Hoofdstuk 19
Het was hem echt. Er was geen twijfel over mogelijk. Dit was de man die haar zus had ontvoerd.
Jasmine kon geen adem meer halen, niet meer bewegen. Met ogen groot van ontzetting staarde ze naar de foto die tussen alle andere foto’s op de tafel stond. De ontvoerder van Kimberly stond naast Mr. Moreau, dezelfde man die ze op de familiefoto beneden had gezien. Ze waren beiden jaren jonger dan ze nu zouden zijn en droegen petjes. Donkere ogen, die verraderlijk zachtaardig stonden, staarden haar aan. Hij glimlachte precies zo naar de camera als hij op die fatale dag naar haar had geglimlacht in hun woonkamer. Hij had een vriendelijke, angstaanjagend misleidende glimlach, met een arm om de kleinere, steviger Mr. Moreau geslagen.
Zouden het broers zijn? Oom en neef?
Pas op het moment dat ze iemand het huis hoorde betreden, kwam ze in actie. Ze griste de foto van tafel, knipte het licht uit en ging met haar rug achter de deur staan. Ze had te lang gewacht. Nu kon ze niet meer naar buiten komen. De enige uitgang was beneden: via de voor- of achterdeur. Ze hoorde iemand beneden van de woonkamer naar de keuken lopen.
Voorzichtig zette ze de deur op een kier en keek de gang in. Zou ze de voordeur kunnen bereiken? Ze moest iets doen, voordat Phillip of Mrs. Moreau ontdekte dat de achterdeur was beschadigd en ze naar haar op zoek gingen.
Vanuit de andere kamer riep Dustin: ‘Mam?’
‘Ik ben het!’
Het was Phillip, niet Beverly.
‘Waar is mam?’
‘Wat denk je? Op haar werk. Ze komt over een paar uur thuis.’
‘Ik dacht dat ze met kerst geen kinderen zouden hebben.’
‘Het liep anders.’
‘Alle kinderen zouden een thuis hebben. Hoe zit het met de kerstman?’
‘Er is geen kerstman, Dusty. Dat weet je best.’
‘Maar dat weten zij niet. Waar ben je geweest?’
‘Uit.’
‘Kun je boven komen? Het kost me moeite om te schreeuwen.’
‘Zo meteen. Ik heb taart gekocht. Wil je er nu al een stuk van?’
‘Mag ik eerst een pijnstiller?’
‘Ik heb je een injectie gegeven voor ik wegging.’
‘Ik heb meer nodig.’
Het duurde lang voordat er een antwoord kwam. ‘Het spijt me, maar je zult moeten wachten.’
‘Kom op, Phil…’
‘Het is elke avond hetzelfde liedje, Dusty. Je weet wat mam heeft gezegd.’
‘Help me, man!’
‘Doe de tv aan. Zorg dat je wordt afgeleid. Ik kom zo met de taart.’
Ze vroeg zich af of Romain de auto had zien staan. Hoe zou hij reageren op het feit dat ze er niet was? Ze moest hem bereiken, voordat hij in paniek raakte en de politie belde of hier aan de deur kwam. Ze moest hier zo snel mogelijk weg en hopen dat het even zou duren voordat de Moreaus erachter kwamen dat het adresboek en de foto waren verdwenen. De minste bedreiging zou de ontvoerder van Kimberly weer in woede doen ontsteken. En dan zou hij misschien weer een onschuldige vrouw vermoorden die op haar leek.
Maar pas als Phillip naar boven kwam, kon ze iets ondernemen.
‘Dustin?’
Phillips stem was van toon veranderd, en ze hield haar adem in.
‘Wat?’
Inmiddels riepen ze luid naar elkaar om boven het geluid van de tv uit te komen. Dustin had het volume weer flink opgeschroefd.
‘Is er iemand in huis geweest?’
Haar hart bonsde in haar keel.
De televisie werd uitgezet, maar Dustin gaf geen antwoord.
‘Ik vroeg je wat, Dustin.’
Er bewoog iets in de keuken, waarna er een luide vloek klonk en er iets viel.
Phillip stormde de trap op. ‘Iemand heeft de achterdeur geforceerd!’ riep hij, Dustins kamer in rennend. ‘Heb je iets gehoord of gezien?’
‘Ik weet niet waarover je het hebt.’
‘Ze hebben verdorie het ruitje gebroken! Je moet iets hebben gehoord!’
Dustin kreunde alsof de pijn hem te machtig werd. ‘Op dit moment zou iemand mijn kop eraf kunnen slaan en dan zou ik het nog niet merken.’
Er volgde een moment van stilte. ‘Maar je zou het me toch wel vertellen, hè, als je iets had gehoord?’
Er kwam geen antwoord.
‘Dustin! Je zou mam heel veel problemen kunnen bezorgen. Begrijp je dat?’
‘Mam zou moeten worden vrijgelaten. En jij ook.’
‘Praat niet zo. Je weet niet eens wat er gaande is.’
‘Ik weet dat het iets met mij te maken heeft en dat bevalt me niet. Ik ben het zat om die vermoeidheid op haar gezicht te zien, Phil. Ik ben het zat om een last te zijn.’
Ze had dolgraag de rest van het gesprek gevolgd, maar dit was haar kans om weg te komen. Stilletjes sloop ze de gang in, de trap af naar de voordeur. Voorzichtig deed ze de deur open en botste bijna tegen Romain op, die zijn hand net hief om te kloppen. Snel maakte ze hem duidelijk dat hij stil moest zijn, en ze zag de opluchting op zijn gezicht op het moment dat ze de deur achter zich dichtdeed. Daarna pakte ze zijn hand, en renden ze naar de auto.
Romain wilde terug naar Portsville. Jasmine had er geen bezwaar tegen. Hij wilde niet in New Orleans blijven, want hij wist dat ze een veilige plek nodig hadden om bij te komen, te slapen. Maar hij zei nauwelijks een woord tijdens de rit. Jasmine popelde om uit te zoeken wat de voorwerpen die ze uit het huis had meegenomen konden betekenen in verband met de verdwijning van Kimberly en dacht hardop na over de mogelijkheden. Romain kon alleen maar denken aan het moment dat hij bij de auto was gekomen en die leeg had aangetroffen.
Geplaagd door visioenen van Phillip die haar uit de auto sleurde, wurgde en in de kofferbak legde, had hij zich net zo hulpeloos gevoeld als toen Adele werd vermist. Hij had niets kunnen doen. En net als Adele, had Jasmine kunnen sterven, voordat hij zelfs maar een poging had gedaan om haar te redden. En dood was voor altijd.
Hij had overwogen om het huis weer in te gaan om haar te zoeken, maar als hij haar niet had kunnen vinden, had hij niet de politie kunnen bellen. Ze dachten dat hij Francis had doodgeschoten. De autoriteiten zouden het te druk hebben met het beschermen van de rechten van de Moreaus en niets ondernemen tot er bewijzen waren dat Jasmine inderdaad werd vermist. Phillip zou dan alle tijd hebben om zich van haar lichaam te ontdoen.
Zo was het gelukkig niet gegaan, maar het had wel gekund. Het was in ieder geval genoeg geweest om hem te laten beseffen dat hij nooit meer om iemand wilde geven. Om niemand, maar zeker niet om een vrouw die zelf om problemen vroeg.
‘Wat is er?’ vroeg ze uiteindelijk.
‘Wat denk je dat er is?’ beet hij haar toe. ‘Je had niet dat huis binnen moeten gaan. We hadden afgesproken dat je in de auto zou wachten.’
‘Ben je daar nog steeds boos over?’
Alsof het om niets ging! Hij had doodsangsten uitgestaan. Hij stond net op het punt te zeggen dat hij niet voor haar kon zorgen als ze dat niet toeliet, toen hij zich realiseerde dat ze dat ook helemaal niet wilde. Hij was degene die haar wilde beschermen. ‘Ik ben niet boos.’
‘Dat ben je wel. Sinds ons vertrek heb je nog geen twee woorden gesproken.’
‘Wat wil je dat ik zeg?’
‘Je zou me bijvoorbeeld kunnen vertellen waar jij en Dustin het over hebben gehad.’
‘Of misschien kun jij me vertellen waarom je niet in de auto bent gebleven.’
Ze wierp hem een nijdige blik toe. ‘Waarom denk je?’
‘Omdat je roekeloos bent? Omdat je om een of andere duistere reden geen gevaar wilt zien? Omdat je denkt dat je kogelvrij bent en dat alleen anderen iets kan overkomen? Nou, ik kan je verzekeren dat het verdorie wel kan gebeuren! Het is mij overkomen, nietwaar?’
Ze haalde diep adem en legde haar hand op zijn onderarm. ‘Er is me niets overkomen. Ik leef.’
Gegeneerd schudde hij haar hand van zijn arm. ‘Houd op. Je betekent niets voor me. Ik geef om niemand meer. Niet meer.’
Ze wendde haar gezicht af en staarde uit het raam. ‘Ik heb je bang gemaakt en dat spijt me,’ reageerde ze kalm. ‘Dat was niet mijn bedoeling. Maar ik heb het gedaan omdat jij mij eerst bang had gemaakt.’
Hij wilde geen begrip of verklaringen, hij wilde een doelwit. Toen hij een motel langs de kant van de weg zag, trapte hij op de rem en reed de parkeerplaats op.
Met een hand tegen het dashboard en een hand om haar veiligheidsgordel, hield ze zich schrap, maar hij verontschuldigde zich niet. ‘Wat doe je?’ vroeg ze, nog steeds ergerlijk kalm. ‘Waar gaan we heen?’
‘Wé gaan nergens heen. Ik laat je hier achter. Ik zal je het geld geven dat je nodig hebt om uit deze puinhoop te komen, en dat is het dan. Ik wil niets meer met je te maken hebben.’
Eindelijk verscheen er iets van kwaadheid in haar ogen. ‘Waarom? Ik weet dat je om me geeft, ook al wil je dat niet toegeven. Ik zag de opluchting op je gezicht, toen ik het huis uit kwam.’
‘Dat zou ik bij ieder ander ook zijn geweest. Vooral bij iemand die zo stom was om naar binnen te gaan in de wetenschap dat daar ooit een man is vermoord.’
‘Jij bent ook naar binnen gegaan!’
‘Ik kan mezelf verdedigen!’
‘Zoals de dode man in de kelder? Wat doe je tegen kogels?’
Hij kwam tot stilstand, zette de motor uit en wilde uitstappen, maar ze pakte zijn arm.
‘Vertel me eens, Romain, vind je dat je je vrouw in de steek laat omdat je met mij naar bed wilt?’
‘Ik wil niet met je naar bed.’
‘Dat is een leugen. Je vond het fijn. Je wilt meer. En dat knaagt aan je. Je voelt je schuldig dat je kunt doorgaan met leven, liefhebben en genieten, en Pam niet. Maar het is niet jouw schuld dat ze ziek werd en ook niet mijn schuld!’
Het leven was zoveel simpeler als hij niets te verliezen had. Hij had zich aangepast, wist hoe hij de dag moest doorkomen. Dus waarom zou hij iets beginnen met Jasmine? Liefhebben zonder de oude zekerheid dat het lot hem gunstig gezind was, was onbekend terrein geworden. En daar wilde hij zich niet op wagen.
Hij trok zich los, stapte uit en beende naar de receptie. Een slaperige man van middelbare leeftijd gaf hem de sleutel van een kamer. Toen hij terug liep naar de auto, motregende het, maar hij hoefde Jasmine niet aan te moedigen uit te stappen. Ze stond al buiten in de regen, haar haar en kleding vochtig, met haar koffer in de hand.
Hoewel hij de koffer van haar wilde overnemen, weigerde ze, waarna ze haar kamer zochten. Hij deed de deur open, maar ze glipte langs hem heen naar binnen en versperde hem de weg met haar koffer. Nadat ze de sleutel uit zijn hand had gegrist, sloeg ze de deur voor zijn neus dicht.
Allerlei gevoelens bestormden zijn geest. Hij wist dat hij onredelijk was en betreurde wat hij had gedaan, maar hij kon de emoties die ze had losgemaakt niet aan. En dit was de enige manier die hij kende om die emoties uit te bannen. Wat hij nodig had was afzondering. Dat wist hij toen ze hem uit de gevangenis hadden laten gaan en dat wist hij nu.
Hij keerde terug naar zijn auto en reed weg.
Nat en ellendig liet Jasmine zich op het bed vallen, trachtend de tranen tegen te houden die dreigden te komen. Zo’n emotionele reactie was Romain niet waard, en ze kende hem bovendien nauwelijks.
Maar de tranen kwamen desalniettemin. Ze probeerde zich ervan te overtuigen dat ze niet om hem huilde. Ze huilde omdat ze uitgeput was, verward en… zich verloren voelde. Ze voelde zich altijd verloren.
Bibberend trok ze haar vochtige kleren uit en besloot een warme douche te nemen. Ze had een foto van de man die Kimberly had ontvoerd. Een foto, een tastbaar bewijs! Iemand in de kennissenkring van de Moreaus moest deze man kunnen identificeren. Dat was een enorme stap in de goede richting. Eigenlijk zou ze nu dus euforisch moeten zijn in plaats van te treuren om iemand op wie ze helemaal niet zou moeten vallen.
Onder de douche probeerde ze niet aan Romain te denken. En ook niet aan het feit dat het haar niet kon schelen of ze wel of niet de liefde bedreven. Daar ging het niet om. Het enige wat ze wilde, was bij hem zijn.
Romain reed tien minuten, maar iedere kilometer was moeilijker dan de vorige. Hij bleef Jasmine voor zich zien, staand in de regen met haar koffer in haar hand, en vroeg zich af wat er toch mis met hem was. Hoe was het mogelijk dat hij zich zo schofterig had gedragen.
In de gevangenis had hij geleerd kwaad te worden wanneer hij zich bedreigd voelde. Hij kon niet kiezen waartegen hij zich wel of niet wapende, maar moest zich voor alles afsluiten. Jasmine verdiende het niet om zo door hem te worden behandeld.
Bovendien had ze gelijk. Hij verlangde meer dan ooit naar haar. En dat gaf hem het gevoel dat hij ontrouw was, want hij kon zich niet meer de subtiliteiten op Pams gezicht herinneren tijdens de meest intieme momenten, kon niet meer vertrouwen op de absolute toewijding die andere vrouwen slechts tot een vage verleiding hadden gemaakt. Gevoelens waarvan hij had gedacht dat ze nooit zouden veranderen, ontglipten hem. Eerlijk gezegd hunkerde hij ernaar om het te laten gebeuren, om verder te gaan in weerwil van het verlies van zijn vrouw en vervolgens van zijn dochter.
Misschien was het normaal dat een mens door overlevingsdrang uiteindelijk trouw en toewijding niet meer serieus nam, maar desondanks voelde hij zich een slappeling.
Pas toen hij een halfuur van huis was, ging hij langzamer rijden. Hij hield zich voor dat hij niet moest terugkeren. Hij wilde haar immers niet nog eens kwetsen.
Maar hij bleef haar grote ogen voor zich zien, die vol vertrouwen naar hem opkeken terwijl ze onder hem lag. Drie minuten later stopte hij bij een nachtwinkel en kocht een doos condooms.
Na een lange douche droogde Jasmine zich af, om verrast te worden door een klop op de deur. Ze ging achter de deur staan en deed hem zover open als het veiligheidskettinkje toeliet. Tot haar nog grotere verrassing zag ze Romain staan, met zijn handen in zijn jaszakken en zijn kraag opgetrokken tegen de regen.
Ze trok het badlaken dichter om zich heen en ging in het zicht staan. Hij had heel wat meer van haar gezien dan haar blote benen en schouders, en na de manier waarop hij haar had behandeld, vond ze het niet erg om hem te tergen met wat hij niet kon krijgen. ‘Ben je iets vergeten?’
Hij wierp een snelle blik naar de aanzet van haar borsten. ‘Laat je me erin?’
‘Nee. Wat wil je?’
Hij aarzelde, wendde zijn blik af en keek haar vervolgens recht aan. ‘Jou.’
Ze schudde haar hoofd. Ze kon geen ups en downs meer aan. Maar zijn woorden klonken zo oprecht, zo kwetsbaar, dat ze evenmin de deur voor hem dicht kon houden.
Hij moest net zo uitgeput zijn als zij. ‘Je mag in het andere bed slapen,’ deelde ze hem mee, waarna ze het veiligheidskettinkje losmaakte. Maar zodra hij de deur achter zich had gesloten, nam hij haar in zijn armen. Ze wees hem niet af. Zelfs niet toen haar badlaken op de grond viel.
Afgepeigerd zat Beverly in haar kantoortje. Nadat ze Billy en de baby in het doorgangshuis in bed had gelegd, had ze zelf ook een beetje geslapen, maar de zuigeling was al na twee uur wakker geworden en had vervolgens de halve nacht gehuild. Pas tegen de dageraad had Zalinda Sputero haar taak overgenomen.
Zalinda had zelf twee kinderen, die ze meenam naar haar werk. Er was haar verteld dat de kinderen in het doorgangshuis pleegkinderen waren die wachtten op plaatsing in een gezin, en ze scheen te geloven dat ze goed werk verrichtte. Het feit dat Peccavi haar evenals Beverly contant betaalde, had haar ogen moeten openen, maar als Zalinda al vermoedde dat ze te maken had met tuig, verkoos ze geld boven een schoon geweten.
Een geluid bij de deur maakte haar duidelijk dat Phillip haar naar de kamer was gevolgd. Ze hadden net ruzie gehad, omdat hij weer was weggegaan terwijl ze op haar werk was. Keer op keer had ze hem gezegd hoe gevaarlijk het was om Dustin alleen te laten. Dusty had kunnen proberen op te staan en kunnen vallen. Hij had een aanval kunnen krijgen. Hij had naar de pijnstillers kunnen grijpen waar hij altijd en eeuwig om smeekte en een overdosis kunnen nemen. Er kon van alles misgaan. Waarom luisterde Phillip niet?
‘Het spijt me,’ mompelde hij.
Dit was ook al niet nieuw. Hij begreep dat ze onder druk stond en voelde zich schuldig, maar deed desondanks niet wat ze vroeg. Ze betwijfelde of hij haar over de deur had verteld als hij kans had gezien het ruitje te vervangen voordat ze was thuisgekomen. Nu was het gat dichtgeplakt met karton. Ze had het gezien zodra ze de keuken binnen was gelopen.
‘Er is iemand in huis geweest,’ zei ze.
‘Er is niets gebeurd.’ Hij was in de deuropening blijven staan. ‘Dus is er geen reden om zo heftig te reageren.’
Abrupt draaide ze zich naar hem om. ‘Hoe weet je dat er niets is gebeurd?’
‘Er is toch niets weg?’
Voor zover ze wist niet. Het geld dat ze op betaaldag had gekregen was verplaatst, maar er was geen cent weg. Zelfs de tas van Jasmine en andere zaken zaten nog veilig in de kast in haar slaapkamer. ‘Niet dat ik weet, maar –’
‘En niemand heeft Dust lastiggevallen,’ onderbrak hij haar. ‘Vraag het hem maar.’
Normaal gesproken zou ze Phillip hebben gevraagd zachter te praten, maar nu konden ze schreeuwen wat ze wilden, want Dustin hoorde niets. Tegenwoordig sliep hij alleen nog maar nadat ze hem zijn ochtendshot had gegeven, en dat had ze net een kwartier geleden gedaan. De eerstkomende twee uur zou hij in diepe rust verkeren. Het was het enige respijt dat hij kreeg, net als Beverly zelf.
‘Ik weet niet of hij het zich zou herinneren,’ zei ze. ‘Dat hangt van de werking van de medicijnen af.’
‘Hij klonk gisteravond heel samenhangend.’
Ze wist dat Phillip er een hekel aan had om alleen te zijn met Dustin. Hij kon er niet tegen dat zijn broer maar bleef smeken om medicijnen, terwijl hij die niet mocht hebben. Misschien was hij daarom wel vertrokken. Misschien was Dustin te lastig geweest.
‘Maar we moeten het wel aan Peccavi doorgeven,’ zei ze.
‘Waarom? Hij heeft al genoeg zorgen aan zijn hoofd. Het was gewoon een vandaal.’ Hij zweeg even. ‘Je weet hoe de kinderen in de buurt zijn. We zijn de kop-van-jut geworden. Sinds de politie hier is geweest, weet iedereen dat er een lijk in onze kelder lag. Eigenlijk zijn we het plaatselijke griezelhuis.’ Hij lachte alsof die gedachte hem amuseerde, maar ze wist dat hij het vreselijk vond.
Ineens kreeg ze een intens medelijden met haar middelste zoon. Hij was niet ziek zoals Dustin en niet gestoord zoals Francis. Maar als hij bij haar bleef, had hij net zo min de kans op geluk als zij. ‘Kom hier,’ zei ze.
Fronsend keek hij toe, terwijl ze een lade opentrok en er haar geld uithaalde. Ze was een week geleden uitbetaald en had het geld nodig voor de medicijnen van Dustin. Phillip had nooit iets gekregen. Hij verdiende dit.
Ze pakte zijn hand en legde er het geld in.
‘Wat is dit?’ vroeg hij geschokt.
‘Neem dit en wat Peccavi je heeft gegeven voor je eigen werk en ga weg. Ik weet dat het niet veel is, maar ga ergens anders heen, zoek een baan en bouw een ander leven op. En kijk nooit meer terug.’
Al het bloed trok weg uit zijn gezicht. Hij was een gekooid dier dat te lang gevangen was gehouden, hoe hevig hij ook smachtte naar zijn vrijheid. Nu de deur was opengezet, kon hij niet weg. ‘Maar ik kan niet bij je weg! En Dustin dan? Hoe zouden jullie het redden zonder mij?’
Dat wist ze ook niet, maar ineens was dit heel belangrijk voor haar. Belangrijker dan wat ook. Phillip was de enige die ze nog echt had. Ze moest hem de kans op geluk bieden. ‘Ik red me wel. Maar kom alsjeblieft niet terug. Peccavi houdt niet van losse eindjes. Als hij je vindt, vermoordt hij je.’
‘Mam…’
Ze stond op en drukte hem stevig aan haar borst. ‘Ik had niet zo zwaar op je moeten leunen, Phil. Je bent een goed mens, net zo goed als Dusty, maar jij hebt tenminste ook een gezond lijf.’
Zijn ogen liepen vol. ‘Ik denk niet dat ik het overleef, als ik dit doe.’
‘Wel als je het voor mij doet,’ zei ze smekend. ‘Laat er één Moreau zijn die ontkomt.’
‘Maar…’
‘Het is tijd, Phillip.’ Ze streek het haar van zijn voorhoofd, zoals ze altijd had gedaan toen hij nog een kind was en waarschijnlijk in geen twintig jaar meer had gedaan. ‘Het is de hoogste tijd.’
‘Wil je echt dat ik ga?’
Ze glimlachte. ‘Ja.’
Ze bleef in haar kantoortje zitten, terwijl hij zijn spullen pakte. Daarna kwam hij afscheid nemen, maar ze kon niet eens naar hem omkijken. Dat was te pijnlijk. Ze was nu alleen. Ze had haar echtgenoot en haar oudste zoon verloren. Haar jongste lag in de kamer ernaast, bedwelmd door de medicatie. Alleen haar middelste zou ontkomen aan het leven dat de rest van hen had geleefd. Eén was beter dan geen. Peccavi zou Phillip niet in zijn macht houden. Eindelijk zou haar sensibele Phillip kunnen leven, luisterend naar zijn gevoelens en zijn geweten.
Nadat het geluid van zijn auto was weggestorven, sprak Beverly zichzelf toe dat ze moest gaan slapen. Anders zou Dusty vandaag niets aan haar hebben. Misschien dat hij zich goed genoeg zou voelen om een kaartje te leggen. Ze zou hem vertellen dat Phillip een leuke vrouw had ontmoet en was weggelopen om met haar te trouwen. Dustin was een romanticus, en zo’n verhaal zou hem zeker een glimlach ontlokken.
Even overwoog ze of ze Peccavi zou bellen, maar ze besloot dat hij niet hoefde te weten dat er was ingebroken. Bovendien was het beter voor Phillip, als ze voorlopig geen contact met Peccavi had.
Op het moment dat ze de kamer uit wilde lopen, besefte ze dat er iets niet in orde was. De foto van haar echtgenoot die normaal gesproken midden op de tafel stond tussen de andere foto’s ontbrak.
Waar kon die foto zijn? Het was een van haar lievelingsfoto’s. Hij was genomen vlak nadat Milo had besloten vrijwilligerswerk te gaan doen voor het jeugdprogramma van de kerk. Hij stond er samen met Gruber Coen op, zijn eerste ‘project’. Beverly mocht Gruber niet erg. Dat had ze nooit gedaan. Hij was vreemd en bezorgde haar een ongemakkelijk gevoel. Maar dat kon de foto niet verpesten, want haar man stond er op zijn best op. Misschien dat zij werd gedwongen om dingen te doen die ze niet wilde, maar Milo had dat nooit gedaan. Hij had geprobeerd om jongens als Gruber te helpen, om de wereld te verbeteren.
De foto was nergens te vinden.
Opeens bedacht ze dat hij gestolen kon zijn. Niet alleen was Gruber degene die haar na de dood van Milo een baan bij Peccavi had bezorgd, maar hij ontvoerde ook de kinderen die ze verkochten. Althans, degenen die Peccavi niet kocht van wanhopige vrouwen.
Opeens wist ze het! Verbouwereerd liet ze zich op het bed zakken.
Jasmine Stratford zat hen op de hielen.
Gruber zat op de bank, zijn lievelingsplek, met zijn zus naast hem. Hij vond het prettig om haar dicht bij zich te hebben en kon zich niet voorstellen dat hij iets anders met haar zou doen, niet nu. Hoewel hij wist dat ze het wel had moeten zijn, hield hij zich voor dat ze nog niet koud was. Een lichaam bleef niet lang warm. Zo meteen zou ze gaan zwellen en daarna zou ze zo erg gaan stinken, dat hij van haar af moest zien te komen.
Misschien kon hij een manier bedenken waarop hij haar helemaal in kon vriezen. Of misschien kon hij een vinger afsnijden om er een bloederig vaarwel mee te schrijven voor zijn moeder.
De gedachte aan de onschuldige verpleegster die de brief openmaakte en bij de aanblik ervan moest overgeven, deed hem lachen.
‘Wat ben je toch grof!’
Hij schrok van Valeries stem. Had ze echt gesproken of had hij het zich ingebeeld? Het had zo duidelijk geklonken, met precies de juiste dosis minachting.
Het angstzweet brak hem uit. Hij hield zijn wang bij haar mond en voelde geen ademtocht. Ze was dood. Morsdood, maar ze zweeg niet. Ze zou nooit zwijgen. Hoe moest hij in vredesnaam rust krijgen?
Misschien werd het tijd om zich van het lichaam te ontdoen. Het was leuk geweest zolang ze haar mond had gehouden. Ze was zijn grootste trofee tot nu toe. Hij vond het heerlijk om te denken aan haar laatste ogenblikken: het ongeloof dat in haar ogen was geslopen op het moment dat hij haar had gedwongen om te knielen en hem in zijn mond te nemen. Maar ze scheen vastberaden om uiteindelijk te winnen.
Dat kon hij Valerie wel toevertrouwen. Hij kon nooit van haar winnen. Altijd en eeuwig zou ze hem het gevoel geven dat hij niets voorstelde.
Net op het moment dat hij haar van de bank begon te trekken, ging de telefoon. Waarschijnlijk was het weer Valeries man. Gelukkig had ze niet tegen hem gezegd dat ze naar haar broer zou gaan. Steve belde alleen maar omdat hij haar zocht. ‘Heb je iets van je zus gehoord? Bel je me, zodra je iets weet?’
Gruber had ervan genoten te beweren dat hij geen idee had waar ze was. Dat was heel plausibel, want zo vaak zagen ze elkaar niet. Zeker niet sinds ze met Steve was getrouwd. Gruber mocht zijn zwager niet. Hij dacht dat hij beter dan anderen was, omdat hij een academische titel had behaald. Bovendien had hij tijdens hun bruiloft Steve tegen Valerie horen zeggen dat hij haar broer maar een rare snuiter vond.
‘Ik ga dat telefoontje van je stomme echtgenoot niet beantwoorden,’ zei hij tegen haar. Maar hij vreesde dat Steve op een gegeven moment zou langskomen als hij niet opnam, dus liep hij toch maar naar boven.
Hij hoefde zich in ieder geval geen zorgen te maken om haar auto. Die had hij al naar het ziekenhuis gereden waar ze werkte en een bus terug naar huis genomen.
Tegen de tijd dat hij boven was, was het te laat. Maar hij zag dat het niet Steve was die had gebeld, maar Beverly Moreau.
Hij belde haar terug. ‘Ik heb het druk,’ liet hij haar direct weten.
‘Dat kan me niet schelen. Dit moet je weten. Jasmine Stratford is hier geweest.’
Alweer? Kimberly’s zus was vasthoudend. ‘Wat wilde ze?’
‘Haar zus, is het niet?’
Ineens rook hij iets, een geur die hem zo langzamerhand wel vertrouwd was. Verdorie, hij had de hand van de vrouw die hij gisteren had gedood op het aanrecht laten liggen! Hij had hem uit de diepvriezer gehaald om hem Valerie te laten zien, maar was vergeten hem terug te leggen. ‘Daar weet ik niets van.’
‘Was haar zus niet een van onze kinderen?’
Dat was niet de bedoeling geweest. Hij had Kimberly voor zichzelf meegenomen. Pas twee weken nadat hij haar had meegenomen, had hij Peccavi over haar ingelicht. Hij had dringend geld nodig gehad en had besloten om haar aan zijn baas te verkopen. Dat besluit betreurde hij nog steeds. Hij had nooit meer een meisje zoals Kimberly gevonden. Het koppige kreng van Fornier had zeker niet aan haar kunnen tippen. Maar Peccavi’s handel was goed van pas gekomen toen het zo verkeerd was gelopen met Adele. Althans, Francis was goed van pas gekomen als zondebok.
‘Dat houd ik niet bij,’ antwoordde hij nors. Zij zou dat trouwens ook niet moeten doen. Dat was veiliger. Dingen bijhouden, ook al was het maar in gedachten, stond gelijk aan vragen om moeilijkheden. Dat zei Peccavi, en Peccavi had meestal gelijk.
‘Nou, ze is in ieder geval wantrouwig. Ik denk dat ze de foto heeft meegenomen van jou en Milo die ik in mijn kantoortje had staan.’
Van beneden leek het of Valerie weer tot leven was gekomen. ‘Zie je wel? Idioot die je bent!’ riep ze. ‘Het is een kwestie van tijd voor je wordt gepakt. Denk je echt dat je ongestraft kunt blijven doen wat je doet? Denk je dat je mij kunt vermoorden?’
‘Ik doe al zeventien jaar wat ik wil!’ riep hij terug.
‘Wat?’ vroeg Beverly.
‘Ik heb het niet tegen jou,’ snauwde hij. ‘Heb je het aan Peccavi verteld?’
‘Ik kon hem niet bereiken, daarom bel ik jou.’
Wat een opluchting! Maar Valerie scheen het er niet mee eens te zijn. ‘Je verknalt het vast op een of andere manier,’ schreeuwde ze. ‘Dat doe je altijd!’
Waarom hield ze niet haar mond? Misschien kon hij haar het zwijgen opleggen door haar in mootjes te hakken en aan de kaaimannen te voeren in het moerasland. Maar daar had hij geen tijd voor.
‘Ik zorg hier wel voor,’ zei hij tegen Beverly.
‘Echt?’
‘Ja. Dat heeft Peccavi me al gevraagd.’
‘En tot nu toe is het je niet gelukt.’ Dat was Valerie weer.
Gruber kneep zijn ogen dicht. Ze praat niet. Ze leeft niet eens. Luister niet naar haar.
‘Goed zo.’ Beverly klonk opgelucht.
‘Goedenavond,’ zei hij.
‘Goedenavond,’ antwoordde ze, alsof ze verbaasd was dat hij zo beleefd was.
Nadat hij de hoorn had neergelegd, pakte hij zijn autosleutels. Hij zou Valerie wel eens eventjes bewijzen wat hij kon! Weldra zou ze naast Jasmine televisie zitten kijken.