thriller die ze had gelezen.
Na een lichte huivering en een diepe zucht, lukte het haar om te knikken. ‘Ik ga,’ zei ze. Er was hier verder toch niets te vinden dan het deprimerende verhaal van een man die, net als zij, de meeste dingen was kwijtgeraakt die het leven de moeite waard maakten.
Voordat ze opstond, wierp ze nog een laatste blik op de films die ze had bekeken. En op dat moment zag ze het. Het was een artikel dat ze op de een of andere manier over het hoofd had gezien, terwijl ze de koppen na was gegaan op zoek naar informatie over Romain Fornier.
‘Man schrijft naam van slachtoffer met bloed,’ luidde de kop van het artikel. Ze las het gehaast, ongeduldig, zich ondertussen heel erg bewust van het belang van dit bericht.
De meeste mensen kennen de naam Adele Fornier. We hebben de foto’s gezien op de televisie. We hebben naar haar gezocht, van haar gehouden, ook al zijn we vreemden. En nu rouwen we om haar. Toen ze meer dan drie weken geleden uit haar eigen straat verdween zonder een spoor achter te laten, hoopten we nog dat ze veilig bij haar vader zou terugkeren. In plaats daarvan werd op 2 maart haar lichaam gevonden in de toiletgelegenheid van een park.
Er stond nog meer, maar dat was een herhaling van wat ze al had gelezen. Haastig liet ze haar ogen over de tekst gaan tot ze bij de laatste alinea was:
Het misdrijf bevat nog diverse elementen die we niet kennen. De politie houdt veel gegevens achter, om de kans zo groot mogelijk te houden de moord op te lossen. De vader heeft ook om terughoudendheid gevraagd. Maar volgens de man die haar lichaam heeft gevonden, is er een gruwelijk detail dat hij nooit meer zal vergeten: de naam van het meisje stond op de muur boven haar lichaam geschreven… met haar eigen bloed.
Starend naar die laatste zin, voelde ze haar nekhaartjes recht overeind gaan staan, maar haar verstand verwierp direct wat ze zojuist had gelezen. Schrijven met bloed was wat forensisch psychologen een handtekening noemden – een toevoeging van de hand van de moordenaar aan een misdrijf – en die was net zo uniek voor een dader als de keuze van een slachtoffer of de manier waarop hij doodde. Zou het mogelijk zijn dat de ontvoerder van Kimberly en deze man, deze Francis Moreau, dezelfde handtekening hadden?
Dat moest haast wel. Francis Moreau was neergeschoten door Fornier, maar de man die haar dat pakje had gestuurd leefde vier of vijf dagen geleden nog…
‘We gaan nu echt sluiten, ma’am. U zult morgen moeten terugkomen.’ Het was de vampier weer, en dit keer klonk zijn stem ongeduldig.
Ze stond op en liep bij hem vandaan. In haar geestestoestand wilde ze geen vreemde dicht bij haar laten komen, al was ze zich wel bewust van het feit dat haar fantasie met haar aan de haal ging. Het enige wat de man wilde, was dat ze wegging, zodat hij naar huis kon. Waarom zou hij er stil bij staan dat voor sommige kinderen kerst niet alleen maar over de kerstman en cadeautjes ging?
Hoe meer ze erover nadacht, des te sterker de behoefte werd om Romain Fornier te spreken.
Na terugkeer van de bibliotheek zocht ze in de lobby van haar hotel drie uur lang op internet naar informatie over hem. Veel vond ze niet, slechts enkele artikelen die ze al had gelezen in de krant in de bibliotheek. Verder bestonden er nog andere Romain Forniers: een musicus, een jetskiër en een tamelijk bekende Franse kunstschilder.
Toch betwijfelde ze of Fornier Louisiana had verlaten. Hij was hier geboren en getogen, was er getrouwd en na zijn militaire dienst teruggekeerd.
Ze deed een poging zijn telefoonnummer te achterhalen, maar er was geen Fornier bekend in Mamou. Dat hoefde niet meteen iets te zeggen. Na alle publiciteit om zijn proces, was het heel waarschijnlijk dat hij een geheim nummer had genomen. Of misschien woonde hij niet alleen. Zelfs als hij er zelf niet woonde, was er misschien familie van hem die haar meer zou kunnen vertellen.
Met behulp van Google kwam ze te weten dat het stadje in juni 2005 vierendertighonderd inwoners telde. Sindsdien was het bewonersaantal waarschijnlijk gedaald, tenzij veel vluchtelingen van de orkaan Mamou hadden uitgekozen als nieuwe woonplaats. Dat zou haar verbazen, want het werkloosheidscijfer was er hoger dan het gemiddelde in de staat Louisiana. Hoe dan ook, in zo’n klein stadje zou zeker iemand Romain Fornier kennen. Gezien de publiciteit rondom hem, was het zelfs aannemelijk dat er geen inwoner was die níét van hem had gehoord.
Het liep inmiddels tegen tienen. De muziek en de stemmen van beneden werden luider. Ze deed haar best om de herrie te negeren, at haar sandwich op en zocht naar een routeplanner om te kijken hoe ze moest rijden. Mamou lag op drie uur en twintig minuten afstand van New Orleans.
Haar vader was nog dichterbij, hoewel hij een andere richting op woonde…
Ze besloot de volgende ochtend een auto te huren en naar Mamou te rijden. De afspraak met de portrettist was toch pas volgende week dinsdag, en ze moest gewoon meer te weten komen over de man die de dochter van Fornier had vermoord, over het onderzoek en hoe dat zich had ontwikkeld. De handelwijze van Moreau zou haar kunnen helpen de psyche van de man met wie ze te maken had te ontraadselen. Of misschien wist Fornier iets wat belangrijk voor haar was.
Maar de orkaan Rita had na Katrina toegeslagen en enkele van de kustplaatsen geheel vernietigd. Ze was er dus niet zeker van hoeveel van Forniers stadje nog bestond. De website had er niets over gemeld.
Ze wachtte tot de receptioniste klaar was met een andere klant en verhief haar stem om boven de muziek uit te komen. ‘Neem me niet kwalijk.’
‘Ja?’ Dit keer stond er geen meisje achter de balie, maar een oudere gezettere vrouw.
‘Weet u iets over het stadje Mamou?’
‘Niet veel. Ik ben er nooit geweest.’
‘U bent getrouwd met Mr. Cabanis, nietwaar?’
‘Ja, dit is een familiebedrijf.’ Ze vouwde haar armen over elkaar en leunde tegen de balie. ‘Bent u van plan om naar Mamou te gaan?’
‘Als het niet te veel schade heeft opgelopen door de orkanen.’
De vrouw liep naar het computerscherm waarop een kaart van de staat te zien was. ‘Ik geloof het niet. De stadjes in het noorden zijn ernstiger getroffen.’
Dat was hoopvol. ‘Weet u waar ik een auto kan huren?’
‘Jazeker, ik kan er een voor u reserveren. Wanneer wilt u hem hebben?’
‘Morgenochtend.’
‘Als u het Cajun-landschap wilt bezichtigen, hoeft u niet zo ver te rijden. Vanuit New Orleans kunt u tours maken naar de moerasgebieden. Hoewel ik niet precies weet wat er dit seizoen wordt aangeboden.’
‘Nee, dank u. Ik word al zenuwachtig bij de gedachte aan moerasland.’ Zelfs de woning van Skye, in de San Joaquim River Delta, lag naar haar smaak te geïsoleerd.
‘Bent u bang dat u wordt opgegeten door een kaaiman?’ vroeg de vrouw lachend.
‘Misschien wel.’ Of erger. Vooral omdat een groot moerasland ideaal was voor het dumpen van een lichaam.
‘Als u ze niet lastigvalt, laten ze u ook met rust,’ redeneerde Mrs. Cabanis, terwijl ze haar vinger langs de bladzijden van de Gele Gids liet glijden.
Kon ze dat ook maar zeggen over menselijke roofdieren, dacht Jasmine. ‘Als ik afstand houd, kan ik ze niet lastigvallen, nietwaar?’
‘Dat is waar. Maar een tour naar het moerasland zou beter zijn dan naar Mamou rijden. Behalve Fred’s Lounge, betwijfel ik of er veel te doen is.’
Tijdens haar zoektocht op internet was ze gestuit op de website van Fred’s Lounge, de beroemde bar die de belangstelling voor de cajunmuziek, -taal en -cultuur nieuw leven had ingeblazen na de Tweede Wereldoorlog. ‘Eerlijk gezegd heb ik geen belangstelling voor de Lounge.’
‘Wat trekt u daar dan wel?’
‘Weet u iets over Romain Fornier?’
Mrs. Cabanis strekte haar hand al uit naar de telefoon, maar aarzelde. ‘O, ik vroeg me al af of u degene was. Mijn man heeft me verteld waarom u in New Orleans bent.’ Haar blik werd ernstig. ‘Het spijt me van uw zuster,’ voegde ze er meelevend aan toe.
‘Dank u. Over Mr. Fornier –’
‘U denkt toch niet dat er een verband is tussen zijn dochter en wat er met uw zuster is gebeurd?’
‘Dat probeer ik juist te achterhalen.’
‘Nou, als ik u was, zou ik me maar niet met hem bemoeien.’
‘Hoezo niet?’
‘Hij mag dan duivels aantrekkelijk zijn, maar hij is ook duivels kwaad en… gevaarlijk.’
‘Waarom denkt u dat?’
‘Ik heb hem op tv gezien.’ Ze bracht de hoorn naar haar oor en toetste het nummer van het autoverhuurbedrijf in. ‘Hem storen zou net zoiets zijn als het lokken van de kaaiman waarvoor u zo bang bent.’
Het leek Jasmine slim om de volgende ochtend eerst bij de politie van New Orleans langs te gaan. Ze wilde melden dat haar zus zestien jaar geleden was ontvoerd en dat Kimberly’s kidnapper haar misschien had meegenomen naar Louisiana. Daarnaast wilde ze informeren naar oude zaken. Misschien werkten ze aan een zaak die verband kon hebben met de man die Kimberly’s armband had opgestuurd.
Het politiebureau op Loyola lag verder van het hotel af dan het autoverhuurbedrijf, dus haalde ze eerst de auto op die Mrs. Cabanis voor haar had gereserveerd. Daarna ging ze langs bij de rechercheafdeling. Maar het bezoek verliep niet zoals ze had gehoopt. Rechercheur Huff was slechts enkele maanden nadat Fornier in de gevangenis was beland vertrokken, en omdat er geen aanwijzingen waren dat de man die het pakje had verstuurd hier een misdrijf had gepleegd, waren de andere rechercheurs niet echt geïnteresseerd in een gesprek met haar.
De twee rechercheurs die de moeite namen om een paar minuten met haar te praten, verzekerden haar dat er de afgelopen maanden geen ontvoeringen hadden plaatsgevonden en dat ze zich geen zaken, opgelost of onopgelost, konden herinneren die op die van Kimberly leken. Ze beloofden haar bij collega’s te informeren en haar te bellen als ze iets te weten kwamen dat waardevol kon zijn. Maar op het moment dat ze wegging, suggereerde een van hen voor de derde keer dat ze contact moest opnemen met de politie in Cleveland en het bewijs dat ze had aan hen moest overdragen. Toen ze uiteindelijk toegaf dat ze dat niet van plan was, haalde hij zijn schouders op.
‘U wilt toch dat de politie u helpt?’ vroeg hij.
Vervolgens liepen beide politiemannen weg, en ze was er zeker van dat ze zich niet meer met de zaak zouden bezighouden. Een oude onopgeloste zaak in Cleveland was hun aandacht niet waard. De verdwijning van haar zus was niet hun probleem.
Maar als de bebaarde man inderdaad in New Orleans woonde, en het briefje dat ze had ontvangen iets te betekenen had, kon dat heel snel veranderen.
Op het moment dat ze in de gehuurde auto stapte, ging haar mobiele telefoon. ‘Hallo?’
‘Jaz? Hoe gaat het?’
Het was Sheridan. ‘Goed, neem ik aan.’
‘Heb je al iets gevonden?’
In gedachten maakte ze haar veiligheidsgordel vast en startte de motor. ‘Niet echt.’
‘En wat ga je nu doen?’
‘Ik blijf zoeken.’
‘Je blijft met de kerstdagen toch niet in New Orleans, hè?’
Even verlangde ze ernaar terug te vliegen naar Sacramento en net te doen alsof haar zus nooit was ontvoerd. Ze had een goed leven opgebouwd in het Westen, had de indruk dat ze een rol kon spelen in het leven van andere slachtoffers, had goede vriendinnen en een thuis. Waarom zou ze dat allemaal op het spel zetten?
Maar het was gewoon onmogelijk om de armband te negeren. Ze kon haar zus niet vergeten. Het opsporen van de bebaarde man was haar enige hoop op rust. En dan…
Wat ze dan zou doen, daarover wilde ze nu niet nadenken. Ze zag steeds voor zich dat ze hem zou neerschieten, net als Fornier had gedaan.
‘Ik denk het wel,’ antwoordde ze uiteindelijk.
‘Maar je kent daar helemaal niemand! Met wie ga je dan kerst vieren?’
Onwillekeurig dacht ze aan alle Kerstmissen die Kimberly ver van huis had meegemaakt. Ergens. In de macht van een gevaarlijke man. Of in een koud graf. Hoe zou haar leven er hebben uitgezien? Zou ze langer dan acht jaar hebben geleefd? ‘Dit is belangrijker voor me dan wat dan ook.’
Nadat ze de aanwijzingen van de routeplanner had bekeken die ze had geprint, reed ze South Broad op, dat al snel overging in Perdido Street. Daarna sloeg ze South White in. Ze moest op de I-10 West terechtkomen die haar honderd kilometer in de richting van Lafayette zou voeren. ‘Ik wil mijn zus naar huis brengen met kerst.’ Zelfs al ging het maar om Kimberly’s lichaam of de wetenschap waar ze was gebleven en wat er met haar was gebeurd.
De stilte die volgde, was vervuld van droefheid. ‘Ik wilde dat ik bij je kon zijn.’
‘Je hebt je ticket naar Wyoming al. Je zusje neemt haar verloofde mee om hem aan je familie voor te stellen. Je moet gaan.’
‘Ja, maar ik vind het vreselijk om te bedenken wat je doormaakt, vooral met de kerstdagen. Dat maakt het zoveel erger.’
‘Zou jij iets anders doen, als je een briefje of een kleinood zou krijgen van de man die Jazon heeft neergeschoten?’
‘Nee.’ Sheridan aarzelde geen moment. ‘Ik zou er alles voor overhebben om terug te kunnen gaan en alles goed te maken. Althans, zo goed mogelijk.’
‘Dan begrijp je het dus.’
‘Daarom maak ik me zorgen. Ik begrijp het maar al te goed. Ik ga mijn bezoek aan thuis afzeggen en kom naar je toe,’ kondigde ze opeens aan. ‘Heb je een huurauto? Kun je me de vierentwintigste van het vliegveld ophalen?’
‘Houd op, Sher,’ zei ze lachend. ‘Je zou het hart van je zus breken. Ga kennismaken met haar man. Ga genieten van je familie. Ik ben de vierentwintigste misschien niet eens meer in New Orleans.’
‘Wat bedoel je daarmee? Ga je je vader opzoeken?’
De hoop die doorklonk in Sheridans stem deed haar pijn. Haar vriendin probeerde haar voortdurend over te halen weer contact op te nemen met haar familie. Sheridan vond het onverdraaglijk dat er niets was uitgesproken en niets was vergeven, en kon niet begrijpen dat de situatie zo beter was. Hoewel Sheridan haar eigen pijn moest dragen, had die pijn niet met haar familie te maken. Ze konden zich om haar bekommeren en haar helpen te vergeten. Jasmines ouders deden haar juist weer aan het drama denken. ‘Nee, ik ga naar Mamou.’
‘Waarheen?’
‘Mamou, wereldwijd de hoofdstad van de cajunmuziek.’
‘Dat klinkt groots.’
Jasmine glimlachte. ‘Vergeleken met andere stadjes in de buurt is het inderdaad groots.’
‘Nou ja, het is tenminste niet het seizoen van de orkanen.’
‘Zie je wel? Je bekijkt het nu tenminste van de vrolijke kant.’
‘Heb je nog iets gehoord van Skye?’
‘Vandaag niet, maar ik heb haar eergisteravond gesproken, nadat mijn vliegtuig was geland. Ik belde om jullie te laten weten dat ik veilig was aangekomen.’
‘Ja, dat heeft ze verteld. Ze zei ook dat ze wilde dat je thuiskwam met kerst.’
‘Ze weet dat ik dit moet doen. En ze heeft David.’
‘Heb ik het nummer van je hotel?’
‘Je hebt het nummer van mijn mobiele telefoon.’
‘Gewoon voor het geval dat.’
‘Ik heb het niet bij me. Maar als het nodig is, kun je het online vinden.’ Ze noemde de naam van het hotel en bereikte vlak daarop de I-10 West.
‘Dank je. Ik neem morgen het vliegtuig naar Wyoming, maar ik bel je zodra ik er ben.’
‘Oké. Prettige kerstdagen.’
‘Ik vind dit echt knudde,’ zei ze, waarna ze de verbinding verbrak.
Toen ze dacht aan het gesprek dat ze had gevoerd met de twee rechercheurs, moest ze haar vriendin gelijk geven. Ze stond er nu praktisch alleen voor. Net als op haar zeventiende, toen ze was gaan zwerven. Maar dit keer liep ze niet weg voor het verleden. Integendeel, ze ging er juist recht op af.