37
De Seoul Metropolitan Police Agency had ook haar dienstbare kant: na zijn ontmoeting met Seung werd Jelle met een patrouillewagen door twee politiemannen tot onder de luifel van de ingang van het Grand Hyatt Hotel gebracht. Met de laptop van Marc in de ene en de Samsonite-aktetas aan de andere hand beende hij naar binnen. De emoties van de afgelopen uren hadden zijn ontkrachte lichaamsfuncties weer geactiveerd. Hij had honger als een paard.
Het hotel beschikte over een vijftal restaurants. Hij koos voor het kleinere Tenkai en trakteerde zichzelf met een ‘all you can eat’ American brunch: appetizers, ham en eieren, kaas, brood, eend- en lamsvlees, fruit en een tiental desserts. Terwijl hij at, stond Marcs laptop voor hem op de tafel. Het was een vreemd gevoel te weten dat sommige van Marcs laatste acties ergens in de mysterieuze diepten van het computergeheugen bewaard gebleven waren. Met een lichte aarzeling drukte hij op de aan-uitknop. Zoals te verwachten verscheen er een venster dat een wachtwoord vroeg. Zonder veel hoop zocht hij in Marcs aktetas naar het klassieke geheugensteuntje. Marc was in niets te doorgronden, behalve dan dat hij in alles nonchalant was, en dus vermoedelijk ook met wachtwoorden. Toen hij na een paar vruchteloze pogingen het serienummer van het slot van de Samsonite ingaf, opende het bureaublad met op de achtergrond een foto. Het was een foto van Laura, gemaakt op het terras van het guesthouse in het Troödosgebergte.
Jelle dronk koffie en staarde lange tijd naar de foto.
Een serveerster kwam langs en vroeg of hij pancakes wilde. Nee, dank je.
Het verbaasde hem dat Laura Marc zo na aan het hart had gelegen. Maar hij had het al eerder vastgesteld: Marc was niet te doorgronden. Met het gevoel of hij grafschennis pleegde, opende hij de map voor de elektronische post. Een van Marcs laatste verrichtingen was een uitwisseling van mails met Laura. Ze vroeg hem naar de datum en het uur van vertrek van Jelle naar Seoel, want door hem te komen uitwuiven wilde ze het goedmaken dat ze niets meer van zich had laten horen. Dan kon ze hem recht in de ogen kijken terwijl ze hem haar situatie toelichtte; dat zou beter overkomen dan door de telefoon.
Marcs antwoord deed hem naar adem happen. ‘Kom nu geen roet in het eten gooien’, schreef hij. ‘We hebben hem binnengehaald om Leysens in zijn zwak te tasten. Als jij weer met hem in bed gaat duiken, verliest hij mogelijk zijn aantrekkingskracht op homofielen. Wacht tenminste tot ik de zaak rond heb.’
Laura's weerwoord was kort: ‘Krijg de klere!’
Die godverdommese Marc.
Hij liep de lijst van ingaande en uitgaande mails langs, maar zag Laura's naam nergens meer opduiken. Wel vond hij in het adresboek haar nieuwe adres: Steenovens 3, Zaamslag.
Het scherm werd donker. De batterij vroeg om meer juice.
Hij sloot af en verliet de ontbijtzaal.
Op zijn kamer sloot hij de laptop aan op het lichtnet. ‘We hebben hem binnengehaald om Leysens in zijn zwak te tasten.’ De zin bleef hem door zijn hoofd spoken. Dat Marc zo laagmenselijk kon zijn, verbaasde hem ternauwernood, maar het ‘we’ was er hem te veel aan. Zou Laura aan zoiets meewerken? Nee, dat geloofde hij niet. Het liefst van al zou hij haar opbellen en het op de man af vragen, maar hij kende haar huidige nummer niet. Hij bestudeerde zijn retourticket. De vluchtdatum was natuurlijk al lang verstreken.
Hij zette de laptop weer aan en begon in de tekstverwerkingsprogramma's de documenten systematisch na te pluizen. Dat was een omslachtig werk. Marc had alle mappen opgeslagen onder nummers, en zonder index moest je iedere map openen om te weten waar hij over handelde. Bij toeval opende hij een directory van Intellipedia. Hij wist dat dit een soort van gegevensbank was waartoe alleen geheim agenten toegang hadden en het verbaasde hem dat Marc toegang had tot het hoogste niveau van de top secret-informatie. Hij noteerde de nummers van de subdirectory's voor later onderzoek. Op het ogenblik was hij alleen geïnteresseerd in de zaak waar hij zelf in verwikkeld was. Na een halfuur willekeurig mappen openen en sluiten, stuitte hij op een map die briefwisseling en rapporten bevatte waardoor veel duidelijk werd.
Alles begon met een verzoek om contact op te nemen met Louis Jaspers, auditor voor KPMG bij Lernout & Hauspie en bij United Fundraising. Het verzoek kwam van Jim Davis van het EBP, een steunorganisatie van de VN die toezicht hield op de gedragsregels en ethische waarden van commerciële organisaties, hulporganisaties en mensenrechtenorganisaties. Louis Jaspers was immers ook – zij het als onbetaald vrijwilliger – auditor geweest voor een groot aantal Vlaamse hulporganisaties.
Marc bevestigde aan Davis zijn ontmoeting met Jaspers en bracht daar verslag over uit. Jaspers zou aanwijzingen hebben dat een van de bestuurders een machinatie in gang had gezet om het bedrijf op de klippen te laten lopen en hun technologie in handen te spelen van een Amerikaans bedrijf dat banden had met de maffia, al dan niet met medewerking van een van de oprichters. De verdachte bestuurder had ook United Fundraising gebruikt als springplank naar de top van een overkoepelende organisatie van het Belgische charitatieve veld. Dat zou gaandeweg leiden tot ongeziene misbruiken en wantoestanden.
Er was afgesproken met Jaspers dat hij, conform de beroepscode voor accountants, zijn bevindingen gedetailleerd zou neerschrijven in een verslag aan KPMG. Zodra Jaspers verslag had uitgebracht, zou Marc contact opnemen met KPMG en – op voorwaarde dat Davis hem er formeel opdracht toe gaf – een eigen onderzoek instellen om meer bewijzen te verzamelen, waarna justitie zou worden ingeschakeld.
De formele opdracht volgde per omgaande.
Maar Jaspers kwam om het leven nog voordat hij verslag had kunnen uitbrengen aan KPMG.
Het verdere verloop bleek uit de gevoerde briefwisseling en interne rapporten.
Marc wilde de opdracht niet laten schieten. Hoewel Jaspers de bestuurder niet bij naam had genoemd, had hij zich op een onbewaakt ogenblik laten ontvallen dat het een politieke tinnegieter was. Dat kon alleen Bert Leysens zijn. Hij kende Leysens en wist dat deze na zijn mislukte carrière als voorzitter van Groen-Links ambities koesterde in de derdewereldorganisaties. Het duurde niet lang voor Marc had uitgevogeld dat Jaspers als vrijwilliger voor dezelfde organisaties werkte. Misschien was hij daar Leysens' vertrouweling geweest en was hij het niet langer eens met diens methoden en wilde hij hem ontmaskeren zonder zichzelf bloot te geven.
Marc besprak zijn verdenkingen met KPMG. Het accountantskantoor was verbijsterd. Aan de ene kant wilden ze niet dat hun goede naam in het gedrang kwam, aan de andere kant konden ze de bestuurder niet aan de kaak stellen zonder gedetailleerdere informatie. Marc kwam met een voorstel. Ze zouden het bedrijf laten doorlichten door een forensisch accountant die hij zou aanbrengen. Om er zeker van te zijn dat hij zijn taak verrichtte zonder vooringenomenheid, zouden ze hem onkundig laten van een mogelijke machinatie door een zogenaamde politieke tinnegieter.
‘We hebben hem binnengehaald om Leysens in zijn zwak te tasten.’
Wat was Marc toch een jezuïet geweest.
Met stomheid geslagen las hij verder. Verbazend hoeveel vertrouwelijke informatie Marc verzameld had over hem en over Bert Leysens en diens relatie tot Katchadourian, Bodenkamp en Sposato. Langzamerhand veranderde het beeld van de vaderlijke, sociaal geëngageerde Bert Leysens in dat van een meedogenloze, op macht beluste peetvader met homofiele trekjes.
En toch bleef er in een achterkamertje van zijn geest nog een zweem van twijfel bestaan. Flarden van het gesprek in de taxi op weg naar de homoclub schoten door zijn hoofd. De suggestie van Leysens dat Marc Deep Throat was en voor de CIA werkte, kon hij makkelijker slikken dan het vernietigende beeld dat Marc had opgehangen van Bert Leysens.
De telefoon ging.
Werktuiglijk nam hij op. ‘Ja?’
‘Hoe is het met de kater?’ De stem van Bert klonk bezorgd.
Jelle was even de kluts kwijt. Hij talmde met zijn antwoord.
‘Jelle?’
‘Euh… Nou ja, beter dan vanmorgen.’
‘Volgende keer een kleinere dosis nemen.’
‘Van wat?’
‘Liefdesdrug, wat dacht je?’
‘Hoor eens, Bert. Het was niet mijn bedoeling om…’
‘Maakt niet uit, man. Je hebt de test schitterend doorstaan.’
‘Welke test?’ vroeg Jelle op zijn hoede.
‘De oemmatest. Je weet toch nog dat we samen de nacht hebben doorgebracht?’
‘Ik, euh…’
‘De homoclub. Komaan, denk na. Ons gesprek over saamhorigheid onder homo's.’
Langzamerhand reikten de herinneringen tot in de club zelf. ‘Het buisje’, fluisterde hij. ‘Ik had geen flauw idee wat het voor uitwerking zou hebben.’
Leysens lachte smalend. ‘Doe nu niet flauw. Je dacht toch niet dat je mijn consigliere kon worden als het tussen ons niet had geklikt.’
Jelle liep rood aan. ‘Geklikt? Op welk gebied?’
‘In bed, slimmerd. Tijd dat je de waarheid onder ogen ziet. We zijn een homopaar. Voor altijd. Zo gaat dat met homo's. Trouw tot in de dood.’
‘Bert, ik weet niet hoe ik je het moet…’
‘Kop op, ik zal je niet opeten. Luister. Ik heb vanmorgen de Belgische ambassadeur met het hoofd van de Seoul Metropolitan Police Agency laten bellen. Morgen of overmorgen krijg jij je paspoort terug en dan kun je naar huis komen zodra je werk het toelaat.’
‘Ik weet niet of dat wel raadzaam is. Ik ben bang…’
‘Van wat? Dat justitie je zal aanpakken over Lernout & Hauspie? Geen nood. Ik zorg wel dat je buiten schot blijft.’
‘Zal ik niet gedaagd worden in het proces?’
‘Geen denken aan. Bij jou valt immers niets te halen. Dat proces is een honderdjarige oorlog tussen banken en verzekeringsmaatschappijen om de gedupeerde kleine spaarders zand in de ogen te strooien. Kom naar huis zodra het kan. We hebben hier werk aan de winkel.’
‘Welk werk?’
‘Miljoenen incasseren bij de overheid. Ons gat in de markt, weet je nog.’
‘Maar…’
‘Niet zeuren. Ik heb je hier nodig.’ Leysens lachte onderdrukt, een geluid zwanger van dubbelzinnigheid. ‘Bel me op voor je afreist.’
‘Wacht even’, zei Jelle. ‘Ik kom niet…’ Hij begon te schreeuwen. ‘Ik ben het godverdomme spuugzat door jullie gebruikt te worden. Jij, Marc, Matt… Jullie kunnen me allemaal…’
Maar hij schreeuwde de hele tijd tegen een dode lijn.
Alweer.